Overwegingen bij COM(2024)104 - Tijdens de Conferentie over het Energiehandvest namens de EU in te nemen standpunt - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2024)104 - Tijdens de Conferentie over het Energiehandvest namens de EU in te nemen standpunt. |
---|---|
document | COM(2024)104 |
datum | 30 mei 2024 |
(2) Aangezien de overeenkomst sinds de jaren 1990 niet wezenlijk is geactualiseerd, is deze steeds meer achterhaald geraakt.
(3) Overeenkomstig artikel 34 van de overeenkomst neemt de Conferentie over het Energiehandvest teksten van wijzigingen van de overeenkomst aan en keurt zij wijzigingen en technische aanpassingen van de bijlagen bij de overeenkomst goed.
(4) De Conferentie over het Energiehandvest zal de voorgestelde wijzigingen van het Verdrag inzake het Energiehandvest aannemen en haar goedkeuring hechten aan i) de voorgestelde wijzigingen en aanpassingen van de bijlagen bij het Verdrag inzake het Energiehandvest, ii) de voorgestelde aanpassingen van memoranda, verklaringen en besluiten, en iii) het besluit betreffende de inwerkingtreding en voorlopige toepassing van wijzigingen van het Verdrag inzake het Energiehandvest en aanpassingen/wijzigingen van de bijlagen daarbij. Verwacht wordt dat de Conferentie de voorgestelde wijzigingen in de loop van 2024 opnieuw ter goedkeuring zal indienen, hetzij tijdens een vergadering, hetzij via een schriftelijke procedure, naargelang het geval.
(5) Het is passend het standpunt te bepalen dat moet worden ingenomen door de lidstaten die partij zijn bij het Verdrag inzake het Energiehandvest. Dit laat de bevoegdheidsverdeling tussen de Unie en haar lidstaten onverlet.
(6) Tegelijkertijd heeft de Europese Commissie voorstellen ingediend voor besluiten van de Raad betreffende de terugtrekking van de EU en Euratom uit de overeenkomst, die samen met dit voorstel moeten worden aangenomen.
(7) Aangezien de door het Verdrag inzake het Energiehandvest bestreken gebieden grotendeels onder de exclusieve bevoegdheid van de Unie vallen, kunnen de lidstaten geen verdragsluitende partijen bij het Verdrag inzake het Energiehandvest blijven wanneer de Unie zich heeft teruggetrokken, tenzij zij daartoe door de Unie zijn gemachtigd. Zodra de terugtrekking van de Unie uit het Verdrag inzake het Energiehandvest van kracht wordt en bij ontstentenis van een machtiging door de Unie om verdragsluitende partijen te blijven, zullen de lidstaten zich dus binnen een redelijke termijn moeten terugtrekken uit het Verdrag inzake het Energiehandvest.