Overwegingen bij COM(2024)627 -

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

 
dossier COM(2024)627 - .
document COM(2024)627
datum 19 juni 2024
 
(1) Verordening (EU) 2021/241 van het Europees Parlement en de Raad3, waarbij de herstel- en veerkrachtfaciliteit werd ingesteld, is op 19 februari 2021 in werking getreden. De herstel- en veerkrachtfaciliteit biedt de lidstaten financiële ondersteuning voor de uitvoering van hervormingen en investeringen, die worden gerealiseerd met budgettaire stimulansen door de EU. In overeenstemming met de prioriteiten van het Europees Semester draagt zij bij tot het economisch en sociaal herstel en de uitvoering van duurzame hervormingen en investeringen, met name om de groene en de digitale transitie te bevorderen en de economieën van de lidstaten veerkrachtiger te maken. Zij helpt ook de overheidsfinanciën te versterken en de groei en werkgelegenheid op middellange en lange termijn te stimuleren, de territoriale cohesie binnen de EU te verbeteren en de verdere uitvoering van de Europese pijler van sociale rechten te ondersteunen.

(2) De REPowerEU-verordening4, die op 27 februari 2023 is vastgesteld, heeft tot doel de EU geleidelijk onafhankelijker te maken van de invoer van Russische fossiele brandstoffen. Dit zou moeten bijdragen tot energiezekerheid en de diversificatie van de energievoorziening van de EU en tegelijkertijd het gebruik van hernieuwbare energiebronnen, de opslagcapaciteit voor energie en de energie-efficiëntie vergroten. Zweden heeft een nieuw REPowerEU-hoofdstuk toegevoegd aan zijn nationale herstel- en veerkrachtplan om belangrijke hervormingen en investeringen te financieren die de REPowerEU-doelstellingen helpen verwezenlijken.

(3) Op 16 maart 2023 heeft de Commissie de mededeling “Concurrentievermogen van de EU op lange termijn: blik op de periode na 2030”5 gepubliceerd, als basis voor beleidsbeslissingen en met als doel te werken aan een groeibevorderend regelgevingskader. De mededeling schetst het concurrentievermogen rond negen elkaar versterkende aanjagers. Deze aanjagers zijn onder meer de toegang tot particulier kapitaal, onderzoek en innovatie, onderwijs en vaardigheden, en de eengemaakte markt als de belangrijkste beleidsprioriteiten voor hervormingen en investeringen om de huidige productiviteitsuitdagingen aan te pakken en het concurrentievermogen van de EU en haar lidstaten op lange termijn op te bouwen. Volgend op deze mededeling heeft de Commissie op 14 februari 2024 het jaarverslag over de eengemaakte markt en het concurrentievermogen6 gepubliceerd. In dat verslag worden de sterke punten van en uitdagingen voor de eengemaakte markt van de EU uiteengezet, waarbij de jaarlijkse ontwikkeling van negen vastgestelde factoren voor het concurrentievermogen wordt gevolgd.

(4) Op 21 november 2023 heeft de Commissie haar goedkeuring gehecht aan de jaarlijkse duurzamegroeianalyse 20247 en daarmee de aanzet gegeven tot de cyclus 2024 van het Europees Semester voor coördinatie van het economisch beleid. De Europese Raad heeft op 22 maart 2024 zijn goedkeuring gehecht aan de prioriteiten van de analyse rond de vier dimensies van concurrerende duurzaamheid. Op 21 november 2023 heeft de Commissie op grond van Verordening (EU) nr. 1176/2011 ook het waarschuwingsmechanismeverslag 2024 aangenomen, waarin zij Zweden heeft genoemd als een van de lidstaten die mogelijk door onevenwichtigheden is geraakt of het risico loopt daardoor geraakt te worden, en waarvoor een diepgaande evaluatie nodig zou zijn. De Commissie heeft ook een aanbeveling voor een aanbeveling van de Raad over het economisch beleid van de eurozone goedgekeurd, die de Raad op 12 april 2024 heeft aangenomen, alsook het voorstel voor het gezamenlijk verslag over de werkgelegenheid 2024 waarin de uitvoering van de werkgelegenheidsrichtsnoeren en de beginselen van de Europese pijler van sociale rechten wordt geanalyseerd, dat de Raad op 11 maart 2024 heeft aangenomen.

(5) Op 30 april 2024 is het nieuwe EU-kader voor economische governance in werking getreden. Het kader omvat de nieuwe Verordening (EU) 2024/1263 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de doeltreffende coördinatie van het economisch beleid en het multilaterale begrotingstoezicht en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad. Het bevat ook de gewijzigde Verordening (EG) nr. 1467/97 over de tenuitvoerlegging van de procedure bij buitensporige tekorten en de gewijzigde Richtlijn 2011/85/EU over de begrotingskaders van de lidstaten8. Het nieuwe kader beoogt het houdbaarder maken van de overheidsschuld en duurzame en inclusieve groei door middel van geleidelijke begrotingsconsolidatie en hervormingen en investeringen. Het bevordert de nationale verantwoordelijkheid en heeft een grotere focus op de middellange termijn, in combinatie met een meer doeltreffende en coherente handhaving. Elke lidstaat moet bij de Raad en de Commissie een nationaal budgettair-structureel plan voor de middellange termijn indienen. De nationale budgettair-structurele plannen voor de middellange termijn bevatten de budgettaire, hervormings- en investeringsverbintenissen van een lidstaat, die een planningsperiode van vier of vijf jaar bestrijken, afhankelijk van de normale duur van de nationale zittingsperiode. Het netto-uitgaventraject9 in de nationale budgettair-structurele plannen voor de middellange termijn moet voldoen aan de vereisten van Verordening (EU) 2024/1263, met inbegrip van de vereisten om de overheidsschuld uiterlijk aan het einde van de aanpassingsperiode op een plausibel neerwaarts pad te brengen of te houden, of om op een prudent niveau onder 60 % van het bbp te blijven, en om het overheidstekort op middellange termijn onder de referentiewaarde van 3 % van het bbp te brengen en/of te handhaven. Wanneer een lidstaat zich overeenkomstig de criteria van Verordening (EU) 2024/1263 verbindt tot een relevante reeks hervormingen en investeringen, kan de aanpassingsperiode met ten hoogste drie jaar worden verlengd. Ter ondersteuning van de voorbereiding van die plannen moet de Commissie de lidstaten op [21 juni] 2024 richtsnoeren verstrekken over de inhoud van de plannen en de daaropvolgende jaarlijkse voortgangsverslagen die zij moeten indienen, en zal zij hun overeenkomstig artikel 5 van Verordening (EU) 2024/1263 technische richtsnoeren over de begrotingsaanpassingen toezenden (referentietrajecten en technische informatie indien van toepassing). Lidstaten moeten hun budgettair-structurele plannen voor de middellange termijn uiterlijk op 20 september 2024 indienen, tenzij de lidstaat en de Commissie een redelijke verlenging van de termijn overeenkomen. De lidstaten moeten ervoor zorgen dat hun nationale parlementen hierbij worden betrokken en dat onafhankelijke begrotingsinstellingen, sociale partners en andere nationale belanghebbenden worden geraadpleegd, naargelang het geval.

(6) In 2024 blijft het Europees Semester voor coördinatie van het economisch beleid evolueren in overeenstemming met de uitvoering van de herstel- en veerkrachtfaciliteit. De volledige uitvoering van de herstel- en veerkrachtplannen blijft essentieel voor de verwezenlijking van de beleidsprioriteiten in het kader van het Europees Semester, aangezien de plannen daadwerkelijk helpen bij het aanpakken van alle of een aanzienlijk deel van de problemen die zijn aangehaald in de relevante landspecifieke aanbevelingen die in de afgelopen jaren zijn gedaan. De landspecifieke aanbevelingen 2019, 2020, 2022 en 2023 blijven ook relevant voor herstel- en veerkrachtplannen die worden herzien, bijgewerkt of gewijzigd overeenkomstig de artikelen 14, 18 en 21 van Verordening (EU) 2021/241.

(7) Op 28 mei 2021 heeft Zweden in overeenstemming met artikel 18, lid 1, van Verordening (EU) 2021/241 zijn herstel- en veerkrachtplan ingediend bij de Commissie. Krachtens artikel 19 van Verordening (EU) 2021/241 heeft de Commissie de relevantie, doeltreffendheid, efficiëntie en samenhang van het herstel- en veerkrachtplan beoordeeld overeenkomstig de beoordelingsrichtsnoeren van bijlage V bij die verordening. Op 4 mei 2022 heeft de Raad zijn besluit betreffende de goedkeuring van de beoordeling van het herstel- en veerkrachtplan voor Zweden aangenomen10, dat werd gewijzigd op 9 november 2023 overeenkomstig artikel 11, lid 2, van Verordening (EU) 2021/241 om de maximale financiële bijdrage voor niet-terugbetaalbare financiële steun bij te werken, en het REPowerEU-hoofdstuk op te nemen11. De tranches worden vrijgegeven mits de Commissie overeenkomstig artikel 24, lid 5, van Verordening (EU) 2021/241 besluit dat Zweden de desbetreffende mijlpalen en streefdoelen die in het uitvoeringsbesluit van de Raad zijn vastgelegd, op bevredigende wijze heeft verwezenlijkt. Onder bevredigende verwezenlijking wordt begrepen dat de verwezenlijking van eerdere mijlpalen en streefdoelen niet is teruggedraaid.

(8) Op 26 april 2024 heeft Zweden zijn nationale hervormingsprogramma 2024 en zijn convergentieprogramma 2024 ingediend, overeenkomstig artikel 8, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1466/97. Overeenkomstig artikel 27 van Verordening (EU) 2021/241 weerspiegelt het nationale hervormingsprogramma 2024 ook de halfjaarlijkse verslaglegging van Zweden over de vorderingen bij de verwezenlijking van zijn herstel- en veerkrachtplan.

(9) De Commissie heeft op 19 juni 2024 het landverslag 2024 voor Zweden12 gepubliceerd. Daarin werd de vooruitgang beoordeeld die Zweden heeft geboekt bij de uitvoering van de desbetreffende landspecifieke aanbevelingen die de Raad tussen 2019 en 2023 heeft vastgesteld en werd de balans opgemaakt van de uitvoering door Zweden van het herstel- en veerkrachtplan. Op basis van deze analyse werden in het landverslag lacunes vastgesteld met betrekking tot de uitdagingen die niet of slechts gedeeltelijk worden aangepakt in het herstel- en veerkrachtplan, alsook nieuwe en opkomende uitdagingen. Ook werd de vooruitgang beoordeeld die Zweden heeft geboekt bij de uitvoering van de Europese pijler van sociale rechten en bij de verwezenlijking van de kerndoelen van de EU inzake werkgelegenheid, vaardigheden en armoedebestrijding, alsook bij de verwezenlijking van de duurzameontwikkelingsdoelstellingen van de VN.

(10) De Commissie heeft uit hoofde van artikel 5 van Verordening (EU) nr. 1176/2011 een diepgaande evaluatie uitgevoerd voor Zweden. De belangrijkste bevindingen van de beoordeling door de diensten van de Commissie van macro-economische kwetsbaarheden voor Zweden voor de toepassing van die verordening zijn in maart 2024 gepubliceerd13. Op 19 juni 2024 concludeerde de Commissie dat Zweden wordt geconfronteerd met macro-economische onevenwichtigheden. Zweden heeft met name te maken met kwetsbaarheden in verband met zijn vastgoedmarkt en hoge particuliere schulden, die ondanks enkele recente correcties nog steeds relevant zijn, en er is slechts in beperkte mate beleid gevoerd om deze kwetsbaarheden aan te pakken. Nadat de vastgoedprijzen enkele jaren zijn gestegen, zijn zij sinds eind 2022 aan het dalen. De schuld van de particuliere sector ten opzichte van het bbp is gedaald vanwege de sterke groei van het nominale bbp als gevolg van de hoge inflatie, maar nominaal zijn de schulden toegenomen. De snelle stijging van de rente heeft negatieve invloed gehad op de aflossingskosten van de schulden van huishoudens en commerciële vastgoedbedrijven, heeft de vraag doen dalen, en heeft de vastgoedprijzen aangetast. Het veelvuldig gebruik van variabele rentetarieven en hypotheken met een zeer lange looptijd heeft de financiële balans van huishoudens onder druk gezet, waardoor de aflossingscapaciteit is gedaald en de consumptie is afgenomen, waarmee is bijgedragen tot de recessie van 2023. Tegelijkertijd nam de bouw van nieuwe woningen sterk af. Ondanks recente dalingen worden woningen nog steeds aanzienlijk overgewaardeerd, en lijkt het er ook op dat de prijzen van commercieel vastgoed nog niet volledig zijn aangepast en dat er risico’s bestaan voor de schuldaflossing als de rente hoog blijft en de waarde van vastgoed blijft dalen. De financiële sector is nauw verbonden met de vastgoedsector, maar de sterke prestaties daarvan zouden ervoor moeten zorgen dat de problemen van de vastgoedsector niet doorsijpelen naar de economie in bredere zin. Qua beleid is beperkte vooruitgang geboekt, en als er geen krachtiger actie wordt ondernomen, zullen de vastgestelde kwetsbaarheden blijven bestaan, hetgeen zou kunnen leiden tot een heropleving van de met schulden gefinancierde aankoop van woningen en de overwaardering van woningen. Maatregelen om het woningaanbod te vergroten, zouden deze problemen grotendeels kunnen voorkomen. Daarnaast stimuleert het belastingstelsel nog steeds huiseigenaarschap en de met schulden gefinancierde aankoop van woningen, doordat een aanzienlijk deel van de hypotheekrentebetalingen van de belasting kan worden afgetrokken. De huurmarkt is niet hervormd.

(11) Volgens door Eurostat gevalideerde gegevens14 is het overheidssaldo van Zweden van een overschot 1,2 % van het bbp in 2022 gedaald tot een tekort van 0,6 % in 2023, terwijl de overheidsschuld van 33,2 % van het bbp eind 2022 afnam tot 31,2 % eind 2023.

(12) Op 12 juli 2022 heeft de Raad aanbevolen15 dat Zweden actie onderneemt om er in 2023 voor te zorgen dat de groei van de nationaal gefinancierde primaire lopende uitgaven in overeenstemming is met een algemeen neutrale beleidskoers16, rekening houdend met de aanhoudende tijdelijke en gerichte steun aan huishoudens en bedrijven die het kwetsbaarst zijn voor stijgingen van de energieprijzen, en aan mensen die Oekraïne ontvluchten. Zweden moet klaarstaan om de lopende uitgaven aan te passen aan de veranderende situatie. Zweden is ook aanbevolen te voorzien in meer overheidsinvesteringen voor de groene en de digitale transitie en voor energiezekerheid, met inachtneming van het REPowerEU-initiatief, onder meer door gebruik te maken van de herstel- en veerkrachtfaciliteit en andere Uniefondsen. Volgens de ramingen van de Commissie was de begrotingskoers17 in 2023 grotendeels neutraal, op 0 % van het bbp. De groei van de nationaal gefinancierde primaire lopende uitgaven (ongerekend discretionaire maatregelen aan de ontvangstenzijde) in 2023 heeft een grotendeels neutrale bijdrage aan de begrotingskoers van 0,1 % van het bbp geleverd en was in overeenstemming met de aanbeveling van de Raad. De grotendeels neutrale bijdrage van nationaal gefinancierde primaire lopende uitgaven was toe te schrijven aan de verlaging van de (gerichte en niet-gerichte) noodmaatregelen voor huishoudens en bedrijven in reactie op stijgingen van de energieprijzen (met 0,3 procentpunt van het bbp), waaronder een verlaging van de energiebelasting op brandstoffen. De nationaal gefinancierde investeringen bedroegen 4,9 % van het bbp in 2023, een stijging van 0,2 procentpunten ten opzichte van 2022. Zweden heeft overheidsinvesteringen gedaan in de groene en de digitale transitie en in energiezekerheid, bijvoorbeeld de regelingen “Industry Leap” en “Climate Leap” waarmee klimaatprojecten en emissiearme technologie in industrieën werd gefinancierd, en geïnvesteerd in de uitbreiding van breedband. Zweden heeft nog geen betalingsverzoek in het kader van de herstel- en veerkrachtfaciliteit ingediend.

(13) De belangrijkste prognoses in het convergentieprogramma 2024 kunnen als volgt worden samengevat. Het macro-economische scenario dat aan de begrotingsprognoses ten grondslag ligt, gaat ervan uit dat het reële bbp in 2024 met 0,7 % en in 2025 met 2,5 % zal groeien, terwijl wordt uitgegaan van een KPIF-inflatie (inflatie van de consumentenprijzen exclusief rentekosten) van 2,1 % in 2024 en 1,7 % in 2025. Het overheidstekort zal naar verwachting toenemen tot 1,2 % van het bbp in 2024 en afnemen tot 0,3 % in 2025, terwijl de overheidsschuldquote naar verwachting zal toenemen tot 32,0 % eind 2024 en vervolgens zal afnemen tot 31,4 % eind 2025. Het overheidstekort zal na 2025 naar verwachting in 2026 een overschot van 0,7 % van het bbp bereiken, en in 2027 een overschot van 1,7 %. Het overheidssaldo zal dus volgens de planning gedurende de looptijd van het programma onder de tekortreferentiewaarde van 3 % van het bbp blijven. Naar verwachting zal de algehele overheidsschuldquote na 2025 echter afnemen tot 30,0 % in 2026 en 28,0 % in 2027.

(14) Volgens de voorjaarsprognoses 2024 van de Commissie zal het reële bbp in 2024 met 0,2 % en in 2025 met 2,1 % groeien, met een GICP-inflatie (geharmoniseerd indexcijfer van de consumptieprijzen) van 2,0 % in 2024 en 1,8 % in 2025.

(15) In de voorjaarsprognoses 2024 van de Commissie wordt uitgegaan van een overheidstekort van 1,4 % van het bbp in 2024, onder meer als gevolg van een afnemende groei van de belastingontvangsten en hogere uitgaven, met name aan geïndexeerde pensioenen in de regionale en gemeentelijke subsector, terwijl de overheidsschuldquote zal oplopen tot 32 % eind 2024. Volgens de ramingen van de Commissie zal de begrotingskoers in 2024 expansief zijn, met 0,6 % van het bbp.

(16) Volgens de voorjaarsprognoses 2024 van de Commissie zullen in 2024 uitgaven ten belope van 0,1 % van het bbp worden gefinancierd met niet-terugbetaalbare steun (subsidies) uit de herstel- en veerkrachtfaciliteit, tegenover 0,1 % van het bbp in 2023. Met subsidies van de herstel- en veerkrachtfaciliteit gefinancierde uitgaven zullen hoogwaardige investeringen en productiviteitsverhogende hervormingen mogelijk maken zonder rechtstreekse gevolgen voor het overheidssaldo en de overheidsschuld van Zweden.

(17) Op 14 juli 2023 heeft de Raad Zweden aanbevolen18 in 2024 een gezonde begrotingssituatie te handhaven. Bij het uitvoeren van hun begrotingen voor 2023 en het opstellen van hun begrotingen voor 2024 werden de lidstaten verzocht er rekening mee te houden dat de Commissie aan de Raad zou voorstellen op het tekort gebaseerde buitensporigtekortprocedures in te leiden op basis van de begrotingsresultaten voor 2023. Volgens de voorjaarsprognoses 2024 van de Commissie zal het structurele saldo van Zweden in 2024 uitkomen op 0,0 % van het bbp, vergeleken met 0,1 % in 2023, wat hoger is dan de begrotingsdoelstelling op middellange termijn (een structureel saldo van -1 % van het bbp). Dit is in overeenstemming met wat de Raad heeft aanbevolen.

(18) Bovendien heeft de Raad Zweden aanbevolen om de van kracht zijnde noodsteunmaatregelen voor energie zo snel mogelijk in 2023 en 2024 af te bouwen. De Raad heeft verder aangegeven dat indien nieuwe energieprijsstijgingen nieuwe of voortgezette steunmaatregelen vereisen, Zweden ervoor moet zorgen dat deze gericht zijn op de bescherming van kwetsbare huishoudens en bedrijven, budgettair haalbaar zijn en stimulansen voor energiebesparing blijven bieden. Volgens de voorjaarsprognoses 2024 van de Commissie zullen de netto begrotingskosten19 van de noodsteunmaatregelen voor energie minder dan 0,1 % van het bbp bedragen in 2023, minder dan 0,1 % in 2024 en 0 % in 2025. De verwachting is dat de noodsteunmaatregelen voor energie zo snel mogelijk in 2023 en 2024 zullen worden afgebouwd. Dit is in overeenstemming met wat de Raad heeft aanbevolen.

(19) Daarnaast heeft de Raad Zweden ook aanbevolen nationaal gefinancierde overheidsinvesteringen in stand te houden en te zorgen voor een doeltreffende absorptie van subsidies uit de herstel- en veerkrachtfaciliteit en andere EU-fondsen, met name om de groene en de digitale transitie te bevorderen. Volgens de voorjaarsprognoses 2024 van de Commissie zullen de nationaal gefinancierde overheidsinvesteringen naar verwachting toenemen tot 5,1 % van het bbp in 2024 (tegenover 4,9 % van het bbp in 2023). Dit is in overeenstemming met wat de Raad heeft aanbevolen. De overheidsuitgaven die worden gefinancierd met inkomsten uit EU-fondsen, met inbegrip van subsidies uit de herstel- en veerkrachtfaciliteit, zullen in 2024 naar verwachting stabiel blijven op 0,2 % van het bbp.

(20) Op basis van de op de afsluitdatum van de prognose bekende beleidsmaatregelen en ervan uitgaande dat het beleid niet verandert, wordt in de voorjaarsprognose 2024 van de Commissie uitgegaan van een overheidstekort van 0,9 % van het bbp en een overheidsschuldquote van 31,3 % in 2025, als gevolg van het verwachte economische herstel.

(21) Overeenkomstig artikel 19, lid 3, punt b), van en criterium 2.2 van bijlage V bij Verordening (EU) 2021/241 bevat het herstel- en veerkrachtplan een uitgebreide reeks elkaar versterkende hervormingen en investeringen die uiterlijk in 2026 moeten zijn uitgevoerd. Daarvan wordt verwacht dat zij helpen bij het doeltreffend aanpakken van alle of een aanzienlijk deel van de uitdagingen die in de desbetreffende landspecifieke aanbevelingen (LSA’s) zijn vastgesteld. Om het concurrentievermogen van Zweden op lange termijn te stimuleren door middel van de groene en de digitale transitie, en tegelijkertijd sociale rechtvaardigheid te waarborgen, is het van essentieel belang om binnen deze krappe termijn snel werk te maken van de doeltreffende uitvoering van het plan, met inbegrip van het hoofdstuk over REPowerEU. Om de toezeggingen in het plan uiterlijk in augustus 2026 na te komen, moet Zweden de hervormingen en investeringen aanzienlijk sneller doorvoeren. De systematische betrokkenheid van lokale en regionale autoriteiten, sociale partners, het maatschappelijk middenveld en andere relevante belanghebbenden blijft belangrijk om te zorgen voor een breed draagvlak voor de uitvoering van het herstel- en veerkrachtplan.

(22) Als onderdeel van de tussentijdse evaluatie van de cohesiefondsen moet Zweden overeenkomstig artikel 18 van Verordening (EU) 2021/1060 uiterlijk in maart 2025 elk programma evalueren, en daarbij onder meer rekening houden met de uitdagingen die zijn vermeld in de landspecifieke aanbevelingen van 2024 en met zijn nationale energie- en klimaatplan. Die evaluatie is de basis voor de definitieve toewijzing van de in elk programma opgenomen EU-financiering. Zweden heeft vooruitgang geboekt bij de uitvoering van het cohesiebeleid en de Europese pijler van sociale rechten, maar er blijven uitdagingen bestaan en er blijft sprake van verschillen tussen de hoofdstedelijke regio en de rest van het land. Het is belangrijk de uitvoering van het cohesiebeleid te versnellen, en de in de programma’s overeengekomen prioriteiten zijn nog steeds relevant. Het is van cruciaal belang innovatie te blijven ondersteunen die bijdraagt tot de verdere vergroening van de samenleving, met als ambitie om een klimaatneutrale economie tot stand te brengen, en tegelijkertijd sociaal-economische verschillen tussen regio’s en verschillen tussen stedelijke en niet-stedelijke gebieden te blijven aanpakken. Daarnaast blijft het van cruciaal belang om bij- en omscholing te stimuleren, met bijzondere aandacht voor kwetsbare groepen en vooral mensen met een migratieachtergrond. Zweden zou ook gebruik kunnen maken van het platform voor strategische technologieën voor Europa om investeringen in technologieën ter ondersteuning van de groene transitie te stimuleren. De ontwikkeling en productie van schone en hulpbronnenefficiënte technologieën, waarmee ook de waardeketens worden versterkt en tekorten aan arbeidskrachten en vaardigheden worden aangepakt, is belangrijk voor de duurzaamheid en het concurrentievermogen van Zweedse regio’s en hun kleine tot middelgrote ondernemingen op lange termijn.

(23) Naast de economische en sociale uitdagingen die met het herstel- en veerkrachtplan en andere EU-fondsen worden aangepakt, wordt Zweden geconfronteerd met een aantal extra uitdagingen in verband met: i) achteruitgaande schoolprestaties, vooral van leerlingen uit kansarme sociaal-economische milieus of met een migratieachtergrond; ii) vaardighedenkloven, die het grootst zijn voor mensen uit kansarme sociaal-economische milieus of met een migratieachtergrond, en iii) reductie van de broeikasgasemissies.

(24) Volgens het PISA-onderzoek (“Programme for International Student Assessment”) van 2022 zijn de basisvaardigheden van Zweedse leerlingen sinds 2018 verslechterd. De grootste verslechtering vond plaats op het gebied van wiskunde, waar het percentage onderpresteerders ruim boven de EU-doelstelling lag. Het percentage ondermaatse prestaties nam nog sterker toe voor leerlingen uit kansarme sociaal-economische milieus, en het verschil tussen in Zweden geboren leerlingen en leerlingen met een migratieachtergrond is zeer groot. Bovendien dreigt het aanhoudende tekort aan gekwalificeerde leerkrachten negatieve gevolgen te hebben voor de kwaliteit van het onderwijsstelsel en de prestaties van de leerlingen.

(25) In 2022 had 15 % van alle leerlingen aan het eind van de lagere middelbare school te lage of onvolledige cijfers, waardoor zij niet aan de hogere middelbare school mochten beginnen. Hierbij gaat het vooral om leerlingen uit kansarme sociaal-economische milieus of met een migratieachtergrond, die vaak niet aan de voorwaarden voor toegang tot het hoger middelbaar onderwijs voldoen. Deze groep is ook ondervertegenwoordigd op privéscholen, waar leerlingen gemiddeld betere kansen hebben om in aanmerking te komen voor een vervolgstudie. Aangezien voor de meeste banen in Zweden een diploma hoger middelbaar of hoger onderwijs nodig is, brengt deze kloof in opleidingsniveau ook het risico met zich mee om geen baan te vinden, met negatieve gevolgen voor de integratie.

(26) Er zijn grote verschillen tussen bevolkingsgroepen wat het vaardigheden- en opleidingsniveau betreft. Deze verschillen zijn het duidelijkst voor jongeren die buiten de EU zijn geboren: zij hebben minder vaak hoger middelbaar onderwijs afgerond, hebben minder vaak een baan en volgen minder vaak onderwijs of een opleiding dan jongeren die in Zweden zijn geboren. Dit vermindert hun kansen op werk en vormt een risico voor het vermogen van Zweden om zijn duurzame concurrentievermogen verder te verbeteren. Bovendien verergeren deze vaardigheidskloven het tekort aan arbeidskrachten, vooral in de industrie en de dienstensector, en vormen deze een grote uitdaging voor de ontwikkeling en groene industriële transitie van de noordelijkste delen van het land.

(27) Met het huidige beleid lijkt het onwaarschijnlijk dat Zweden zijn doelstellingen voor 2030 in het kader van het EU-beleid ter vermindering van de broeikasgasemissies zal verwezenlijken. Er zijn nog steeds geen geactualiseerde alomvattende scenario’s voor broeikasgasemissies waarin beleidsveranderingen in 2023 en 2024 zijn opgenomen, aangezien het momenteel beschikbare klimaatactieplan van de regering gericht is op een langere periode tot 2045, zonder kwantitatieve scenario’s voor emissietrajecten voor de periode tot 2030. Verschillende studies van officiële en onafhankelijke instanties lijken echter te bevestigen dat Zweden met het huidige beleid de broeikasgasemissiedoelstellingen van de EU voor 2030 verreweg niet zal halen. Emissiereducties in het wegvervoer zijn van cruciaal belang als Zweden zijn streefcijfers voor 2030 in het kader van het EU-beleid ter vermindering van de broeikasgasemissies wil halen. Het wegvervoer genereert driekwart van de energievraag naar olie- en aardolieproducten, de belangrijkste bron van broeikasgasemissies van fossiele brandstoffen in Zweden.

(28) Hoewel Zweden het hoogste aandeel hernieuwbare energie in het totale energieverbruik van de EU heeft, is er nog veel onbenut potentieel voor hernieuwbare energie. Door dit potentieel te benutten, zou de elektrificatie van industrieën in het zuiden van Zweden kunnen worden voortgezet en zouden groene industriële ontwikkelingen en decarbonisatie in het noorden van Zweden, waarvoor nog veel meer energie moet worden opgewekt, kunnen worden bevorderd. Er zijn nog steeds verschillende obstakels voor de uitbreiding van de productiecapaciteit voor hernieuwbare energie van het land. Dit zou ertoe kunnen leiden dat Zweden de beoogde uitbreiding van zijn capaciteiten voor windenergie met 13 GW en van zonne-energie met 5 GW tussen 2021 en 2030 niet verwezenlijkt. Belemmeringen voor de verlening van vergunningen voor offshore- en onshore-windenergie vormen een van die obstakels. Die belemmeringen vloeien onder meer voort uit inefficiënte vergunningsprocedures en vetorechten van gemeenten en defensieautoriteiten.

(29) In het licht van de diepgaande evaluatie van de Commissie en haar conclusie betreffende het bestaan van onevenwichtigheden zijn de aanbevelingen op grond van artikel 6 van Verordening (EU) nr. 1176/2011 in de onderstaande aanbeveling 1 weergegeven. Het in aanbeveling 1 bedoelde beleid draagt bij tot de aanpak van kwetsbaarheden in verband met de hoge schuldenlast van huishoudens en hoge vastgoedprijzen,

BEVEELT AAN dat Zweden in 2024 en 2025 de volgende actie onderneemt:

1. het budgettair-structureel plan voor de middellange termijn tijdig in te dienen; risico’s in verband met hoge schulden van huishoudens en onevenwichtigheden op de huizenmarkt te verkleinen door de hypotheekrenteaftrek te verlagen en door de periodieke onroerendgoedbelasting te verhogen, en tegelijkertijd passende instrumenten te ontwikkelen om beleid beter te evalueren en gerichter te maken; investeringen in de woningbouw te bevorderen om de meest urgente tekorten terug te dringen, met name door structurele belemmeringen voor woningbouw weg te nemen; de efficiëntie van de huizenmarkt te verbeteren, onder meer door hervormingen op de huurmarkt door te voeren;

2. gezien de langdurige vertragingen, de uitvoering van het herstel- en veerkrachtplan, inclusief het REPowerEU-hoofdstuk, aanzienlijk te versnellen, en ervoor te zorgen dat hervormingen en investeringen uiterlijk in augustus 2026 zijn voltooid; de uitvoering van de cohesiebeleidsprogramma’s te versnellen; in zijn tussentijdse evaluatie de nadruk te blijven leggen op de overeengekomen prioriteiten en rekening te houden met de mogelijkheden die het platform voor strategische technologieën voor Europa biedt om het concurrentievermogen te verbeteren;

3. de onderwijsprestaties te verbeteren, ook van leerlingen uit kansarme sociaal-economische milieus of met een migratieachtergrond, door het aanhoudende tekort aan gekwalificeerde leerkrachten aan te pakken, gelijke toegang tot het onderwijsstelsel te waarborgen en de doorstroom van leerlingen naar het hoger middelbaar onderwijs verder te ondersteunen; de vaardigheden van de beroepsbevolking te ontwikkelen, met name die van mensen uit kansarme sociaal-economische milieus of met een migratieachtergrond, door middel van gerichte beleidsmaatregelen om hun integratie op de arbeidsmarkt te verbeteren;

4. ervoor te zorgen dat de broeikasgasemissiereductiedoelstellingen worden verwezenlijkt, met name door de emissies van het wegvervoer te verminderen en de vergunningsprocedures voor het gebruik van hernieuwbare energiebronnen, en met name offshore- en onshore-windenergie, te versnellen en te stroomlijnen.

Gedaan te Brussel,

Voor de Raad

De voorzitter

1PB L 2024/1263, 30.4.2024, ELI: data.europa.eu/eli/reg/2024/1263/oj.

2PB L 306 van 23.11.2011, blz. 25, ELI: data.europa.eu/eli/reg/2011/1176/oj.

3 Verordening (EU) 2021/241 van het Europees Parlement en de Raad van 12 februari 2021 tot instelling van de herstel- en veerkrachtfaciliteit (PB L 57 van 18.2.2021, blz. 17, ELI: data.europa.eu/eli/reg/2021/241/oj).


4Verordening (EU) 2023/435 van het Europees Parlement en de Raad van 27 februari 2023 tot wijziging van Verordening (EU) 2021/241 wat betreft REPowerEU-hoofdstukken in herstel- en veerkrachtplannen en tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1303/2013, (EU) 2021/1060 en (EU) 2021/1755 en Richtlijn 2003/87/EG (PB L 63 van 28.2.2023, blz. 1, ELI: data.europa.eu/eli/reg/2023/435/oj).

5COM(2023) 168 final.

6COM(2024) 77 final.

7COM(2023) 901 final.

8Verordening (EU) 2024/1264 van de Raad van 29 april 2024 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1467/97 over de bespoediging en verduidelijking van de tenuitvoerlegging van de procedure bij buitensporige tekorten (PB L, 2024/1264, 30.4.2024, ELI: data.europa.eu/eli/reg/2024/1264/oj), en Richtlijn (EU) 2024/1265 van de Raad van 29 april 2024 tot wijziging van Richtlijn 2011/85/EU betreffende voorschriften voor de begrotingskaders van de lidstaten (PB L, 2024/1265, 30.4.2024, ELI: data.europa.eu/eli/dir/2024/1265/oj).

9Netto-uitgaven zoals gedefinieerd in artikel 2 van Verordening (EU) 2024/1263 van de Raad van 29 april 2024 (PB L 2024/1263, 30.4.2024. ELI: data.europa.eu/eli/reg/2024/1263/oj). Netto-uitgaven zijn overheidsuitgaven ongerekend i) rente-uitgaven, ii) discretionaire maatregelen aan de ontvangstenzijde, iii) uitgaven voor programma’s van de Unie die volledig met inkomsten uit Uniefondsen worden gefinancierd, iv) nationale uitgaven voor medefinanciering van door de Unie gefinancierde programma’s, v) cyclische elementen van de uitgaven voor werkloosheidsuitkeringen, en vi) eenmalige en andere tijdelijke maatregelen.

10Uitvoeringsbesluit van de Raad van 4 mei 2022 betreffende de goedkeuring van de beoordeling van het herstel- en veerkrachtplan voor Zweden (ST 7772/2022; ST7772/2022 ADD1).

11Uitvoeringsbesluit van de Raad van 9 november 2023 tot wijziging van het uitvoeringsbesluit van 4 mei 2022 betreffende de goedkeuring van de beoordeling van het herstel- en veerkrachtplan voor Zweden (ST 14474/2023).

12SWD(2024) 627 final.

13SWD(2024) 85 final.

14Eurostat-Euro Indicators, 22.4.2024.

15Aanbeveling van de Raad van 12 juli 2022 over het nationale hervormingsprogramma van Zweden en met een advies van de Raad over het convergentieprogramma 2022 van Zweden (PB C 334 van 1.9.2022, blz. 1).

16Op basis van de voorjaarsprognoses 2024 van de Commissie wordt de potentiële outputgroei van Zweden op middellange termijn in 2023 geraamd op 7,7 % in nominale termen, op basis van de gemiddelde reële potentiële groei over tien jaar en de bbp-deflator van 2023.

17De begrotingskoers wordt gedefinieerd als een maatstaf van de jaarlijkse verandering in de onderliggende begrotingssituatie van de overheid. Die koers heeft tot doel de economische impuls te beoordelen die voortvloeit uit het begrotingsbeleid, zowel dat wat nationaal als dat wat uit de EU-begroting wordt gefinancierd. De begrotingskoers wordt gemeten als het verschil tussen: i) de potentiële groei op middellange termijn, en ii) de verandering in de primaire uitgaven ongerekend de discretionaire maatregelen aan de ontvangstenzijde (en exclusief de tijdelijke COVID-19-crisismaatregelen), maar met inbegrip van uitgaven gefinancierd met niet-terugvorderbare steun (subsidies) uit de herstel- en veerkrachtfaciliteit en andere EU-fondsen. Een negatief (positief) cijfer van deze indicator duidt op een expansief (contractief) begrotingsbeleid.

18Aanbeveling van de Raad over het nationale hervormingsprogramma 2023 van Zweden en met een advies van de Raad over het convergentieprogramma 2023 van Zweden (PB C 312 van 1.9.2023, blz. 252).

19Het cijfer geeft het niveau weer van de jaarlijkse begrotingskosten van die maatregelen, inclusief inkomsten en uitgaven en, in voorkomend geval, exclusief de inkomsten uit belastingen op uitzonderlijke winsten van energieleveranciers.

NL NL