Overwegingen bij COM(2024)459 - - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2024)459 - . |
---|---|
document | COM(2024)459 |
datum | 15 oktober 2024 |
(2) Een gemeenschappelijke gedragslijn is een instrument in het kader van de regeling dat de deelnemers bij wijze van uitzondering in staat stelt af te wijken van de bepalingen van de regeling met betrekking tot een specifieke transactie of in de tijd begrensd voor een onbepaald aantal transacties, bijvoorbeeld met betrekking tot de minimale aanbetaling overeenkomstig artikel 11, punt a), van de regeling.
(3) De deelnemers aan de regeling (“deelnemers”) beslissen via een schriftelijke procedure over gemeenschappelijke gedragslijnen overeenkomstig hoofdstuk IV, afdeling 5, van de regeling. De gemeenschappelijke gedragslijnen kunnen via een schriftelijke procedure worden aanvaard door het stilzwijgen te bewaren, aangezien een deelnemer die het stilzwijgen bewaart, geacht wordt het voorstel voor een gemeenschappelijke gedragslijn te hebben aanvaard. Hetzelfde geldt voor een deelnemer die aangeeft geen standpunt te hebben. Reacties op een voorstel voor een gemeenschappelijke gedragslijn moeten in beginsel binnen twintig kalenderdagen worden ingediend; deze termijn kan met acht kalenderdagen worden verlengd. De korte termijn die is gegeven om te reageren op een voorstel voor een gemeenschappelijke gedragslijn, in combinatie met het feit dat stilzwijgen goedkeuring impliceert, rechtvaardigt de noodzaak van een kaderbesluit overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU.
(4) Het is passend het namens de Unie in te nemen standpunt ten aanzien van gemeenschappelijke gedragslijnen in de schriftelijke procedure door de deelnemers vast te stellen, aangezien de voorgestelde gemeenschappelijke gedragslijnen, zodra deze zijn overeengekomen, krachtens Verordening (EU) nr. 1233/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011 betreffende de toepassing van bepaalde richtsnoeren op het gebied van door de overheid gesteunde exportkredieten en tot intrekking van de Beschikkingen 2001/76/EG en 2001/77/EG van de Raad beslissende invloed kunnen hebben op de inhoud van het recht van de Unie.
(5) Met het oog op de versnelde procedure die in het kader van de regeling is vastgesteld om deze gemeenschappelijke gedragslijn vast te stellen, is het in het belang van de Unie dat dergelijke standpunten snel op EU-niveau worden vastgesteld, zodat de Unie haar rechten uit hoofde van de regeling daadwerkelijk kan uitoefenen. Dit besluit stelt derhalve een efficiënte en versnelde procedure vast voor het bepalen van het standpunt dat namens de Unie moet worden ingenomen ten aanzien van toekomstige, door een deelnemer aan de regeling voorgestelde gemeenschappelijke gedragslijnen inzake de minimale aanbetaling, zolang de gemeenschappelijke gedragslijn horizontaal van aard is en op meer dan één specifieke transactie van toepassing is.
(6) De EU is van mening dat een vrijwel permanente wijziging van de voorwaarden van de aanbetalingsregels van de regeling niet moet worden bereikt door de gemeenschappelijke gedragslijnen steeds opnieuw te verlengen of te vervangen. In plaats daarvan moet een dergelijke aanpassing worden benaderd op basis van overleg tussen de deelnemers. Op basis hiervan wordt in dit besluit bepaald dat de EU als algemene regel toekomstige voorstellen om gebruik te maken van de procedure voor gemeenschappelijke gedragslijnen moet kunnen afwijzen om de flexibiliteit met betrekking tot de aanbetalingsregels in artikel 11, punt a), van de regeling verder uit te breiden.
(7) Indien tijdens de besprekingen in de Groep exportkredieten van de Raad wordt geconcludeerd dat een afwijking van het in dit besluit vastgestelde standpunt passend is, heeft de Commissie altijd de mogelijkheid om een voorstel in te dienen voor een besluit van de Raad tot vaststelling van het namens de Unie in te nemen standpunt als dat afwijkt van het in dit besluit vastgestelde standpunt. Dit besluit doet geen afbreuk aan het recht van de Commissie om, ook op eigen initiatief, een voorstel in te dienen voor een besluit van de Raad tot vaststelling van het namens de Unie in te nemen standpunt als dat afwijkt van het in dit besluit vastgestelde algemene standpunt.
(8) Om ervoor te zorgen dat de Raad het in dit besluit vervatte beleid regelmatig kan evalueren en, in voorkomend geval, kan herzien, en in de geest van loyale samenwerking tussen de instellingen van de Unie, zoals verankerd in artikel 13, lid 2, VEU, kan dit besluit periodiek worden herzien.