Overwegingen bij COM(2024)496 -

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

 
dossier COM(2024)496 - .
document COM(2024)496
datum 21 oktober 2024
 
a name="_Hlk179798954">(1) De recente overstromingen in Midden-, Oost- en Zuid-Europa hebben verwoestende gevolgen gehad voor de bevolking die in deze regio’s woont. In veel steden en dorpen zal een uitgebreide wederopbouw nodig zijn om beschadigde infrastructuur en uitrusting te herstellen. Er zullen onmiddellijk maatregelen nodig zijn om de sociale en economische gevolgen van dergelijke natuurrampen te verzachten. Bovendien hebben mensen onmiddellijk behoefte aan het verloren basismateriaal, en er zal steun voor het behoud van banen nodig zijn om werknemers en zelfstandigen te helpen hun baan gedurende een beperkte periode te behouden in gevallen waarin zij als gevolg van een natuurramp geen toegang hebben tot hun gebruikelijke werkplek. Om de verwoestende gevolgen van natuurrampen voor de volksgezondheid aan te pakken, moet ook aan mensen die op sociaal-economisch vlak niet acuut kwetsbaar zijn toegang tot gezondheidszorg kunnen worden verleend. Er zijn aanwijzingen dat het aantal natuurrampen in de toekomst waarschijnlijk zal toenemen. Daarom is het passend een kader tot stand te brengen dat voorziet in flexibiliteit en financiële steun, en tegelijk het strategische langetermijnkarakter van investeringen in het kader van het cohesiebeleid in stand houdt.

(2) Om de lasten voor de nationale begrotingen van de betrokken lidstaten snel te verlichten en het risico op nieuwe territoriale verschillen te beperken, is doeltreffende steun nodig uit het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling (EFRO) en het Europees Sociaal Fonds Plus (ESF+) voor lidstaten, regio’s, lokale overheden en mensen die zwaar getroffen zijn door dergelijke natuurrampen, naast de middelen die beschikbaar zijn uit het Solidariteitsfonds van de Europese Unie.

(3) Om de door natuurrampen getroffen lidstaten extra flexibiliteit te bieden, moet worden voorzien in een nieuwe specifieke doelstelling onder de doelstelling “investeren in werkgelegenheid en groei” om de financiële steun van het EFRO voor de wederopbouw naar aanleiding van dergelijke rampen te kanaliseren.

(4) Beleidsdoelstelling 2, in het kader waarvan de nieuwe specifieke doelstelling moet worden ingevoerd, ondersteunt rechtstreeks de doelstellingen van de Europese Green Deal3. De EU-strategie voor aanpassing aan de klimaatverandering4 is gericht op de ontwikkeling van aanpassingsmaatregelen om de risico’s van klimaatverandering —meestal in de vorm van rampen, zoals overstromingen, bosbranden of droogten — te beheren. De continuïteit en versterking van geplande investeringen in rampenpreventie en -paraatheid, alsook de aanpassing aan de klimaatverandering, moeten worden gewaarborgd om de gevolgen van de steeds frequentere natuurrampen, met inbegrip van door het klimaat veroorzaakte rampen, te beperken. Inspanningen voor wederopbouw mogen niet ten koste gaan van investeringen in structurele rampenpreventie en -paraatheid op lange termijn. De toepassing van klimaatbestendigheid en het beginsel “geen ernstige afbreuk doen” moet worden gewaarborgd bij investeringen in infrastructuur om de veerkracht van door de Unie gefinancierde infrastructuur te vergroten in het licht van toekomstige, frequentere en ernstige door het klimaat veroorzaakte rampen.

(5) Overeenkomstig het toepassingsgebied van de steun uit het EFRO, zoals vastgesteld in Verordening (EU) 2021/1058 van het Europees Parlement en de Raad5, kan steun voor de wederopbouw na natuurrampen in het kader van de nieuwe specifieke doelstelling betrekking hebben op het herstel van beschadigde of vernietigde infrastructuur, zoals openbare infrastructuur, of veerkrachtige en duurzame investeringen in vaste activa voor bedrijven en uitrusting, indien nodig ook op een andere locatie of onder een vorm die niet identiek is aan de oorspronkelijke vorm. Voorts kan steun worden verleend voor het herstel van natuurgebieden, biodiversiteit en groene infrastructuur, onder meer in Natura 2000-gebieden. Het kan hierbij gaan om passende maatregelen voor herbebossing.

(6) In het kader van de wederopbouw naar aanleiding van natuurrampen moet in het selectieproces prioriteit worden gegeven aan concrete acties die gebaseerd zijn op het “betere wederopbouw”-beginsel. Dat beginsel houdt in dat de herstel-, sanerings- en wederopbouwfasen na een ramp worden gebruikt om de weerbaarheid van gemeenschappen te vergroten door de integratie van maatregelen ter beperking van het risico op rampen, zoals aangegeven in het kader van Sendai voor rampenrisicovermindering 2015-2030. Tegelijkertijd moet ervoor worden gezorgd dat de steun voor de geselecteerde concrete acties evenredig blijft en de beste verhouding vertegenwoordigt tussen het steunbedrag en de doelstelling om rampenbestendigheid te waarborgen. Voorts kan, indien een lidstaat in aanmerking komt voor steun uit het Solidariteitsfonds van de Europese Unie voor de financiering van essentiële concrete acties voor noodhulp en herstel waarmee de staat van de infrastructuur van vóór de natuurramp wordt hersteld, de EFRO-steun op complementaire wijze worden gebruikt om de functionaliteit van de getroffen infrastructuur te verbeteren teneinde de capaciteit, duurzaamheid en weerbaarheid ervan tegen toekomstige natuurrampen te vergroten. In het algemeen moet de EFRO-steun de veerkracht en risicoparaatheid vergroten.

(7) Om te veel betaalde bedragen uit te sluiten, moeten de lidstaten ervoor zorgen dat steun uit het EFRO of het ESF+ niet overlapt met steun uit andere nationale of EU-instrumenten of particuliere verzekeringsregelingen.

(8) Om op de gevolgen van natuurrampen te reageren, moeten de lidstaten via specifieke prioriteiten kunnen voorzien in gerichte, snelle en onmiddellijke hulp om de negatieve sociaal-economische gevolgen van dergelijke rampen te verzachten. Daarnaast moeten de lidstaten, al dan niet in het kader van de specifieke prioriteit, tijdelijke maatregelen ten behoeve van mensen die rechtstreeks door deze rampen zijn getroffen, kunnen ondersteunen in de vorm van voedselhulp en/of fundamentele materiële bijstand, zonder dat begeleidende maatregelen verplicht zijn; en, indien strikt noodzakelijk en gerechtvaardigd, werktijdverkorting voor werknemers en zelfstandigen die getroffen zijn door de gevolgen van natuurrampen om hun baan te behouden, zelfs zonder actieve maatregelen (tenzij deze door het nationale recht worden opgelegd), alsmede maatregelen om toegang tot gezondheidszorg te bieden, ook voor mensen die op sociaal-economisch vlak niet acuut kwetsbaar zijn. Daarom is het passend om voor een beperkte periode te voorzien in flexibiliteit voor deze tijdelijke maatregelen uit hoofde van Verordening (EU) 2021/1057 van het Europees Parlement en de Raad6.

(9) De middelen voor de respons op natuurrampen moeten worden geprogrammeerd in het kader van een specifieke prioriteit met een medefinancieringspercentage van maximaal 100 %. De lidstaten kunnen gebruikmaken van de mogelijkheden om toewijzingen over te dragen tussen fondsen van het cohesiebeleid waarin Verordening (EU) 2021/1060 van het Europees Parlement en de Raad7 voorziet, teneinde de in het kader van deze specifieke prioriteiten beschikbare middelen te verhogen. Zij kunnen ook middelen uit een van de beleidsdoelstellingen opnieuw toewijzen, met inachtneming van de regelgeving.

(10) De totale middelen die in het kader van de specifieke prioriteiten worden geprogrammeerd, moeten worden beperkt tot maximaal 10 % van de initiële totale nationale toewijzing van de lidstaat voor het EFRO, het ESF+ en het Cohesiefonds. Zij kunnen worden geprogrammeerd door middel van een of meer programmawijzigingen en worden aangewend voor een of meer rampen. Het beginsel dat betalingen van de Commissie moeten worden gedaan overeenkomstig de begrotingskredieten en onder voorbehoud van de beschikbaarheid van middelen moet van toepassing blijven.

(11) Om onmiddellijke steun te verlenen voor investeringen voor wederopbouw naar aanleiding van natuurrampen en om de negatieve sociaal-economische gevolgen van dergelijke natuurrampen te verzachten, moet voorzien worden in een extra bedrag aan uitzonderlijke voorfinanciering met betrekking tot de specifieke prioriteiten. De regels die gelden voor die bedragen aan uitzonderlijke voorfinanciering moeten stroken met de regels voor voorfinanciering van Verordening (EU) 2021/1060.

(12) Om de lidstaten in staat te stellen de gevolgen van sinds 1 januari 2024 opgetreden natuurrampen volledig aan te pakken, moet het hun beheerautoriteiten worden toegestaan concrete acties die fysiek zijn voltooid of volledig zijn uitgevoerd voordat de financieringsaanvraag in het kader van het programma bij de beheerautoriteit is ingediend, voor steun te selecteren, op voorwaarde dat de concrete actie een respons vormt op een dergelijke natuurramp.

(13) De Verordeningen (EU) 2021/1058 en (EU) 2021/1057 moeten daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(14) In het licht van de verwoestende gevolgen van de huidige natuurrampen en de urgentie om onmiddellijke steun te verlenen aan lidstaten, wordt het nodig geacht gebruik te maken van de uitzondering op de periode van acht weken genoemd in artikel 4 van Protocol nr. 1 betreffende de rol van de nationale parlementen in de Europese Unie, dat gehecht is aan het Verdrag betreffende de Europese Unie, het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie.

(15) Gezien de urgentie van de situatie met betrekking tot de natuurrampen moet deze verordening in werking treden op de datum van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.