Overwegingen bij COM(2024)497 - Wijziging van Richtlijn 2011/16/EU betreffende de administratieve samenwerking op het gebied van de belastingen - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2024)497 - Wijziging van Richtlijn 2011/16/EU betreffende de administratieve samenwerking op het gebied van de belastingen. |
---|---|
document | COM(2024)497 ![]() |
datum | 28 oktober 2024 |
(2) In artikel 44 van Richtlijn (EU) 2022/2523 van de Raad zijn reeds de regels voor het indienen van aangiften met informatie betreffende de bijheffing vastgesteld, en zijn ook de categorieën inlichtingen die moeten worden gerapporteerd door de multinationale ondernemingen (MNO’s) en de omvangrijke binnenlandse groepen (OBG’s) die onder die richtlijn vallen, in grote lijnen uiteengezet, aangezien de belastingdiensten die aangiften met informatie betreffende de bijheffing nodig hebben om een passende risicobeoordeling uit te voeren, teneinde de juistheid van de belastingverplichting te beoordelen en te controleren of de MNO’s en OBG’s de regels van Richtlijn (EU) 2022/2523 van de Raad correct toepassen.
(3) Daarom is het passend om Richtlijn 2011/16/EU van de Raad9 te wijzigen om nieuwe regels inzake de automatische uitwisseling van inlichtingen vast te stellen teneinde de uitwisseling van inlichtingen met betrekking tot de aangifte met informatie betreffende de bijheffing te vergemakkelijken en daarmee te voorzien in het kader voor de operationele uitvoering van artikel 44 van Richtlijn (EU) 2022/2523 van de Raad. Die regels moeten in overeenstemming zijn met het OESO/G20 IF-akkoord en de OESO-modelvoorschriften.
(4) Die regels moeten de centrale indiening van de aangifte met informatie betreffende de bijheffing mogelijk maken, in plaats van lokale indiening van die aangifte in elk rechtsgebied dat het OESO/G20 IF-akkoord inzake de minimumbelasting van MNO’s uitvoert (uitvoerende rechtsgebieden)10. De belastingdiensten van elk relevant uitvoerend rechtsgebied moeten de benodigde informatie ontvangen in het kader van de aangifte met standaardinformatie.
(5) De lidstaten moeten de nodige maatregelen nemen om van de rapporterende entiteiten van een in de EU gevestigde MNO te verlangen dat zij de aangifte met informatie betreffende de bijheffing indienen binnen de in artikel 44, lid 7, en artikel 51 van Richtlijn (EU) 2022/2523 van de Raad vastgestelde termijnen.
(6) Wanneer een lidstaat van de rapporterende entiteiten aangiften met informatie betreffende de bijheffing ontvangt, moet deze de lidstaten en de ontvangende rechtsgebieden uiterlijk drie maanden na ontvangst de relevante specifieke delen van die aangiften met informatie betreffende de bijheffing meedelen in overeenstemming met de door het OESO/G20 IF goedgekeurde verspreidingsaanpak. Om eventuele vertragingen in het nieuwe uitwisselingssysteem te ondervangen, moet de termijn voor de mededeling van de aangiften in het eerste jaar van toepassing worden verlengd tot zes maanden na de ontvangst.
(7) De lidstaat van de uiteindelijkemoederentiteit van de MNO moet de volledige aangifte met informatie betreffende de bijheffing ontvangen. Aan alle lidstaten die een gekwalificeerde IIR of een gekwalificeerde UTPR of beide hebben uitgevoerd (uitvoerende lidstaten) moet het volledige algemene deel van de aangifte met informatie betreffende de bijheffing worden verstrekt, en aan lidstaten die alleen een gekwalificeerde binnenlandse bijheffing (QDTT) toepassen en waar de groepsentiteiten van de MNO zijn gevestigd, moeten de relevante delen van het algemene deel van de aangifte met informatie betreffende de bijheffing worden verstrekt. Aan de lidstaten met heffingsbevoegdheid op grond van Richtlijn (EU) 2022/2523 van de Raad moeten de specifieke onderdelen over hun rechtsgebied worden verstrekt.
(8) De mededeling van informatie aan de bevoegde autoriteiten van andere lidstaten moet geschieden door middel van het geautomatiseerde standaardformulier dat de Commissie zal ontwikkelen middels een uitvoeringshandeling.
(9) Wanneer bevoegde autoriteiten reden hebben om aan te nemen dat informatie in een aangifte met informatie betreffende de bijheffing moet worden gecorrigeerd, moeten zij elkaar daarvan in kennis stellen. Dergelijke correcties moeten onverwijld worden gedeeld met alle bevoegde autoriteiten waarmee de betreffende informatie moet worden uitgewisseld.
(10) Indien een bevoegde autoriteit een uit hoofde van een kennisgeving van een MNO verwachte uitwisseling niet ontvangt, moet zij de bevoegde autoriteit waarvan werd verwacht dat zij de informatie in de ontbrekende uitwisseling zou verzenden, daarvan in kennis stellen. Die laatste bevoegde autoriteit moet onverwijld de reden voor het niet uitwisselen van de betrokken informatie vaststellen en de bevoegde autoriteit die melding heeft gemaakt van de ontbrekende uitwisseling daarvan binnen een maand in kennis stellen, met inbegrip van de verwachte nieuwe datum voor de uitwisseling. Indien de informatie niet op de nieuwe datum van uitwisseling is ontvangen, moet worden aangenomen dat de centrale indiening niet heeft plaatsgevonden en moet de bevoegde autoriteit die melding heeft gemaakt van de ontbrekende uitwisseling de groepsentiteit van de MNO verplichten tot het indienen van de aangifte met informatie betreffende de bijheffing.
(11) Op grond van artikel 50 van Richtlijn (EU) 2022/2523 van de Raad kunnen lidstaten waar zeer weinig groepen hun hoofdkantoor hebben, ervoor kiezen om de IIR en de UTPR gedurende een beperkte periode niet toe te passen. Die lidstaten mogen de regels voor de uitwisseling van aangiften met informatie betreffende de bijheffing pas gaan toepassen wanneer de keuzeperiode van artikel 50 van Richtlijn (EU) 2022/2523 van de Raad afloopt.
(12) Richtlijn 2011/16/EU van de Raad en bijlage VII daarbij, zoals gewijzigd bij deze richtlijn, moeten worden gelezen in samenhang met Richtlijn (EU) 2022/2523 van de Raad. De termen in Richtlijn 2011/16/EU van de Raad die ook in Richtlijn (EU) 2022/2523 van de Raad worden gebruikt, moeten dezelfde betekenis hebben als die in laatstgenoemde richtlijn. Daarnaast bevat deze richtlijn aanvullende definities die nodig zijn om rekening te houden met verdere internationale ontwikkelingen in het kader van de uitwisseling van inlichtingen op het gebied van belastingen.
(13) OBG’s vallen onder de rapportagevereisten van Richtlijn (EU) 2022/2523 van de Raad en moeten een overzicht geven van de structuur en de belastingverplichtingen voor de hele OBG, ook als het overzicht alleen relevant is voor de belastingdienst in de lidstaat waar de groep is gevestigd. Om de administratieve lasten voor de betrokken lidstaat tot een minimum te beperken en de gelijke behandeling waarin Richtlijn (EU) 2022/2523 van de Raad voorziet te handhaven, moeten OBG’s hun aangiften indienen door middel van het model dat is opgenomen in de bijlage bij deze richtlijn.
(14) Artikel 44, lid 5, van Richtlijn (EU) 2022/2523 van de Raad voorziet in de indiening van de aangifte met informatie betreffende de bijheffing in een standaardmodel. Het OESO/G20 IF heeft een dergelijk standaardmodel11 ontwikkeld, dat de informatie bevat die een belastingdienst nodig heeft om een passende risicobeoordeling te kunnen uitvoeren en om de juistheid van de bijheffing van een groepsentiteit te beoordelen. Het OESO/G20 IF heeft ook instructies12 ontwikkeld voor het indienen van het standaardmodel, die voor MNO’s een nuttige bron van interpretatie zullen vormen om de aangifte met informatie betreffende de bijheffing in te dienen. Daarom is het passend om in een nieuwe bijlage bij Richtlijn 2011/16/EU van de Raad (bijlage VII) een standaardformulier op te nemen, dat in overeenstemming is met het door de OESO/G20 IF ontwikkelde formulier, voor de indiening van de aangifte met informatie betreffende de bijheffing uit hoofde van Richtlijn 2011/16/EU van de Raad, zoals gewijzigd bij deze richtlijn, en Richtlijn (EU) 2022/2523 van de Raad.
(15) Het standaardmodel voor de aangifte met informatie betreffende de bijheffing waarin deze richtlijn voorziet, zorgt ervoor dat de inlichtingen en belastingberekeningen die een MNO in het kader van de aangifte met informatie betreffende de bijheffing moet indienen, voldoende omvattend zijn om belastingdiensten in staat te stellen een passende risicobeoordeling uit te voeren en de juistheid van de belastingschuld van een groepsentiteit uit hoofde van Richtlijn (EU) 2022/2523 van de Raad te beoordelen. Tegelijkertijd wordt getracht te voorkomen dat aan MNO’s onnodige vereisten voor het verzamelen, berekenen en rapporteren van inlichtingen worden opgelegd of dat belastingplichtigen worden blootgesteld aan meerdere, ongecoördineerde verzoeken om nadere inlichtingen in elk uitvoerend rechtsgebied. Een gestandaardiseerde informatieaangifte staat er niet aan in de weg dat een belastingdienst in vervolgverzoeken verzoekt om de ondersteunende inlichtingen die nodig zijn om de naleving van Richtlijn (EU) 2022/2523 van de Raad te controleren overeenkomstig hun nationale recht. Rechtsgebieden moeten echter in het algemeen afzien van het in het kader van hun routinematige belastingaangifte- en betalingsvereisten opleggen van een verplichting om aanvullende gegevenspunten te rapporteren die verder gaan dan de aangifte met informatie betreffende de bijheffing, en dergelijke informatie moet betrekking hebben op bijvoorbeeld de belastingschuld, tijdschema’s en de wijze van betaling of op identificatie van de belastingplichtige en diens contactgegevens, in plaats van op de berekening van de bijheffing van een groepsentiteit.
(16) Om te waarborgen dat het standaardmodel voor de aangifte met informatie betreffende de bijheffing blijft aansluiten op internationale ontwikkelingen, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden gedelegeerd om, indien nodig, overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie handelingen tot wijziging van deel III van bijlage VII bij Richtlijn 2011/16/EU van de Raad vast te stellen. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden passende raadplegingen houdt, onder meer op deskundigenniveau, en dat die raadplegingen worden uitgevoerd in overeenstemming met de beginselen van het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven13. Met name om te zorgen voor gelijke deelname aan de voorbereiding van gedelegeerde handelingen ontvangen het Europees Parlement en de Raad alle documenten op hetzelfde tijdstip als de deskundigen van de lidstaten, en hebben hun deskundigen systematisch toegang tot de vergaderingen van de deskundigengroepen van de Commissie die zich bezighouden met de voorbereiding van de gedelegeerde handelingen.
(17) Daar de doelstelling van deze richtlijn, te weten het kader scheppen voor de operationele uitvoering van Richtlijn (EU) 2022/2523 van de Raad op basis van de gemeenschappelijke aanpak zoals vervat in de OESO-modelregels, niet voldoende door elke lidstaat afzonderlijk kan worden verwezenlijkt, omdat autonoom optreden van de lidstaten het risico van versnippering van de interne markt zou verhogen, maar vanwege de schaal van de hervorming voor mondiale minimumbelastingheffing beter op het niveau van de Unie kan worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze richtlijn niet verder dan nodig is om die doelstelling te verwezenlijken.
(18) Richtlijn 2011/16/EU moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd.