Overwegingen bij COM(2024)506 - - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2024)506 - . |
---|---|
document | COM(2024)506 |
datum | 31 oktober 2024 |
(2) De totale toegestane vangsten (TAC’s) moeten derhalve overeenkomstig artikel 3 van de basisverordening worden vastgesteld op basis van de beschikbare wetenschappelijke adviezen, met inachtneming van zowel de biologische en sociaal-economische aspecten als de verplichting tot billijke behandeling van de visserijsectoren en rekening houdend met de standpunten die kenbaar zijn gemaakt tijdens de raadpleging van de belanghebbenden.
(3) Uit hoofde van artikel 15 van de basisverordening vallen alle bestanden waarvoor vangstbeperkingen gelden, sinds 1 januari 2019 onder de aanlandingsverplichting, hoewel er bepaalde vrijstellingen van toepassing kunnen zijn. Op basis van gezamenlijke aanbevelingen van de lidstaten en krachtens artikel 15 van de basisverordening heeft de Commissie gedelegeerde handelingen vastgesteld met nadere uitvoeringsbepalingen voor de implementering van de aanlandingsverplichting voor bepaalde visserijen.
(4) Bij het vaststellen van de vangstmogelijkheden voor bestanden die onder de aanlandingsverplichting vallen, moet er rekening mee worden gehouden dat teruggooi in principe niet meer is toegestaan. De vangstmogelijkheden moeten derhalve worden gebaseerd op de adviescijfers voor de totale vangsten, zoals aangeleverd door de Internationale Raad voor het onderzoek van de zee (ICES). De hoeveelheden die bij wijze van vrijstelling van de aanlandingsverplichting nog wel mogen worden teruggegooid, moeten in mindering worden gebracht op die adviescijfers voor de totale vangsten. Daarnaast moeten de vangstmogelijkheden voor bestanden waarvoor de ICES alleen aanlandingsadviezen verstrekt, worden vastgesteld op basis van die adviezen.
(5) Bij Verordening (EU) 2018/973 van het Europees Parlement en de Raad34 is een meerjarenplan voor de Noordzee vastgesteld, en bij Verordening (EU) 2019/472 van het Europees Parlement en de Raad35 een meerjarenplan voor de westelijke wateren. In de meerjarenplannen voor de Noordzee en de westelijke wateren zijn streefdoelen en maatregelen vastgesteld voor het langetermijnbeheer van de bestanden die onder die meerjarenplannen vallen. De vangstmogelijkheden voor de in artikel 1, lid 1, van die verordeningen vermelde bestanden (doelbestanden) moeten worden vastgesteld overeenkomstig de bandbreedten van visserijsterftewaarden die de maximale duurzame opbrengst (MDO) opleveren (“FMDO-bandbreedten”) of op een lager niveau, en overeenkomstig de vrijwaringsmaatregelen van die verordeningen. De FMDO-bandbreedten zijn vermeld in de desbetreffende ICES-adviezen. Indien geen degelijke wetenschappelijke informatie beschikbaar is, moeten de vangstmogelijkheden voor doelbestanden of de in artikel 1, lid 4, van die verordeningen bedoelde bestanden (“bijvangstbestanden”) worden vastgesteld conform de voorzorgsbenadering, zoals aangegeven in die verordeningen.
(6) Op grond van artikel 4, lid 6, van het meerjarenplan voor de Noordzee en artikel 4, lid 7, van het meerjarenplan voor de westelijke wateren moeten de vangstmogelijkheden voor de doelbestanden zo worden vastgesteld dat de waarschijnlijkheid dat de biomassa onder het grensreferentiepunt voor biomassa (Blim)36 terechtkomt, minder dan 5 % bedraagt.
(7) Overeenkomstig artikel 7 van het meerjarenplan voor de Noordzee en artikel 8 van het meerjarenplan voor de westelijke wateren moeten, indien uit wetenschappelijk advies blijkt dat de paaibiomassa van een van de doelbestanden: i) lager is dan MDO Btrigger37, herstelmaatregelen worden genomen en moeten met name de vangstmogelijkheden worden vastgesteld op een met de visserijsterfte overeenkomend niveau dat evenredig met de afname van de biomassa wordt verlaagd; en ii) lager is dan Blim, extra herstelmaatregelen worden genomen om ervoor te zorgen dat het bestand snel terugkeert boven een niveau dat de MDO kan opleveren. Meer specifiek kunnen die herstelmaatregelen inhouden dat de gerichte visserij op het bestand in kwestie wordt geschorst en dat de vangstmogelijkheden voor die of andere bestanden in de betrokken visserijen voldoende worden verlaagd.
(8) Voor bepaalde bestanden adviseert de ICES nulvangsten of lage vangsten of voorspelt hij dat een waarschijnlijkheid van minder dan 5 % dat de biomassa onder Blim daalt: i) alleen met lage vangsten kan worden bereikt, ii) alleen met nulvangsten kan worden bereikt, of iii) niet met nulvangsten kan worden bereikt. Als de TAC’s voor die bestanden evenwel op de door de ICES aanbevolen niveaus worden vastgesteld, zou de verplichting tot aanlanding van alle vangsten, inclusief bijvangsten van die bestanden in gemengde visserijen, resulteren in het verschijnsel van “choke species” (knelsoorten of verstikkingssoorten). “Verstikkingssoorten” zijn soorten waarvoor geen quotum beschikbaar is en die ervoor kunnen zorgen dat een of meer vissersvaartuigen de visserij moeten stopzetten, ook al beschikken zij nog over quota voor andere soorten. Op grond van artikel 5, lid 3, van de meerjarenplannen voor de Noordzee en de westelijke wateren en artikel 16, lid 4, van de basisverordening, in samenhang met artikel 2, lid 1 en lid 5, punten c) en f), van die verordening, moeten, om een evenwicht te vinden tussen de instandhouding van de visserijen — in het licht van de mogelijk ernstige sociaal-economische gevolgen als dat niet zou gebeuren — en de noodzaak om een goede biologische toestand van die bestanden te bereiken, rekening houdend met de moeilijkheid om alle bestanden in een gemengde visserij op MDO-niveau te bevissen, voor die bestanden specifieke TAC’s voor bijvangsten worden vastgesteld. Die bijvangst-TAC’s moeten worden vastgesteld op een niveau dat de sterfte bij die bestanden doet afnemen en/of de biomassa ervan stabiel houdt en dat stimulansen biedt om de selectiviteit te verbeteren en bijvangsten van die bestanden te voorkomen. Ter vermindering van de vangsten van bestanden waarvoor bijvangst-TAC’s zijn vastgesteld, moeten de vangstmogelijkheden voor de visserijen waarbij vis uit deze bestanden wordt gevangen, worden vastgesteld op niveaus die de biomassa van kwetsbare bestanden weer op een duurzaam peil helpen brengen.
(9) Om er zoveel mogelijk voor te zorgen dat de vangstmogelijkheden in gemengde visserijen worden benut overeenkomstig artikel 16, lid 2, van de basisverordening, moet een quotumruilsysteem worden opgezet voor lidstaten die geen quotum hebben voor hun onvermijdelijke bijvangsten.
(10) Overeenkomstig artikel 2, lid 2, en artikel 16, lid 4, van de basisverordening moeten voor bestanden die niet onder het meerjarenplan voor de Noordzee of het meerjarenplan voor de westelijke wateren vallen, de vangstmogelijkheden, wanneer adequate wetenschappelijke informatie beschikbaar is, worden vastgesteld in overeenstemming met het MDO-niveau voor de visserijsterfte, en, indien dergelijke informatie niet beschikbaar is, worden vastgesteld in lijn met de voorzorgsbenadering voor het visserijbeheer, zoals gedefinieerd in artikel 4, lid 1, punt 8), van de basisverordening.
(11) Voor bepaalde bestanden blijft het ICES-advies enkele jaren geldig en blijft het ook het beste beschikbare wetenschappelijke advies voor de gehele adviesperiode. In die gevallen moeten jaarlijkse TAC’s voor de gehele adviesperiode worden vastgesteld (“meerjarige TAC’s”). Indien in die periode echter nieuw ICES-advies beschikbaar komt, moet ervoor worden gezorgd dat de meerjarige TAC in overeenstemming blijft met het nieuwe advies. Bovendien moet ervoor worden gezorgd dat de jaarlijkse verlagingen van het adviescijfer voor de totale vangsten die worden toegepast om rekening te houden met vrijstellingen van de aanlandingsverplichting, in overeenstemming blijven met de beschikbare gegevens.
(12) Volgens het ICES-advies voor 2025 zal de biomassa van zeebaars (Dicentrarchus labrax) in de ICES-sectoren 8a en 8b in 2024 naar verwachting verder dalen en onder MDO Btrigger blijven, maar wel boven Blim. Daarom moeten Frankrijk en Spanje overeenkomstig artikel 8, lid 1, van het meerjarenplan voor de westelijke wateren, wanneer zij hun quota voor de commerciële visserij voor dat bestand bepalen, er samen voor zorgen dat de som van de commerciële aanlandingen, commerciële teruggooi, recreatieve aanlandingen en recreatieve teruggooi lager ligt dan de FMDO-puntwaarde38 voor de totale opgeviste hoeveelheden, zoals evenredig verlaagd om rekening te houden met de afname van de biomassa. Om de Commissie in staat te stellen de correcte toepassing van de in de basisverordening en in het meerjarenplan voor de westelijke wateren opgenomen doelstellingen en voorschriften te monitoren, moeten de lidstaten de Commissie informatie over deze quota verstrekken.
(13) De extra maatregelen voor de recreatievisserij op zeebaars in de ICES-sectoren 8a en 8b moeten worden gehandhaafd, gezien de grote impact van die visserij op de biomassa van dat bestand en rekening houdend met de afgenomen biomassa.
(14) Voor bepaalde bestanden adviseert de ICES vangsten net boven een laag niveau. Als de TAC’s voor die bestanden evenwel op die niveaus worden vastgesteld, zou de verplichting tot aanlanding van alle vangsten, inclusief bijvangsten van die bestanden in gemengde visserijen, resulteren in het verschijnsel van “verstikkingssoorten” en in de vroegtijdige sluiting van bepaalde visserijen. Op grond van artikel 5, lid 3, van de meerjarenplannen voor de Noordzee en de westelijke wateren en artikel 16, lid 4, van de basisverordening, in samenhang met artikel 2, lid 1 en lid 5, punten c) en f), van die verordening, moeten, om een evenwicht te vinden tussen de instandhouding van de visserijen — in het licht van de mogelijk ernstige sociaal-economische gevolgen als dat niet zou gebeuren — en de noodzaak om een goede toestand van die bestanden te bereiken, rekening houdend met de moeilijkheid om alle bestanden in een gemengde visserij op MDO-niveau te bevissen, voor die bestanden specifieke TAC’s voor bijvangsten worden vastgesteld. Die bijvangst-TAC’s moeten worden vastgesteld op basis van bewijsmateriaal waaruit blijkt dat de vaststelling van de TAC’s op het door de ICES aanbevolen niveau tot de vroegtijdige sluiting van een of meerdere visserijen zou leiden en mogelijk ernstige sociaal-economische gevolgen zou hebben. Voorts moeten die bijvangst-TAC’s worden vastgesteld op een niveau dat: i) het verschijnsel van “verstikkingssoorten” en de vroegtijdige sluiting van bepaalde visserijen vermindert, ii) de ermee gepaard gaande sociaal-economische gevolgen afzwakt, iii) de visserijsterfte voor die bestanden beperkt en/of ervoor zorgt dat hun biomassa stabiel blijft, en iv) stimulansen biedt om de selectiviteit te verbeteren en bijvangsten van die bestanden te voorkomen.
(15) [Volgens wetenschappelijk advies zijn de recreatieve vangsten van witte koolvis in de ICES-deelgebieden 8, 9 en 10 en de wateren van de Unie van Cecaf 34.1.1 niet verwaarloosbaar. Het is daarom passend de beperkingen voor die recreatievisserij in die gebieden te handhaven. Om de paaigronden te beschermen en vangsten van jonge vissen te beperken, mogen van 1 januari tot en met 30 april in de recreatievisserij geen exemplaren van witte koolvis worden gevangen en gehouden, terwijl voor het resterende deel van het jaar maximaal twee exemplaren kunnen worden toegestaan.]
(16) [De overweging en de desbetreffende bepalingen zullen worden bijgewerkt na de publicatie door de ICES van zijn wetenschappelijk advies voor Europese aal voor 2025.] [In mei 2022 merkte de ICES op dat, ondanks de inspanningen van de lidstaten voor het herstel van Europese aal (Anguilla anguilla), over het geheel genomen geen vooruitgang werd geboekt bij de doelstelling dat in de hele Unie 40 % van de biomassa aan schieraal naar zee moet kunnen ontsnappen, conform artikel 2, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1100/2007 van de Raad39, en dat geen duidelijke sterftepatronen werden waargenomen. In november 2023 adviseerde de ICES opnieuw om, bij toepassing van de voorzorgsbenadering, nulvangsten op te leggen voor Europese aal in alle habitats en in alle levensfasen in het hele natuurlijke verspreidingsgebied, dat het noordoostelijke deel van de Atlantische Oceaan en de Middellandse Zee bestrijkt. Dat advies geldt voor zowel recreatieve als commerciële vangsten en heeft ook betrekking op vangsten van glasalen voor uitzetting en aquacultuur.]
(17) [De overweging en de desbetreffende bepalingen zullen worden bijgewerkt na de publicatie door de ICES van zijn wetenschappelijk advies voor Europese aal voor 2025.] [Bij Verordening (EU) 2023/194 van de Raad40 werd de sluitingsperiode verlengd tot zes maanden voor alle commerciële aalvisserijactiviteiten in de mariene en brakke wateren van de Unie van het noordoostelijke deel van de Atlantische Oceaan. Bij die verordening werd ook een verbod ingesteld op elke recreatievisserij op aal in die wateren. Aangenomen werd dat een sluitingsperiode van zes maanden het bestand beter zou beschermen dan de tot 2022 geïmplementeerde Unie- en nationale maatregelen. Ook werd ervan uitgegaan dat de langere sluitingsperiode zou bijdragen aan de verwezenlijking van de doelstelling van artikel 2, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1100/2007 dat ten minste 40 % van de schieralen naar zee moet kunnen ontsnappen. In Verordening (EU) 2024/257 van de Raad41 werden deze maatregelen gehandhaafd en werd ook verduidelijking gegeven bij de criteria voor de vaststelling van de sluitingsperiode en bij de mogelijke afwijking betreffende de voortzetting van een beperkte visserij op aal tijdens de migratieperiode. Gezien de aanhoudende kritieke toestand van Europese aal is het passend die maatregelen in 2024 te handhaven.]
(18) [De overweging en de desbetreffende bepalingen zullen worden bijgewerkt na de publicatie door de ICES van zijn wetenschappelijk advies voor Europese aal voor 2025.] [Het uitzetten van glasaal is krachtens Verordening (EG) nr. 1100/2007 een instandhoudingsmaatregel en bepaalde lidstaten hebben voor die maatregel gekozen in hun beheersplannen voor aal. Om ervoor te zorgen dat die lidstaten die maatregel kunnen blijven toepassen, kan het nodig zijn glasaal in de mariene en brakke wateren van de Unie in het noordoostelijke deel van de Atlantische Oceaan te vangen op het passende tijdstip van het jaar en mogelijk tijdens hun belangrijkste migratieperiode(n). Daarom kunnen de lidstaten toestaan dat uitsluitend met het oog op uitzetting gedurende vijftig extra dagen tijdens de belangrijkste migratieperiode(n) van glasaal verder op glasaal wordt gevist.]
(19) In zijn advies voor bepaalde bestanden Elasmobranchii (roggen en haaien) beveelt de ICES nulvangsten aan wegens de slechte staat van instandhouding van die bestanden of in die gevallen waar zelfs een beperkte visserijactiviteit een ernstig risico voor de instandhouding met zich kan brengen. Bovendien hebben die soorten Elasmobranchii hoge overlevingskansen wanneer zij worden teruggegooid. Bijgevolg moeten vangsten van die bestanden worden teruggegooid in plaats van aangeland, aangezien teruggooi niet wordt geacht de visserijsterfte ervan aanzienlijk te verhogen en wellicht zelfs goed is voor de instandhouding van die bestanden. Daarom moet de visserij op die soorten worden verboden, want krachtens artikel 15, lid 4, punt a), van de basisverordening geldt de aanlandingsverplichting niet voor soorten waarop niet mag worden gevist. Als die soorten incidenteel worden gevangen, moeten zij ongedeerd worden gelaten en onmiddellijk worden vrijgelaten.
(20) Om de benutting van de vangstmogelijkheden te maximaliseren, is het passend de mogelijkheid te bieden om tussen bepaalde TAC-gebieden met hetzelfde biologische bestand een flexibele regeling toe te passen.
(21) De artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 van de Raad42 voorzien in jaarflexibiliteit voor quota voor bestanden waarvoor zowel voorzorgs-TAC’s als analytische TAC’s gelden. Krachtens artikel 2 van die verordening moet de Raad bij de vaststelling van de TAC’s bepalen voor welke bestanden de artikelen 3 en 4 van die verordening niet gelden, met name op basis van hun biologische toestand. Daarnaast voorziet artikel 15, lid 9, van de basisverordening nog in een andere vorm van jaarflexibiliteit voor alle bestanden die onder de aanlandingsverplichting vallen. Om buitensporige flexibiliteit die de verwezenlijking van de GVB-doelstellingen zou ondermijnen, te voorkomen, mogen de jaarflexibiliteit voor quota op grond van de artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 en de jaarflexibiliteit voor quota op grond van artikel 15, lid 9, van de basisverordening niet cumulatief van toepassing zijn. Tot slot moet de jaarflexibiliteit krachtens artikel 15, lid 9, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 waar nodig worden uitgesloten op basis van de biologische toestand van de bestanden.
(22) Indien een TAC aan slechts één lidstaat wordt toegewezen, is het passend die lidstaat overeenkomstig artikel 2, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) te machtigen om die TAC te bepalen. Een dergelijke machtiging is passend voor zover de lidstaat bij de vaststelling van het TAC-niveau de doelstellingen en voorschriften die in de basisverordening en in de meerjarenplannen voor de Noordzee en de westelijke wateren zijn opgenomen, naleeft. Om de Commissie in staat te stellen de correcte toepassing van de in de basisverordening en in het meerjarenplan voor de Noordzee en de westelijke wateren opgenomen doelstellingen en voorschriften te monitoren, moeten de lidstaten de Commissie informatie over deze TAC’s verstrekken. Daarnaast kan de Commissie het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de visserij (WTECV) verzoeken om die TAC’s te beoordelen, en indien het WTECV oordeelt dat die TAC’s niet voldoen aan de in de basisverordening en in de meerjarenplannen voor de Noordzee en de westelijke wateren opgenomen doelstellingen en voorschriften, moeten de lidstaten de TAC’s herzien in overeenstemming met het advies van het WTECV.
(23) De beperkingen van de visserijinspanning voor tong in het westelijk Kanaal (ICES-sector 7e) moeten worden vastgesteld overeenkomstig artikel 12 van het meerjarenplan voor de westelijke wateren.
(24) De maxima voor de visserijinspanning voor 2025 moeten worden vastgesteld overeenkomstig de artikelen 6, 11, 13 en 16 van Verordening (EU) 2023/2053 van het Europees Parlement en de Raad43.
(25) De in deze verordening vermelde vangstmogelijkheden voor vissersvaartuigen van de Unie moeten worden gebruikt overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad44, en met name de artikelen 33 en 34 van die verordening betreffende de registratie van de vangsten en de visserijinspanning, respectievelijk de melding van gegevens over de uitputting van de vangstmogelijkheden. Derhalve moet worden gepreciseerd welke codes de lidstaten moeten gebruiken wanneer zij bij de Commissie gegevens over aanlandingen van onder deze verordening vallende bestanden indienen.
(26) [De overweging en de desbetreffende bepalingen zullen worden bijgewerkt na de jaarvergadering van de NEAFC.] [De Visserijcommissie voor het noordoostelijke deel van de Atlantische Oceaan (NEAFC) heeft tijdens haar jaarvergadering van 2023 de instandhoudingsmaatregelen voor 2024 voor de twee roodbaarsbestanden (Sebastes mentella), namelijk het ondiep pelagisch en het diep pelagisch bestand, in de Irminger Zee en de aangrenzende wateren bekrachtigd, op grond waarvan gerichte visserij op die bestanden alsook bijtanken en ondersteunende activiteiten verboden zijn. Daarnaast stelde de NEAFC een verbod in op visserijactiviteiten in het gebied waar roodbaarzen samenkomen, teneinde bijvangsten ervan tot een minimum te beperken. Die maatregelen moeten in het recht van de Unie worden geïmplementeerd.]
(27) [De overweging en de desbetreffende bepalingen zullen worden bijgewerkt na de jaarvergadering van de NEAFC.] [Voor makreel (Scomber scombrus), blauwe wijting (Micromesistius poutassou) en Atlantisch-Scandinavische haring (Clupea harengus) in het noordoostelijke deel van de Atlantische Oceaan moet met de kuststaten overleg worden gepleegd over het visserijbeheer voor die bestanden, die ook door de NEAFC worden beheerd. De Unie heeft aan dat overleg deelgenomen op basis van de op 5 oktober 2023 door de Raad goedgekeurde standpunten. Het resultaat van dat overleg is vastgelegd in goedgekeurde notulen voor Atlantisch-Scandinavische haring in het noordoostelijke deel van de Atlantische Oceaan voor 2024, die op 13 oktober 2023 zijn ondertekend, voor blauwe wijting in het noordoostelijke deel van de Atlantische Oceaan voor 2024, die op 18 oktober 2023 zijn ondertekend, en voor makreel in het noordoostelijke deel van de Atlantische Oceaan voor 2024, die ook op 18 oktober 2023 zijn ondertekend. Tijdens haar 42e jaarvergadering in 2023 heeft de NEAFC aanbevelingen aangenomen inzake instandhoudings- en beheersmaatregelen voor Atlantisch-Scandinavische haring en makreel voor 2024. De NEAFC heeft geen aanbeveling inzake instandhoudings- en beheersmaatregelen voor blauwe wijting voor 2024 aangenomen. Het is derhalve passend de TAC’s voor Atlantisch-Scandinavische haring en makreel in het noordoostelijke deel van de Atlantische Oceaan vast te stellen op het niveau van de vangstmogelijkheden die zijn overeengekomen in de goedgekeurde notulen van de respectieve kuststaten en in de NEAFC-aanbevelingen. Het is ook passend de TAC voor blauwe wijting in het noordoostelijke deel van de Atlantische Oceaan vast te stellen op het niveau van de vangstmogelijkheden dat in de goedgekeurde notulen van de kuststaten voor blauwe wijting is vermeld, zulks in overeenstemming met het standpunt van de Unie in de NEAFC.]
(28) [De overweging en de desbetreffende bepalingen zullen worden bijgewerkt na de jaarvergadering van de ICCAT.] [De Internationale Commissie voor de instandhouding van Atlantische tonijnen (Iccat) is tijdens haar jaarvergadering van 2023 overeengekomen de in 2023 vastgestelde TAC’s voor blauwvintonijn in het oostelijke deel van de Atlantische Oceaan (Thunnus thynnus), mediterrane witte tonijn en witte tonijn in het zuidelijke deel van de Atlantische oceaan (Thunnus alalunga), mediterrane en Noord- en Zuid-Atlantische zwaardvis (Xiphias gladius), blauwe marlijn (Makaira nigricans), witte marlijn (Tetrapturus albidus), geelvintonijn (Thunnus albacares), grootoogtonijn (Thunnus obesus) en de hoeveelheid bijvangsten die aan boord mogen worden gehouden voor Zuid-Atlantische kortvinmakreelhaai (Isurus oxyrinchus), te behouden voor 2024. De Iccat heeft voor 2024 ook een TAC voor Noord-Atlantische witte tonijn ten belope van 47 251 ton vastgesteld, en voor blauwe haai in het noordelijke en in het zuidelijke deel van de Atlantische Oceaan (Prionace glauca) TAC’s ten belope van respectievelijk 30 000 en 27 711 ton. Die maatregelen moeten in het recht van de Unie worden geïmplementeerd.]
(29) [De overweging en de desbetreffende bepalingen zullen worden bijgewerkt na de jaarvergadering van de CCAMLR.] [Tijdens haar jaarvergadering van 2023 heeft de Commissie voor de instandhouding van de levende rijkdommen in de Antarctische wateren (CCAMLR) vangstbeperkingen voor doel- en bijvangstsoorten voor de periode van 1 december 2023 tot en met 30 november 2024 aangenomen. Die maatregelen moeten in het recht van de Unie worden geïmplementeerd.]
(30) De Commissie voor de tonijnvisserij in de Indische Oceaan (IOTC) heeft tijdens haar jaarvergadering van 2024 de maatregelen die werden vastgesteld voor geelvintonijn en grootoogtonijn in het IOTC-bevoegdheidsgebied, gehandhaafd voor 2025: i) de vangstbeperking, ii) de beperking van de vangstcapaciteit, en iii) de beperking betreffende visaantrekkende voorzieningen (FAD’s) en bevoorradingsvaartuigen. Die maatregelen moeten in het recht van de Unie worden geïmplementeerd.
(31) De jaarvergadering van de Regionale organisatie voor het visserijbeheer in het zuidelijke deel van de Stille Oceaan (SPRFMO) is gepland van 17 tot en met 21 februari 2025. Derhalve moeten, in afwachting van die jaarvergadering en de vaststelling van de TAC’s voor 2025, de huidige maatregelen voor het SPRFMO-verdragsgebied die functioneel met de TAC’s verbonden zijn, tijdelijk worden gehandhaafd.
(32) [De overweging en de desbetreffende bepalingen zullen worden bijgewerkt na de jaarvergadering van de IATTC.] [De Inter-Amerikaanse Commissie voor tropische tonijn (IATTC) heeft tijdens haar jaarvergadering van 2023 besloten de huidige maatregelen voor het IATTC-verdragsgebied te handhaven. Die maatregelen moeten in het recht van de Unie worden geïmplementeerd.]
(33) [De overweging en de desbetreffende bepalingen zullen worden bijgewerkt na de jaarvergadering van de CCSBT.] [Tijdens haar jaarvergadering van 2023 heeft de Commissie voor de instandhouding van de zuidelijke blauwvintonijn (CCSBT) de TAC voor zuidelijke blauwvintonijn (Thunnus maccoyii) vastgesteld voor een periode van drie jaar (2024-2026). Die maatregel moet in het recht van de Unie worden geïmplementeerd.]
(34) [De overweging en de desbetreffende bepalingen zullen worden bijgewerkt na de jaarvergadering van de Seafo.] [Tijdens haar jaarvergadering van 2023 heeft de Visserijorganisatie voor het zuidoostelijke deel van de Atlantische Oceaan (Seafo) besloten de voor 2023 vastgestelde TAC’s voor het Seafo-verdragsgebied te handhaven voor 2024.]
(35) [De overweging en de desbetreffende bepalingen zullen worden bijgewerkt na de jaarvergadering van de WCPFC.] [Van 4 tot en met 8 december 2023 hield de Commissie voor de visserij in de westelijke en centrale Stille Oceaan (WCPFC) haar jaarvergadering van 2023. In afwachting van de resultaten van die vergadering moeten de huidige maatregelen voor het WCPFC-verdragsgebied die functioneel met de TAC’s verbonden zijn en de maximumaantallen vissersvaartuigen voorlopig worden gehandhaafd totdat de maatregelen voor 2024 bekend zijn.]
(36) [De overweging en de desbetreffende bepalingen zullen worden bijgewerkt na de jaarvergadering van de NAFO.] [De Visserijorganisatie voor het noordwestelijke deel van de Atlantische Oceaan (NAFO) heeft tijdens haar 45e jaarvergadering in 2023 vangstmogelijkheden voor 2024 vastgesteld voor bepaalde bestanden in het NAFO-verdragsgebied. Zij heeft voor 2024 ook bepaalde maatregelen vastgesteld die functioneel verbonden zijn met de vangstmogelijkheden voor kortvinpijlinktvis (Illex illecebrosus) in de NAFO-deelgebieden 3 en 4 en geelstaartschar (Limanda ferruginea) in de NAFO-sectoren 3LNO, met als doel de bijvangstniveaus voor niet-doelsoorten tot een minimum te beperken; zonder deze maatregelen zouden de vangstmogelijkheden voor die bestanden moeten worden verlaagd om de niet-doelsoorten te beschermen. Die maatregelen moeten in het recht van de Unie worden geïmplementeerd.]
(37) De Visserijovereenkomst voor de Zuid-Indische Oceaan (Siofa) heeft tijdens haar jaarvergadering van 2024 de vangstmogelijkheden voor ijsheken (Dissostichus spp.) in het Del Cano-gebied herzien. Hoewel de Siofa de aanbeveling van het Wetenschappelijk Comité om een nieuw beheersgebied voor ijsheken in het South Indian Ridge-gebied en een vangstbeperking in te stellen niet heeft aangenomen, moet de Unie die maatregelen toepassen in overeenstemming met die aanbeveling en met het standpunt dat zij in de Siofa heeft ingenomen. De Siofa heeft ook de lijst van diepzeehaaien waarvoor gerichte visserij in het Siofa-overeenkomstgebied verboden is, bijgewerkt. Die maatregelen moeten ook in het recht van de Unie worden geïmplementeerd.
(38) Uit hoofde van artikel 498, lid 2, van de Handels- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, enerzijds, en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, anderzijds45 (de “handels- en samenwerkingsovereenkomst”) moeten de Unie en het Verenigd Koninkrijk jaarlijks overleg plegen om, uiterlijk op 10 december van elk jaar, de TAC’s voor het volgende jaar overeen te komen voor de in bijlage 35 bij de handels- en samenwerkingsovereenkomst vermelde bestanden. Indien zulke TAC’s niet uiterlijk op 10 december zijn overeengekomen, moeten de partijen het overleg onmiddellijk voortzetten met het blijvende doel de TAC’s overeen te komen, zoals vereist op grond van artikel 499, lid 1, van de handels- en samenwerkingsovereenkomst.
(39) [De overweging en de desbetreffende bepalingen zullen worden bijgewerkt na afloop van het overleg tussen de Unie en het Verenigd Koninkrijk.] [In 2023 hebben de Unie en het Verenigd Koninkrijk bilateraal overleg gepleegd over de vaststelling van een groot aantal TAC’s voor 2024 voor de in bijlage 35 bij de handels- en samenwerkingsovereenkomst vermelde bestanden. Dat overleg werd gevoerd op grond van artikel 498, leden 2, 4 en 6, van de handels- en samenwerkingsovereenkomst. Uit hoofde van artikel 2 van Besluit (EU) 2021/1875 van de Raad46 heeft de Unie aan dat overleg deelgenomen op basis van de nadere bepaling van het standpunt van de Unie zoals door de Raad bekrachtigd op 12 oktober 2023 en van daaropvolgende aanvullende non-papers. Het resultaat van dat overleg is vastgelegd in een schriftelijk verslag dat op 6 december 2023 is ondertekend en op 8 december 2023 werd aangevuld met een addendum. De desbetreffende vangstmogelijkheden moeten derhalve worden vastgesteld op het niveau dat in dat schriftelijk verslag is aangegeven. De overige, ook in dat verslag opgenomen maatregelen die functioneel met de vangstmogelijkheden verbonden zijn, moeten in het recht van de Unie worden geïmplementeerd.]
(40) [De overweging en de desbetreffende bepalingen zullen worden bijgewerkt na afloop van het overleg tussen de Unie, het Verenigd Koninkrijk en Noorwegen.] [In 2023 hebben de Unie, het Verenigd Koninkrijk en Noorwegen trilateraal overleg gehouden over zes gedeelde en gezamenlijk beheerde bestanden in de gebieden onder de jurisdictie van de drie partijen, om overeenstemming te bereiken over het beheer van die bestanden, met inbegrip van de vangstmogelijkheden voor 2024. Dat overleg vond tussen 3 november en 8 december 2023 plaats op basis van het door de Raad op 12 oktober 2023 bekrachtigde standpunt van de Unie en daaropvolgende aanvullende non-papers. Het resultaat van het overleg is vastgelegd in goedgekeurde notulen die op 8 december 2023 werden ondertekend door de delegatiehoofden. De desbetreffende vangstmogelijkheden en de andere bepalingen van die goedgekeurde notulen moeten worden vastgesteld zoals overeengekomen met het Verenigd Koninkrijk en Noorwegen.]
(41) [De overweging en de desbetreffende bepalingen zullen worden bijgewerkt na afloop van het overleg tussen de Unie en Noorwegen.] [De Unie heeft bilateraal overleg gepleegd met Noorwegen over één gedeeld en gezamenlijk beheerd bestand in het Skagerrak (wijting), om overeenstemming te bereiken over het beheer van dat bestand en de vangstmogelijkheden voor 2024, alsook over de uitwisseling van quota en toegangsregelingen. Dat overleg vond tussen 30 oktober en 8 december 2023 plaats op basis van het door de Raad op 12 oktober 2023 bekrachtigde standpunt van de Unie. Het resultaat van dat overleg is vastgelegd in goedgekeurde notulen. De desbetreffende vangstmogelijkheden en de andere bepalingen van die goedgekeurde notulen moeten worden vastgesteld zoals overeengekomen met Noorwegen.]
(42) [De overweging en de desbetreffende bepalingen zullen worden bijgewerkt na afloop van het overleg tussen de Unie, de regering van Groenland en de regering van Denemarken.] [Volgens de procedure in de Partnerschapsovereenkomst inzake duurzame visserij tussen de Europese Unie, enerzijds, en de regering van Groenland en de regering van Denemarken, anderzijds, en het protocol tot uitvoering van die overeenkomst47 heeft het gemengd comité de vangstmogelijkheden vastgesteld waarover de Unie in 2024 in de Groenlandse wateren kan beschikken. Het niveau van de vangstmogelijkheden voor de Unie in de Groenlandse wateren in 2024 is vastgelegd in de notulen van de vergadering van het gemengd comité van 21 tot en met 23 november 2023 in Brussel. De betrokken vangstmogelijkheden moeten derhalve worden vastgesteld op het in die notulen vastgestelde niveau, rekening houdend met de overdrachten aan Noorwegen in het kader van de jaarlijkse uitwisseling van vangstmogelijkheden. Het niveau van de vangstmogelijkheden voor Noordse garnaal (Pandalus borealis) in de Groenlandse wateren van de ICES-deelgebieden 5 en 14 omvat geen in aanmerking te nemen reserve van 150 ton, zoals aangegeven in de goedgekeurde notulen van het visserijoverleg tussen de Unie en Noorwegen voor 2024.]
(43) Het Verdrag van 9 februari 1920 inzake Spitsbergen (Svalbard) (het Verdrag van Parijs van 1920) verleent alle partijen bij dat verdrag gelijkelijk en zonder onderscheid toegang tot de hulpbronnen rond de Svalbard-archipel, ook wat visserij betreft. De Unie heeft haar standpunt aangaande dat toegangsrecht uiteengezet in verschillende nota’s-verbaal aan Noorwegen, meest recentelijk op 26 februari 2021, 28 juni 2021 en 1 augustus 2022. Wat de vangstmogelijkheden voor sneeuwkrab (Chionoecetes spp.) rond Spitsbergen betreft, is het passend het aantal vissersvaartuigen dat deze visserijactiviteiten mag verrichten, te beperken om te garanderen dat de exploitatie van sneeuwkrabben rond Spitsbergen strookt met de niet-discriminerende beheersregels van Noorwegen, dat overeenkomstig de desbetreffende bepalingen van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee (Unclos) en het Verdrag van Parijs van 1920 soevereiniteit en jurisdictie over het gebied heeft. De verdeling van deze vangstmogelijkheden onder de lidstaten geldt alleen voor 2025. In de Unie ligt de primaire verantwoordelijkheid voor het garanderen van de naleving van de toepasselijke wetgeving bij de vlaggenlidstaten.
(44) [De overweging en de desbetreffende bepalingen betreffende de bestanden in het noordoostelijke deel van het noordpoolgebied zullen worden bijgewerkt zodra de relevante informatie beschikbaar komt.] [Wat de vangstmogelijkheden voor kabeljauw in het noordoostelijke deel van het noordpoolgebied betreft, is het passend het quotum van de Unie voor kabeljauw in de wateren rond Spitsbergen en de internationale wateren van ICES-deelgebied 1 en ICES-sector 2b vast te stellen op basis van de referentie-TAC voor dat bestand en de historische visserijrechten van de Unie. Dat quotum van de Unie moet aan de lidstaten worden toegewezen overeenkomstig Besluit 87/277/EEG van de Raad48, onder voorbehoud van de nodige aanpassingen als gevolg van de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Unie, zoals vermeld in tabel E van bijlage 36 bij de handels- en samenwerkingsovereenkomst.]
(45) [De overweging en de desbetreffende bepalingen betreffende vangstmogelijkheden in de wateren van de Unie voor vissersvaartuigen die de vlag van Venezuela voeren, zullen worden bijgewerkt zodra de relevante informatie beschikbaar komt.] [Overeenkomstig de namens de Unie bij Besluit (EU) 2015/1565 van de Raad49 goedgekeurde verklaring van de Unie aan de Bolivariaanse Republiek Venezuela inzake de toekenning van vangstmogelijkheden in de wateren van de Unie aan vissersvaartuigen die de vlag van Venezuela voeren in de exclusieve economische zone voor de kust van Frans-Guyana, moet het maximale aantal vismachtigingen voor snappers worden vastgesteld dat in de wateren van de Unie ter beschikking van Venezuela wordt gesteld.]
(46) Om uniforme voorwaarden voor de uitvoering van deze verordening te waarborgen, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden verleend tot machtiging van individuele lidstaten om toegewezen visserijinspanningen te beheren volgens een systeem van kilowatt per dag, tot toekenning van extra zeedagen voor de definitieve beëindiging van visserijactiviteiten en voor de versterkte aanwezigheid van wetenschappelijke waarnemers, en tot opstelling van spreadsheetformats voor het verzamelen en doorsturen van informatie over overdrachten van zeedagen tussen vissersvaartuigen die de vlag van eenzelfde lidstaat voeren. De Commissie moet die bevoegdheden uitoefenen overeenkomstig Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad50.
(47) Om de continue toepassing te waarborgen en rechtsonzekerheid in de periode tussen het einde van het jaar en de datum van inwerkingtreding van de verordening tot vaststelling van de vangstmogelijkheden voor het daaropvolgende jaar te voorkomen, moet deze verordening wat de verbodsbepalingen en de bepalingen inzake seizoenssluitingen betreft, begin 2026 van toepassing blijven tot aan de inwerkingtreding van de verordening tot vaststelling van de vangstmogelijkheden voor 2026. Om diezelfde redenen moeten dergelijke bepalingen die van 1 januari 2025 tot en met 31 december 2026 van toepassing zijn, begin 2027 van toepassing blijven tot de inwerkingtreding van de verordening tot vaststelling van de vangstmogelijkheden voor 2027.
(48) Om een onderbreking van de visserijactiviteiten te voorkomen en het inkomen van de vissers veilig te stellen, moet deze verordening van toepassing zijn met ingang van 1 januari 2025. De bepalingen inzake beperkingen van de visserijinspanning moeten echter van toepassing zijn met ingang van 1 februari 2025. Wegens de urgentie en om zo snel mogelijk rechtszekerheid te bieden, moet deze verordening in werking treden op de dag van de bekendmaking ervan.
(49) Eind 2024 hebben de betrokken regionale organisaties voor visserijbeheer (ROVB’s) bepaalde internationale maatregelen vastgesteld waarbij vangstmogelijkheden voor de Unie werden ingesteld of beperkt, welke maatregelen vóór de inwerkingtreding van deze verordening van toepassing zijn geworden. De bepalingen van deze verordening waarbij die maatregelen in het recht van de Unie worden geïmplementeerd, moeten derhalve met terugwerkende kracht van toepassing zijn. Met name moeten, aangezien het visseizoen in het CCAMLR-verdragsgebied van 1 december tot en met 30 november loopt en bepaalde vangstmogelijkheden of -verboden in het CCAMLR-verdragsgebied worden vastgesteld voor een periode die ingaat op 1 december 2024, de desbetreffende bepalingen van deze verordening met ingang van die datum van toepassing zijn. Voorts loopt het visseizoen voor ijsheken in het Siofa-overeenkomstgebied van 1 december tot en met 30 november, en aangezien de TAC’s voor die soortengroep worden vastgesteld voor een periode die ingaat op 1 december 2024, moeten de TAC’s met ingang van die datum van toepassing zijn. Deze toepassing met terugwerkende kracht doet geen afbreuk aan het beginsel van gewettigd vertrouwen, aangezien het voor vissersvaartuigen die de vlag van een verdrag- of overeenkomstsluitende partij voeren, verboden is om zonder machtiging te vissen in het CCAMLR-verdragsgebied of het Siofa-overeenkomstgebied.
(50) Overeenkomstig de Iccat-regels moeten de lidstaten erop toezien dat hun vissersvaartuigen geen FAD’s uitzetten in de periode van 15 dagen vóór het begin van de sluitingsperiode, dus met ingang van 17 december 2024. De bepaling van deze verordening waarbij die maatregel in het recht van de Unie wordt geïmplementeerd, moet derhalve met terugwerkende kracht van toepassing zijn,