Overwegingen bij COM(2025)38 - Wijziging van Verordening (EU) nr. 909/2014 wat betreft een kortere afwikkelingscyclus in de Unie - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2025)38 - Wijziging van Verordening (EU) nr. 909/2014 wat betreft een kortere afwikkelingscyclus in de Unie. |
---|---|
document | COM(2025)38 |
datum | 12 februari 2025 |
(2) Langere afwikkelingstermijnen voor transacties in effecten verhogen de risico’s voor transactiepartijen en beperken de mogelijkheden voor kopers en verkopers om andere transacties aan te gaan. Om die redenen zijn veel rechtsgebieden van derde landen overgestapt naar een afwikkelingsperiode van één werkdag na de transactie (“T+1”) of zijn ze bezig of van plan deze overstap te maken. De wereldwijde verschuiving naar kortere afwikkelingsperioden leidt echter tot discrepanties tussen de financiële markten van de Unie en de mondiale financiële markten. Deze discrepanties zullen alleen nog toenemen wanneer meer landen overstappen naar T+1-afwikkeling en zullen de kosten voor marktdeelnemers in de Unie doen stijgen.
(3) In haar op 18 november 2024 gepubliceerde verslag over de wenselijkheid van een verkorting van de afwikkelingscyclus in de Europese Unie concludeerde de Europese Autoriteit voor effecten en markten dat het verkorten van de afwikkelingscyclus in de Unie tot T+1 de risico’s op de markt aanzienlijk zou verminderen, met name met betrekking tot tegenpartij- en volatiliteitsrisico’s, en kapitaal zou vrijmaken dat niet langer nodig is om aan margeopvragingen te voldoen. T+1 zou de kapitaalmarkten van de Unie ook in staat stellen gelijke tred te houden met de ontwikkeling van andere mondiale markten, waardoor de kosten in verband met de huidige discrepantie tussen afwikkelingsperioden worden weggewerkt. T+1 zou ook bijdragen tot verdere harmonisatie van de normen en marktpraktijken van ondernemingen in de Unie en meer in het algemeen tot het concurrentievermogen van de kapitaalmarkten van de Unie. De Commissie deelt deze conclusies.
(4) Daarom is het passend een gerichte wijziging van Verordening (EU) nr. 909/2014 in te voeren om de huidige verplichte afwikkelingscyclus te verkorten tot één dag nadat de transactie plaatsvindt. Een dergelijke verkorting van de afwikkelingscyclus zou centrale effectenbewaarinstellingen er niet van weerhouden transacties vrijwillig af te wikkelen op dezelfde datum als de transactiedatum, indien dat technologisch mogelijk is.
(5) Daarom moet Verordening (EU) nr. 909/2014 worden gewijzigd.
(6) Aangezien de doelstelling van deze verordening, namelijk de invoering van een kortere afwikkelingscyclus in de Unie, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt, maar vanwege de omvang en de gevolgen ervan beter door de Unie kan worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel, gaat deze verordening niet verder dan nodig is om die doelstellingen te verwezenlijken.
(7) Om ervoor te zorgen dat alle betrokken belanghebbenden voldoende voorbereid zijn en in staat zijn om op gecoördineerde en tijdige wijze over te stappen op een T+1-afwikkeling, moet de datum van toepassing van deze verordening worden uitgesteld.