Overwegingen bij COM(2025)57 - Standpunt EU in de deskundigengroep inzake de Europese Overeenkomst nopens de arbeidsvoorwaarden voor de bemanningen van motorrijtuigen in het internationale vervoer over de weg (AETR) en in de Werkgroep wegvervoer van de VN/ECE met betrekking tot een voorstel om de AETR in overeenstemming te brengen met de belangrijkste recente wijzigingen van Verordening (EG) nr. 561/2006

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

 
 
(1) De Europese Overeenkomst nopens de arbeidsvoorwaarden voor de bemanningen van motorrijtuigen in het internationale vervoer over de weg (AETR)13 is op 5 januari 1976 in werking getreden. De Unie is exclusief bevoegd voor de kwesties waarop de AETR betrekking heeft14.

(2) Overeenkomstig artikel 2, lid 3, tweede alinea, van Verordening (EG) nr. 561/2006 van het Europees Parlement en de Raad15 dienen de bepalingen van de AETR in overeenstemming te worden gebracht met de bepalingen van deze verordening. Verordening (EG) nr. 561/2006 is gewijzigd bij zowel Verordening (EU) 2020/105416 als Verordening (EU) 2024/125817 van het Europees Parlement en de Raad. Daarnaast is artikel 8 bis, lid 2, van Verordening (EG) nr. 561/2006, een van de bij Verordening (EU) 2020/1054 ingevoerde bepalingen, aangevuld bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2022/1012 van de Commissie. Daarom moet de Unie voorstellen de AETR te wijzigen om rekening te houden met de wijzigingen die voortvloeien uit de Verordeningen (EU) 2020/1054 en (EU) 2024/1258 en de aanvullingen die zijn ingevoerd bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2022/1012. Deze omvatten nieuwe bepalingen met betrekking tot het toepassingsgebied van de overeenkomst, de voorwaarden waaronder opeenvolgende verkorte wekelijkse rusttijden kunnen worden genomen, een verbod op het nemen van de wekelijkse rusttijd in de cabine, de regels op grond waarvan de bestuurder moet terugkeren naar de vestiging van de werkgever of naar de woonplaats van de bestuurder, de voorwaarden waaronder het mogelijk is rusttijden op een veerboot of trein te nemen, andere mogelijke afwijkingen voor bestuurders die ongeregeld personenvervoer verrichten, en het beginsel en de specificaties van veilige en beveiligde parkeerterreinen (de beoogde handeling).

(3) Op grond van artikel 21 van de AETR kunnen voorstellen voor wijzigingen van de AETR door elke overeenkomstsluitende partij worden ingediend bij de secretaris-generaal van de Verenigde Naties (VN). Alvorens de voorstellen bij de secretaris-generaal van de VN worden ingediend, worden zij voorgelegd aan en onderzocht en bekrachtigd door de Werkgroep wegvervoer (SC.1) van de Economische Commissie voor Europa van de VN (VN/ECE). In het kader van de AETR heeft de VN/ECE een deskundigengroep inzake de AETR opgericht. Die groep is bevoegd om voorstellen tot wijziging van de AETR op te stellen en in te dienen bij de Werkgroep wegvervoer van de VN/ECE. De Unie zal op basis van dit besluit voorstellen dat de deskundigengroep inzake de AETR, tijdens zijn geplande 38ste zitting in juni 2025 en tijdens de daaropvolgende zittingen, en de Werkgroep wegvervoer van de VN/ECE, tijdens zijn geplande 120ste zitting in oktober 2025 en tijdens de daaropvolgende zittingen, wijzigingen van de AETR bespreken met betrekking tot de verbetering van de arbeidsomstandigheden van bestuurders in het internationale wegvervoer, die voortvloeien uit de recente wijzigingen van Verordening (EG) nr. 561/2006 die zijn ingevoerd bij de Verordeningen (EU) 2020/1054 en (EU) 2024/1258 en Gedelegeerde Verordening (EU) 2022/1012.

(4) Het is passend het standpunt te bepalen dat namens de Unie moet worden ingenomen in de deskundigengroep inzake de AETR en in de Werkgroep wegvervoer, aangezien de voorstellen tot wijziging die zij worden verzocht op te stellen en goed te keuren, krachtens het internationaal recht bindend zouden zijn overeenkomstig artikel 21, lid 6, van de AETR.

(5) De lidstaten mogen er geen bezwaar tegen maken dat de secretaris-generaal van de Verenigde Naties, uit hoofde van artikel 21, lid 1, van de AETR, kennisgeving doet van de voorgestelde wijzigingen die in de bijlage bij dit besluit zijn opgenomen. Indien een kennisgeving van de secretaris-generaal van de Verenigde Naties niet beperkt blijft tot de wijzigingen die in de bijlage bij dit besluit worden voorgesteld, mogen de lidstaten geen bezwaar maken tegen de voorgestelde wijzigingen die in de bijlage bij dit besluit zijn opgenomen.

(6) Het standpunt van de Unie in de deskundigengroep inzake de AETR moet tot uitdrukking worden gebracht door de Commissie, en het standpunt van de Unie in de Werkgroep wegvervoer moeten tot uitdrukking worden gebracht door de gezamenlijk in het belang van de Unie optredende lidstaten.