Overwegingen bij COM(2025)68 - Standpunt EU in het Comité van de Partijen bij het Verdrag van de Raad van Europa inzake het voorkomen en bestrijden van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld over wijzigingen van het reglement van orde van het Comité met betrekking tot aangelegenheden die verband houden met de instellingen en het openbaar bestuur van de Unie

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

 
 
(1) Het Verdrag van de Raad van Europa inzake het voorkomen en bestrijden van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld (het “verdrag”) werd door de Unie gesloten bij Besluit (EU) 2023/1075 van de Raad13 met betrekking tot de instellingen en het openbaar bestuur van de Unie, en bij Besluit (EU) 2023/1076 van de Raad14 met betrekking tot aangelegenheden die verband houden met justitiële samenwerking in strafzaken en met betrekking tot asiel en non-refoulement, en is voor de Unie op 1 oktober 2023 in werking getreden. Momenteel zijn er 39 partijen bij het verdrag, waaronder de Unie en 22 lidstaten.

(2) Het Comité van de Partijen (het “Comité”) is een orgaan van het toezichtmechanisme van het verdrag. Op grond van artikel 67, lid 3, van het verdrag heeft het Comité zijn eigen reglement van orde (“het reglement van orde”) vastgesteld. In het reglement van orde wordt bepaald dat elke partij bij het verdrag één stem heeft. De toetreding van de Unie tot het verdrag vereist bepaalde aanpassingen van het reglement van orde, met name wat het stemrecht betreft.

(3) In augustus 2023 heeft het secretariaat van het Comité bepaalde wijzigingen van het reglement van orde voorgesteld om rekening te houden met de gevolgen van de toetreding van de Unie voor de werking van het Comité. Het heeft de partijen bij het verdrag verzocht redactionele voorstellen in te dienen. De Unie heeft haar standpunt over de voorgestelde wijzigingen op 22 april 2024 vastgesteld15 en alternatieve wijzigingen van het reglement van orde voorgesteld. Tijdens de 16e vergadering van het Comité, op 31 mei 2024, kon geen overeenstemming worden bereikt over de voorgestelde wijzigingen en besloot het Comité dat zijn voorzitter informeel overleg zou plegen om een voor alle leden van het Comité aanvaardbare oplossing te vinden.

(4) Na het informele overleg heeft de voorzitter in november 2024 een herzien voorstel ingediend (IC-CP(2024)12prov). Volgens dat voorstel moeten de huidige stemregels van toepassing blijven, maar worden deze aangevuld met een consensusclausule (die bepaalt dat het Comité alles in het werk moet stellen om besluiten bij consensus te blijven nemen) en een herzieningsclausule (die bepaalt dat de toepassing van de regels binnen drie jaar na de vaststelling van de wijzigingen zal worden geëvalueerd).

(5) Op 13 februari 2025 heeft het secretariaat van het Comité het herziene voorstel van de voorzitter van het Comité van de Partijen tot wijziging van het reglement van orde van het Comité van de Partijen bij het Verdrag van Istanbul (document IC-CP(2025)1Prov) (“de beoogde handeling”) gedeeld. Het secretariaat heeft de partijen verzocht het voorstel via een schriftelijke procedure goed te keuren. Voorts werd meegedeeld dat, tenzij er uiterlijk op 30 april 2025 schriftelijk bezwaren bij het secretariaat zouden worden ingediend, de beoogde handeling geacht zou worden te zijn vastgesteld.

(6) Het is passend het standpunt te bepalen dat namens de Unie moet worden ingenomen, aangezien de wijzigingen van het reglement van orde juridisch bindend zullen zijn voor de Unie.

(7) De goedkeuring van het herziene voorstel tot wijziging van het reglement van orde zou ertoe leiden dat de huidige stemregels in wezen van kracht blijven, waarbij de Unie één stem heeft naast de stemmen van de lidstaten die partij zijn bij het Verdrag. De toevoeging van de consensusclausule en de evaluatieclausule moet voor de Unie aanvaardbaar zijn. De consensusclausule codificeert de bestaande praktijk in het Comité en de evaluatieclausule geeft het voornemen aan om het reglement van orde uiterlijk drie jaar na de vaststelling van de wijzigingen opnieuw te evalueren, zonder vooruit te lopen op specifieke resultaten.

(8) Wat betreft de lijst in het reglement van orde van deelnemers die geen lid zijn van het Comité van de Partijen, moet de verwijzing naar de Europese Unie worden geschrapt, aangezien deze achterhaald is.

(9) Het standpunt van de Unie moet er derhalve in bestaan geen bezwaar te maken tegen de vaststelling van het voorstel tot wijziging van het reglement van orde, zoals uiteengezet in document IC-CP(2025)1prov.