Overwegingen bij COM(2025)168 - Standpunt EU in de Ledenraad van de Internationale Olijfraad over de handelsnorm voor olijfolie en olie uit perskoeken van olijven

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

 
 
(1) De Internationale Overeenkomst van 2015 voor olijfolie en tafelolijven (“de overeenkomst”) is in overeenstemming met Besluit (EU) 2016/1892 van de Raad 5 op 18 november 2016 namens de Unie ondertekend, onder voorbehoud van de sluiting ervan op een latere datum. De overeenkomst trad op 1 januari 2017 voorlopig in werking overeenkomstig artikel 31, lid 2, ervan en werd door de Unie gesloten bij Besluit (EU) 2019/848 van de Raad 6 .

(2) Op grond van artikel 7, lid 1, van de overeenkomst kan de Ledenraad van de Internationale Olijfraad (“de Ledenraad”) beslissingen nemen en aanbevelingen aannemen voor de toepassing van de bepalingen van die overeenkomst.

(3) Tijdens zijn 121e zitting in juli 2025 zal de Ledenraad een besluit aannemen tot wijziging van de handelsnorm voor olijfolie en olie uit perskoeken van olijven.

(4) Wetenschappelijke en technische deskundigen van de Commissie en de lidstaten op het gebied van olijfolie hebben tijdens de 121e zitting van de Ledenraad het aan te nemen besluit uitvoerig besproken. Dat besluit zal bijdragen tot de internationale harmonisatie van de normen voor olijfolie en bevat een kader voor eerlijke handelsconcurrentie in de olijfoliesector. De Unie moet daarom de aanneming van dat besluit steunen.

(5) Het is passend het standpunt te bepalen dat namens de Unie moet worden ingenomen in de Ledenraad, omdat het aan te nemen wijzigingsbesluit voor de Unie rechtsgevolgen heeft wat betreft de internationale handel met de andere leden van de Internationale Olijfraad (IOR) en beslissende invloed kan hebben op de inhoud van het recht van de Unie, namelijk de handelsnormen voor olijfolie die door de Commissie zijn vastgesteld krachtens artikel 75 van Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad 7 .

(6) Indien de aanneming van het besluit op de 121e zitting van de Ledenraad wordt uitgesteld omdat sommige leden niet in de positie zijn om hun goedkeuring te verlenen, moet het in de bijlage bij dit besluit vervatte standpunt namens de Unie worden ingenomen in het kader van een mogelijke procedure waarbij de Ledenraad overeenkomstig artikel 10, lid 6, van de overeenkomst besluiten aanneemt door middel van correspondentie, mits die procedure vóór de volgende gewone zitting van de Ledenraad van november 2025 wordt ingeleid.

(7) De vertegenwoordigers van de Unie in de Ledenraad moeten echter zonder nader besluit van de Raad kunnen instemmen met technische aanpassingen van andere methoden of documenten van de IOR, indien die technische aanpassingen het gevolg zijn van wijzigingen in verband met de herziening van de handelsnorm.

(8) Om de belangen van de Unie te beschermen moet het de vertegenwoordigers van de Unie in de Ledenraad evenwel worden toegestaan te verzoeken dat de aanneming van het besluit tot wijziging van de handelsnorm wordt uitgesteld indien nieuwe wetenschappelijke of technische informatie die vóór of tijdens de 121e zitting wordt gepresenteerd, gevolgen kan hebben voor het standpunt dat namens de Unie moet worden ingenomen.