Overwegingen bij COM(2025)190 - Wijziging van Verordening (EU) nr. 228/2013 wat betreft aanvullende bijstand en verdere flexibiliteit voor ultraperifere gebieden die door een ernstige natuurramp zijn getroffen, en in de context van de cycloon Chido die Mayotte heeft verwoest

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

 
 
(1) Op 18 december 2024 is een staat van “uitzonderlijke natuurramp” uitgeroepen voor het ultraperifere gebied Mayotte naar aanleiding van de verwoestende gevolgen van de cycloon Chido, die een groot deel van het landbouw- en bosbouwpotentieel van het eiland had verwoest en de beschikbaarheid van voedsel en de voedselzekerheid in gevaar bracht. Deze ongekend hevige cycloon en andere recente natuurrampen in de ultraperifere gebieden van de Unie in de zin van artikel 349 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (“VWEU”) tonen aan dat deze gebieden kwetsbaar zijn voor de gevolgen van de klimaatverandering, met inbegrip van het verhoogde risico op uitzonderlijke natuurrampen of extreme weersomstandigheden met langetermijngevolgen.

(2) Om de gevolgen van uitzonderlijke natuurrampen of extreme weersomstandigheden in de ultraperifere gebieden van de Unie aan te pakken en te beperken, met name wat betreft de steun voor lokale productie in het kader van het programma van speciaal op een afgelegen en insulair karakter afgestemde maatregelen (“Posei”) als bedoeld in Verordening (EU) nr. 228/2013 van het Europees Parlement en de Raad0, moet worden voorzien in de mogelijkheid voor de betrokken begunstigden om tijdens de herstelperiode Posei-steun te blijven ontvangen, ongeacht het niveau van hun activiteiten, maar op voorwaarde dat zij zich formeel ertoe verbinden hun landbouwproductiecapaciteit te herstellen. Daarom moet worden bepaald dat de bevoegde nationale autoriteiten op basis van relevant bewijs kunnen beslissen over het van toepassing zijn van overmacht of uitzonderlijke omstandigheden. Tegelijk moet worden bepaald dat, in naar behoren gemotiveerde omstandigheden, wanneer het herstel van bepaalde sectoren een langere periode vergt, deze herstelperiode via een uitzonderlijke programmawijziging langer mag duren dan wat op grond van de toepassing van het beginsel van overmacht of uitzonderlijke omstandigheden mogelijk zou zijn, op voorwaarde dat jaarlijks een evaluatie plaatsvindt en de voortgang gemonitord wordt. Daartoe moeten de artikelen 6 en 19 van Verordening (EU) nr. 228/2013 worden gewijzigd.

(3) Met het oog op de aanpak van de kwetsbaarheid van het voedselsysteem en van plattelandsgemeenschappen op Mayotte die het gevolg is van de ongekende natuurramp die veroorzaakt werd door cycloon Chido, is het passend snel uitzonderlijke doeltreffende steun te verlenen via het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (“Elfpo”) en te voorzien in meer flexibiliteit in de bestaande regels. Artikel 6 bis van Verordening (EU) 2020/2220 van het Europees Parlement en de Raad0 voerde een nieuwe maatregel voor uitzonderlijke tijdelijke steun in reactie op de gevolgen van natuurrampen in, die gefinancierd moet worden uit het Elfpo binnen het rechtskader van de programmeringsperiode 2014-2020, zoals verlengd bij die verordening. Om ervoor te zorgen dat Mayotte iets kan doen aan de gevolgen van cycloon Chido, en rekening houdende met de specifieke moeilijkheden in dit ultraperifere gebied, moet de bij artikel 6 bis van Verordening (EU) 2020/2220 ingevoerde maatregel in Mayotte worden toegepast. Aangezien de specifieke moeilijkheden om te reageren op de uitzonderlijke situatie in Mayotte, verband houden met de afgelegen ligging van het eiland als ultraperifeer gebied zoals beschreven in artikel 349 VWEU, is het passend te voorzien in de flexibiliteit van de Elfpo-steun door de instelling van een specifiek rechtskader voor aanvullende steun aan de ultraperifere gebieden. Daartoe moet artikel 22 van Verordening (EG) nr. 228/2013 worden gewijzigd.

(4) Daar de doelstelling van deze verordening — het aanpakken en beperken van de gevolgen van natuurrampen op de agrovoedingssector en de bosbouwsector in de ultraperifere gebieden door verdere flexibiliteit te bieden na uitzonderlijke natuurrampen of extreme weersomstandigheden, en met name na cycloon Chido op Mayotte — niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt, maar beter door de Unie kan worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (“VEU”) neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in datzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om die doelstelling te verwezenlijken.

(5) Verordening (EU) 228/2013 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(6) Gezien de verwoestende gevolgen van de huidige natuurrampen, gezien de urgentie om de gevolgen ervan voor de agrovoedingssector en de bosbouwsector in de ultraperifere gebieden aan te pakken en te beperken, en gezien de urgentie om de maatregel van artikel 6 bis van Verordening (EU) 2020/2220 toe te passen vóór het einde van de programmeringsperiode 2014-2020, zoals verlengd bij Verordening (EU) 2020/2220, wordt het passend geacht een beroep te doen op de uitzondering op de periode van acht weken waarin is voorzien in artikel 4 van Protocol nr. 1 betreffende de rol van de nationale parlementen in de Europese Unie, gehecht aan het VEU, het VWEU en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie.

(7) Met het oog op een soepele uitvoering van deze wijzigingen en gezien de dringende noodzaak om de gevolgen van uitzonderlijke natuurrampen of extreme weersomstandigheden in de ultraperifere gebieden van de Unie aan te pakken en te beperken, en met name die van cycloon Chido op Mayotte, moet deze verordening in werking treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.