Bijlagen bij COM(1994)313 - Voorstel voor een RICHTLIJN VAN DE RAAD het in het verkeer brengen van voedermiddelen - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(1994)313 - Voorstel voor een RICHTLIJN VAN DE RAAD het in het verkeer brengen van voedermiddelen. |
---|---|
document | COM(1994)313 |
datum | 29 april 1996 |
Artikel 5
1. De Lid-Staten schrijven voor dat voedermiddelen slechts in het verkeer mogen worden gebracht indien de onderstaande gegevens, die duidelijk zichtbaar, leesbaar en onuitwisbaar moeten zijn en waarvoor de in de Gemeenschap gevestigde producent, verpakker, importeur, verkoper of distributeur verantwoordelijk wordt gesteld, zijn vermeld op een geleidedocument of eventueel op de verpakking, op de recipiënt of op een daaraan bevestigd etiket:
a) het woord "voedermiddel";
b) de naam van het voedermiddel en indien nodig de andere op grond van artikel 7 vereiste vermeldingen;
c) voor voedermiddelen die zijn vermeld in deel B van bijlage I, de in deel B, vierde kolom, van bijlage I vastgestelde gegevens;
d) voor voedermiddelen die niet zijn vermeld in deel B van bijlage I, de in deel C, tweede kolom van de tabel, van bijlage I vastgestelde gegevens;
e) indien nodig de in deel A van bijlage I vastgestelde gegevens;
f) de nettohoeveelheid, uitgedrukt in gewichtseenheden voor vaste produkten en in gewichts- of volume-eenheden voor vloeibare produkten;
g) de naam of de handelsnaam en het adres of de maatschappelijke zetel van de persoon die verantwoordelijk is voor de in dit lid bedoelde gegevens.
2. Alle andere gegevens die op de verpakking, de recipiënten, de etiketten of de geleidedocumenten kunnen voorkomen, mogen alleen worden vermeld op voorwaarde dat zij betrekking hebben op objectieve of kwantificeerbare elementen die kunnen worden bewezen en die de koper niet kunnen misleiden.
3. Wanneer het gaat om hoeveelheden voedermiddelen van minder dan 10 kg, bestemd voor de eindgebruiker, mogen de in de leden 1 en 2 bedoelde gegevens onder de aandacht van de koper worden gebracht aan de hand van een daarvoor bestemd bericht op de plaats van verkoop.
4. Wanneer een geleidedocument wordt opgesteld voor een zending die al dan niet uit verschillende deelzendingen bestaat, moet ervoor worden gezorgd dat in alle stadia van het in het verkeer brengen de volledige zending en het desbetreffende geleidedocument kunnen worden geïdentificeerd en met elkaar in verband worden gebracht.
5. Wanneer de in lid 1, onder b), c), d), e) of f), bedoelde gegevens voor een bepaalde zending in de loop van het verkeer zijn gewijzigd, moet die wijziging worden aangegeven door het bedrijf of de persoon die daarvoor verantwoordelijk is, als bedoeld in lid 1, onder g).
Artikel 6
In afwijking van artikel 5 zijn de in punt 1, onder c) en d), van dat artikel en in bijlage I, deel A.V, punten 2 en 3, bedoelde vermeldingen niet vereist wanneer:
a) wordt aangetoond dat de voedermiddelen worden geleverd aan mengvoederfabrikanten die zijn opgenomen in een nationale lijst als bedoeld in artikel 13 van Richtlijn 70/524/EEG van de Raad; het vermelden van die gegevens is wel toegestaan.
Wanneer de in artikel 5, lid 1, onder c) en d), bedoelde gegevens niet worden vermeld, wordt de in artikel 5, lid 1, onder a), bedoelde vermelding vervangen door "voedermiddel voor erkende mengvoederfabrikanten" en worden de naam en het adres vermeld van de erkende mengvoederfabrikant waarvoor de goederen bestemd zijn;
b) produkten van plantaardige oorsprong, na het oogsten, in natuurlijke staat, vers of verduurzaamd, die al dan niet een eenvoudige bewerking hebben ondergaan en die niet met toevoegingsmiddelen zijn behandeld, in het verkeer worden gebracht;
c) voedermiddelen van dierlijke oorsprong, vers of verduurzaamd, die al dan niet een eenvoudige bewerking hebben ondergaan, in hoeveelheden van minder dan 10 kg, bestemd voor de eindgebruiker en bestemd voor gezelschapsdieren, in het verkeer worden gebracht;
d) voorlopige gegevens, met name gegarandeerde minimum- en maximumgehalten, worden vermeld voor voedermiddelen uit derde landen die voor het eerst in de Gemeenschap in het verkeer worden gebracht, op voorwaarde dat wordt gegarandeerd dat de definitieve gegevens binnen zes werkdagen zullen worden medegedeeld; in dit geval wordt de vermelding "voorlopige gegevens in onderzoek bij . . . (14), onder nr. . . . (15), te bevestigen uiterlijk op . . . (16)", toegevoegd.
Artikel 7
1. De Lid-Staten schrijven voor dat in deel B van bijlage I opgenomen voedermiddelen alleen in het verkeer mogen worden gebracht onder de daarin vermelde namen en op voorwaarde dat zij beantwoorden aan de daarin vastgestelde omschrijvingen en eisen inzake samenstelling.
2. De Lid-Staten staan toe dat andere voedermiddelen dan die welke zijn opgenomen in de in lid 1 bedoelde lijst, in het verkeer worden gebracht, op voorwaarde dat andere dan de in de lijst opgenomen namen worden gebruikt die de koper in dit verband niet kunnen misleiden.
Artikel 8
De Lid-Staten schrijven voor dat:
a) voedermiddelen met een hoger gehalte aan ongewenste stoffen en produkten dan op grond van Richtlijn 74/63/EEG voor voedermiddelen is toegestaan, uitsluitend in het verkeer mogen worden gebracht voor gebruik door erkende mengvoederfabrikanten die zijn opgenomen in een nationale lijst als bedoeld in artikel 13, lid 3, van Richtlijn 70/524/EEG;
b) voedermiddelen als bedoeld onder a), in afwijking van het bepaalde in artikel 5, lid 1, onder a), worden voorzien van de vermelding "voedermiddel voor erkende mengvoederfabrikanten".
Artikel 9
Voor het handelsverkeer binnen de Gemeenschap moeten de op een geleidedocument, op de verpakking, op het recipiënt of op het daaraan vastgemaakte etiket gedrukte gegevens worden vermeld in een taal die door de koper gemakkelijk kan worden begrepen of op een andere daarvoor geschikte wijze. De vermeldingen mogen in meer dan een taal worden aangebracht.
Artikel 10
De Lid-Staten zien erop toe dat voor voedermiddelen, om redenen die betrekking hebben op de in deze richtlijn vastgestelde bepalingen, geen andere beperkingen inzake het verkeer gelden dan die waarin deze richtlijn voorziet.
Artikel 11
Volgens de procedure van artikel 14:
a) kan een codenummersysteem worden vastgesteld voor de in de lijsten opgenomen voedermiddelen, op basis van glossaria betreffende de oorsprong, het deel, de verwerking en de rijpheid/kwaliteit van het voedermiddel, ter ondersteuning van de internationale voederidentificatie en met name naam en beschrijving;
b) kan bijlage I worden aangepast op grond van de vooruitgang op wetenschappelijk en technisch gebied.
Artikel 12
De Lid-Staten treffen de nodige regelingen om ervoor te zorgen dat bij het in het verkeer brengen ten minste steekproefsgewijze een officiële controle op de naleving van de in deze richtlijn vervatte voorschriften wordt verricht.
Artikel 13
De Commissie wordt bijgestaan door het bij Besluit 70/372/EEG van de Raad (17) ingestelde Permanent Comité voor veevoeders, hierna "het Comité" genoemd.
Artikel 14
In de gevallen waarin wordt verwezen naar de in dit artikel omschreven procedure zijn de volgende voorschriften van toepassing:
De vertegenwoordiger van de Commissie legt het Comité een ontwerp voor van de te nemen maatregelen. Het Comité brengt binnen een termijn die de voorzitter kan vaststellen naar gelang van de urgentie van de materie advies uit over dit ontwerp, zo nodig door middel van een stemming.
Het advies wordt in de notulen opgenomen; voorts heeft iedere Lid-Staat het recht te verzoeken dat zijn standpunt in de notulen wordt opgenomen.
De Commissie houdt zoveel mogelijk rekening met het door het Comité uitgebrachte advies. Zij brengt het Comité op de hoogte van de wijze waarop zij rekening heeft gehouden met zijn advies.
Artikel 15
1. Richtlijn 70/524/EEG wordt als volgt gewijzigd:
1. "enkelvoudige diervoeders" wordt telkens vervangen door "voedermiddelen";
2. artikel 2, onder f), wordt gelezen:
"f) voedermiddelen: de verschillende produkten van plantaardige of dierlijke oorsprong in natuurlijke staat, vers of verduurzaamd, de afgeleide produkten van de industriële verwerking ervan, alsmede organische of anorganische stoffen, met of zonder toevoegingsmiddelen, bestemd om te worden gebruikt voor vervoedering, hetzij als zodanig, hetzij na verwerking, bij de vervaardiging van mengvoeders of als dragers bij voormengsels;";
3. artikel 2, onder g), wordt gelezen:
"g) mengvoeders: mengsels van voedermiddelen, bestemd voor dierlijke voeding langs orale weg in de vorm van volledige diervoeders of aanvullende diervoeding;".
2. Richtlijn 74/63/EEG wordt als volgt gewijzigd:
1. "enkelvoudige diervoeders" wordt telkens vervangen door "voedermiddelen";
2. artikel 2, onder b), wordt gelezen:
"b) voedermiddelen: de verschillende produkten van plantaardige of dierlijke oorsprong in natuurlijke staat, vers of verduurzaamd, de afgeleide produkten van de industriële verwerking ervan, alsmede organische of anorganische stoffen, met of zonder toevoegingsmiddelen, bestemd om te worden gebruikt voor vervoedering, hetzij als zodanig, hetzij na verwerking, bij de vervaardiging van mengvoeders of als dragers bij voormengsels;";
3. artikel 2, onder h), wordt gelezen:
"h) mengvoeders: mengsels van voedermiddelen, bestemd voor dierlijke voeding langs orale weg in de vorm van volledige diervoeders of aanvullende diervoeders;";
4. artikel 2, onder i), wordt gelezen:
"i) 'voedermiddelen voor erkende mengvoederfabrikanten: de verschillende produkten van plantaardige of dierlijke oorsprong in natuurlijke staat, vers of verduurzaamd, de afgeleide produkten van de industriële verwerking ervan, alsmede organische of anorganische stoffen, met of zonder toevoegingsmiddelen, bestemd om te worden gebruikt bij de vervaardiging van mengvoeders of als dragers bij voormengsels;";
5. "grondstoffen" wordt telkens vervangen door "voedermiddelen voor erkende mengvoederfabrikanten";
6. "(de) grondstof" wordt telkens vervangen door "(het) voedermiddel voor erkende mengvoederfabrikanten";
7. in artikel 3 bis, lid 2, wordt "het enkelvoudige diervoeder" vervangen door "het voedermiddel";
8. bijlage II bij Richtlijn 74/63/EEG wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage II bij onderhavige richtlijn.
3. Richtlijn 80/511/EEG wordt als volgt gewijzigd:
in artikel 1, lid 2, onder b), wordt "ingrediënten" vervangen door "voedermiddelen".
4. Richtlijn 82/471/EEG wordt als volgt gewijzigd:
in artikel 1, lid 2,
1. worden onder d) de woorden "enkelvoudige en" geschrapt;
2. wordt een punt g) toegevoegd, luidende:
"g) het in het verkeer brengen van voedermiddelen".
5. Richtlijn 82/475/EEG wordt als volgt gewijzigd:
1. "ingrediënten" wordt telkens vervangen door "voedermiddelen";
2. in de vijfde overweging wordt "ingrediënt" vervangen door "voedermiddel".
6. Richtlijn 91/357/EEG wordt als volgt gewijzigd:
1. in artikel 1 wordt "ingrediënt" vervangen door "voedermiddel";
2. "ingrediënten" wordt telkens vervangen door "voedermiddelen".
7. Richtlijn 91/516/EEG wordt als volgt gewijzigd:
"ingrediënten" wordt telkens vervangen door "voedermiddelen".
8. Richtlijn 92/87/EEG wordt als volgt gewijzigd:
1. "ingrediënt" wordt telkens vervangen door "voedermiddel";
2. "ingrediënten" wordt telkens vervangen door "voedermiddelen".
9. Richtlijn 93/74/EEG wordt als volgt gewijzigd:
1. in artikel 5, punt 8, wordt "ingrediënten" telkens vervangen door "voedermiddelen";
2. artikel 2, onder b), wordt gelezen:
"b) mengvoeders: mengels van voedermiddelen, bestemd voor dierlijke voeding langs orale weg in de vorm van volledige diervoeders of aanvullende diervoeding;".
Artikel 16
Richtlijn 77/101/EEG wordt ingetrokken.
Artikel 17
De Lid-Staten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op 30 juni 1997 aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.
Wanneer de Lid-Staten deze bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen naar de onderhavige richtlijn verwezen of wordt hiernaar verwezen bij de officiële bekendmaking van die bepalingen. De regels voor deze verwijzing worden door de Lid-Staten vastgesteld.
Artikel 18
De vastgestelde bepalingen zijn van toepassing met ingang van 1 juli 1997.
De Lid-Staten bepalen evenwel dat voedermiddelen die vóór 1 juli 1997 in het verkeer zijn gebracht en die niet aan deze richtlijn voldoen, tot en met 30 juni 1998 in het verkeer mogen blijven.
Artikel 19
Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.
Artikel 20
Deze richtlijn is gericht tot de Lid-Staten.
(1) PB nr. L 32 van 3. 2. 1977, blz. 1.
(2) PB nr. L 353 van 17. 12. 1990, blz. 48.
(3) PB nr. L 86 van 6. 4. 1979, blz. 30.
(4) PB nr. L 237 van 22. 9. 1993, blz. 23.
(5) PB nr. L 38 van 11. 2. 1974, blz. 31.
(6) PB nr. L 319 van 4. 11. 1992, blz. 19.
(7) PB nr. L 270 van 14. 12. 1970, blz. 1.
(8) PB nr. L 126 van 21. 5. 1980, blz. 14.
(9) PB nr. L 213 van 21. 7. 1982, blz. 8.
(10) PB nr. L 213 van 21. 7. 1982, blz. 27.
(11) PB nr. L 193 van 17. 7. 1991, blz. 34.
(12) PB nr. L 281 van 9. 10. 1991, blz. 23.
(13) PB nr. L 237 van 22. 9. 1993, blz. 23.
(14) Naam en adres van het laboratorium waar de analyse wordt verricht.
(15) Referentienummer waaronder de analyse van de definitieve gegevens wordt verricht.
(16) Datum van de zesde werkdag na de datum waarop de voorlopige gegevens zijn medegedeeld.
(17) PB nr. L 170 van 3. 8. 1970, blz. 1.
BIJLAGE I
DEEL A Algemeen
I. VERKLARENDE AANTEKENINGEN
1. De voedermiddelen zijn in de lijst van deel B opgenomen en benoemd met inachtneming van de volgende criteria:
- de oorsprong van het produkt/bijprodukt, bij voorbeeld plantaardig, dierlijk, mineraal;
- het deel van het produkt/bijprodukt dat wordt gebruikt, bij voorbeeld geheel, zaden, knollen, beenderen;
- de bewerking die het produkt/bijprodukt heeft ondergaan, bij voorbeeld ontdopping, extractie, verhitting, en/of het daarbij verkregen produkt/bijprodukt, bij voorbeeld vlokken, zemelen, pulp, vet;
- de rijpheid van het produkt/bijprodukt en/of de kwaliteit van het produkt/bijprodukt, bij voorbeeld "met een laag glucosinolaatgehalte", "vetrijk", "suikerarm".
2. De lijst is onderverdeeld in twaalf hoofdstukken:
1. Granen en daarvan afgeleide produkten en bijprodukten
2. Oliehoudende zaden, oliehoudende vruchten en daarvan afgeleide produkten en bijprodukten
3. Zaden van peulvruchten en daarvan afgeleide produkten en bijprodukten
4. Knollen, wortels en daarvan afgeleide produkten en bijprodukten
5. Overige zaden en vruchten en daarvan afgeleide produkten en bijprodukten
6. Voedergewassen en ruwvoedergewassen
7. Overige planten en daarvan afgeleide produkten en bijprodukten
8. Melkprodukten
9. Produkten van landdieren
10. Vis, andere zeedieren en daarvan afgeleide produkten en bijprodukten
11. Mineralen
12. Diversen
II. BEPALINGEN MET BETREKKING TOT DE BOTANISCHE ZUIVERHEID
1. Voor in deel B en deel C vermelde produkten en bijprodukten moet de botanische zuiverheid ten minste 95 % bedragen voor zover in deel B of deel C geen andere waarde is vastgesteld.
2. Als botanische onzuiverheden worden beschouwd:
a) natuurlijke, maar onschadelijke vreemde bestanddelen (bij voorbeeld stro- en kafdeeltjes, zaden van andere geteelde soorten, onkruidzaden);
b) onschadelijke resten van andere oliehoudende zaden of vruchten, afkomstig van een eerdere be- of verwerking, voor zover de hoeveelheid van deze resten 0,5 % niet overschrijdt.
3. De voornoemde gehalten hebben betrekking op het gewicht van het produkt als zodanig.
III. BEPALINGEN BETREFFENDE DE BENAMING
Wanneer bij de benaming van een voedermiddel een of meer woorden tussen haakjes zijn opgenomen, mag het gedeelte tussen de haakjes naar believen worden toegevoegd of weggelaten; bij voorbeeld voor "soja(bonen)olie" mag zowel de benaming "sojabonenolie" als de benaming "sojaolie" worden gebruikt.
IV. BEPALINGEN BETREFFENDE HET GLOSSARIUM
In het hierna volgende glossarium wordt verwezen naar de belangrijkste procédés die worden gebruikt voor de vervaardiging van de voedermiddelen die zijn vermeld in deel B van de bijlage. Wanneer in de namen van deze voedermiddelen een naam of term uit dit glossarium voorkomt, moet het te gebruiken procédé in overeenstemming zijn met de gegeven definitie.
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
V. BEPALINGEN INZAKE DE AANGEGEVEN OF DE TE VERMELDEN GEHALTEN ALS BEDOELD IN DEEL B EN DEEL C
1. De aangegeven of de te vermelden gehalten hebben betrekking op het gewicht van het voedermiddel als zodanig, tenzij anders is vermeld.
2. Het watergehalte van het voeder moet worden aangegeven als het hoger is dan 14,5 % van het gewicht van het voedermiddel, tenzij anders is vermeld. Bij voedermiddelen waarvan het vochtgehalte de bovenstaande maxima niet overschrijdt, mag dat gehalte eveneens worden aangegeven.
3. Het gehalte aan in zoutzuur onoplosbare as moet worden aangegeven als het hoger is dan 2,2 % ten opzichte van de droge stof.
VI. BEPALINGEN INZAKE DENATURERENDE MIDDELEN EN BINDMIDDELEN
Wanneer produkten als bedoeld in deel B, kolom 2, of in deel C, kolom 1, worden gebruikt om voedermiddelen te denatureren of te binden, moet het volgende worden vermeld:
- denaturerende middelen: aard en hoeveelheid van de gebruikte produkten,
- bindmiddelen: aard van de gebruikte produkten.
In het geval van bindmiddelen mag de hoeveelheid van de gebruikte produkten 3 % van het totaalgewicht niet overschrijden.
VII. BEPALINGEN INZAKE DE AANGEGEVEN OF DE TE VERMELDEN TOEGESTANE GEHALTEN ALS BEDOELD IN DEEL B EN DEEL C
Wanneer bij een officiële controle op grond van artikel 12 van de richtlijn blijkt dat de samenstelling van het voedermiddel afwijkt van de opgegeven samenstelling, en wel zo dat het voedermiddel daardoor in waarde vermindert, zijn ten minste de volgende toleranties toegestaan:
a) Voor ruw eiwit:
- 2 eenheden voor opgegeven gehalten van 20 % en meer,
- 10 % van het opgegeven gehalte voor opgegeven gehalten van minder dan 20 % (tot 10 %),
- 1 eenheid voor opgegeven gehalten van minder dan 10 %.
b) Voor totaalsuikers, reducerende suikers, saccharose, lactose en glucose (dextrose):
- 2 eenheden voor opgegeven gehalten van 20 % of meer,
- 10 % van het opgegeven gehalte voor opgegeven gehalten van minder dan 20 % (tot 5 %),
- 0,5 eenheid voor opgegeven gehalten van minder dan 5 %.
c) Voor zetmeel en inuline:
- 3 eenheden voor opgegeven gehalten van 30 % en meer,
- 10 % van het opgegeven gehalte voor opgegeven gehalten van minder dan 30 % (tot 10 %),
- 1 eenheid voor opgegeven gehalten van minder dan 10 %.
d) Voor ruw vet:
- 1,8 eenheid voor opgegeven gehalten van 15 % en meer,
- 12 % van het opgegeven gehalte voor opgegeven gehalten van minder dan 15 % (tot 5 %),
- 0,6 eenheid voor opgegeven gehalten van minder dan 5 %.
e) Voor ruwe celstof:
- 2,1 eenheid voor opgegeven gehalten van 14 % of meer,
- 15 % van het opgegeven gehalte voor opgegeven gehalten van minder dan 14 % (tot 6 %),
- 0,9 eenheid voor opgegeven gehalten van minder dan 6 %.
f) Voor vocht en ruwe as:
- 1 eenheid voor opgegeven gehalten van 10 % en meer,
- 10 % van het opgegeven gehalte voor opgegeven gehalten van minder dan 10 % (tot 5 %),
- 0,5 eenheid voor opgegeven gehalten van minder dan 5 %.
g) Voor totaalfosfor, calciumcarbonaat, calcium, magnesium, zuurgetal en in ether onoplosbare bestanddelen:
- 1,5 eenheid voor opgegeven gehalten (waarden) van 15 % (15) en meer, naar gelang van het geval,
- 10 % van het (de) opgegeven gehalte (waarde) voor opgegeven gehalten (waarden) van minder dan 15 % (15) (tot 2 % (2)), naar gelang van het geval,
- 0,2 eenheid voor opgegeven gehalten (waarden) van minder dan 2 % (2), naar gelang van het geval.
h) Voor in zoutzuur onoplosbare as, en als in NaCl uitgedrukte chloride:
- 10 % van het opgegeven gehalte voor opgegeven gehalten van 3 % of meer,
- 0,3 eenheid voor opgegeven gehalten van minder dan 3 %.
i) Voor caroteen, vitamine A en xanthofyl:
- 30 % van het opgegeven gehalte.
j) Voor methionine, lysine en vluchtige stikstofbasen:
- 20 % van het opgegeven gehalte.
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
BIJLAGE II
Richtlijn 74/63/EEG wordt als volgt gewijzigd:
In deel B van bijlage II worden in kolom 1 alle ongewenste stoffen en produkten van kolom 1 van bijlage I opgenomen, met uitzondering van aflatoxine, cadmium en arsenicum, en in kolom 2 de daarmee overeenkomende voedermiddelen van kolom 2 van bijlage I, met inbegrip van de daarbij vermelde uitzonderingen.