Bijlagen bij COM(2003)591 - Tussentijdse evaluatie van het gemeenschappelijk meerjarenprogramma ter stimulering van de ontwikkeling en het gebruik van Europese digitale inhoud op de mondiale netwerken en ter bevordering van de taalkundige verscheidenheid in de informatiemaatschappij (eContent)

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

bijlage bij deze mededeling gevoegd [2].

[1] Technopolis Ltd (hoofdcontractant), IDATE en PRISMA.

[2] Mid term evaluation of the eContent Programme: Final Report, juni 2003, Technopolis Ltd., IDATE en PRISMA. Het volledige rapport is beschikbaar op: www.cordis.lu/econtent.

Het programma eContent

De doelstellingen van eContent zoals die in de programmabeschikking [3] zijn opgenomen, luiden:

[3] Beschikking 2001/48/EG van de Raad van 22 december 2000, PB L 14, 18.1.2001, blz. 32.

* gunstige voorwaarden scheppen voor de ontwikkeling van de Europese industrie voor digitale inhoud;

* de vraag naar en het gebruik van multimedia-inhoud stimuleren;

* een bijdrage leveren tot de professionele, sociale en culturele ontwikkeling van de burger;

* de uitwisseling van kennis tussen gebruikers en leveranciers bevorderen.

eContent bestrijkt een periode van vier jaar, die loopt van januari 2001 tot januari 2005, en het referentiebudget voor het programma bedraagt 100 miljoen euro. Het programma wordt ten uitvoer gelegd door middel van drie actielijnen:

* bevordering van de toegang tot en stimulering van het gebruik van overheidsinformatie;

* bevordering van de productie van inhoud in een meertalige en multiculturele omgeving;

* versterking van de dynamiek op de markt voor digitale inhoud.

In 2001 en 2002 werden 58 projecten gecofinancierd, waarbij 468 organisaties waren betrokken [4].

[4] Contracten die naar aanleiding van uitnodigingen tot het indienen van voorstellen in het kader van de programma-activiteiten voor 2001 en 2002 met consortia zijn gesloten.

Evaluatiedoelstellingen

Bij de tussentijdse evaluatie van eContent werd conform de beschikking van de Raad een beoordeling gegeven van in hoeverre in de eerste twee jaar van het programma de doelstellingen ervan werden gerealiseerd; de doeltreffendheid van de actiestrategie van het programma (de interventielogica); de efficiëntie van de organisatie en het beheer van het programma; kwesties in verband met de grondslag, synergie en duurzaamheid; en de mate waarin het programma aan de behoeften van de doelgroep wist te voldoen. De beoordelaars hebben aanbevelingen gedaan voor de tweede helft van het lopende programma en aanwijzingen gegeven omtrent een eventuele voortzetting van de activiteiten.

Voornaamste bevindingen

De beoordelaars hebben geconcludeerd dat het programma gelet op de beperkte middelen aanzienlijke voordelen heeft opgeleverd. Het programma heeft aangetoond dat de informatie waarover de publieke sector beschikt een economisch potentieel heeft en dat taalkundige en culturele aanpassing van digitale inhoud aan doelgroepen de mogelijkheden voor toegang tot de markt verruimt.

De beoordelaars hebben de positieve impact van het huidige programma erkend en hebben een duidelijke aanbeveling gedaan om in het kader van het Gemeenschapsbeleid en de Gemeenschapsprogramma's steun te blijven verlenen aan digitale inhoud.

Gedetailleerde bevindingen

De volgende specifieke conclusies zijn getrokken:

- De interventielogica van het programma voldeed, dankzij een hiërarchie van doelstellingen die uiteenlopen van het politieke raamwerk ter bevordering van "internettoegang voor iedereen" via de operationele doelstellingen van de actielijnen tot de van de diverse geselecteerde projecten verwachte resultaten.

- Dankzij het programma zijn projecten uitgevoerd die anders niet zouden hebben plaatsgevonden, in ieder geval niet in dezelfde vorm of met dezelfde transnationale dimensie, zodat een hoge toegevoegde waarde en een goed gebruik van publieke middelen zijn bereikt. De deelnemende organisaties hebben met name gewezen op de hefboomwerking van de transnationale netwerken die bij de projecten zijn gevormd.

- Het programma heeft zijn doelgroepen bereikt, d.w.z. vooral het MKB, dat 43% van de deelnemers vertegenwoordigt, op de voet gevolgd door overheidsorganisaties (40%). In termen van de financiering is 44% van de middelen naar het MKB gegaan; 29% ging naar bedrijven met minder dan 50 werknemers. Deze begunstigden hebben hun waardering uitgesproken voor het feit dat zij aan transnationale projecten konden deelnemen.

- Het programma werd over de gehele linie goed beheerd. De problemen die zich tijdens de tenuitvoerlegging van het programma hebben voorgedaan waren van relatief weinig betekenis: er hebben zich enkele vertragingen voorgedaan bij de gunning van contracten en het verrichten van betalingen, en de informatie-uitwisseling binnen en tussen projecten zou doeltreffender kunnen zijn geweest.

Voornaamste aanbevelingen inzake de uitvoering van het programma

In het evaluatierapport worden aanbevelingen aan de Commissie en aan de lidstaten gedaan met betrekking van de voortzetting van het huidige programma. Hieronder volgen de belangrijkste aanbevelingen aan de Commissie, alsmede een reactie daarop.

Aanbeveling 1: De financiële eisen waaraan de deelnemers moeten voldoen, zijn te streng voor kleine en middelgrote ondernemingen en voor startende bedrijven, de belangrijkste doelgroepen van het programma. De Commissie zou de deelnemende organisaties ook sneller moeten betalen.

Reactie van de Commissie: De wettelijke en financiële voorschriften waaraan de deelnemers aan het eContent-programma moeten voldoen, zijn die van het Financieel Reglement van de Gemeenschappen. Dit reglement is gebaseerd op de beginselen van gezond financieel beheer en bescherming van het algemeen belang. Alle contractanten, dus ook kleine en middelgrote ondernemingen en startende bedrijven, moeten aantonen dat zij in staat zijn het project te cofinancieren en dat zij over de nodige personele en financiële middelen beschikken om het project uit te voeren. De Commissie steunt de deelname van kleine en middelgrote ondernemingen en startende bedrijven door maximaal 30% van het contractueel afgesproken bedrag als voorschot uit te betalen, waarbij de kosten van eventuele financiële garanties worden gedeeld.

Met de inwerkingtreding van het nieuwe Financieel Reglement per 1 januari 2003 worden de contractueel vastgestelde uitbetalingstermijnen voor nieuwe deelnemers geleidelijk teruggebracht van 60 tot 45 dagen na het indienen van de verslagen, waardoor de kleinere spelers hiervan minder last ondervinden.

Aanbeveling 2: De nadruk moet op de commerciële dimensie van de projecten komen te liggen.

Reactie van de Commissie: Ofschoon het eContent-programma marktgericht is, is het vooral actief in marktsectoren waarin de kans op mislukking en het belang van de publieke sector groot zijn. In het kader van het programma krijgen twee soorten projecten financiële steun.

In de eerste plaats projecten die op publiek/private partnerschappen gebaseerd zijn of op meertalige/multiculturele toepassingen die ter demonstratie van rendabele diensten dienen. Deze actie houdt direct verband met het voorstel van de Commissie voor een wettelijke instrument ter bevordering van het hergebruik van overheidsinformatie [5]. Hiermee wordt bijgedragen aan de cultuurverandering die overheidslichamen moeten ondergaan om het hergebruik van uit overheidsbronnen afkomstige informatie te bevorderen.

[5] PB C 227 E, 24.9.2002, p. 382-386: Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad inzake het hergebruik en de commerciële exploitatie van overheidsdocumenten (COM(2002) 207 def).

In de tweede plaats gaat het om projecten die de weg moeten vrijmaken voor in een tweede fase te ontwikkelen diensten waarmee bestaande dataverzamelingen in de lidstaten met elkaar worden gekoppeld en waarbij een duidelijk beleid voor het hergebruik van die gegevens moet worden geformuleerd. Omdat de aanlooptijd voor deze projecten [6] langer is, wordt getracht hierbij potentiële gebruikers van de diensten die na afloop van de projecten zelf beschikbaar zullen zijn, te betrekken.

[6] Zie de beschikking van de Raad inzake eContent, bijlage I, voor de verschillende types projecten die voor steun in aanmerking komen.

Een dergelijke benadering leidt enerzijds bij het eerste soort projecten tot werkende demonstraties, terwijl anderzijds aanvullende gegevens beschikbaar worden gesteld die later kunnen worden geëxploiteerd op gebieden waarbij de publieke sector het meeste belang heeft.

Aanbeveling 3: De terugkoppeling naar inschrijvers wier voorstellen zijn afgewezen, dient te worden verbeterd.

Reactie van de Commissie: Elk voorstel wordt beoordeeld aan de hand van de in de uitnodiging vermelde criteria. De Commissie deelt alle inschrijvers uitvoerig mee waarom hun voorstellen zijn aanvaard of verworpen. Met betrekking tot elk criterium wordt informatie naar de inschrijvers teruggekoppeld, zodat zij hun voorstel kunnen evalueren en eventueel bij een volgende uitnodiging een aangepast voorstel kunnen indienen. Bovendien bieden de diensten van de Commissie aspirant-inschrijvers de mogelijkheid hun ideeën te laten toetsen voordat zij een volledig voorstel indienen, zodat zij er voor kunnen zorgen dat het uiteindelijke voorstel in overeenstemming is met de programmadoelstellingen van eContent.

Aanbeveling 4: De Commissie dient de samenwerking en netwerkvorming onder de nationale contactorganen die informatie over het programma verstrekken, te bevorderen teneinde de kwaliteit van de dienstverlening te verbeteren.

Reactie van de Commissie: De Commissie neemt nota van deze aanbeveling en zal aandacht blijven schenken aan de opleiding van de nationale contactpersonen. Er zij op gewezen dat het bij de nationale contactorganen om een ondersteunend mechanisme voor voorlichting en verspreiding van informatie onder potentiële deelnemers gaat, dat conform het subsidiariteitsbeginsel door de lidstaten en de deelnemende landen opgezet en gefinancierd wordt. Daarom variëren het niveau van dienstverlening en de beschikbare middelen van land tot land.

Voornaamste aanbevelingen voor een eventueel vervolg op het programma

Aanbeveling 5: De contractant pleit voor een vervolg op het programma.

Reactie van de Commissie: De Commissie heeft kennisgenomen van de impactanalyse van het huidige programma en van de uitvoerige raadpleging die de contractant heeft uitgevoerd. In het kader van de evaluatie zijn meer dan 2000 organisaties geraadpleegd die op het programma hadden ingeschreven, met de bedoeling informatie te verzamelen over hun activiteiten op het terrein van digitale inhoud.

Talloze respondenten hebben de Europese steun ervaren als een factor die hen in staat stelde netwerken te vormen met soortgelijke of complementaire organisaties buiten de landsgrenzen of als een drijfveer voor grensoverschrijdende samenwerking.

De Commissie heeft in haar mededeling over eEurope 2005 [7] duidelijk gemaakt dat digitale inhoud een essentiële rol factor is voor de overbrugging van de digitale kloof en de verhoging van de belangstelling voor het gebruik van wereldwijde netwerken. Momenteel wordt nagedacht over een voorstel voor een vervolgprogramma.

[7] Europe 2005: Een informatiemaatschappij voor iedereen, COM(2002) 263 van 28 mei 2002.

Aanbeveling 6: Gezien de beschikbare middelen vraagt de contractant de Commissie voor een zo groot mogelijke impact te zorgen en de potentiële doelgroep te beperken.

Reactie van de Commissie: De Commissie deelt de mening dat de impact gemaximaliseerd dient te worden en dat een zekere rationalisering van de activiteiten moet plaatsvinden. Zij zal in haar voorstel uitvoerig aangegeven op welke terreinen de door Europa toegevoegde waarde geoptimaliseerd kan worden. In het bijzonder is de Commissie het met de contractant eens dat meertalige en multiculturele aspecten de kern van te steunen projecten moeten vormen en zich niet tot een specifieke actielijn moeten beperken.

Een raadpleging van de industrie is inmiddels van start gegaan om vast te stellen op welke gebieden het belang van de openbare sector en de prioriteiten van de industrie samenvallen om de weg te effenen voor doeltreffende publiek/private partnerschappen.

CONCLUSIE

De Commissie neemt nota van de conclusies en aanbevelingen van het evaluatieverslag over het eContent-programma. Gelet op het commentaar van de Commissie verzoekt zij het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité, en het Comité van de Regio's:

(1) het belang van digitale inhoud te erkennen als middel om de toegankelijkheid van informatie voor de burger te verbeteren en de economische en sociale ontwikkeling van het Europese bedrijfsleven te stimuleren;

(2) de rol van het eContent-programma te ondersteunen als demonstratie-instrument voor het hergebruik van overheidsinformatie en de ontwikkeling van Europese meertalige en multiculturele inhoud.


BIJLAGE

Tussentijdse evaluatie van het

eContent-programma

in opdracht van de Europese Commissie

Technopolis Ltd

17 juli 2003

Inleiding

Het programma eContent werd door de Europese Commissie [8] opgezet om de groei en ontwikkeling van de industrie voor digitale inhoud in Europa te bevorderen. Het programma is in 2001 van start gegaan en loopt tot 2005. Het doel van het eContent-programma, waarvoor een budget van EUR 100 miljoen is uitgetrokken, is de productie, het gebruik en de verspreiding van Europese digitale inhoud (e-content, e-inhoud) op wereldwijde netwerken te ondersteunen. Daartoe moet de groei van een gezonde en concurrerende Europese industrie voor digitale inhoud worden bevorderd, die beter in staat is de mogelijkheden van de nieuwe en opkomende technologieën uit te buiten.

[8] Zie de beschikking van de Raad van 22 december 2000, PB L 14, 18.1.2001.

Het programma heeft drie actielijnen:

- bevordering van de toegang tot en stimulering van het gebruik van overheidsinformatie;

- bevordering van de productie van inhoud in een meertalige en multiculturele omgeving;

- versterking van de dynamiek op de markt voor digitale inhoud.

Deze evaluatie vond plaats aan de hand van de criteria daarvoor die in de beschikking van de Raad van 22 december 2000 waren opgenomen. De evaluatie werd in een periode van zes maanden (januari - juni 2003) uitgevoerd door een transnationaal consortium onder leiding van Technopolis Ltd.

Ofschoon bij de evaluatie in de eerste plaats is gekeken naar de vooruitgang die halverwege het programma was geboekt, diende de studie eveneens om na te gaan of het programma een geschikt beleidsinstrument is om de Europese industrie voor digitale inhoud te helpen de huidige en toekomstige barrières voor de innovatie te overwinnen. Daardoor konden aanbevelingen worden gedaan over de vraag of en, zo ja, in welke vorm het programma in de toekomst moet worden voortgezet.

De evaluatie bestrijkt de projecten die in het kader van de eerste en de tweede uitnodiging tot het indienen van voorstellen [9] in alle vijftien lidstaten van de Europese Unie en in de drie Eva-landen, Noorwegen, Liechtenstein en IJsland, van start zijn gegaan. De toetredingslanden bleven bij de evaluatie buiten beschouwing omdat bij de aanvang van de werkzaamheden in januari 2003 slechts een gering aantal van hen met de Commissie een memorandum van overeenstemming over deelname aan het programma had ondertekend. Om toch rekening te houden met de vermoedelijke behoeften, voorkeuren en verwachtingen van deze landen, zijn enkele vertegenwoordigers van de nationale contactorganen [10] in de toetredingslanden geïnterviewd.

[9] Het programma wordt voornamelijk uitgevoerd door middel van uitnodigingen tot het indienen van voorstellen, waarbij belangstellenden gevraagd wordt binnen een bepaalde termijn met projectvoorstellen te komen. Per jaar vindt er één uitnodiging plaats. Met de derde uitnodiging is in december 2002 een begin gemaakt.

[10] Nationale contactorganen zijn ondersteunende instanties die door de lidstaten in het leven worden geroepen om het programma onder de aandacht van het publiek te brengen en om potentiële deelnemers bij de inschrijving te helpen. Ofschoon zij een grote rol spelen, vallen zij geheel onder de verantwoordelijkheid van de lidstaten.

2. Samenvatting van de belangrijkste evaluatieresultaten

Deze samenvatting en de bijbehorende aanbevelingen geven in beknopte vorm de essentie van de evaluatie weer. De uitgewerkte bevindingen en de bijbehorende analyses zijn in de hoofdtekst van het rapport opgenomen. De evaluatie werd toegespitst op een reeks van zes kernvragen.

2.1. Was de interventielogica van het programma effectief?

Met "interventielogica" wordt gedoeld op het verband tussen het programma en de daarvoor bestemde middelen enerzijds en de resultaten en impact ervan anderzijds. Er dient een logisch verband te bestaan tussen de algemene programmadoelstellingen, de concrete streefdoelen, de concrete resultaten die worden verwacht en de maatregelen en activiteiten waarmee deze resultaten moeten worden bereikt. Een programma kan alleen doeltreffend zijn als de interventielogica zo duidelijk mogelijk is, aangezien een "wollige" interventielogica ertoe kan leiden dat de beschikbare middelen worden gebruikt voor maatregelen die bijdragen tot de algemene doelstelling van het programma.

Voor het aantonen van de doeltreffendheid van de interventielogica is het nuttig het programma op verschillende niveaus te beoordelen, zie schema 1.

Schema 1: Interpretatie van de interventielogica van het programma eContent

Overkoepelend raamwerk // * eEurope - Stimuleren van het gebruik van en de toegang tot internet voor iedereen

Algemene programma doelstelling // * Verhoging van het concurrentievermogen van de Europese industrie voor digitale inhoud door de productie, het gebruik en de verspreiding van Europese digitale inhoud op wereldwijde netwerken te ondersteunen

Concrete streefdoelen // * Bevordering van de toegang tot en stimulering van het gebruik van commercieel interessante overheidsinformatie;

* Bevordering van de culturele verscheidenheid en meertaligheid door stimulering van de productie van inhoud in een meertalige en multiculturele omgeving

* Versterking van de dynamiek op de markt voor digitale inhoud

Verwachte resultaten // * Concrete projectresultaten zoals voorbeelden van nieuwe digitale producten/diensten waarmee wordt aangetoond dat dergelijke producten/diensten commercieel levensvatbaar zijn

* Ontwikkeling van modellen en methodieken voor beste praktijken

* Verspreiding van resultaten

* Stimulering van nieuwe partnerschappen

Activiteiten // * Financiering van samenwerkingsprojecten :

- met een korte aanlooptijd

- die oplossingen ontwikkelen op basis van beschikbare technologie

- die voortbouwen op een multinationale en multidisciplinaire multipartnerbenadering

Ter ondersteuning van de voornaamste programmadoelstellingen worden in het kader van eContent projecten gefinancierd waarbij de resultaten snel marktrijp worden gemaakt, worden oplossingen ontwikkeld op basis van beschikbare technologie en wordt met nieuwe ondernemingsmodellen en partnerschappen geëxperimenteerd. Op grond daarvan is eContent een marktgericht programma met een duidelijk commerciële invalshoek waarbij sterk de nadruk ligt op de vorming van pan-Europese netwerken en partnerschappen.

De doelstellingen zijn in de beschikking van de Raad evenwel veel breder geformuleerd, in die zin dat zij een sociale en politieke lading hebben die een commercieel georiënteerd programma ontstijgen. Ofschoon deze doelstellingen niet met elkaar in strijd zijn, zou het logischer zijn deze zodanig te structureren dat de interventielogica duidelijk gedefinieerd is. Anders bestaat het gevaar dat het programma als een soort vergaarbak dient, omdat te veel doelstellingen worden nagestreefd met verhoudingsgewijs beperkte middelen.

De beoordelaars betogen derhalve dat het stimuleren van toegankelijkheid en het gebruik van internet als overkoepelend raamwerk voor het programma dient, terwijl de verhoging van het concurrentievermogen van de Europese industrie voor digitale inhoud als algemene doelstelling van eContent moet worden gezien waarmee in hoge mate wordt bijgedragen tot dat raamwerk. Het vooruitzicht van producten en diensten die in de toekomst gecommercialiseerd gaan worden als uitvloeisel van projecten, fungeert als voornaamste drijfveer voor organisaties in het publieke domein en universiteiten/onderzoekinstellingen om gezamenlijke inhoud in Europees verband te gaan ontwikkelen en voor een breder publiek beschikbaar te gaan stellen.

De drie actielijnen moeten daarom worden gezien als concrete streefdoelen van het programma aan de hand waaraan het succes van het programma dient te worden afgemeten. De keuze van de drie actielijnen werd zinvol geacht gezien het versnipperde karakter van de industrie en de spanwijdte van de destijds actuele thema's. Het programma spitst zich toe op één belangrijke en ondergebruikte bron van inhoud, namelijk overheidsinformatie. Bovendien concentreert het zich op een aantal transversale aspecten die de ontwikkeling van digitale inhoud in Europa belemmeren, zoals meertaligheid en digitaal rechtenbeheer (DRM).

De interventielogica is alleen gezond als de streefdoelen bijdragen tot de algemene programmadoelstelling, namelijk de verhoging van het concurrentievermogen van de inhoudindustrie, en niet alleen tot een betere beschikbaarheid van inhoud leiden. Marktgerichtheid is een fundamentele eis voor alle projecten vanaf het moment waarop zij van start gaan, want anders bestaat het gevaar dat uiterst relevante en interessante inhoud niet efficiënt gebruikt wordt of onvoldoende op de potentiële gebruikers wordt afgestemd. Vanaf 2003 wordt geëist dat alle inschrijvers een gezond ondernemingsplan bij de inschrijving voegen. Dit wordt als een gerechtvaardigde en aanbevelenswaardige verandering beschouwd.

2.2. In hoeverre is het programma relevant?

eContent is globaal gezien relevant voor een groot aantal spelers in de inhoudindustrie. Het programma is bijzonder relevant voor een relatief kleine subsector van de inhoudindustrie. Het gaat vooral om bedrijven die betrokken zijn bij de verspreiding van uit de publieke sector afkomstige on-line inhoud, deskundigen op het gebied van lokale aanpassing van software en aanbieders van specialistische inhoud binnen openbare lichamen en onderzoekorganisaties. Het programma is ook relevant voor Europese bedrijven, burgers en gebruikers, omdat de beschikbaarheid van waardevolle inhoud voor hen verbetert. Het belang van het programma wordt nog versterkt door het feit dat er in de lidstaten niet veel nationale programma's zijn die zich rechtstreeks met eContent kunnen meten.

De relevantie van het eContent-programma verschilt voor de diverse betrokken partijen. De belangrijkste aspecten worden hieronder opgesomd:

Relevantie van Europese inhoud voor het MKB

- Betere toegang tot commercieel relevante informatie in handen van de overheid

- Publiek/private partnerschappen garanderen dat het MKB van begin af aan bij het ontwerp, de bundeling, de verspreiding en de prijsstelling van inhoud wordt betrokken.

- Toegang tot gidsen betreffende beste praktijken bij de lokale aanpassing van software waardoor het MKB zijn producten op efficiëntere wijze op de verschillende doelmarkten kan afstemmen

- Betere mogelijkheden voor het vormen van netwerken met deskundigen op het gebied van lokale aanpassing en taal, waardoor een bron van kennis en commerciële mogelijkheden kan worden aangeboord die nog steeds niet ten volle wordt benut

- Verspreiding van door het MKB vervaardigde inhoud op Europees niveau

- Meer kennis over transversale aspecten zoals digitaal rechtenbeheer en handel in rechten

Relevantie voor de publieke sector

- Meer mogelijkheden om inhoudbronnen te exploiteren die anders onontgonnen blijven

- Hogere serviceniveaus voor een groeiend aantal burgers en bedrijven waarbij dankzij meertaligheid de taalbarrières kunnen worden geslecht

- Verspreiding van inhoud onder een breder publiek waardoor het begrip "open overheid" wordt gepromoot

- Marktvriendelijke verspreiding van inhoud dankzij publiek/private partnerschappen

- Commercialisering als een gelegenheid om extra inkomsten te genereren

Relevantie voor universiteiten en onderzoekinstellingen

- Efficiënte exploitatie van uiterst relevante, maar versnipperde inhoud

- Verspreiding van inhoud onder een breder publiek

- Meer mogelijkheden om hun taalkennis en vaardigheden op het gebied van lokale aanpassing aan de man te brengen door middel van netwerkvorming met de industrie

- Deling van kennis om problemen sneller tot een oplossing te brengen

- Commercialisering als een gelegenheid om extra inkomsten te genereren

Relevantie voor de gebruikers in Europa

- Betere beschikbaarheid van relevante inhoud

- Betere toegang door het uit de weg ruimen van taalbelemmeringen

2.3. Is het programma efficiënt beheerd?

Bij de beantwoording van deze vraag dient onderscheid te worden gemaakt tussen het dagelijks beheer van de processen die plaatsvinden om de programmadoelstellingen te bereiken en de algemene overeenstemming met de doelstellingen en opvattingen van de Commissie. Globaal gezien blijkt uit de schriftelijke enquête in het kader van deze evaluatie dat het programmabeheer in beide opzichten efficiënt was. Elders in dit rapport wordt uitvoerig ingegaan op de bereikte doelstellingen.

Over het geheel genomen toonden de deelnemers zich erg tevreden over de aansturing door de Commissie in de drie hoofdfasen: in de periode vóór de indiening, bij de indiening zelf en bij het projectbeheer. Ofschoon er kleine verbeteringen mogelijk zijn op het vlak van projectdocumentatie, terugkoppeling en betalingen, verdient de Commissie een compliment voor haar prestaties.

De tekst en voorwaarden van de programmabeschikking zijn helder, samenhangend en ondubbelzinnig gebleken, want zij maken duidelijk waarom het eContent-programa noodzakelijk is, wat de doelstellingen zijn en wat de actielijnen behelzen. Zij bevat alle informatie die de Commissie nodig heeft om uitvoering aan het programma te geven. De in de programmabeschikking neergelegde procedures zijn stipt door de Commissie gevolgd.

In een snel veranderende sector zoals die van eContent, kunnen technische omstandigheden en marktvoorwaarden op korte termijn veranderen en het potentieel voor commercieel bruikbare resultaten van een project beïnvloeden. Door al in een vroeg stadium van de projecten meer aandacht aan deze beide aspecten te schenken, had meer grip kunnen worden gekregen op het resultaat van het programma. Ofschoon de projectteams idealiter over de daarvoor noodzakelijke vaardigheden beschikken, wordt voorgesteld dat de Commissie de nationale contactorganen aanspoort lijsten op te stellen van deskundigen op technisch en commercieel gebied die een externe opinie kunnen geven teneinde dit aspect te benadrukken. Bovendien zijn de marketing-plannen voor de projectresultaten in veel gevallen in de la blijven liggen en hadden deze in een veel vroeger stadium moeten worden geactiveerd. De commercialiserings- en marketing-aspecten zouden bij de projectevaluaties speciale aandacht van de Commissie en de beoordelaars moeten krijgen.

De rol die de nationale contactorganen hebben gespeeld bij de verspreiding van programma-informatie was minder duidelijk, omdat de opzet ervan in elke lidstaat weer anders is. Daardoor beschikken sommige nationale contactorganen over de middelen en het prestige om hieraan actief deel te nemen, terwijl andere veel passiever te werk gaan. Door de netwerkvorming en goede praktijken van de nationale contactorganen te verbeteren, zou het netwerk voor bestaande en toekomstige gebruikers veel nuttiger kunnen zijn.

Wat de bewustmakingsactiviteiten betreft, zou de verspreiding van resultaten, bijv. via websites, kunnen worden verbeterd door deze "marktvriendelijker" te maken. Specifieke marktevenementen zouden ook baat kunnen hebben bij een grotere betrokkenheid van de commerciële sector, om wederom te stimuleren dat commercialiseringsactiviteiten al in een vroeg stadium beginnen.

Samenvattend kan worden geconcludeerd dat het programma goed is beheerd, maar dat sterker de nadruk moet worden gelegd op marktgerichtheid om zo veel mogelijk profijt te trekken van de projecten.

2.4. Voldoet het programma aan de verwachtingen van de deelnemers?

In principe hebben de deelnemers goed begrepen wat de doelstellingen van het programma zijn, met name wat betreft de commerciële en netwerkvormingsaspecten. "Ontwikkeling van nieuwe producten/processen en diensten" werd door alle deelnemers als een doelstelling met hoge prioriteit beschouwd. Doelstellingen op het gebied van netwerkvorming, zoals "toegang tot complementaire vaardigheden" en "vorming van strategische allianties" scoorden eveneens hoog. Doelstellingen op het gebied van kennisverwerving en verbetering van de kennisverwerving binnen de organisatie kregen een minder hoge prioriteit. Ofschoon opleiding een belangrijk projectresultaat was, werd het niet als een van de hoofddoelstellingen van de projecten beschouwd. Uit de lage positie van "spreiding van technologisch risico" blijkt duidelijk dat eContent zeker niet gezien wordt als een technologieprogramma.

Zoals valt te verwachten zijn er enkele markante verschillen tussen de diverse soorten deelnemers wat betreft de prioriteiten ten aanzien van de doelstellingen. Toegang tot markten en klanten en verbetering van het concurrentievermogen waren voor bedrijven het belangrijkst. Voor organisaties in de publieke sector en universiteiten werd de verspreiding van inhoud onder een breder publiek als centrale doelstelling beschouwd. De ontwikkeling van een eindproduct kreeg van alle categorieën deelnemers een hoge prioriteit.

Uit de resultaten kwam ook naar voren dat bedrijven andere verwachtingen hebben van netwerken en partnerschappen, dan organisaties in de publieke sector en universiteiten. Terwijl doelstellingen ten aanzien van netwerkvorming van alle soorten deelnemers een hoge prioriteit kregen, waren bedrijven vooral op zoek naar complementaire vaardigheden en hadden overheden en universiteiten meer belangstelling voor strategische allianties teneinde door hen geleverde inhoud onder de aandacht van een breder publiek te brengen.

Een deel van de projectdoelstellingen is inmiddels bereikt, ondanks de relatief korte tijd dat het programma loopt. Dit geldt vooral voor doelstellingen op het gebied van netwerkvorming, zoals "vorming van strategische allianties" en "toegang tot complementaire vaardigheid". Een van de hoofddoelstellingen van het programma, de vorming van netwerken van uitlopende spelers op de markt, wordt niet alleen door de deelnemers als uiterst belangrijk gezien, maar blijkt ook al in ruimte mate te zijn gerealiseerd.

Veel deelnemers gingen ervan uit dat de doelstellingen ten aanzien van de exploitatie van projectresultaten pas na de afronding van het project zouden worden bereikt. Dit geeft aan dat er tot dusver niet veel aandacht is geschonken aan commerciële benutting, waardoor de commerciële impact van de projecten nog wel enige tijd op zich zal laten wachten.

2.5. Wat zijn de directe resultaten van eContent en hoe kunnen deze commercieel worden benut?

Allerlei resultaten zijn al beschikbaar, terwijl andere volgens de deelnemers op zeer korte termijn zullen worden bereikt. De meeste projecten verkeren al in een vergevorderd stadium en verwacht wordt dat bij afronding van de projecten nieuwe producten en diensten beschikbaar zullen zijn. Het programma lijkt er dan ook in geslaagd te zijn de beschikbaarheid van digitale inhoud in Europa te verbeteren.

Wat de commerciële exploitatie betreft, een van de hoofddoelstellingen van eContent, hebben tot nog toe evenwel slechts weinig deelnemers concrete plannen gemaakt ten aanzien van marketing, verkoopmethodes, doelgroepen, inkomstenmodellen en omzet. Een gering aantal projecten heeft een experimenteel stadium bereikt waarin een prototype van hun eindproduct actief wordt uitgetest door potentiële klanten. De meeste projecten verkeren echter nog in de fase van het haalbaarheidsonderzoek, waarbij de behoeften van potentiële gebruikers worden gepeild, alsmede hun bereidheid te betalen voor eventuele concrete diensten/producten. Bij de meeste projecten zal daarom nog meer tijd, inspanning en geld in marketing-onderzoek, marktexperimenten en andere premarketing-activiteiten moeten worden gestoken voordat eventuele commercieel toepasbare resultaten beschikbaar zullen zijn.

Onduidelijkheid over de commerciële bruikbaarheid van de resultaten is een onvermijdelijk aspect van het innovatieproces en is zelfs bij marktgeoriënteerde programma's niet ongebruikelijk. Aangezien de commercialisering bij de meeste projecten nog in een pril stadium blijkt te verkeren, moet de verwachting van de Commissie dat de projectresultaten bijna marktrijp zijn en dat de commercialisering ervan kort na de afronding van de projecten kan beginnen, enigszins worden getemperd. Om deze onzekerheid te verminderen, zouden maatregelen moeten worden getroffen om van bij aanvang van de projecten meer aandacht te schenken aan de commercialiseringsaspecten. Een van de maatregelen om de commerciële exploitatie te verbeteren en te bespoedigen kan zijn om al in een vroeg stadium potentiële zakelijke gebruikers en/of distributeurs bij de projecten te betrekken. Als niet al in het aanvangsstadium met de behoeften van de gebruikers rekening wordt gehouden, bestaat het gevaar dat goede inhoudproducten onvoldoende benut worden, dat het productontwerp te kort schiet of dat de aanlooptijd nodeloos lang is.

2.6. Zijn de programmadoelstellingen bereikt?

De programmadoelstellingen zijn in het algemeen erg ruim en de beschikbare middelen tamelijk beperkt. Het zou dan ook onrealistisch zijn te verwachten dat het programma een enorme impact zou kunnen hebben. eContent dient meer te worden beschouwd als een demonstratieprogramma dat de Europese inhoudindustrie duidelijk moet maken dat de overheidssector over informatie beschikt die commercieel interessant is, dat meertaligheid een enorme pre is op Europees/wereldwijd niveau en dat kwesties zoals digitaal rechtenbeheer een werkelijke belemmering voor de commercialisering van digitale inhoud vormen en daarom geregeld moeten worden.

Bevordering van de toegang tot en stimulering van het gebruik van overheidsinformatie

Wat het gebied overheidsinformatie betreft, wordt de bij het programma tot dusver bereikte vooruitgang als zeer bevredigend gezien. De gefinancierde projecten zijn interessant voor brede groepen burgers en bedrijven in Europa en bestrijken belangrijke thema's zoals kadastrale, geografische en sociale informatie, milieudata en octrooigegevens. De projecten hebben al belangrijke terminologische, juridische en conceptuele verschillen helpen oplossen. Een groot aantal van deze projecten zou zonder het programma niet, of in ieder geval op een veel beperktere wijze zijn uitgevoerd. Daarom kan worden geconcludeerd dat zowel de toegankelijkheid als de beschikbaarheid van overheidsinformatie dankzij het programma zijn verbeterd. Bovendien worden in het kader van actielijn 1 ook wetgevings- en beleidsactiviteiten van de Commissie op het gebied van overheidsinformatie gesteund [11].

[11] Zie het in januari 1999 verschenen "Groenboek over overheidsinformatie in de informatiemaatschappij" en "eEurope 2002: De realisatie van een EU-kader voor de exploitatie van overheidsinformatie", waarin een beleid van de Commissie werd geschetst op het stuk van hergebruik en commerciële exploitatie van overheidsinformatie. Op 5 juni 2002 werd een voorstel voor een richtlijn inzake het hergebruik en de commerciële exploitatie van overheidsinformatie gepubliceerd. Deze documenten zijn te vinden op http://www.cordis.lu/eContent/psi/ pubsec.htm.

Of deze betere beschikbaarheid ook in de toekomst commercieel haar vruchten zal afwerpen, valt op dit moment niet met zekerheid te zeggen. In deze fase van het programma kan enkel worden vastgesteld dat een deel van de projecten vermoedelijk een grote commerciële waarde vertegenwoordigt mits de verpakking en distributie van de producten op gedegen wijze plaatsvinden. Het feit dat bij de meeste projecten nog geen exploitatiescenario is ontwikkeld, betekent evenwel dat er nog wel enige tijd voorbij zal gaan voordat het marktpotentieel voor het Europese MKB gerealiseerd is. Zoals al is geopperd kan de tijd die nodig is voor het in de handel brengen van een op overheidsinformatie gebaseerd product worden bekort en ervoor worden gezorgd dat het product van meet af op de potentiële gebruikers wordt afgestemd, door zakelijke gebruikers en of distributeurs al in een vroeg stadium bij het project te betrekken.

Samenvattend kunnen over het commerciële potentieel van overheidsinformatie in het kader van de door het programma gefinancierde projecten de volgende opmerkingen worden gemaakt:

- De op overheidsinformatie gebaseerde inhoud die vermoedelijk het meest lucratief is, wordt aangetroffen in het "business to business"-domein (B2B). Geografische, kadastrale informatie, enz. die eerder voor bedrijven dan voor individuele burgers nuttig is, heeft een hoger commercieel potentieel.

- Vermoedelijk zullen zich enkele belangenconflicten voordoen tussen de openbare en de particuliere sector wanneer maatschappelijk gevoelige informatie, zoals medische gegevens, in het spel is. Een belangrijk factor voor het succes of de mislukking van toekomstige commercialiseringsmodellen is de precieze aard en de adequaatheid van het gekozen inkomstenmodel. Met name bij maatschappelijk gevoelige informatie zal de publieke sector betrokken willen blijven bij beslissingen over wie tegen welke prijs toegang tot het product krijgt.

- In sommige gevallen toont de publieke sector zich weinig bereid om inhoud commercieel te laten exploiteren omdat de potentiële inkomsten uit hun eigen informatie bedreigd worden als de particuliere sector een licentie wordt gegund. Sommige overheidsorganen geven er daarom de voorkeur aan zelf, eventueel in samenwerking met andere openbare instanties, tot exploitatie over te gaan teneinde dit risico te vermijden.

Bevordering van de productie van inhoud in een meertalige en multiculturele omgeving

Met het programma is of wordt in de naaste toekomst bijgedragen tot een reeks van resultaten waarmee:

- het belang van lokale aanpassing/meertaligheid voor Europese bedrijven kan worden aangetoond;

- inhoudbedrijven kunnen worden geholpen hun aanbieding aan de lokale markt aan te passen, bijvoorbeeld door middel van adviezen, modellen voor beste praktijken, interactieve gidsen en opleidingsmodellen;

- belangrijke inhoud in diverse talen aan een Europees publiek beschikbaar wordt gesteld, waardoor deze beter toegankelijk wordt gemaakt;

- doeltreffende meertalige zoek- en retrieval-mechanismen worden geboden om toegang te krijgen tot belangrijke inhoud.

Bij het programma mag dan ook worden gerekend op resultaten van hoge kwaliteit. Dankzij de multidisciplinaire teams van aanbieders van lokaliseringsdiensten, eigenaars van zeer specifieke inhoud, gespecialiseerde adviseurs, software-bedrijven en internationale verenigingen van bedrijven in de inhoudindustrie, hebben de deelnemers bovendien belangrijke, zij het minder tastbare voordelen bereikt op het gebied van netwerkvorming en kennisuitwisseling. Door netwerken van verschillende groepen spelers te vormen die werkzaam zijn op uiteenlopende gebieden is een hoge mate van synergie bereikt en dientengevolge ook een hoge meerwaarde voor Europese inhoudbedrijven.

Het belangrijkste effect van actielijn 2 is dat daarmee de aandacht is gevestigd op lokale aanpassing van inhoud als een multicultureel fenomeen en niet alleen als een meertaligheidskwestie. Aan het begin van het programma werd duidelijk gemaakt dat projecten die gericht waren op de ontwikkeling van vertaalprogramma's niet in aanmerking zouden komen. Lokale aanpassing van inhoud wordt door veel deelnemers nog steeds als synoniem met vertaling beschouwd. Het programma heeft ertoe bijgedragen dat er een einde komt aan deze eenzijdige benadering en het heeft het Europese MKB een extra troef verschaft om op andere nationale markten te kunnen opereren.

Actielijn 2 dient weliswaar een zinvol doel, maar is te ruim geformuleerd zodat het extra effect, afgezien van het directe nut voor de deelnemers, minder groot is als voor actielijn 1. Actielijn 2 richt zich op een zeer breed publiek dat weinig gemeen heeft; bijna iedereen die ook maar iets met meertaligheid te maken heeft, wordt erdoor aangemoedigd deel te nemen.

Deze diversiteit is in principe niet verkeerd aangezien zij de verscheidenheid en het versnipperde karakter van de industrie weerspiegelt. Bij de vaststelling en de start van het programma was een brede aanpak ook zeker op zijn plaats. Maar naar de toekomst toe is het wellicht wenselijk het toepassingsgebied van eContent wat minder ruim te formuleren (zie de aanbevelingen). Gezien het belang van het demonstratiekarakter van het programma zou het zinvol zijn het toepassingsgebied te beperken om het effect van het programma zo groot mogelijk te maken. Door het toepassingsgebied minder ruim te formuleren zou een duidelijk signaal worden gegeven aan een preciezer omschreven doelgroep, zodat het diffuse effect van een breed toepassingsgebied wordt voorkomen. Bij een breed toepassingsgebied zijn de gebruikersgroepen en doelmarkten zo versnipperd dat het programma er niet in kan slagen de kritische massa te bereiken die essentieel is voor een succesvol demonstratieprogramma.

Versterking van de dynamiek op de markt voor digitale inhoud

Door met het programma zeer uiteenlopende thema's te bestrijken, variërend van toegang tot kapitaal tot digitaal rechtenbeheer, is het accent gelegd op belangrijke, voor de industrie structurele elementen. Een aantal uiterst relevante projecten werd gefinancierd, die in het algemeen erop gericht waren een deel van de hinderpalen voor de commerciële exploitatie van digitale inhoud op te ruimen.

Gezien de geringe omvang van deze actielijn in budgettair opzicht - slechts 15% van het totale eContent-budget gaat naar actielijn 3 - valt een bredere impact nauwelijks te verwachten. Het belang van deze actielijn schuilt daarin dat zij wijst op bepaalde voor de industrie relevante knelpunten die op pan-Europees niveau moeten worden opgelost. Het accent dat bij eContent momenteel op de uitwisseling van goede praktijken, de verwerving van een strategisch inzicht in de markt voor digitale inhoud en de verspreiding van projectenresultaten wordt gelegd, is, gelet op het demonstratiekarakter van het programma, van groot belang.

In het kader van deze bespreking van de programmaresultaten zij nog gewezen op een aantal andere punten:

- Het programma is erin geslaagd het MKB te bereiken. Bij een aanmerkelijk deel van de deelnemers (43%) gaat het om organisaties uit het MKB; bij 16% ging het om bedrijven met minder dan 10 werknemers en bij nog eens 16% om organisaties met tussen 10 en 49 werknemers. Dit is een goed resultaat, aangezien het MKB een van de belangrijkste doelgroepen is die de Commissie wilde bereiken.

- Het programma is erin geslaagd pan-Europese netwerken en partnerschappen te realiseren of te versterken en heeft de kennisuitwisseling tussen verschillende groepen spelers bevorderd. Ofschoon de deelnemers al vóór hun deelname aan eContent vaak hun partners of een deel daarvan al kende, heeft het programma deze netwerken weten te versterken. Bovendien mag worden verwacht dat dit netwerkeffect een hoge mate van duurzaamheid bezit, want een groot aantal deelnemers heeft al laten weten van plan te zijn hun samenwerking met een deel van hun partners bij toekomstige projecten voort te zetten.

- Ofschoon het geen expliciete doelstelling van het programma is, kunnen de leereffecten als een belangrijk, zij het minder tastbaar resultaat van het eContent-programma worden beschouwd. De projecten hebben organisaties geholpen hun eigen werk op een meer gestructureerde manier te benaderen en hun vitale kennis te bundelen met die van partnerbedrijven. Belangrijke leereffecten hebben zich ook voorgedaan in het interculturele domein, waar interessante en doeltreffende modellen van grensoverschrijdende samenwerking zijn ontwikkeld.

3. Aanbevelingen

De aanbevelingen zijn in twee groepen verdeeld. De eerste groep betreft suggesties voor verbeteringen in het huidige programma, terwijl bij de tweede groep naar de mogelijkheden voor de opzet van een vervolgprogramma wordt gekeken.

3.1. Aanbevelingen voor het lopende programma

Algemene aanbevelingen aan de Commissie

- De financiële controle van de Commissie eist dat bij de aanvraag bewijsstukken worden ingediend over het financiële reilen en zeilen van een bedrijf. Op deze regel kan weliswaar een uitzondering worden gemaakt voor startende bedrijven die een aanvraag indienen, maar zij komen dan niet in aanmerking voor een voorschot. Maar voor startende bedrijven is dit juist de voornaamste reden om mee te doen aan programma's zoals eContent. De Commissie dient haar inschrijvingseisen te herzien zodat starters gemakkelijker in aanmerking komen voor financiële ondersteuning door programma's die geheel of gedeeltelijk voor deze categorie bedrijven bestemd zijn.

De financiële afwikkeling moet worden verbeterd zodat deelnemende organisaties sneller betaald worden, vooral wanneer het om voorschotten gaat, idealiter binnen 60 dagen na ondertekening van het contract. Veel deelnemende bedrijven hebben geklaagd over vertragingen bij de uitbetaling. Dit is vooral nadelig voor MKB'ers, wier deelname aan het programma of zelfs voortbestaan in gevaar kan komen als zij hun geld te laat ontvangen.

Aanbevelingen aan de programmabeheerders bij de Commissie

- Veel nadruk moet worden gelegd op commercialisering als een belangrijk aspect dat parallel aan de projectontwikkeling dient plaats te vinden en niet na afloop van het project. Naast de eis dat bij de inschrijving een gezond ondernemingsplan moet worden ingediend, dient de deelname van zakelijke gebruikers/ distributeurs van inhoud, - ofschoon deze in de praktijk niet verplicht kan worden gesteld - bij de selectie toch als een pre te worden beschouwd. En ook bij promotieactiviteiten moet meer nadruk op het commerciële aspect worden gelegd.

- De kwaliteit en coherentie van het systeem van terugkoppeling naar geselecteerde en niet-geselecteerde inschrijvers moeten worden verbeterd. Voorts verdient het aanbeveling hiervoor gestandaardiseerde formulieren en invulcriteria daarvoor te gebruiken. Ook dient te worden overwogen de beoordelaars een extra opleiding te geven.

- De programmadocumentatie dient te worden herzien teneinde de duidelijkheid en samenhang daarvan te verbeteren en deze voor de gebruikers eenvoudiger te maken, zij het binnen de grenzen van de interne procedureregels van de Commissie.

- De website voor het programma dient te worden gezien als een van de belangrijkste middelen om toegang tot het programma te krijgen. Daarom dienen de structuur en inhoud van deze website te worden verduidelijkt.

- De Commissie dient ter begeleiding van het programma de invoering van goede praktijken voor netwerkingsevenementen tussen nationale contactorganen te bevorderen. Deze activiteiten dienen geheel door de nationale contactorganen te worden gestuurd met medewerking van de Commissie en dienen gericht te zijn op de verbetering van de kwaliteit en samenhang van diensten die door het Europese netwerk van nationale contactorganen worden aangeboden.

- De omvang van het aan het programma toegewezen personeel van de Commissie dient opnieuw te worden bezien in het licht van deze aanbevelingen zodat de hoge kwaliteit van de diensten die uit de enquête naar voren is gekomen, kan worden gehandhaafd of nog kan worden opgevoerd.

Aanbevelingen aan de lidstaten

- De lidstaten worden aangemoedigd de commerciële waarde van inhoud en het belang van de meertaligheid daarvan zo veel mogelijk te promoten. Daartoe zouden voorbeelden van geslaagde eContent-projecten op evenementen en ICT-websites van de overheid kunnen worden gepresenteerd en zouden de doelstellingen van eContent in de nationale strategieën en programma's kunnen worden geïntegreerd. Daarmee wordt ervoor gezorgd dat eContent een bredere impact krijgt en dat de boodschap bij alle betrokkenen in de lidstaten overkomt.

- Om de steun voor de ontwikkeling van digitale inhoud te continueren, zouden de lidstaten bij hun nationale subsidiëringsprogramma's meer aandacht kunnen schenken aan inhoud-gerelateerde activiteiten of zo nodig soortgelijke nieuwe nationale programma's als eContent kunnen opzetten.

Aanbevelingen aan de nationale contactorganen

- De nationale contactorganen moeten verder gestimuleerd worden om voorbeelden van goede praktijkmethoden op informatiedagen te presenteren. Bovendien moeten de bilaterale vergaderingen op informatiedagen worden voortgezet en tot integrerend deel van deze evenementen worden gemaakt. De kwaliteit van de bij de Commissie ingediende voorstellen zou hierdoor kunnen verbeteren omdat potentiële deelnemers een duidelijker idee krijgen van welke projecten de meeste kans op succes hebben of omdat zij gewezen worden op het bestaan van andere programma's.

- De nationale contactorganen zouden regelmatig bij te werken lijsten moeten opstellen van nationale deskundigen op gebieden die nationaal gezien van belang zijn voor eContent-projecten. In het ideale geval wordt het niveau van deze deskundigen getoetst voordat zij op de lijst worden gezet, maar de nationale contactorganen kunnen hier natuurlijk niet voor instaan. Op verzoek dienen de namen en gegevens van de betrokken deskundigen aan de deelnemers te worden verstrekt zodat hun hulp kan worden ingeroepen bij de oplossing van commerciële of technologische problemen die zich in de loop van het project mochten voordoen.

- De nationale contactorganen dienen nauwer te worden betrokken bij netwerkings activiteiten teneinde hun dienstenaanbod te verbeteren. Het zou kunnen gaan om regelmatige vergaderingen, uitwisseling van goede praktijken, workshops, standaardisatie van geboden diensten, marketing, inzameling van gegevens, enz. Met gezamenlijke evenementen op dit terrein zou ook nadruk kunnen worden gelegd op de behoefte aan een krachtigere nationale ondersteuning die in sommige lidstaten bestaat.

3.2. Aanbevelingen voor een vervolgprogramma

3.2.1. De wenselijkheid van een "eContent II"-programma

Een van de conclusies van de evaluatie is dat het nu al duidelijk is dat er een stellige behoefte is aan een vervolgprogramma. De omstandigheden in de sector digitale inhoud zijn gewijzigd sinds de vaststelling van het programma. De prijzen van basistelecommunicatiediensten en breedbandaansluitingen in Europa - die bij de aan het programma voorafgaande beoordeling nog als een grote belemmering voor de toepassing van inhoudintensieve digitale diensten en voor de ontwikkeling van een massamarkt werden ervaren - zijn in de afgelopen jaren sterk gedaald. Juridische kwesties, zoals de bescherming van intellectuele eigendomsrechten, zijn aangepakt met een reeks nationale en Europese initiatieven, waarvan de EU-auteursrechtenrichtlijn het belangrijkste is. Naast deze ontwikkelingen heeft de recente ontgoocheling over de interneteconomie veel bedrijven ertoe gebracht de investeringen in activiteiten in de sfeer van e-businesses en digitale inhoud terug te schroeven.

Desondanks zijn de beoordelaars van mening dat er nog steeds sterke argumenten zijn die vóór een "eContent II"-programma pleiten:

In de eerste plaats zijn veel van de juridische en commerciële belemmeringen die aanleiding tot het eContent-programma hebben gegeven, nog steeds niet overwonnen. De exploitatie van overheidsinformatie wordt nog steeds gehinderd door een reeks wettelijke en 'mentale hindernissen, die slechts langzaam kunnen worden veranderd. Lokale aanpassing van inhoud wordt nog steeds vooral gezien als een kwestie van vertaling in plaats van een aanpassing aan lokale markten, waardoor de succeskansen van het Europese MKB op buitenlandse markten nadelig worden beïnvloed.

In de tweede plaats moeten nieuwe activiteiten op het gebied van netwerkvorming worden gestimuleerd om de Europese inhoud- en taalindustrie te bundelen teneinde het ontwerp, de productie en verspreiding van inhoud van hoge kwaliteit in een omgeving met een steeds meertaliger en mulicultureler karakter te verbeteren. Deze behoefte zal nog groter worden na de aanstaande uitbreiding van de Europese Unie met landen met sterk verschillende culturele en taalkundige behoeften.

In de derde plaats is het besef omtrent de commerciële waarde van digitale inhoud nog steeds niet voldoende om ervoor te zorgen dat Europa zijn achterstand op belangrijke concurrenten zoals de VS kan inlopen. Het zakelijke succes van projecten in het kader van het huidige eContent-programma is in de meeste gevallen ongewis, waardoor een voortzetting van het programma met een nadrukkelijker commercieel karakter noodzakelijk is om het concurrentievermogen van de digitale-inhoudindustrie op langere termijn te verhogen.

Ten slotte betekent het feit dat de leveranciers van risicokapitaal en de banken voorzichtiger te werk gaan bij de financiering van inhoudgerichte projecten, dat de eContent-sector minder gemakkelijk toegang krijgt tot het kapitaal dat nodig is om de verwachtingen waar te maken. Een vervolg op eContent zou van grote betekenis zijn voor de realisatie van gezonde bedrijfsmodellen voor inhouddiensten en voor de verlaging van de kosten van het vervaardigen van voor de Europese markt geschikte inhoud.

3.2.2. De behoefte aan een duidelijkere afbakening van het programma

Zoals in de conclusies al is duidelijk gemaakt, zijn de actielijnen van het huidige programma goed gekozen en zowel relevant voor de deelnemers als voor een ruimere categorie spelers in de inhoudindustrie. Het fragmentarische karakter van deze, bij de aanvang van het programma nog zo jonge industrie met haar hoge aantal uiteenlopende spelers maakte een zo breed mogelijke benadering noodzakelijk. Er moet evenwel krachtig op worden aangedrongen dat een toekomstig programma een specifiekere opzet krijgt in termen van deelnemers en disciplines. De inhoudindustrie is volwassener dan toen het programma van start ging, en, ook al is er nog geen universele indeling, zij heeft een herkenbaarder profiel gekregen in die zin dat zij zich duidelijk onderscheidt van de goederen- of dienstenindustrie. Een krachtiger, duidelijker afgebakend toepassingsgebied zou het programma twee grote voordelen verschaffen:

- In de eerste plaats gaat het om de impact. Om een financieringsprogramma zo doeltreffend mogelijk te maken wordt ernaar gestreefd de impact van het programma buiten de directe groep van deelnemers zo groot mogelijk te maken. Het doel moet zijn een langdurige gedragswijziging te bewerkstelligen, zoals de toewijzing van financiële en personele middelen aan nieuwe technologische en/of zakelijke gebieden. Bij een breed toepassingsgebied zijn de gebruikersgroepen en doelmarkten zo versnipperd dat het programma er niet in kan slagen de kritische massa te bereiken die essentieel is voor een succesvol demonstratieprogramma. Gezien het belang van het demonstratiekarakter van het eContent-programma zou het zinvol zijn het toepassingsgebied te beperken om het effect van het programma zo groot mogelijk te maken. Door het toepassingsgebied minder ruim te formuleren zou een duidelijk signaal worden gegeven aan een preciezer omschreven doelgroep zodat het diffuse effect van een breed toepassingsgebied wordt voorkomen.

- In de tweede plaats zou een nauwer afgebakend toepassingsgebied de communicatie en het programmabeheer gemakkelijker maken, in die zin dat potentiële deelnemers of categorieën deelnemers beter bereikt kunnen worden. Dit zou leiden tot minder, maar beter afgestemde voorstellen en zou het tevens mogelijk maken de voorlichtings- en verspreidingsactiviteiten beter te focussen.

3.2.3. Een mogelijke profielschets voor "eContent II"

Een vervolgprogramma zou zich kunnen toespitsen rond een aantal thema's die naar mening van de betrokkenen en op grond van de ervaring van de beoordelaars van cruciaal belang zijn voor de ontwikkeling van digitale inhoud in Europa. Daarbij moet worden gedacht aan de toepassing van inhoud voor:

Verruiming van de leermogelijkheden: Hierbij zou de nadruk moeten worden gelegd op projecten die gericht zijn op een kruisbestuiving tussen de openbare sector, universiteiten en onderwijsinstellingen, en bedrijven. Ter illustratie worden genoemd de ontwikkeling van inhoud voor virtuele leeromgevingen (VLE's) voor het hoger en het voortgezet onderwijs, alsmede de ontwikkeling van inhoud ter verbetering van opleidingsmogelijkheden binnen de organisatie. In dit verband is coördinatie met het eLearning-initiatief van DG Onderwijs en cultuur noodzakelijk.

Verruiming van het gebruik van overheidsinformatie: Bij het huidige programma is gebleken dat overheidsinformatie een commercieel interessant product is, een aspect dat in de Europese Unie nog krachtiger moet worden bevorderd. Geografische en meteorologische informatie en bedrijfsgegevens bleken tot nog toe in dit opzicht het meest interessant. In het kader van dit onderdeel van het programma zouden projecten kunnen worden gefinancierd die erop gericht zijn pan-Europese publieke-sectorinformatie te ontwikkelen en exploiteren. Voor alle projecten dient bij de inschrijving een gezond ondernemingsplan te worden ingediend om het commerciële karakter te stimuleren. Dit karakter mag tijdens het project niet uit het oog worden verloren.

Verbreding van de Europese kennisbasis voor digitale inhoud: Bij dit onderdeel zou het kunnen gaan om een reeks flankerende maatregelen die horizontale kwesties voor het voetlicht brengen, zoals markt- en technologiestudies, inventarisatie van beste praktijken, netwerkingsevenementen, alsmede voorlichtings- en verspreidingsactiviteiten.

Toepassing van technologie als middel tot de exploitatie van beschikbare inhoud: Het is van belang dat bedrijven en organisaties in de e-inhoudsector fundamentele technologieën kunnen ontwikkelen en tot profijt kunnen aanwenden om de snelheid en beschikbaarheid te verbeteren en de kosten van het gebruik van e-inhoud te verlagen. Bij dit onderdeel zou de nadruk moeten komen te liggen op nieuwe, voor e-inhoud relevante technologie, waarbij natuurlijk overlapping met andere onderzoek- en technologieprogramma's van de Commissie moet worden vermeden.

De twee overkoepelende eisen voor alle projecten, ongeacht het programmaonderdeel in het kader waarvan zij worden ingediend, zijn commercialisering en Europeanisering.

Commercialisering

- De commerciële levensvatbaarheid van alle projecten moet zoveel mogelijk al vanaf het beginstadium worden aangetoond. Een zo gedetailleerd mogelijk ondernemingsplan, waarin ook de commercialiseringsaspecten aan bod komen, moet al bij de inschrijving worden ingediend.

- Bij alle projecten (misschien met uitzondering van flankerende maatregelen) dienen publiek/private partnerschappen een centrale rol te spelen. Dit garandeert dat al in een vroeg projectstadium met commercialisering rekening wordt gehouden en dat producten van meet af beter worden afgestemd op de behoeften van de markt.

- Potentiële zakelijke gebruikers en/of distributeurs moeten al in het aanvangsstadium bij het project worden betrokken. Projecten met een groot marktpotentieel en waarvoor toekomstige gebruikersgroepen aantoonbaar belangstelling hebben, moeten voorrang krijgen.

Europeanisering

- Europese toegevoegde waarde: Projecten moeten van belang zijn voor een grote groep Europese bedrijven en particuliere gebruikers, terwijl zij tegelijkertijd de Europese culturele diversiteit moeten verruimen en de aandacht moeten vestigen op kwesties die van gemeenschappelijk belang zijn, zoals de milieuproblematiek, lokale aanpassing en beste praktijken.

- Meertaligheid moet niet onder een aparte actielijn worden gebracht maar dient een integrerend deel van alle projecten te zijn, ongeacht of het om meertalige toegang of om de installatie van meertalige zoekmechanismen gaat. Door meertaligheid in alle projecten te integreren wordt beter duidelijk gemaakt dat het gaat om een middel om een doel te bereiken en niet om een op zichzelf staande maatregel. Om het succes van pan-Europese inhoud op de markt te garanderen, is meertalige toegang een onmisbaar element.

Aanvullende aspecten

Een eventueel nieuw programma dient niet alleen aan deze eisen te beantwoorden, maar ook meer nadruk te leggen op zowel het gebruik van mobiele en andere apparaten om toegang tot e-inhoud te krijgen, als de ontwikkeling van e-inhoudproducten voor deze apparaten. Dit aspect is al naar voren gekomen bij de tweede uitnodiging in het kader van het huidige programma, maar zou nog meer op de voorgrond moeten treden. Gezien de recente ontwikkelingen in de mobiele-communicatie-industrie zal de verspreiding van inhoud via mobiele apparatuur in de toekomst van groot belang worden voor de sector [12]. Meer flexibiliteit bij de verspreiding van inhoud zal ertoe bijdragen dat inhoud voor een bredere groep marktspelers interessant blijkt, waardoor het commerciële potentieel ervan wordt verhoogd.

[12] Zie "Digital Content for Global Mobile Services" (Digitale inhoud voor mobiele diensten wereldwijd), een door Andersen Consulting in opdracht van de Europese Commissie in 2002 opgesteld rapport. Dit rapport kan worden ingezien op www.cordis.lu/econtent/studies/studies.htm.

De huidige benadering waarbij gebruik wordt gemaakt van door transnationale consortia gedragen demonstratieprojecten en definitiefaseprojecten (haalbaarheidsprojecten) moet worden voortgezet. Uit ervaring is gebleken dat bij marktgeoriënteerde programma's de financiering van concrete projecten die op de realisatie van demonstratieproducten zijn gericht - of de haalbaarheid daarvan moeten aantonen - uiterst zinvol is. Maatregelen ter verbetering van de opleiding en de ontwikkeling van vaardigheden zijn eveneens waardevol, maar gaan de draagkracht van het programma te boven als de financieringsmogelijkheden niet worden verruimd.

Met begeleidende maatregelen zoals markt- en technologiestudies en handleidingen betreffende beste praktijken kan eveneens een bijdrage worden geleverd tot de ontwikkeling van relevante vaardigheden. Dit is vooral van belang voor de fase na de afronding van een project om ervoor te zorgen dat de projectresultaten met succes op de markt kunnen worden gebracht. Om dit te bereiken zouden studies op het gebied van succesvolle commercialisering kunnen worden gefinancierd. Bovendien zou de Commissie de nationale contactorganen moeten stimuleren lijsten op te stellen van gekwalificeerde deskundigen die de gebruikers bij het proces van de omzetting van demonstratieproducten in eindproducten kunnen begeleiden.

Al deze maatregelen hebben natuurlijk ook financiële consequenties. Naast deze veranderingen wat betreft het toepassingsgebied is er nog de vraag hoeveel projecten gefinancierd zouden kunnen worden als het beschikbare budget zou worden verruimd. Ofschoon dit een vraag is die de Commissie dient te beantwoorden door een afweging te maken tussen de behoeften van dit programma en die van andere programma's, wordt een forse verruiming van het budget sterk aanbevolen in verband met de schaal en het belang van de e-inhoudindustrie wereldwijd, nu en in de afzienbare toekomst.