Bijlagen bij COM(2006)3 - Regelingen met derde landen inzake de wederkerigheid van de ontheffing van de visumplicht overeenkomstig artikel 2 van Verordening 851/2005 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 539/2001 tot vaststelling van de lijst van derde landen waarvan de onderdanen bij overschrijding van de buitengrenzen in het bezit moeten zijn van een visum en de lijst van derde landen waarvan de onderdanen van die plicht zijn vrijgesteld, wat betreft het wederkerigheidsmechanisme - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2006)3 - Regelingen met derde landen inzake de wederkerigheid van de ontheffing van de visumplicht overeenkomstig artikel 2 van ... |
---|---|
document | COM(2006)3 |
datum | 10 januari 2006 |
Bijlage 1B 20
Bijlage 2 22
I. INLEIDING
Verordening (EG) nr. 539/2001 van de Raad van 15 maart 2001 tot vaststelling van de lijst van derde landen waarvan de onderdanen bij overschrijding van de buitengrenzen in het bezit moeten zijn van een visum (bijlage I bij de verordening) en de lijst van derde landen waarvan de onderdanen van die plicht zijn vrijgesteld (bijlage II bij de verordening)[1] staat centraal in het gemeenschappelijke visumbeleid van de EU.
Het Verenigd Koninkrijk en Ierland zijn niet gebonden door Verordening (EG) nr. 539/2001 van de Raad. Het wederkerigheidsmechanisme, en bijgevolg ook onderhavig verslag, betreft alle lidstaten, ook die welke in 2004 zijn toegetreden, alsmede IJsland en Noorwegen die door Verordening (EG) nr. 539/2001 zijn gebonden wegens hun deelneming aan het Schengenacquis.
Verordening (EG) nr. 851/2005 van de Raad van 2 juni 2005 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 539/2001 bevat een nieuw wederkerigheidsmechanisme[2], dat ten doel heeft door middel van passende maatregelen te zorgen voor wederkerigheid ten aanzien van derde landen die voor een verblijf van minder dan 90 dagen nog een visum verlangen van burgers van de lidstaten, terwijl de betrokken EU-lidstaten een dergelijke visumplicht niet meer opleggen aan de burgers van die derde landen. Dit nieuwe wederkerigheidsmechanisme wordt als volgt toegepast:
- de lidstaten dienden uiterlijk op 24 juli 2005 kennis te geven van alle bestaande situaties van niet-wederkerigheid en deze kennisgevingen zijn bekendgemaakt in het Publicatieblad van 11 oktober 2005;
- na deze bekendmaking in het Publicatieblad diende de Commissie, in overleg met de lidstaten, bij de autoriteiten van de derde landen die het wederkerigheidsmechanisme niet toepassen onmiddellijk de nodige stappen te ondernemen met het oog op de herinvoering van de visumvrijstelling;
- binnen drie maanden na de bekendmaking van de kennisgevingen in het Publicatieblad dient de Commissie bij de Raad een verslag in, eventueel samen met een voorstel betreffende de tijdelijke herinvoering van de visumplicht voor de onderdanen van de betrokken derde landen. Dit verslag is het voorwerp van deze mededeling.
Voorts wordt in een gezamenlijke verklaring van de Raad en de Commissie (PB C 172 van 12.7.2005, blz. 1) gerefereerd aan de mogelijkheid om op de betrokken landen andere voorlopige maatregelen toe te passen, in het bijzonder op politiek, economisch en commercieel gebied.
II. TOEPASSING VAN HET NIEUWE WEDERKERIGHEIDSMECHANISME:
Er werd door 18 lidstaten, namelijk Cyprus, Denemarken, Duitsland, Estland, Finland, Griekenland, Hongarije, Italië, Letland, Litouwen, Malta, Oostenrijk, Polen, Portugal, Slowakije, Slovenië, de Tsjechische Republiek en Zweden, kennis gegeven van op het ogenblik van de inwerkingtreding van de nieuwe verordening (24 juni 2005) bestaande situaties van niet-wederkerigheid. Ook IJsland en Noorwegen hebben kennisgevingen ingediend[3].
De eerste kennisgevingen zijn in het Publicatieblad bekendgemaakt op 11 oktober 2005[4]. Door deze bekendmaking begon de termijn van 90 dagen te lopen waarbinnen de Commissie stappen bij de autoriteiten van de betrokken derde landen moet ondernemen om deze ervan te overtuigen de visumplicht die deze landen nog steeds opleggen aan onderdanen van bepaalde lidstaten af te schaffen. Binnen 90 dagen na deze bekendmaking brengt de Commissie tevens verslag uit bij de Raad. Verscheidene lidstaten hadden de kennisgevingen echter niet vóór het verstrijken van deze termijn ingediend; de kennisgevingen van deze landen werden bijgevolg later bekendgemaakt (op 10 november 2005[5] wat de Oostenrijkse, Deense en Zweedse kennisgevingen betreft en op 8 december 2005[6] wat de Noorse en IJslandse kennisgevingen[7] betreft).
Gezien het aantal gevallen waarvan kennis werd gegeven, moet worden erkend dat de situatie op het gebied van wederkerigheid heel wat is verbeterd sinds de periode die onmiddellijk op de laatste uitbreiding van de EU volgde. Op grond van door de Commissie bijeengebrachte informele informatie bleek dat 22 van de 33 derde landen die voorkomen op de lijst van bijlage II bij Verordening 539/2001 van één of meer nieuwe lidstaten een visum verlangde. In totaal was er op 1 mei 2004 in 112 gevallen sprake van niet-wederkerigheid ten opzichte van nieuwe lidstaten (zie bijlage 1 A).
Uit het kennisgevingssysteem dat werd ingevoerd in het kader van het nieuwe wederkerigheidsmechanisme blijkt dat het aantal gevallen van niet-wederkerigheid aanzienlijk is gedaald sinds de uitbreiding (zie bijlage 1 B). Er werd slechts kennisgegeven van 13 derde landen en van 5 van deze 13 landen werd kennisgegeven om andere redenen dan het opleggen van de visumplicht. Voor deze 13 landen werd kennisgegeven van 75 gevallen, waarvan er 18 de beperking van de verblijfsduur bij de opheffing van de visumplicht (minder dan 90 dagen) en 4 specifieke formaliteiten voor grensoverschrijdingen of kort verblijf betroffen.
De verbetering van de situatie is het resultaat van de diplomatieke inspanningen van de Commissie en de lidstaten sinds 1 mei 2004 en bevestigt de doeltreffendheid van de methode waarop het nieuwe wederkerigheidsmechanisme is gebaseerd, onder meer het voeren van een dialoog en diplomatieke contacten met de betrokken derde landen.
Naar aanleiding van de kennisgevingen zond de Commissie de lidstaten, IJsland en Noorwegen een brief, waarin zij hen verzocht nadere informatie te verschaffen over de gevallen van niet-wederkerigheid en daarbij bijzondere aandacht te besteden aan de mogelijke redenen voor het opleggen van de visumplicht en de bilaterale maatregelen die werden genomen om de situatie te verhelpen. Op grond van de ontvangen informatie raadpleegde de Commissie, waar nodig, de lidstaten teneinde duidelijkheid te verkrijgen over inconsistenties. De Raad werd door de Commissie geregeld op de hoogte gebracht van de stand van zaken.
Na deze kennisgevingen en op grond van de door de lidstaten en door IJsland en Noorwegen verstrekte informatie deed de Commissie de betrokken derde landen een mondelinge verklaring toekomen en hield zij een reeks bilaterale bijeenkomsten met de autoriteiten van die derde landen.
III. RESULTATEN VAN HET NIEUWE WEDERKERIGHEIDSMECHANISME
Op grond van de resultaten van bovengenoemde contacten met de autoriteiten van derde landen onderscheidt de Commissie drie categorieën van derde landen, afhankelijk van de mate waarin de doelstellingen zijn bereikt[8].
MET BEPAALDE DERDE LANDEN ZIJN REEDS POSITIEVE RESULTATEN BEREIKT:
Costa Rica
Kennisgevingen : Slowakije en Estland (ontheffing van de visumplicht beperkt tot bezoeken van 30 dagen).
De Costaricaanse autoriteiten verstrekten de Commissie de “General Rules of visas for non-residents (algemene visumregels voor niet-ingezetenen)” van 22 november 2005, overeenkomstig welke voor Slowakije en Estland ontheffing van de visumplicht geldt voor verblijven in Costa Rica van maximaal 90 dagen. Bij het onderzoek van deze algemene regels stelde de Commissie vast dat IJsland de enige Schengenstaat was die niet was opgenomen in de lijst van landen waarvoor ontheffing van de visumplicht geldt voor verblijven van maximaal 90 dagen. De Commissie heeft de aandacht van de Costaricaanse autoriteiten daarop gevestigd en werd ervan in kennis gesteld dat IJsland binnenkort dezelfde status krijgt. Een amendering te dien einde van bovengenoemde “algemene regels” is aangekondigd.
Beoordeling
De Commissie is van mening dat de burgers van alle lidstaten en van de geassocieerde landen – inclusief, in de zeer nabije toekomst, IJsland – overeenkomstig de door de Costaricaanse autoriteiten verstrekte informatie nu zijn vrijgesteld van de visumplicht.
Nicaragua
Kennisgevingen : Letland (noodzaak een toeristenkaart aan te schaffen bij aankomst), Oostenrijk (ontheffing van de visumplicht voor verblijven van ten hoogste één maand) en IJsland (visumplicht).
De Nicaraguaanse autoriteiten hebben de Commissie informatie verstrekt over hun nationale wettelijke regeling (“ Decreto Presidencial n° 57-2005 ”), die op 5 september 2005 in werking is getreden en waarbij onder meer de burgers van alle lidstaten en van de geassocieerde landen voor een verblijf van ten hoogste 90 dagen worden vrijgesteld van de visumplicht. De burgers van alle landen die niet aan de visumplicht zijn onderworpen, moeten een vergoeding betalen en krijgen bij binnenkomst in het land een toeristenkaart.
Beoordeling
Volgens de door de Nicaraguaanse autoriteiten verstrekte informatie zijn de burgers van alle lidstaten en van de geassocieerde landen nu vrijgesteld van de visumplicht.
Panama
Kennisgevingen : Estland, Malta, De Slowaakse Republiek, IJsland en Noorwegen (visumplicht). Estland, de Slowaakse Republiek en Malta deelden de Commissie naderhand mede dat Panama hun onderdanen had vrijgesteld van de visumplicht.
De Panamese autoriteiten hebben bevestigd dat de burgers van Estland, Malta en Slowakije bij binnenkomst op het Panamese grondgebied niet in het bezit moeten zijn van een visum. Er werd de Commissie aanvullende informatie toegezonden betreffende een lijst van landen (“ clasificación migratoria” ) van 10 juni 2005, overeenkomstig welke de burgers van alle lidstaten, alsmede van IJsland en Noorwegen, zijn vrijgesteld van de visumplicht.
Beoordeling
De Commissie is van mening dat de burgers van alle lidstaten en van de geassocieerde landen volgens de door de Panamese autoriteiten verstrekte informatie thans zijn vrijgesteld van de visumplicht.
Venezuela
Kennisgevingen : Oostenrijk (ontheffing van de visumplicht enkel voor verblijven van ten hoogste 60 dagen), Duitsland (visumplicht bij het binnenkomen van Venezuela over land of over zee), Letland en Zweden (toeristenkaart vereist).
De Venezolaanse autoriteiten hebben de Commissie een document van het Venezolaanse ministerie van Buitenlandse Zaken (algemeen directoraat Consulaire Betrekkingen) verstrekt, dat tevens op de website van het ministerie kan worden geraadpleegd, waarin de lijst is opgenomen van landen waarvan de burgers voor een verblijf van minder dan 90 dagen niet in het bezit moeten zijn van een visum. Alle lidstaten, en ook IJsland en Noorwegen, staan op die lijst.
De burgers van alle landen op de lijst moeten vóór of tijdens de inreiscontroles de toeristenkaart DEX-2 invullen. De kaart bestaat uit twee delen: een ervan wordt bijgehouden door de immigratieambtenaar en het andere wordt teruggegeven aan de betrokken persoon. De Venezolaanse autoriteiten handhaven deze maatregel om statistische redenen. De Commissie kreeg de bevestiging dat door het huidige visum- en grenscontrolesysteem niet langer een onderscheid wordt gemaakt tussen binnenkomst in het land via de lucht, over land of over zee.
Beoordeling
De Commissie is van mening dat de burgers van alle lidstaten, alsmede die van IJsland en Noorwegen, volgens de door de Venezolaanse autoriteiten verstrekte informatie nu zijn vrijgesteld van de visumplicht. De toeristenkaart DEX-2 die vereist is bij aankomst in Venezuela komt niet overeen met een visumplicht. Zij is op uniforme wijze van toepassing voor alle burgers van landen die voor reizen naar Venezuela niet aan de visumplicht zijn onderworpen; zij komt overeen met een “disembarkation card” (uitstapkaart) of een “declaration of arrival” (verklaring van aankomst) en is gratis.
Brazilië
Kennisgeving: Oostenrijk, Cyprus, de Tsjechische Republiek, Estland, Letland, Litouwen en Malta (visumplicht).
De Braziliaanse autoriteiten hebben reeds hun politieke bereidheid kenbaar gemaakt en bevestigd om de burgers van die lidstaten die nog aan de visumplicht zijn onderworpen van die plicht vrij te stellen. Brazilië heeft de Commissie in juli 2005 in dit verband een ontwerp-overeenkomst met de Europese Gemeenschap toegezonden, teneinde onderdanen van lidstaten die nog een visum nodig hebben om Brazilië binnen te reizen van die verplichting vrij te stellen, zonder dat de bestaande bilaterale overeenkomsten met andere lidstaten daardoor worden beïnvloed.
De Braziliaanse autoriteiten hebben de Commissie ervan in kennis gesteld dat voor een vrijstelling van de visumplicht de goedkeuring van het Braziliaanse parlement nodig is, aangezien een dergelijke vrijstelling een verlies aan fiscale inkomsten ten gevolge heeft. Daarom dient een internationale overeenkomst te worden gesloten. Brazilië heeft de Commissie ook op de hoogte gebracht van de bij de vervanging of wijziging van de bilaterale overeenkomsten met andere lidstaten ondervonden politieke moeilijkheden.
Beoordeling
Gezien de exclusieve externe bevoegdheid van de Gemeenschap op dit gebied, is het niet mogelijk een overeenkomst inzake ontheffing van de visumplicht tussen de EG en Brazilië te sluiten die slechts geldt voor een beperkt aantal lidstaten. Wanneer de Gemeenschap haar externe bevoegdheid uitoefent, treedt zij op namens de hele Gemeenschap, tenzij Ierland en het Verenigd Koninkrijk beslissen gebruik te maken van de voor hen geldende niet-deelnemingsbepalingen (“opting-out”-bepalingen) om zich niet door haar te laten vertegenwoordigen.
Daarom moet, met inachtneming van de politieke bereidheid van de Braziliaanse autoriteiten om de volledige wederkerigheid van de vrijstelling van de visumplicht voor alle lidstaten te garanderen, verder worden onderzocht hoe deze juridische en politieke moeilijkheden kunnen worden opgelost. De Commissie is voornemens bij de Raad een aanbeveling in te dienen die ten doel heeft onderhandelingsrichtsnoeren vast te stellen voor het sluiten van een overeenkomst inzake ontheffing van de visumplicht tussen de Europese Gemeenschap en Brazilië die zich uitstrekt tot alle lidstaten en die de met bepaalde lidstaten bestaande bilaterale visumontheffingsovereenkomsten zal vervangen.
VOOR EEN REEKS ANDERE DERDE LANDEN IS REEDS EEN OPLOSSING VOOR DE PROBLEMEN VAN NIET-WEDERKERIGHEID AANGEKONDIGD, MAAR DEZE MOET CONCREET TEN UITVOER WORDEN GELEGD EN/OF NADER WORDEN ONDERZOCHT
Brunei Darussalam
Kennisgeving : de Tsjechische Republiek, Estland, Letland, Litouwen, Malta, Portugal, Slovenië, Finland en IJsland (visumplicht); Italië, Cyprus, Hongarije, Slowakije, Zweden en Noorwegen (verblijf zonder visum beperkt tot 14 dagen); Duitsland, Griekenland en Oostenrijk (verblijf zonder visum beperkt tot 30 dagen).
De Bruneise autoriteiten hebben erkend dat de lidstaten op technisch niveau verschillend worden behandeld en hebben aangekondigd dat de bevoegde instanties zich zullen buigen over mogelijke oplossingen die de gelijke behandeling van alle lidstaten moeten garanderen. Er werd op gewezen dat de burgers van Brunei 90 dagen zonder visum op het grondgebied van de lidstaten mogen verblijven, terwijl Brunei, dat een klein land is, voor een verblijf van meer dan 30 dagen een visum verlangt, zelfs van zijn Aziatische buren (volgens informatie waarover de Commissie beschikt, kunnen de burgers van slechts een enkel derde land, namelijk de Verenigde Staten, 90 dagen zonder visum in Brunei verblijven).
Beoordeling
Hoewel een visumvrij verblijf van minder dan 90 dagen voor burgers van de lidstaten niet kan worden gelijkgesteld met volledige wederkerigheid (en hoewel dezelfde termijn geldt voor de burgers van alle lidstaten), heeft Brunei aangeboden om voor alle burgers van de EU te voorzien in even gunstige voorwaarden als die welke gelden voor de burgers van zijn meest nabije Aziatische partners. Op die manier zou de gelijke behandeling van alle lidstaten worden gegarandeerd. Rekening houdend met de grootte van Brunei Darussalam, het kleine aantal betrokken EU-burgers en de voor de burgers van de buurlanden geldende regelingen, zou met de lidstaten moeten worden besproken of een vrijstelling van de visumplicht voor een verblijf van beperkte duur – tot 30 dagen – niet voldoende zou zijn voor de beroeps- en privé-behoeften van EU-burgers. Een vrijstelling van de visumplicht voor alle lidstaten en voor de geassocieerde landen, ook al is deze in de tijd beperkt tot verblijven van minder dan 90 dagen, moet in ieder geval nog door de autoriteiten van Brunei Darussalam worden bevestigd.
Maleisië
Kennisgevingen : Griekenland, Letland en Estland (ontheffing van de visumplicht beperkt tot bezoeken van minder dan 30 dagen).
De Commissie heeft van Maleisië de verzekering gekregen dat dit land geen belangrijke belemmeringen ziet voor de uitbreiding van de ontheffing van de visumplicht voor bezoeken van ten hoogste 90 dagen tot deze drie lidstaten en tot Portugal, dat zich kennelijk in dezelfde situatie bevindt. De Maleisische autoriteiten hebben medegedeeld dat zij deze mogelijkheid onderzoeken en dat zij een officieel antwoord zouden doen toekomen, dat tot nu toe nog niet is ontvangen.
Beoordeling
Na de bemoedigende contacten met de Maleisische autoriteiten is de Commissie van mening dat deze zaak moet worden gevolgd teneinde de volledige wederkerigheid van de visumontheffingsregeling te waarborgen voor de burgers van alle lidstaten en van de geassocieerde landen.
Singapore
Kennisgeving : Estland (visumplicht voor bezoeken van meer dan 30 dagen).
De Singaporese autoriteiten hebben de Commissie ervan in kennis gesteld dat bij binnenkomst op het grondgebied van Singapore in het paspoort van de burgers van de lidstaten een vermelding wordt aangebracht waaruit blijkt dat zij gerechtigd zijn er 30 dagen te verblijven. Een burger van een van de lidstaten mag twee keer een verlenging met telkens 30 dagen aanvragen. De aanvraagprocedure is eenvoudig en kosteloos. Zij is van toepassing voor de burgers van alle landen waarvoor een visumontheffingsregeling geldt. Van Singaporese zijde werd deze procedure gerechtvaardigd door het rechtmatige belang van Singapore om, gezien de vrij geringe oppervlakte van het land, de redenen te kennen waarom een persoon langer dan een maand op zijn grondgebied wenst te verblijven
Beoordeling
Volgens de Commissie bestaat er, gezien de omstandigheden waarin de eerste visumvrije verblijfsperiode tot 30 dagen wordt beperkt (in het bijzonder: gelijke behandeling van alle staatsburgers voor wie vrijstelling van de visumplicht geldt; eenvoudige procedure voor de verlenging van het visumvrije verblijf; grootte van het land) en het evenredigheidsbeginsel, geen reden is om nog verdere inspanningen te doen.
Uruguay
Kennisgeving : Estland (visumplicht).
De Uruguayaanse autoriteiten hebben de Commissie er mondeling van op de hoogte gebracht dat er geen juridisch bezwaar bestaat tegen de opheffing van de visumplicht voor Estse burgers en dat bijgevolg een decreet is uitgewerkt dat de wederkerigheid moet garanderen en dat binnenkort zal worden goedgekeurd.
Beoordeling
Op grond van de informatie die door de Uruguayaanse autoriteiten is verstrekt, is de Commissie van mening dat de wederkerigheid binnenkort zal zijn gewaarborgd voor alle lidstaten. De Commissie zal de Raad op de hoogte brengen van de inwerkingtreding van het door de Uruguayaanse autoriteiten aangekondigde decreet.
HET PROBLEEM VAN DE NIET-WEDERKERIGHEID IS VOOR DRIE DERDE LANDEN HEEL WAT VERDER VAN EEN OPLOSSING VERWIJDERD
Australië, Canada en de Verenigde Staten bekijken momenteel geval per geval, op grond van hun nationale wetgeving en andere, niet-wettelijke criteria, alle lidstaten waarmee geen regeling inzake wederzijdse ontheffing van de visumplicht bestaat. Hoewel wordt erkend dat de betrokken lidstaten maatregelen moeten nemen om aan deze criteria te voldoen, is het ook van essentieel belang dat elk van deze landen kan beschikken over een reeks allesomvattende, specifieke en meetbare criteria waaraan moet worden voldaan en waardoor wordt bijgedragen tot de verwezenlijking van het nagestreefde doel, namelijk het de totstandbrenging van de wederkerigheid op visumgebied.
Australië
Alle personen die geen Australische staatsburgers zijn[9] moeten een visum aanvragen vóór zij naar Australië gaan. Afhankelijk van de nationaliteit van de betrokken persoon moet de visumaanvraag elektronisch – via het elektronische systeem, genaamd “Electronic Travel Authority (ETA)”, of het “eVisa”-systeem (voor nadere toelichting, zie bijlage 2) – of bij een diplomatieke vertegenwoordiging worden ingediend. Daarnaast moeten de staatsburgers van verscheidene landen in het bezit zijn van een doorreisvisum om op weg naar een ander land via Australië te reizen.
Australië verlangt van de onderdanen van 14 lidstaten (België, Denemarken, Duitsland, Griekenland, Spanje, Frankrijk, Italië, Luxemburg, Malta, Nederland, Oostenrijk, Portugal, Finland en Zweden) en van de geassocieerde landen IJsland en Noorwegen enkel een ETA-visum. Van de onderdanen van 9 lidstaten (de Tsjechische Republiek, Estland, Cyprus, Letland, Litouwen, Hongarije, Polen, Slovenië en Slowakije) wordt een elektronisch visum (“eVisa”) verlangd. De verplichting om in het bezit te zijn van een doorreisvisum, die gold voor de onderdanen van deze 9 lidstaten, is met ingang van 1 november 2005 afgeschaft.
Australië werd bijgevolg om twee verschillende redenen in de kennisgevingen inzake niet-wederkerigheid genoemd: zeven lidstaten, alsmede de geassocieerde landen Noorwegen en IJsland, hebben kennisgegeven van het elektronische visumsysteem ETA, negen lidstaten hebben kennisgegeven van het feit dat zij onderworpen zijn aan een visumplicht die verder gaat dan de verplichting een virtueel ETA-visum aan te vragen.
Het eVisa-systeem is sinds 1 juli 2004 beschikbaar voor negen lidstaten (voor verblijven van ten hoogste drie maanden - en sinds 1 juli 2005 voor alle lidstaten voor verblijven van ten hoogste twaalf maanden), en in 3 van die lidstaten (Estland, Letland en Slovenië) kan gebruik worden gemaakt van de “autogrant”-faciliteit.
De Australische autoriteiten leggen er de nadruk op dat hun visumbeleid, in vergelijking met dat van de Europese Unie, niet hoofdzakelijk is gericht op korte verblijven van drie maanden, maar een genereuzer systeem voor verblijven tot maximaal twaalf maanden biedt en genereuze en soepele voorwaarden voor toegang en verblijf hanteert. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om de mogelijkheid om vanaf juli 2005 on line een visumaanvraag voor een visum met een geldigheidsduur van ten hoogste twaalf maanden in te dienen (voor alle lidstaten), om “working holiday”-regelingen, d.w.z. regelingen inzake werkvakanties (voor 11 lidstaten en Noorwegen) die de reiziger de mogelijkheid geven zijn reisbudget via incidenteel werk aan te vullen, het vergemakkelijken van de afgifte van studentenvisa en vereenvoudigingen door de afgifte van gecombineerde verblijfs- en werkvergunningen.
Tijdens verscheidene informele en formele contacten tussen de diensten van de Commissie en Australië werd door de Australische autoriteiten onderstreept dat de Australische universele visumregeling een evenredig en financieel gunstig antwoord is op de geografische ligging en de veiligheidsoverwegingen van het land. Australië vindt het nodig dat passagiers vóór hun vertrek op zijn minst via het ETA-systeem worden gecontroleerd, enerzijds om veiligheidsrisico’s (ook voor medereizigers) te voorkomen en anderzijds om reizigers grote ongemakken te besparen als de toegang tot het land hun na een lange reis wordt geweigerd.
Australië onderstreepte dat het positief heeft gereageerd op de toetreding van de tien nieuwe lidstaten in mei 2004 en dat het de afgifte van visa sindsdien gemakkelijker heeft gemaakt.
Het rechtvaardigt de ongelijke behandeling van de lidstaten, d.w.z. de handhaving van het huidige eVisa-systeem voor korte verblijven van burgers uit negen lidstaten, als volgt: sinds de invoering van het eVisa-systeem in juli 2004 is voor drie lidstaten een stijging vastgesteld van het aantal gevallen waarin de toegestane verblijfsduur wordt overschreden; drie nieuwe lidstaten beschikken niet over een systeem dat het mogelijk maakt om reisdocumenten die zijn afgegeven aan EU-staatsburgers on line te onderscheiden van reisdocumenten die door EU-lidstaten zijn afgegeven aan niet-staatsburgers van de EU; in zes lidstaten wordt in een groot aantal gevallen gebruik gemaakt van valse bewijsstukken. Daarnaast vermeldde Australië de percentages geannuleerde en geweigerde visa voor verscheidene lidstaten.
In het zeer uitvoerige antwoord op de mondelinge verklaring van de Commissie onderstreepte Australië echter ook dat het vastbesloten is in het eerste halfjaar van 2006 door te gaan met het per land opnieuw bekijken van zijn procedures: “Australië blijft zich actief bezighouden met de door de Commissie aan de orde gestelde punten, inclusief de kwestie van de kosten voor een visumaanvraag (Visa Application Charge – VAC), de verdere vermindering van het aantal vereiste documenten en andere verbeteringen van het elektronische-visumsysteem, die zullen bijdragen tot de verdere intensivering van het personenverkeer tussen Australië en de EU. Wij zullen onze systemen gestaag blijven aanpassen om dit doel te bereiken en ervoor zorgen dat de Commissie en de lidstaten geregeld op de hoogte worden gehouden van de ontwikkelingen.” Tijdens bijeenkomsten met de diensten van de Commissie hebben de Australische autoriteiten aangekondigd dat zij een tijdschema voor de invoering van deze stroomlijningsmaatregelen zullen verstrekken.
“De Australische regering hecht grote waarde aan dit proces van voortdurende verbetering en elke mogelijkheid om het ETA-systeem uit te breiden tot de resterende 9 lidstaten die momenteel geen toegang hebben tot dit systeem moet in het kader van dit proces en met inachtneming van de huidige veiligheidssituatie worden onderzocht.”
Volgens de Australische autoriteiten moet de kwestie van de wederkerigheid op visumgebied op het niveau van de regeringen van alle betrokken landen worden behandeld en zal zij in de eerste helft van 2006 worden aangepakt.
Beoordeling
Er moet worden erkend dat Australië, hoewel het zijn huidige visumsysteem handhaaft, blijk geeft van openheid en van de bereidheid de binnenkomst op zijn grondgebied van staatsburgers van die lidstaten die nog geen toegang hebben tot het ETA-systeem gemakkelijker te maken en de voorwaarden voor toegang en verblijf in het algemeen te versoepelen, ook voor verblijven van meer dan drie maanden. Er zijn reeds een aantal faciliterende maatregelen genomen, zoals de afschaffing van de resterende verplichtingen inzake doorreisvisa (negen lidstaten) en van het gebruik van het eVisa-systeem, zelfs met de “autogrant”-faciliteit. In dit verband moeten de Australische autoriteiten om meer duidelijkheid en een grotere doorzichtigheid worden verzocht met betrekking tot de toepasselijke criteria, het exacte tijdschema dat voor de stroomlijningsmaatregelen zal worden gevolgd en de stappen die door de betrokken partijen moeten worden ondernomen om vooruitgang te boeken.
De Commissie is voornemens de resultaatgerichte dialoog met Australië voort te zetten.
Een aantal kwesties moet verder met de Australische autoriteiten worden besproken om meer duidelijkheid te verkrijgen, met name over het onderscheid in het elektronische systeem tussen de verschillende soorten paspoorten die door een lidstaat worden afgegeven en de – door bepaalde lidstaten bekritiseerde – doeltreffendheid van een aantal door het eVisa-systeem geboden mogelijkheden. Het belangrijkste doel dat door de Commissie wordt nagestreefd, is de gelijke behandeling van de burgers van alle lidstaten door de uitbreiding van het ETA-systeem tot diegenen die momenteel gebruik moeten maken van het eVisa-systeem. De kwestie van het ETA-systeem – in het kader waarvan een virtueel visum wordt afgegeven dat als visum geldt, d.w.z. een vergunning die vóór het vertrek moet worden verkregen, echter zonder de nadelen die verbonden zijn aan de indiening van een visumaanvraag – kan in een latere fase nader worden onderzocht. Er kan niet worden ontkend dat in het bijzonder de Australische voorwaarden en procedures voor toegang en voor verblijven van meer dan drie maanden gunstig zijn voor reizigers en minder complex dan de overeenkomstige regels in de EU.
Verenigde Staten van Amerika
Tien lidstaten (de Tsjechische Republiek, Griekenland, Estland, Cyprus, Letland, Litouwen, Hongarije, Malta, Polen en Slowakije) hebben kennis ervan gegeven dat hun burgers een visum nodig hebben om naar de VS te reizen.
Het Amerikaanse visumontheffingsprogramma (US Visa Waiver Program – VWP)[10] geeft de staatsburgers van 27 deelnemende landen de mogelijkheid om de Verenigde Staten als tijdelijke bezoekers binnen te reizen voor zakelijke of toeristische doeleinden zonder dat zij eerst een visum bij een Amerikaans consulaat in het buitenland hoeven aan te vragen.
De landen die aan het programma deelnemen worden door de Secretary of Homeland Security (minister van Binnenlandse Veiligheid), in overleg met de Secretary of State (minister van Binnenlandse Zaken), aangewezen. De voorwaarden voor deelneming aan het visumontheffingsprogramma zijn in de Amerikaanse wetgeving vastgelegd[11] en zijn samengevat in bijlage 2.
De VS beklemtoont “dat de voorwaarden waaraan een land moet voldoen om voor deelname aan het Visa Waiver Program (VWP) te worden geaccepteerd door het Congres bij wet zijn vastgelegd... Landen die aan het Visa Waiver Program wensen deel te nemen moeten elk aan al deze criteria voldoen. Voor elke wijziging van de huidige criteria is een besluit van het Congres vereist.” De lidstaten van de EU die nog niet aan het programma deelnemen, voldoen niet aan al deze criteria, zodat het bijgevolg niet mogelijk is deze op korte termijn in het visumontheffingsprogramma op te nemen. Volgens de VS is het lidmaatschap van de Europese Unie op zich niet voldoende om voor deelneming aan het visumontheffingsprogramma in aanmerking te komen.
De Amerikaanse vertegenwoordigers hebben er consequent op gewezen dat het Congres na de terreuraanslagen van 11 september 2001 geen enkel enthousiasme aan de dag heeft gelegd om de criteria voor deelname aan het programma te versoepelen. De Amerikaanse autoriteiten hebben niettemin publiekelijk erkend dat het wenselijk is dat de nieuwe lidstaten en Griekenland, in het programma worden opgenomen als zij aan de criteria voldoen. Met dit voor ogen heeft President Bush in februari 2005 een geheel van “roadmaps” (stappenplannen) voorgesteld, dat erop is gericht de krachten te bundelen, met als doel een mogelijke toekomstige deelname aan het visumontheffingsprogramma. Voor negen van de 10 betrokken Europese lidstaten (de uitzondering is Cyprus) bestaat er thans een dergelijk stappenplan. In alle nieuwe EU-lidstaten zijn nu gezamenlijke consulaire werkgroepen opgericht, die geregeld bijeenkomen teneinde stappenplannen uit te werken en de zaak vooruit te helpen.
De stappenplannen zijn aangepast aan de omstandigheden in elk land, maar bevatten een aantal gemeenschappelijke elementen, zoals:
- het akkoord van de VS om de procedure voor het aanvragen van een visum opnieuw te bekijken;
- de schrapping van alle van vóór 1989 daterende gevallen van overschrijding van de verblijfsduur uit de gegevens;
- de voorwaarde dat de betrokken regering moet voldoen aan de technische vereisten die duidelijk in de Amerikaanse wetgeving zijn vastgelegd (bijv.: percentage gevallen van overschrijding van de toegestane verblijfsduur en van weigering van visa voor andere dan immigratiedoeleinden, biometrische gegevens, melding van verloren en gestolen paspoorten enz.);
- de voorwaarde dat de regeringen bewustmakingscampagnes moeten aanmoedigen teneinde een grotere bekendheid te geven aan de voorwaarden en verplichtingen die met reizen naar de VS verbonden zijn.
De VS heeft erkend dat de huidige stappenplannen niet allesomvattend zijn (d.w.z. dat zij niet alle criteria betreffen waarvan gebruik wordt gemaakt om te beoordelen of een land voor deelname aan het VWP in aanmerking komt) en dat de criteria in sommige gevallen in belangrijke mate subjectief zijn. Voorts zijn sommige van de statistische gegevens op grond waarvan wordt beoordeeld of aan de criteria is voldaan (b.v. aantal gevallen van overschrijding van de toegestane verblijfsduur) incorrect.
De kwestie van de wederkerigheid op visumgebied is door de EU op de agenda van de bijeenkomsten met de VS geplaatst op alle niveaus, tot en met het niveau van de Top. Zij is ook besproken tijdens de ontmoeting van 18 oktober 2005 tussen Voorzitter Barroso en President Bush in Washington. In hun schriftelijk antwoord op de mondelinge verklaring van de Commissie erkenden de Amerikaanse autoriteiten de communautaire aspecten van deze kwestie en het belang ervan voor de betrekkingen tussen de EU en de VS en stemden zij ermee in de Commissie driemaandelijks op de hoogte te brengen van de bij de uitvoering van de VWP-stappenplannen geboekte vooruitgang. De Amerikaanse autoriteiten blijven er niettemin de nadruk op leggen dat zij “de vooruitgang die door de landen op de weg naar deelneming aan het visumontheffingsprogramma wordt geboekt voor elk land afzonderlijk zullen blijven beoordelen, zoals voorgeschreven door de wet.”
In het kader van een formele follow-up van de mondelinge verklaring kwamen vertegenwoordigers van de Commissie in november in Washington samen met hooggeplaatste Amerikaanse functionarissen om de aard van het gewijzigde wederkerigheidsmechanisme nader toe te lichten en aan te dringen op vooruitgang in de kwestie van de niet-wederkerigheid. Er had tevens een vruchtbare gedachtewisseling plaats tussen de vertegenwoordigers van de Commissie en de vertegenwoordigers in Washington van de 10 lidstaten die momenteel van deelneming aan het visumontheffingsprogramma zijn uitgesloten. Deze gedachtewisseling is zeer nuttig gebleken bij het onderzoek van de mogelijkheid om tot een consequentere en coherentere aanpak te komen om een gemeenschappelijk doel te bereiken.
Beoordeling
De Commissie erkent dat de VS op het hoogste politieke niveau grote waarde hecht aan de stappenplannen ter verwezenlijking van het visumontheffingsprogramma.
Gezien de reactie van de lidstaten en de realiteit van het Amerikaanse visumbeleid, is de Commissie van mening dat de stappenplannen een nuttig instrument kunnen zijn om ervoor te zorgen dat op middellange termijn aan alle EU-burgers vrijstelling van de visumplicht wordt gewaarborgd, en is bereid in te stemmen met deze aanpak. Wil deze aanpak echter ten volle doeltreffend zijn, dan is een grotere specificiteit en samenhang nodig bij de vaststelling van de doelstellingen en bij de in het kader van deze stappenplannen verrichte evaluaties. Dit is door de Amerikaanse overheidsinstanties geaccepteerd in het kader van het gezamenlijke werkprogramma van de EU en de VS van november 2005 met het oog op de uitvoering van het economische initiatief van de Top EU-VS van juni 2005: een van de doelstellingen is “een duidelijk en allesomvattend stappenplan per land vast te stellen voor alle lidstaten van de EU die uitgesloten zijn van het visumontheffingsprogramma en het deze EU-lidstaten aldus mogelijk te maken aan de voorwaarden te voldoen en tot het Amerikaanse visumontheffingsprogramma toe te treden.”
Specifieke activiteiten zijn onder meer: inspanningen om “allesomvattende en specifieke stappenplannen per land - die betrekking hebben op wettelijke en niet-wettelijke aspecten en passende oriëntatiepunten omvatten - uit te werken en ten uitvoer te leggen voor alle van het visumontheffingsprogramma uitgesloten EU-lidstaten” en “samen te werken teneinde de ontheffing van de visumplicht te bevorderen en gebruik te maken van consulaire comités in alle EU-lidstaten die wensen deel te nemen aan het visumontheffingsprogramma om de stappenplannen voor elk land afzonderlijk en de mechanismen voor het meten van de geboekte vooruitgang te verbeteren.”
De VS heeft tot nu toe geen enkele bereidheid getoond om voorlopige faciliteringsmaatregelen, zoals vrijstelling van de voor een visum te betalen vergoeding, te overwegen. Niettemin moet er verder bij de VS op worden aangedrongen dat op zijn minst bepaalde aspecten van de aanvraagprocedure worden gestroomlijnd.
Canada
Zeven lidstaten (de Tsjechische Republiek, Estland, Letland, Litouwen, Hongarije, Polen en Slowakije) hebben kennis ervan gegeven dat hun burgers een visum nodig hebben om naar Canada te reizen.
De wijze waarop de Canadese autoriteiten de kwestie van de visumvrijstelling voor de EU-lidstaten aanpakken is vergelijkbaar met die van de VS. Canada beoordeelt deze kwestie voor elk land afzonderlijk en verleent geen groepsvrijstelling op grond van het EU-lidmaatschap. In Canada zijn de voorwaarden waaraan voor visumontheffing moet zijn voldaan, niet wettelijk vastgelegd. De Canadese autoriteiten verklaren in hun antwoord van 13 december 2005 op de mondelinge verklaring van de Commissie het volgende: “In Canada wordt de visumregeling herzien in het kader van een administratieve procedure die is gebaseerd op een objectieve beoordeling van de risico’s en de voordelen die zijn verbonden aan het grensoverschrijdend verkeer van de burgers van een land.” De beoordelingscriteria zijn samengevat in bijlage 2.
De Canadese visumontheffingsregeling is in 2004 door het ministerie van Burgerschap en Immigratie Canada (Citizenship and Immigration Canada – CIC)) opnieuw bekeken. De vragenlijsten die aan de zeven betrokken lidstaten werden toegezonden, waren inhoudelijk zeer verschillend. De Canadese autoriteiten bevestigden dat “het onderzoek per land plaatshad en dat rekening werd gehouden met de uitgebreide hervormingen en het snelle tempo van de veranderingen in de betrokken nieuwe lidstaten.” De teleurstelling was groot toen in mei 2005 werd aangekondigd dat deze evaluatie voor geen van de zeven lidstaten tot een opheffing van de visumplicht had geleid. De Canadese autoriteiten gaven verschillende redenen op voor deze beslissing, zoals de beveiliging van paspoorten en andere documenten en de daarmee samenhangende fraude, het grote aantal geweigerde visumaanvragen, de georganiseerde criminaliteit, economische migratie, corruptie bij de overheid, de liberalisering van de arbeidsmarkt in de EU[12], het werkloosheidspercentage en het niveau van de lonen, de sociale ongelijkheid, het aantal aanspraken op de vluchtelingenstatus en banden met het Amerikaanse beleid[13].
De EU heeft de wederkerigheid op visumgebied op de agenda geplaatst van de bijeenkomsten EU/Canada op alle niveaus en verduidelijkt dat zij van mening is dat deze kwestie in het kader van de betrekking tussen de EU en Canada moet worden behandeld.
Ter gelegenheid van de via videoconferentie gehouden Top van 24 november 2005 kwamen de leiders van de EU en Canada overeen “ in het kader van een transparante procedure de dialoog over de vrijstelling van de visumplicht voor de burgers van alle EU-lidstaten en Canada te zullen intensiveren.”
Canada bevestigde de dialoog te willen voortzetten en verklaarde “ook in de toekomst de geboekte vooruitgang te zullen blijven volgen en in 2007 te zullen beginnen met een ander uitvoerig onderzoek van de visumregeling voor de landen die op dat ogenblik nog geen visumvrije status hebben.… Het tijdschema voor het volgende Canadese onderzoek zal worden vastgesteld na het evaluatieproces van Schengen, het ogenblik waarop de nieuwe lidstaten, naar wordt verwacht, het volledige lidmaatschap van de Schengenruimte zonder grenzen zullen hebben verworven.
In het kader van deze dialoog hebben de Canadese autoriteiten in november 2005 technische bezoeken gebracht aan de Baltische staten en Polen, en zij zijn voornemens in januari 2006 ook Hongarije, Slowakije en de Tsjechische Republiek te bezoeken. Canada heeft bevestigd dat de zeven lidstaten in verschillende mate voldoen aan de voorwaarden voor ontheffing van de visumplicht en dat “Canada de ontwikkelingen permanent volgt en bereid blijft vóór het onderzoek van 2007 maatregelen te treffen met het oog op ontheffing van de visumplicht, mochten de ontwikkelingen in een van de lidstaten dat mogelijk maken. De nieuwe lidstaten kunnen Canada te allen tijde in kennis stellen van elke ontwikkeling waarvan Canada volgens hen op de hoogte moet zijn.”
Canada verwijst ook naar de verplichtingen op het gebied van veiligheid en grensbeheer die het samen met de VS is aangegaan: “Canada en de VS hebben zich ertoe verbonden hun visumbeleid volledig te coördineren. Beide landen blijven hun eigen visumbeleid en visumvoorwaarden onafhankelijk van elkaar ontwikkelen, maar zijn overeengekomen rekening te houden met de gevolgen die voorgenomen veranderingen in dit beleid en/of deze voorwaarden voor de ander kunnen hebben. Zij raadplegen elkaar derhalve geregeld om ervoor te zorgen dat de door hen gekozen koers blijft beantwoorden aan hun gemeenschappelijke doelstellingen en belangen.”
De afschaffing of aanzienlijke vermindering van de voor een visum te betalen vergoeding, die door de Commissie werd voorgesteld als een eerste stap op de weg naar vrijstelling van de visumplicht, werd verworpen.
Beoordeling
Canada is een dialoog over wederzijdse vrijstelling van de visumplicht aangegaan, zonder dat tot nu toe echter daadwerkelijk vooruitgang werd geboekt. Het blijft openstaan voor voortzetting van de dialoog en bevestigt dat het in beginsel bereid is te zijner tijd de visumplicht voor staatsburgers van de EU-lidstaten op te heffen.
De Commissie is van mening dat de met Canada aangegane dialoog moet worden voortgezet, maar dat deze resultaatgerichter moet worden. Daarom moet een doorzichtige procedure met duidelijke oriëntatiepunten worden vastgesteld die tot ontheffing van de visumplicht leidt voor de burgers van alle lidstaten.
IV. Conclusies:
De Commissie is van mening dat de dialoog met derde landen in de context van het nieuwe wederkerigheidsmechanisme reeds zijn doeltreffendheid heeft bewezen:
- voor vier derde landen – Costa Rica (onder voorbehoud van bevestiging betreffende IJsland), Nicaragua, Panama en Venezuela – is de wederkerigheid van de visumontheffing reeds een feit; voor Brazilië is de juridische oplossing reeds aangekondigd.
- voor vier derde landen – Brunei Darussalam, Maleisië, Singapore en Uruguay – is reeds een oplossing voor de niet-wederkerigheidsproblemen in zicht, maar deze moet de komende maanden nog verder ten uitvoer worden gelegd en/of onderzocht.
- voor drie andere derde landen is weliswaar reeds enige vooruitgang geboekt op het gebied van de doorzichtigheid, maar is nog geen vooruitgang geboekt wat de uitbreiding betreft van de ontheffing van de visumplicht tot de burgers van alle lidstaten van de EU.
Wat Australië betreft, bestaat er geen onmiddellijk vooruitzicht op toepassing van het ETA-systeem op de burgers van alle lidstaten. Australië heeft de procedure voor de afgifte van visa aan burgers van de lidstaten waarvoor het ETA-systeem nog niet geldt, echter reeds op een aantal punten vereenvoudigd en zich bereid verklaard zijn procedures voor de afgifte van visa verder te stroomlijnen. Dat is reeds een stap in de goede richting, die echter alleen kan worden beschouwd als een overgangsmaatregel, aangezien het hoofddoel de deelneming van alle lidstaten aan het ETA-systeem is, en derhalve de gelijke behandeling van alle burgers van de EU (zonder vooruit te lopen op het definitieve standpunt dat de EG in verband met het ETA-systeem zal innemen).
In aansluiting op besprekingen op het hoogste niveau heeft de Commissie vastgesteld dat de Verenigde Staten en Canada blijk geven van de politieke bereidheid om de dialoog voort te zetten en om duidelijker en nauwkeuriger te zijn wat de voorwaarden betreft waaraan de betrokken lidstaten moeten voldoen om voor visumontheffing in aanmerking te komen. De Commissie zal de contacten met de gesprekspartners uit de VS en Canada blijven voortzetten om te garanderen dat de verbintenissen worden nagekomen en om concrete ideeën om het niet-wederkerigheidsprobleem op te lossen, te onderzoeken. Voorts zou met deze landen ook verder moeten worden onderzocht welke mogelijkheden er bestaan om de afgifte van visa te vergemakkelijken tot dat doel is bereikt.
Na deze eerste ronde, die enig succes heeft opgeleverd, is het belangrijk dat zowel de Commissie als de lidstaten gemotiveerd, betrokken en eensgezind blijven streven naar de verwezenlijking van de gemeenschappelijke doelstellingen op dit gebied. Om de verwachte resultaten te boeken, is het van essentieel belang dat de lidstaten de Commissie ten volle steunen, dat zij aan elke fase van het proces meewerken en dat zij onderling solidair blijven.
Overeenkomstig artikel 1, lid 5, van Verordening 539/2001, zoals gewijzigd bij Verordening 851/2005, moet de Commissie tegen juli 2006 een tweede verslag opstellen, waarin wordt onderzocht of de door bepaalde derde landen aangekondigde oplossingen intussen in praktijk zijn omgezet en of de voortzetting van de dialoog met andere derde landen perspectieven heeft geopend voor wederzijdse vrijstelling van de visumplicht.
Gezien de vooruitgang die door haar partners, zij het tegen een verschillend tempo, is geboekt, is de Commissie van mening dat het in dit stadium niet nodig is dit verslag vergezeld te doen gaan van de voorstellen voor maatregelen die zijn bedoeld in artikel 1, lid 4, onder c), van Verordening 539/2001, zoals gewijzigd bij Verordening 851/2005, of in de bij de goedkeuring van Verordening 851/2005 door de Raad en de Commissie afgelegde gezamenlijke verklaring.
De Commissie zal de vooruitgang evenwel nauwgezet blijven volgen, teneinde te garanderen dat de door haar partners aangegane verbintenissen worden nagekomen. In die gevallen waarin het probleem van de niet-wederkerigheid ten aanzien van bepaalde landen niet onmiddellijk ten volle kan worden opgelost, is vooruitgang bij de toepassing van de criteria van essentieel belang. De Commissie erkent dat hiervoor van beide kanten inspanningen nodig zijn, maar herinnert eraan dat in artikel 4 van Verordening 539/2001 en in de gezamenlijke verklaring van de Raad en de Commissie betreffende Verordening 851/2005 wordt verwezen naar specifieke maatregelen die het gemakkelijker moeten maken de wederkerigheid van de visumvrijstelling te realiseren.
Annex 1A
Visa requirement imposed by third countries listed in Annex II to Regulation No 539/2001 upon nationals of the new Member States on 1 May 2004.
| CY |CZ |EE |HU |LT |LV |MT |PL |SI |SK | |Andorra | | | | | | | | | | | |Argentina | | | | | | | | | | | |Australia |V |V |V |V |V |V |* |V |V |V | |Bolivia | |V | |V | |V |V | | |V | |Brazil |V |V |V | |(V) |V |V | | |V | |Brunei |V |V |V |V |V |V | | |V |V | |Bulgaria | | | | | | | | | | | |Canada | |V |V |V |V |V | |V | |V | |Chile | | | | | | | | | | | |Costa Rica |V | | | |(V) | |V | |V |(V) | |Croatia | | | | | | | | | | | |Guatemala |V | |V |V |V |V |V |(V) |V |V | |Holy See | | | | | | | | | | | |Honduras |V | | |V | | | | | | | |Hong Kong SAR | | | | | | | | | | | |Israel | | | | | | | | | | | |Japan | | | | | | | | | | | |Macao SAR | | | | | |V | | | | | |Malaysia | | | | |V | | | | | | |Mexico | | |V | |V |V |V | | |V | |Monaco | | | | | | | | | | | |New Zealand |V | |V | |V |V | |V | |V | |Nicaragua |V | | | | | |V | | | | |Panama | |V |V | | |V |V | |V |V | |Paraguay |V |V |V | |V |V |V |(V) |V |V | |Romania | | |(V) | |(V) | | | | | | |Salvador | |V |V |V |V |V |V |(V) |V |V | |San Marino | | | | | |V | | | | | |Singapore | | | | |V | | | | | | |South Korea | | | | | | | | | | | |United States |V |V |V |V |V |V |V |V | |V | |Uruguay | | |V | | | | | | |V | |Venezuela |V | |V | | |V |V |(V) | |V | | * ETA required. (V) : visa exemption agreement not yet entered into force.
Annex 1B
Visa requirement imposed by third countries listed in Annex II to Regulation No 539/2001 upon EU citizens on 24 June 2005.
|CY |CZ |EE |EL |FI |HU |LT |LV |MT |PL |PT |SI |SK |DE |AT |IT |SW |DK | |Andorra | | | | | | | | | | | | | | | | | | | |Argentina | | | | | | | | | | | | | | | | | | | |Australia 1 |V |V |V |V | |V |V |V |V |V | |V |V |V |V |V |V |V | |Bolivia | | |(V) | | | | |(V) |V | | | | | | | | | | |Brazil |V |V |V | | | |V |V |V | | | | | |V4 | | | | |Brunei |(V) |V |V |(V) |V |(V) |V |V |V | |V |V |(V) |(V) |(V) |(V) |(V) | | |Bulgaria | | | | | | | | | | | | | | | | | | | |Canada | |V |V | | |V |V |V | |V | | |V | | | | | | |Chile | | | | | | | | | | | | | | | | | | | |Costa Rica | | |(V) | | | | | | | | | |(V) | | | | | | |Croatia | | | | | | | | | | | | | | | | | | | |Guatemala | | | | | | | | | | | | | | | | | | | |Holy See | | | | | | | | | | | | | | | | | | | |Honduras | | | | | | | | | | | | | | | | | | | |Hong Kong SAR | | | | | | | | | | | | | | | | | | | |Israel | | | | | | | | | | | | | | | | | | | |Japan | | | | | | | | | | | | | | | | | | | |Macao SAR | | | | | | | | | | | | | | | | | | | |Malaysia | | |(V) |(V) | | | |(V) | | | | | | | | | | | |Mexico | | | | | | | | | | | | | | | | | | | |Monaco | | | | | | | | | | | | | | | | | | | |New Zealand | | | | | | | | | | | | | | | | | | | |Nicaragua | | | | | | | |V³ | | | | | | |(V) | | | | |Panama | | |V | | | | | |V | | | | | | | | | | |Paraguay | | | | | | | | | | | | | | | | | | | |Romania | | | | | | | | | | | | | | | | | | | |Salvador | | | | | | | | | | | | | | | | | | | |San Marino | | | | | | | | | | | | | | | | | | | |Singapore | | |(V) | | | | | | | | | | | | | | | | |South Korea | | | | | | | | | | | | | | | | | | | |United States |V |V |V |V | |V |V |V |V |V | | |V | | | | | | |Uruguay | | |V | | | | | | | | | | | | | | | | |Venezuela | | | | | | | |V3 | | | | | |V² |(V) | |V3 | | | V : visa requirement
(V) : visa exemption for a period of less than 90 days.
1. Australia : Electronic Travel Authority (ETA) is required from citizens of EL, FI, MT, PT, DE, AT, IT, SW, DK, IS, NO as well as from citizens of the other Member States not indicated in the table
2. in case of entry at land and sea borders
3. tourist card is required upon entry
4. visa is required from business travellers
IS notified the following cases of non-reciprocity: Australia, Brunei, Nicaragua, Panama and Paraguay
NO notified the following cases of non-reciprocity: Australia, Brunei (for stays exceeding 14 days), Panama (visa issued free of charge on arrival)
Annex 2
Australian visa procedures
The two visa procedures subject of the notifications can be summarised as follows:
The ETA: Before travelling and before an air ticket is issued, the traveller himself/herself, or the travel agent/airline on his/her behalf, sends an electronic application for an ETA to the relevant Australian authorities. This involves entering in the ETA system data identifying the traveller and details of his/her passport. The data are compared with an on-line file held by the relevant Australian authorities (Department of Immigration and Multicultural and Indigenous Affairs, DIMIA) on persons whose entry into Australia is undesirable (Movement Alert List, MAL).
The response is almost immediate. If the response is positive, i.e. if consultation of the file does not produce an alert with respect to the traveller or his/her passport, an ETA number is assigned electronically and the air ticket can be issued. If the response is negative, no ETA number can be assigned and the traveller is asked to contact the Australian consular authorities. On arrival in Australia, the immigration authorities check that the passport holder has an ETA.
The eVisa (e676 visa ): applicants or travel agents can apply for a visa on the internet. The applications are processed in Australia and, depending on the risk assessment level further supporting documents can be required from the applicant. If the risk is low, they can be granted more or less automatically (“autogrant” facility).
US Visa Waiver Programme
To qualify for the VWP, a country must: offer reciprocal privileges to United States citizens; have had a non-immigrant refusal rate of less than 3% for the previous year; certify that the country issues machine-readable passports; have a program to incorporate biometric identifiers into the passports; certify that it reports the theft of blank passports on a timely basis to the U.S. authorities.
In addition the Department of Homeland Security in consultation with the Secretary of State has to prepare an evaluation report on the effect that a country’s designation as a VWP participant would have on the law enforcement and security interests of the United States, including interests related to enforcement of immigration laws and the existence and effectiveness of extradition agreements and procedures. In order for a country to be designated as a VWP participant, a determination must be made that such interests would not be compromised by the designation of the country.
Furthermore there are specific factors that are considered but are not established in the legislation: security of a country’s passport application, production and issuing process; security of passports and other documents used to demonstrate identity and citizenship, and incidence of fraud or misuse involving such documents; nationality and citizenship laws, and their implementation; existence of security and law enforcement threats in the country (terrorist activities, organised crime, money laundering, human and drug trafficking, etc.), and efforts to address such threats; immigration controls and alien smuggling activities in the country, and efforts to address such threats; stability of the government politically and economically; degree of cooperation with the U.S. and other international partners on law enforcement issues, including extradition.
Canadian assessment criteria for visa exemption
The Canadian authorities take into consideration the complex push and pull factors that trigger migration movements, from broad socio-economic conditions to specific regional issues. The country assessment of risks and benefits includes many factors, such as (but not limited to):
- Immigration issues (i.e. non bona-fide refugee claimants and clandestine or undocumented migrants),
- public safety and security issues (i.e. organized crime and counter terrorism, the trafficking and smuggling of persons and goods, serious criminal activity, health risks and concerns),
- the stability of government and public institutions (level of public confidence in institutions, legal system, police and security agencies, immigration and asylum systems, protection of human rights),
- the health and stability of the economy, such as unemployment rates and regional disparities,
- the social and human rights environment,
- the trends and patterns related to incidences of application fraud, passport fraud and visa refusal rates.
Factors are reviewed to ensure that they are consistent with Canadian immigration program and the broader mandate, objectives and priorities of the Government of Canada. Decisions to change the visa status of a given country are well-informed and are made after a comprehensive review of key considerations and upon extensive internal consultation.
[1] PB L 81 van 21.3.2001, blz. 1.
[2] Zie voor het vroegere wederkerigheidsmechanisme, het werkdocument van de diensten van de Commissie over de wederkerigheid van visa (Document JAI-B-1 (2004) 1372 van 18.2.2004).
[3] Zij stelden de Raad daarvan in kennis overeenkomstig artikel 8, lid 2, onder a), van de Overeenkomst tussen de Raad van de Europese Unie, de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen inzake de wijze waarop IJsland en Noorwegen worden betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis. Het wederkerigheidsmechanisme is derhalve van toepassing op deze landen. IJsland heeft zijn kennisgeving inzake niet-wederkerigheid ingediend op 25 oktober 2005 en Noorwegen op 15 november 2005.
[4] PB C 251 van 11.10.2005 [bekendmaking van de oorspronkelijke kennisgeving van Tsjechië in PB C 163 van 5.7.2005].
[5] PB C 277 van 10.11.2005.
[6] PB C 310 van 8.12.2005.
[7] Voor de follow-up van de kennisgevingen van IJsland en Noorwegen wordt dezelfde procedure gebruikt als voor de door de lidstaten gemelde gevallen van niet-wederkerigheid. Er dient evenwel naar behoren rekening te worden gehouden met de wettelijke beperkingen die verbonden zijn aan de vertegenwoordiging in het buitenland van Noorwegen en IJsland door de Gemeenschap.
[8] Paraguay werd gemeld door IJsland (visumplicht). Omdat deze kennisgeving te laat aankwam, werd de mondelinge verklaring pas op 5 december 2005 aan de Paraguayaanse autoriteiten toegezonden. Er werd nog geen antwoord ontvangen. Het specifieke geval van Bolivia verdient nadere toelichting. Bolivia werd genoemd door drie lidstaten (Malta, Estland, Letland). De Commissie heeft genoemd land echter wegens haar binnenkort te verwachten voorstel om Bolivia over te brengen naar bijlage I bij Verordening (EG) nr. 539/2001 niet bij haar demarches in het kader van het nieuwe wederkerigheidsmechanisme betrokken.
[9] Alleen Nieuw-Zeelandse burgers met een geldig Nieuw-Zeelands paspoort hebben, tenzij in geval van gezondheids- of gedragsproblemen, geen visum nodig om naar Australië te gaan. Bij aankomst in Australië krijgen Nieuw-Zeelandse burgers automatisch een speciaal visum (“Special Category Visa”), dat elektronisch wordt geregistreerd.
[10] Het Visa Waiver Program (VWP) werd door de Immigration Reform and Control Act van 1986 (P.L. 99-603) als een tijdelijke regeling ingevoerd. Het Amerikaanse congres heeft echter geregeld wetgeving aangenomen om de geldigheidsduur van het programma te verlengen. Ten slotte werd het programma door de goedkeuring van de Visa Waiver Permanent Program Act (P.L. 106-396) als permanente regeling ingevoerd.
[11] De voorwaarden zijn vastgelegd in de Immigration and Nationality Act (U.S.C. 1187), the Border Security Act en de Enhanced Border Security and Visa Entry Reform Act
[12] De Canadese autoriteiten verklaarden dat “werknemerregistratieprogramma’s in Ierland, het VK en Zweden hebben aangetoond dat de bevolking van de nieuwe lidstaten mobiel is en arbeidsmogelijkheden zoekt in het buitenland.”
[13] Er werd aan herinnerd dat Canada de visumplicht voor Hongarije in 1994 en voor de Tsjechische Republiek in 1996 heeft afgeschaft. Deze werd echter voor de Tsjechische Republiek opnieuw ingevoerd in 1997 en voor Hongarije in 2001 als gevolg van een instroom van asielzoekers uit deze landen. De Canadese autoriteiten onderstreepten dat een diepgaande evaluatie vereist is alvorens de visumplicht opnieuw wordt opgeheven, teneinde herhaling van een dergelijke situatie te voorkomen.