Bijlagen bij COM(2007)1 - Energiebeleid voor Europa

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

dossier COM(2007)1 - Energiebeleid voor Europa.
document COM(2007)1 NLEN
datum 10 januari 2007
bijlage die de voor- en nadelen op een rij zet van verschillende energiebronnen, is nucleaire energie een van de goedkoopste energiebronnen met laag koolstofgehalte momenteel in de EU en zijn bovendien de kosten relatief stabiel [26]. De volgende generatie kernreactoren zou deze kosten verder moeten terugdringen.

Elke lidstaat beslist zelf of hij al dan niet gebruik maakt van nucleaire elektriciteit. Indien echter het gehalte nucleaire energie in de EU vermindert, is het essentieel dat met deze vermindering ook de invoering van andere bijkomende energiebronnen met een lage koolstofuitstoot voor stroomopwekking gepaard gaat; zoniet zal de doelstelling om broeikasgasemissies terug te dringen en de veiligheid van energievoorziening te verbeteren, niet bereikt kunnen worden.

In de huidige energiecontext verwacht het IEA dat het wereldwijde gebruik van kernenergie zal toenemen van 368 GW in 2005 tot 416 GW in 2030. Er zijn dus economische voordelen verbonden aan het behoud en de ontwikkeling van het technologische leiderschap van de EU in dit domein.

Zoals bepaald in een nieuw indicatief programma op het gebied van kernenergie [27] dient op EU-niveau, overeenkomstig de communautaire regelgeving, het meest geavanceerde kader voor nucleaire energie verder ontwikkeld te worden in de lidstaten die opteren voor nucleaire elektriciteit; dit kader moet voldoen aan de hoogste veiligheids-, beveiligings- en non-proliferatienormen als bepaald in het Euratom-Verdrag. Maar aangezien nucleaire energie belangrijke vragen doet rijzen betreffende afval en ontmanteling, dient de Gemeenschap in de toekomst eveneens werk te maken van nucleair afvalbeheer en ontmanteling. Bovendien dient de EU haar inspanningen verder te zetten om te waarborgen dat dergelijke hoge normen internationaal worden nageleefd. Teneinde op dat vlak vooruitgang te boeken, stelt de Commissie voor om een EU-werkgroep op hoog niveau inzake nucleaire veiligheid en beveiliging op te richten die belast zal zijn met de geleidelijke ontwikkeling van een onderlinge overeenstemming en, uiteindelijk, aanvullende Europese voorschriften inzake nucleaire veiligheid en beveiliging.

3.9. Een internationaal energiebeleid dat de belangen van Europa actief nastreeft

De EU kan haar doelstellingen op het gebied van energie en klimaatverandering niet alleen verwezenlijken. De EU zal in de toekomst verantwoordelijk zijn voor slechts 15% van de nieuwe CO2-emissies. Bovendien zal de EU tegen 2030, met de nieuwe doelstellingen, minder dan 10% van de energie in de wereld verbruiken. De uitdagingen van veiligheid van energievoorziening en klimaatverandering kunnen dus niet worden overwonnen door de EG of haar lidstaten individueel. Ze dient samen te werken met zowel de industrielanden als de ontwikkelingslanden, energieverbruikers en –producenten, om een duurzame, veilige en concurrerende energie te waarborgen

De EU en haar lidstaten moeten deze doelstellingen nastreven met een gemeenschappelijk standpunt en daarbij effectieve partnerschappen sluiten om deze doelstellingen te vertalen naar een zinvol extern beleid. Energie moet immers een centraal deel worden van alle externe EU-betrekkingen; ze is van groot belang voor de geopolitieke veiligheid, de economische stabiliteit, de sociale ontwikkeling en de internationale inspanningen om klimaatverandering te bestrijden. Het is daarom dat de EU doeltreffende betrekkingen op energiegebied moet ontwikkelen met al haar internationale partners, op grond van wederzijds vertrouwen, samenwerking en onderlinge afhankelijkheid. Dit wil zeggen betrekkingen met een bredere geografische reikwijdte en een dieper van aard op basis van overeenkomsten met belangrijke energievoorzieningen.

De Europese Raad heeft de visie van een langetermijnkader voor de externe energiedimensie, die door de Commissie en de Raad [28] gezamenlijk werd opgesteld, onderschreven en heeft ermee ingestemd om een netwerk van correspondenten voor de continuïteit van de energievoorziening op te richten, dat een systeem voor vroegtijdige waarschuwing zal verschaffen en dat het vermogen van de EU om te reageren bij externe druk voor de veiligstelling van de energievoorziening, zullen verbeteren.

De EU neemt al een gemeenschappelijk standpunt in bij onderhandelingen van internationale overeenkomsten, meerbepaald op het gebied van handel. Lopende en toekomstige internationale overeenkomsten, zowel bilateraal als met verschillende landen tegelijkertijd, kunnen op een meer doeltreffende wijze worden gebruikt om juridisch bindende verplichtingen vast te leggen. Deze kunnen worden uitgebreid naar de wederzijdse liberalisering van handelsvoorwaarden en investeringen in "upstream" of "downstream" markten, en naar de verlening van toegang tot pijplijnen door landen die zich langs transit- en transportketens bevinden. Ze kunnen eveneens worden gebruikt om internationale handel in op duurzame wijze geproduceerde biobrandstoffen of milieugoederen te stimuleren, of voor de internationale prijsbepaling van koolstofemissie.

Daarom moet de EU nu deze principes omzetten in actie. De eerste stap naar een gemeenschappelijk standpunt is duidelijke doelstellingen te bepalen, en de middelen om een doeltreffende coördinatie te waarborgen. De geregelde strategische energie-evaluaties zullen zorgen voor een overkoepelend kader voor de regelmatige bespreking van externe energiekwesties in de EU-instellingen. Een doeltreffend extern EU-energiebeleid moet gedurende de drie komende jaren de volgende prioriteiten nastreven:

· De EG en haar lidstaten dienen een leidende rol te vervullen bij het ontwerp van internationale overeenkomsten, met inbegrip van de toekomst van het Verdrag inzake het Energiehandvest en de klimaatregeling na 2012.

· De relaties van de EU inzake energie met haar buurlanden zijn van fundamenteel belang voor de Europese veiligheid en stabiliteit. De EU dient ernaar te streven een breed netwerk van landen rond de EU op te bouwen, handelend op grond van gedeelde, van het EU-energiebeleid afgeleide voorschriften of principes.

· Om de betrekkingen met onze externe energieleveranciers te verbeteren, een verdere ontwikkeling van alomvattende partnerschappen gebaseerd op wederzijds belang, transparantie, voorspelbaarheid en wederkerigheid.

· De betrekingen op energiegebied met andere grote verbruikers verder ontwikkelen, in het bijzonder via het IEA en de G8 of via een intensievere bilaterale samenwerking.

· Het gebruik van financiële instrumenten ontwikkelen, via een verbeterde samenwerking met de EIB en de EBWO en de oprichting van een Investeringsfonds voor het nabuurschapsbeleid, om de energieveiligheid van de EU te verbeteren.

· De omstandigheden voor investeringen in internationale projecten verbeteren, door bijvoorbeeld te werken aan de veiligstelling van een duidelijk bepaald en transparant wettelijk kader en Europese coördinatoren te benoemen om de belangen van de EU te vertegenwoodigen in belangrijke internationale projecten.

· De promotie van non-proliferatie, nucleaire veiligheid en beveiliging, in het bijzonder door een versterkte samenwerking met de Internationale Organisatie voor Atoomenergie.

De gedetailleerde manier waarop deze doelstellingen nu zullen worden nagestreefd, zoals nader is besproken door de Europese Raad tijdens de Lahti-top en de Europese Raad van december 2006, is opgenomen in de bijlage van dit overzicht. Bovendien meent de Commissie echter dat twee aanvullende prioritaire acties nu dienen nagestreefd te worden:

· Een alomvattend Afrikaans-Europees energiepartnerschap. Het belang van Afrika als energieleverancier is de voorbije jaren sterk gestegen, maar het potentieel van het continent is nog groter. De dialoog zou de veiligstelling van de energievoorziening moeten omvatten, alsook technologieoverdracht in hernieuwbare energie, duurzame exploitatie van middelen, transparantie van de energiemarkten en eerbiediging van behoorlijk bestuur. De dialoog dient te worden gestart bij een gemeenschappelijke activiteit op het hoogste niveau.

· Zoals hierboven reeds vermeld, een internationale overeenkomt inzake energie-efficiëntie.

3.9.1. Integratie van Europa's energie- en ontwikkelingsbeleid: een win-win-situatie

Hoge energieprijzen zijn bijzonder nadelig voor ontwikkelingslanden. Terwijl een aantal ontwikkelingslanden kunnen genieten als producent, kunnen voor anderen de verhoogde kosten van energie-import hoger liggen dan hun ontvangsten uit ontwikkelingshulp [29]. Afrika en andere streken in ontwikkeling hebben er alle belang bij, net als Europa, om diversificatie en energie-efficiëntie te stimuleren – wat een belangrijke bijdrage kan betekenen voor de Millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling. De EU engageert zich dan ook om ontwikkelingslanden bij te staan bij de promotie van duurzame en veilige energievoorzieningen en –gebruik.

Om bovengenoemde verplichtingen na te komen, dient de EU zich te concentreren op het leveren van betaalbare, betrouwbare en duurzame energiediensten aan armen, in het bijzonder uit hernieuwbare bronnen, alsook op de ontwikkeling van schone en efficiënte technologieën voor gas- en olieproductie. Afrika biedt een unieke kans om hernieuwbare energietechnologie op concurrentiële wijze te installeren. Het kan de behoefte omzeilen om dure hoofdnetten te bouwen en onmiddellijk over te schakelen naar een nieuwe generatie schone, plaatselijke energiebronnen en –technologieën met lage koolstofuitstoot – zoals reeds gebeurde in de mobiele telecommunicatie. Het gaat om een echte "win-win"-kans, waarbij schone hernieuwbare energie beter doordringt tot bij een aantal van de armste burgers ter wereld en zij toegang krijgen tot elektriciteitsvoorzieningen. Een speciale inspanning zal nodig zijn in Afrika bezuiden de Sahara, waar het minste aantal mensen ter wereld toegang heeft tot elektriciteit.

De EU zal eveneens een hefboomwerking verschaffen met betrekking tot de verschillende instrumenten dat het daartoe ter beschiking heeft: het tiende Europees Ontwikkelingsfonds, het infrastructuurpartnerschap tussen de EU en Afrika dat betrekking heeft op regionale projecten voor elektriciteitsopwekking en –transmissie, de ACS-EU-energiefaciliteit en het EC COOPENER-programma en zijn opvolger, alsook het EUROSOLAR-programma voor Latijns-Amerika.

3.10. Doeltreffende monitoring en verslaggeving

Monitoring, transparantie en verslaggeving zullen essentiële elementen zijn om geleidelijk een efficiënt Europes energiebeleid te ontwikkelen. De Commissie stelt voor om een Europees Energieobservatorium op te richten binnen het Directoraat-generaal Vervoer en Energie. Dit observatorium zou kerntaken moeten vervullen met betrekking tot Europa's energievraag en –aanbod. Het zou in het bijzonder de transparantie moeten verhogen i.v.m. toekomstige investeringsbehoeften in de EU voor elektriciteits- en gasinfrastructuur en opwekkingsinstallaties en, via benchmarking en de uitwisseling van beste praktijken, het succes van de lidstaten om te waarborgen dat hun energiemix zich op zodanige wijze ontwikkelt dat die effectief bijdraagt aan de EU-energiedoelstellingen.

De Commissie zal specifieke verantwoordelijkheden bepalen voor het Observatorium en zal in 2007 een juridische basis voorstellen om de activiteiten ervan te financieren. Op die manier zal ze bestaande energiegerelateerde informatie en rapportageverplichtingen bestuderen en stroomlijnen bij de Commissie en de lidstaten.

4. Verdere stappen

In dit strategisch overzicht zijn een aantal beleidslijnen vastgesteld die vereist zijn om de doelstellingen van een duurzame, veilige en concurrerende energie te bereiken. De eerste stap bestaat erin om duidelijke beslissingen van de Europese Raad en het Europees Parlement inzake de strategische aanpak veilig te stellen, een Actieplan om de EU in staat te stellen ambitieuze brede langetermijndoelstellingen te bereiken. Toekomstige strategische overzichten kunnen de EU helpen haar Actieplan te verfijnen en te updaten en daarbij rekening te houden met verandering – in de eerste plaats uiteraard technologische vooruitgang en gemeenschappelijke internationale actie inzake klimaatverandering. Het nastreven van verminderde emissies in Europa en wereldwijd is onlosmakelijk verbonden met het Europees energiebeleid.

Indien de EU erin slaagt de voorgestelde specifieke doelstellingen inzake energie-efficiëntie en hernieuwbare bronnen te halen, zou dat haar op het juiste spoor zetten om de 20% broeikasgasvermindering tegen 2020 te halen, en om de grootschalige vermindering tegen 2050 te bereiken. Resolute actie nu zal leiden tot vooruitgang in het stabiliseren van onze importafhankelijkheid, tijdige investeringen, nieuwe jobs en een Europees technologisch leiderschap in technologieën met lage koolstofuitstoot. De EU zou zo de toon zetten voor een nieuwe wereldwijde industriële revolutie.

De Commissie roep de Europese Raad en Parlement dan ook op om:

· een EU-doelstelling te onderschrijven in internationale onderhandelingen voor een vermindering van broeikasgasemissies van 30% (t.o.v. 1990) door industrielanden tegen 2020;

· nu reeds het engagement van de EU om de broeikasgassen met in elk geval ten minste 20% (t.o.v. 1990) te verminderen tegen 2020, te steunen;

· te bevestigen dat aanvullende maatregelen noodzakelijk zijn om de mogelijke voordelen van de interne markt voor elektriciteit en gas waar te maken voor alle EU-burgers en –handelaars en meerbepaald:

· Zich inzetten voor een verdere splitsing om meer concurrentie te bewerkstelligen, meer investeringen en meer keuze voor energieverbruikers, via eigendomsontbundeling of via een volledig onafhankelijke systeembeheerder. Op grond van bewijsmateriaal meent de Commissie dat eigendomsontbundeling de meest doeltreffende manier is om keuze te waarborgen voor de energiegebruikers en om investeringen aan te moedigen. Op grond van de conclusies van de Europese Raad van 9 maart en het standpunt van het Europees Parlement, zal de Commissie snel een wetsvoorstel op tafel leggen;

· Een doeltreffende regelgeving waarborgen in elke lidstaat door de bevoegdheden en de mate van onafhankelijkheid van de energietoezichthouders op de hoogste gemeenschappelijke EU-noemer te harmoniseren en deze toezichthouders niet alleen met de daadwerkelijke ontwikkeling van hun nationale markt, maar ook met de ontwikkeling van de interne energiemarkt te belasten;

· De harmonisatie versnellen van de technische voorschriften die nodig zijn opdat grensoverschrijdende handel doeltreffend zou functioneren, en om de promotie van de Europese markt te waarborgen door één enkele nieuwe instantie op te richten op EU-niveau of, ten minste, door een Europees netwerk van onafhankelijke toezichthoudende instanties die de Europese belangen zouden moeten behartigen en waarbij de Commissie op gepaste wijze betrokken zou zijn;

· In 2007 een nieuw Gemeenschapsmechanisme en –structuur oprichten voor TSO's, die verantwoordelijk is voor gecoördineerde netwerkplanning en die verslag moet uitbrengen aan de nationale toezichthoudende instanties en de Commissie. Dit mechanisme zou eveneens verantwoordelijk zijn voor het voorstellen van minimumnormen voor netwerkzekerheid, die na goedkeuring door de toezichthoudende instanties en door de Commissie, zullen worden voorgesteld als juridisch bindend;

· De Commissie steunen wanneer ze in 2007 minimumnormen voor transparantie voorstelt;

· Een nieuw "handvest van de energieconsument" gunstig onthalen;

· Verdere vooruitgang maken in het ontwerpen van essentiële nieuwe interconnectoren. De behoefte bevestigen om Europese coördinators te benoemen om de meest problematische prioritaire projecten aan te pakken en de Commissie uitnodigen om in 2007 een formeel wetsvoorstel in te dienen waarin een maximum van 5 jaar wordt bepaald voor plannings- en goedkeuringsprocedures voor projecten van Europees belang;

· De behoefte te bevestigen aan verdere vooruitgang in de solidariteit tussen lidstaten in geval van een energiecrisis of een onderbreking van de bevoorrading. Daartoe dienen doeltreffende mechanismen tot stand te worden gebracht. Het voornemen van de Commissie om in 2007 een mededeling inzake strategische voorraden voor te stellen, met zonodig strengere maatregelen, gunstig te onthalen;

· De prioriteit te benadrukken dat de EU haar inspanningen verdubbelt voor wereldwijde actie om klimaatverandering te bestrijden. Het voornemen van de Commissie om alle kansen tot bilaterale en multilaterale internationale onderhandelingen te baat te nemen om de strijd tegen klimaatverandering te bevorderen, de energiebeleidslijnen te coördineren en de samenwerking inzake schone technologieën te versterken, gunstig te onthalen;

· De doelstelling om tegen 2020 20% van het EU-energieverbruik op een kostenefficiënte manier te besparen, zoals beschreven in het actieplan van de Commissie inzake energie-efficiëntie, te steunen, en het voornemen van de Commissie om daartoe concrete maatregelen uit te bouwen, gunstig te onthalen; het gaat meerbepaald om maatregelen om:

- op regelmatige basis minimumvereisten inzake efficiëntie voor energieverbruikende apparatuur vast te leggen en te updaten;

- meer energie te besparen in gebouwen en daarbij gebruik te maken van het kader waarin werd voorzien door de Richtlijn betreffende de energieprestatie van gebouwen;

- het aanzienlijke energie-efficiëntiepotentieel aan transport te benutten, daarbij zonodig gebruik makend van een reeks maatregelen, waaronder wetgeving;

- het energie-efficiënte en energiebesparende gedrag van alle energieverbruikers te verbeteren, o.a. door de voordelen aan te tonen van beschikbare energie-efficiënte technologie en gedrag;

- de efficiëntie van energieopwekking te blijven verbeteren, in het bijzonder door hoogefficiënte gecombineerde warmtekrachttechnologiën te stimuleren;

· De bindende 20%-doelstellingen voor hernieuwbare energie in algemeen EU-energieverbruik tegen 2020 en 10% minimum biobrandstoffen, te steunen. De Commissie uit te nodigen om in 2007 een nieuwe richtlijn tot stand te brengen om deze doelstellingen in praktijk te brengen en daarbij de nationale doelstellingen nader te bepalen, alsook de procedure voor de ontwikkeling van nationale actieplannen om deze uit te voeren;

· De behoefte aan een ambitieus en gericht Europees strategisch plan voor energietechnologie te erkennen en het voornemen van de Commissie om een dergelijk plan in 2007 formeel voor te stellen, gunstig te onthalen ;

· De prioriteit te bevestigen om snelle vooruitgang te boeken bij een duidelijk perspectief i.v.m. het moment waarop met steenkool en gas gestookte centrales een installatie voor het opvangen en opslaan van CO2 zullen moeten voorzien en een mechanisme tot stand te brengen om de bouw en de werking van een 12-tal grootschalige demonstraties van duurzame fossiele brandstoftechnologieën in commerciële stroomopwekking in de EU tegen 2015 te stimuleren;

· Het voornemen van de Commissie om een EU-werkgroep op hoog niveau inzake nucleaire veiligheid en beveiliging op te richten, gunstig te onthalen; deze zal belast zijn met de geleidelijke ontwikkeling van een gemeenschappelijk standpunt en, uiteindelijk, aanvullende Europese voorschriften inzake nucleaire beiligheid en beveiliging om de inspanningen van lidstaten die ervoor kiezen om blijven een beroep te doen op kernenergie, te ondersteunen;

· Het belang te bevestigen van een gemeenschappelijk stanpunt inzake internationale energiekwesties. Naast de behoefte om nu de conclusies van de Lahti-top en de Europese Raad van december 2006 hieromtrent om te zetten in de praktijk, (i) het voorstel om een overkoepelend energiepartnerschap tussen de EU en Afrika te ontwikkelen, te steunen en het initiatief van de Commissie om dat partnerschap te lanceren met een gemeenschappelijke activiteit op het hoogste niveau in 2007, gunstig te onthalen en (ii) de doelstelling van het sluiten van een internationale overeenkomst inzake energie-efficiëntie gunstig te onthalen, net als het voornemen van de Commissie om de grondslag van een dergelijke overeenkomst te leggen in de eerste helft van 2007 zodat die kan worden behandeld door de Raad en het Parlement;

· Internationale onderhandelingen te gebruiken om duurzame productiemethoden aan te moedigen en om internationale handel in milieu- en energie-efficiënte goederen en diensten te stimuleren;

· Het voornemen van de Commissie om elke twee jaar een nieuw strategisch energieoverzicht voor te stellen, en om in 2007 een formele juridische basis voor te stellen voor de financiering van de activiteiten van een Europees Energieobservatorium binnen de Commissie om de transparantie over EU-energiemarkten te coördineren en te verbeteren, gunstig te onthalen;

Bijlage 1: Prioriteiten van het internationale energiebeleid van de EU.

Bijlage 2: Voor- en nadelen van verschillende bronnen van electrische energie,opbasis van huidige olie-, gas- en steenkoolprijzen.

Bijlage 3: Voor- en nadelen van verschillende energiebronnen voor verwarming.

Bijlage 4: Voor- en nadelen van verschillende energiebronnen voor wegtransport.

Bronnen voor de cijfers in de bijlagen zijn te vinden in een werkdocument van de diensten van de Commissie i.v.m. het EU-energiebeleid [30].

Bijlage 1

Prioriteiten van het internationale energiebeleid van de EU

Het externe EU-energiebeleid voor de volgende drie jaar zal de volgende prioriteiten nastreven:

· Het sluiten van internationale overeenkomsten, waaronder de regeling voor het klimaat na 2012, de uitbreiding van emissiehandel naar mondiale partners, de toekomst van het Verdrag inzake het Energiehandvest en de ontwikkeling en ontplooiing van schone en hernieuwbare energietechnologieën. Dat betekent een grotere coördinatie tussen de EU en de lidstaten in internationale fora en een verbeterde samenwerking met het Internationaal Energieagentschap. De EU zal eveneens betrokken zijn in multilaterale initiatieven zoals het partnerschap voor de vermindering van het affakkelen van gas van de Wereldbank en het initiatief inzake transparantie van winningsindustrieën. Om verdere coherentie te bevorderen dient de EU eveneens te streven naar eventueel lidmaatschap in relevante internationale organisaties.

· Opbouw van betrekkingen op energiegebied met de buurlanden van de EU, overeenkomstig het recente voorstel van de Commissie om het Europese nabuurschapsbeleid (ENB) [31] ook op het gebied van energie te versterken, met een mogelijk EU-ENB-Energieverdrag met op lange termijn mogelijk al onze relevante buren. Het Verdrag tot oprichting van de energiegemeenschap fungeert reeds als de basis voor een ontluikende regionale energiemarkt en dient geleidelijk uitgebreid te worden over de grenzen van de EU en de westelijke Balkan om buren als Moldavië, Noorwegen, Turkije en Oekraïne op te nemen. Er dienen verbeterde betrekkingen op energiegebied te worden ontwikkeld met Egypte en andere landen van de Maghreb en de Mashrak die energie leveren of doorvoeren, alsook met Libië. Noorwegen en Algerije verdienen speciale aandacht en op maat gemaakte betrekkingen.

· De dreiging van mogelijke onderbrekingen of materiële vernietiging van kritieke energie-infrastructuur over de EU-grenzen heen verminderen door een uitwisseling van beste praktijken met alle relevante EU-partners en internationale organisaties op basis van de acties voor de interne infrastructuur die zijn omschreven in een recentemededeling van de Commissie inzake een Europees programma voor bescherming van kritieke infrastructuur.

· De relatie met Rusland verbeteren door te onderhandelen over een nieuwe robuuste alomvattende kaderovereenkomst, die een volledig ontwikkeld energiepartnerschap bevat dat voordelig is voor beide partijen en dat de nodige voorwaarden creëert voor nieuwe investeringen. Deze zou de wederzijdse langetermijnvoordelen voor Rusland en de EU moeten benadrukken en gebaseerd zijn op marktprincipes en op die van het Verdrag inzake het Energiehandvest en het Ontwerp-transitprotocol;

· Een meer diepgaande dialoog en betrekkingen met belangrijke energieproducenten en doorvoerlanden, ofwel via de OPEC en de Samenwerkingsraad van de Golfstaten of door de memoranda van overeenstemming met Azerbeidzjan en Kazachstan volledig na te leven en verdere actie te ondernemen om nieuwe banden te smeden met andere belangrijke Centraal-Aziatische producenten als Turkmenistan en Oezbekistan. Bovendien is het uitermate belangrijk het vervoer van de Kaspische energiemiddelen naar de EU te vergemakkelijken. De Commissie zal eveneens een mededeling voorstellen inzake de samenwerking met de Zwarte Zee-Raad in de lente van 2007. Dit aspect van de strategie zou eveneens verder moeten reiken om de geografische spreiding van EU-energievoorzieningen te vergroten naar streken als Latijns-Amerika en het Caribische gebied. Bovendien moet gedacht worden aan nieuwe energiebronnen en dient er dus een dialoog te worden opgebouwd met Brazilië om biobrandstoffen erbij te betrekken en in 2007 een internationale conferentie over biobrandstoffen te organiseren.

· Een nieuw energiepartnerschap tussen de EU en Afrika ontwikkelen. Het belang van Afrika als energieleverancier neemt nog steeds toe en de betrekkingen verdienen een alomvattende dialoog over de continuïteit van de energievoorziening, technologieoverdracht naar hernieuwbare bronnen, duurzame exploitatie van middelen, transparantie van de energiemarkten en eerbiediging van behoorlijk bestuur. De dialoog dient te worden geopend bij een gemeenschppelijke activiteit op het hoogste niveau.

· De betrekkingen verbeteren met andere belangrijke energieverbruikers. In het bijzonder zouden de betrekkingen met partners als de VS blijven betrekking hebben op domeinen als het promoten van open en concurrerende wereldwijde energiemarkten, energie-efficiëntie, samenwerking op het gebied van regelgeving en onderzoek. De stappen die reeds ondernomen zijn met China dienen verder te worden ontwikkeld, waarbij het accent dient te worden gelegd op geavanceerde schone steenkooltechnologieën met "bijna-nul-emissies", energie-efficiëntie, besparingen en hernieuwbare bronnen. Een gelijkaardige aanpak dient te worden ontwikkeld met Indië.

· Het stimuleren van non-proliferatie, nucleaire veiligheid en beveiliging, in het bijzonder via een versterkte samenwerking met de Internationale Organisatie voor Atoomenergie en via het nieuwe instrument voor samenwerking op het gebied van nucleaire veiligheid.

Om deze doelstellingen te bereiken dienen de betrekkingen met deze partners een nieuwe dimensie te krijgen, waarbij energie centraal staat. Niet alleen dienen energiedoelstellingen van de EU te woden gepromoot via dialoog en internationale onderhandelingen; bovendien dient een verscheidenheid aan instrumenten die de EU ter beschikking heeft, optimaal benut te worden, nl.:

· In handelsonderhandelingen heeft de EU reeds een gemeenschapelijk standpunt ingenomen en is haar bekwaamheid een gevestigde waarde. Internationale handels- en investeringsovereenkomsten –bilateraal of met meerdere landen tegelijk- kunnen op meer efficiënte wijze worden gebruikt om juridisch bindende instrumenten tot stand te brengen. Ze kunnen helpen om de nodige voorwaarden te creëren voor een toename van de investeringen, meer duurzame productie en concurrentie. Met de juiste instrumenten en mandaten zal de EU bijvoorbeeld in staat zijn om de wederzijdse liberalisering van investerings- en handelsvoorwaarden voor "upstream" en "downstream" markten beter waar te maken, alsook mogelijk toegang hebben tot pijplijnen. Hetzelfde geldt ook voor het promoten van internationale prijsvorming voor koolstofemissies of handel in biobrandstoffen.

· De samenwerking met de EIB en de EBWO verbeteren om financiële instrumenten te gebruiken om energiepartnerschappen te ondersteunen met concrete acties door de financiering van belangrijke projecten als de transkaspische "energiecorridor" of de Subsahara-Maghreb-EU-projecten. Energieprojecten kunnen een belangrijk element zijn in het voorgestelde Investeringsfonds voor het nabuurschapsbeleid, dat bedoeld is om als hefboom te fungeren, d.w.z. een financieringsbedrag moet genereren dat vier tot vijf keer zo groot is als het bedrag dat in de vorm van subsidies door het Europees nabuurschaps- en partnerschapsinstrument ter beschikking wordt gesteld.

· Het promoten van verbeterde voorwaarden voor investeringen in internationale projecten, met een duidelijk omschreven en transparant juridisch kader en met de steun van Europese coördinatoren. In een eerste fase zou een Europees medecoördinator worden benoemd voor de Nabucco-gaspijpleiding van de Kaspische regio naar Oostenrijk en Hongarije. Mogelijkheden voor de toekomst kunnen zijn om medecoördinatoren te benoemen voor projecten om energievoorzieningen te halen bij partners als Turkije, Centraal-Azië en Noord-Afrika.

Energie- bronnen | Technologie waarop de kosten zijn berekend | Kosten 2005 (€ / MWh) | Verwachte kosten 2030(€ / MWh met €20-30/tCO2) | Broeikasgas-emissies(Kg CO2eq/MWh) | EU-27 afhankelijkheid van ingevoerde energie | Efficiëntie | Gevoeligheid van de brandstofprijzen | Bewezen reserves /Jaarlijkse productie |

| | Bron IEA | | 2005 | 2030 | | | |

Natuurlijk gas | Gasturbine met open cyclus | 45 – 70 | 55 - 85 | 440 | 57% | 84% | 40% | Heel hoog | 64 jaar |

| Stoom- en gasturbine | 35 - 45 | 40 - 55 | 400 | | | 50% | Heel hoog | |

Olie | Dieselmotor | 70 - 80 | 80 - 95 | 550 | 82% | 93% | 30% | Heel hoog | 42 jaar |

Steenkool | Poedervormige brandstof met rookgasontzwaveling | 30 - 40 | 45 - 60 | 800 | 39% | 59% | 40-45% | Middelmatig | 155 jaar |

| Circulerende wervelbedverbranding | 35 - 45 | 50 - 65 | 800 | | | 40-45% | Middelmatig | |

| Geïntegreerde kolenvergassing | 40 - 50 | 55 - 70 | 750 | | | 48% | Middelmatig | |

Kernenergie | Lichtwaterreactor | 40 - 45 | 40 - 45 | 15 | Bijna 100% voor uraniumerts | 33% | Laag | Redelijke reserves: 85 jaar |

Biomassa | Biomassa-installaties | 25 - 85 | 25 - 75 | 30 | nihil | 30 - 60% | Middelmatig | Hernieuwbaar |

Wind | Onshore | 35 - 175 | 28 - 170 | 30 | | 95-98% | Nihil | |

| | 35 – 110 | 28 – 80 | | | | | |

| Offshore | 50 - 170 | 50 - 150 | 10 | | 95-98% | | |

| | 60 – 150 | 40 – 120 | | | | | |

Waterkracht | Groot | 25 - 95 | 25 - 90 | 20 | | 95-98% | | |

| Klein (<10MW) | 45 - 90 | 40 - 80 | 5 | | 95-98% | | |

Zonne-energie | Fotovoltaïsch | 140 - 430 | 55 -260 | 100 | | / | | |

Bijlage 2: Voor- en nadelen van verschillende bronnen van elektrische energie,op basis van huidige olie-, gas- en steenkoolprijzen

Bijlage 3: Voor- en nadelen van verschillende energiebronnen voor verwarming

Energiebronnen | EU-25 marktaandeel per energiebron | Markt prijs(€/toe ) | Kost over de hele levenscyclus(€/toe ) | Broeikasgas-emissies(t CO2eq/toe ) | EU-27 afhankelijkheid van ingevoerde energie |

| | | | | 2005 | 2030 |

Fossiele brandstoffen | Stookolie | 20% | 525(€0.45/l) | 300-1300 | 3.1 | 82% | 93% |

| Aardgas | 33% | 230 – 340(€20-30/MWh) | | 2.1 | 57% | 84% |

| Steenkool | 1.8% | 70 (€100/tse) | | 4 | 39% | 59% |

Biomassa | Houtsnippers | 5.7% | 280 | 545-1300 | 0.4 | 0 | ? |

| Pellets | | 540 | 630-1300 | 0.4 | 0 | ? |

Elektriciteit | 31% | 550 - 660 (€50-60/MWh) | 550 - 660 | 0 tot 12 | <1% | ? |

Zonne-energie | 0.2% | / | 680-2320 | Heel laag | 0 | 0 |

Geothermische energie | 0.4% | / | 230-1450 | Heel laag | 0 | 0 |

Bijlage 4: Voor- en nadelen van verschillende energiebronnen voor wegtransport

| Markt prijs(€/toe) | CO2 uitstoot(t CO2/toe) [32] | Afhankelijkheid van invoer |

| | | 2005 | 2030 |

Petroleum en diesel | 398-582 [33] | 3.6–3.7 | 82% | 93% |

Aardgas | 230–340(NB: vereist een speciaal aangepast voertuig en een speciaal distributiesysteem) | 3.0 | 57% | 84% |

Biobrandstoffen | 609-742 | 1.9–2.4 | 0% | 0% |

Tropische bio-ethanol | 327-540 | 0.4 | 100% | 100% |

Biobrandstoffen van de tweede generatie | 898–1 109 | 0.3–0.9 | / | 15% |

[1] Bron: Europees Milieuagentschap. De andere gegevens zijn afkomstig van de Europese Commissie, terzij anders vermeld.

[2] IEA World Energy Outlook 2006.

[3] In vergelijking met de situatie bij een olieprijs van 60 dollar (in dollars van vandaag) in 2030, en uitgaande van een wisselkoers van 1,25 US dollar per euro .

[4] European Renewable Energy Council, “Renewable Energy Targets for Europe: 20% by 2020”.

[5] Een Europese strategie voor duurzame, concurrerende en continu geleverde energie voor Europa, COM(2006) 105 def. van 8.3.2006; werkdocument van de diensten van de Commissie: samenvattend verslag over de conclusies van het overleg over het Groenboek "Een Europese strategie voor duurzame, concurrerende en continu geleverde energie voor Europa", SEC(2006) 1500.

[6] Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement, COM(2007) 2.

[7] Mededeling over herstructureringen van 31 maart 2005, COM(2005) 120.

[8] Mededeling van de Commissie, getiteld "Naar een toekomstig maritiem beleid voor de Unie: Een Europese visie op de oceanen en zeeën", COM(2006) 275.

[9] Met inbegrip van de tweede reeks richtlijnen over het openstellen van de markt, de verordeningen ter harmonisatie van de technische normen die nodig zijn om grensoverschrijdende handel in de praktijk mogelijk te maken en de richtlijnen over de continuïteit van de energievoorziening.

[10] Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement: Vooruitzichten voor de interne gas- en elektriciteitsmarkt, COM (2006) 841.

[11] Mededeling van de Commissie "Sectoronderzoek van de gas- en elektriciteitsmarkten uit hoofde van artikel 17 van Verordening (EG) nr. 1/2003 (eindrapport)", COM (2006) 851.

[12] Dit is reeds het geval voor elektriciteit in Denemarken, Finland, Italië, Nederland, Portugal, Roemenië, Slowakije, Slovenië, Spanje, Zweden en het Verenigd Koninkrijk, en voor gas in Denemarken, Nederland, Portugal, Roemenië, Spanje, Zweden en het Verenigd Koninkrijk. De ontbundelde systeembeheerder is tevens de eigenaar van het netwerk.

[13] Zoals hierboven aangegeven is deze benadering gebaseerd op de aanpak die reeds gangbaar is in de sector van de elektronische communicatie en met betrekking tot ontheffingen inzake toegang van derden tot nieuwe gas- en elektriciteitsinfrastructuur.

[14] Krachtens het "Ontwerp interinstitutioneel akkoord betreffende een kader voor Europese toezichthoudende agentschappen" (COM(2005) 59 def.) kan een dergelijke instantie in het bijzonder worden belast met de toepassing van communautaire normen op specifieke situaties. Dit houdt de bevoegdheid in om afzonderlijke besluiten goed te keuren die voor derden juridisch bindend zijn (artikel 4).

[15] Richtlijn 2002/19/EG van het Europees Parlement en de Raad inzake de toegang tot en interconnectie van elektronische-communicatienetwerken en bijbehorende faciliteiten.

[16] Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement: Prioritair interconnectieplan, COM (2006) 846.

[17] Richtlijn 2004/67/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 april 2004 betreffende maatregelen tot veiligstelling van de aardgasvoorziening, PB L 127 van 29.4.2004, blz. 92-96.

[18] Actieplan voor energie-efficiëntie – Het potentieel realiseren. COM(2006) 545 def. van 19 oktober 2006.

[19] Zie eveneens Europa duurzaam in beweging - Duurzame mobiliteit voor ons continent - Tussentijdse evaluatie van het Witboek Vervoer van 2001 van de Commissie, COM(2006) 314 def. van 22 juni 2006.

[20] Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement: Follow-up-acties bij het Groenboek: voortgangsverslag over het gebruik van hernieuwbare elektriciteit, COM(2006) 849 def.

[21] Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement: Routekaart voor hernieuwbare energie - Hernieuwbare energiebronnen in de 21e eeuw: een duurzame toekomst opbouwen, COM(2006) 848 def.

[22] Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement: Voortgangsverslag inzake biobrandstoffen, COM(2006) 845 def.

[23] Zie ook de mededeling van de Commissie: Naar een Europees strategisch plan voor energietechnologie, COM(2006) 847 def.

[24] Mededeling van de Commissie: Duurzame elektriciteitsproductie met behulp van fossiele brandstoffen - Naar bijna-nulemissie bij de verbranding van steenkool vanaf 2020, COM(2006) 843 def.

[25] Het Europees Technologieplatform voor met fossiele brandstoffen gestookte krachtcentrales met nul-emissie (ZEP TP) heeft in de belangrijkste aanbevelingen van zijn eind 2006 goedgekeurde strategische onderzoekagenda een oproep geformuleerd voor een snelle tenuitvoerlegging van 10 à 12 projecten voor geïntegreerde grootschalige CCS-demonstratiekrachtcentrales in Europa.

[26] De IEA stelt in zijn World Energy Outlook (2006) dat "new nuclear power plants could produce electricity at 4.9 to 5.7 $ cents per kWh [3.9 to 4.5 Euro cents at mid November 2006 exchange rates] if construction and operating risks are mitigated" en dat "at a price of about 10 $ per tonne of CO2 emitted, [this] makes nuclear competitive with coal-fired power stations".

[27] Ontwerp van een indicatief programma op het gebied van kernenergie, COM (2006) 844.

[28] Europese Commissie/Hoge Vertegenwoordiger Een extern beleid om Europa's energiebelangen te dienen, juni 2006 S160/06; gevolgd door Externe Betrekkingen op Energiegebied – beginselen en acties, COM(2006)590 def.

[29] 137 miljard dollar jaarlijks voor de ontwikkeling van olieimporteurs, tegenover officiële ontwikkelingshulp (ODA) van 84miljard dollar in 2005, na aftrek van de extra verlichting van de schuldenlast. Zie "The Vulnerability of African Countries to Oil Price Shocks: Major factors and Policy Options. The Case of Oil Importing Countries". Energy Sector Management Assistance Programme Verslag 308/05, Wereldbank, augustus 2005.

[30] SEC(2007)12, webpagina: http://ec.europa.eu/energy/energy_policy/index_en.htm

[31] Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement betreffende de versterking van het Europees Nabuurschapsbeleid, COM (2006) 726 def. van 4.12.2006.

[32] De cijfers voor biobrandstoffen zijn gebaseerd op de goedkoopste productietechnieken.

[33] Uitgaande van een olieprijs van 48 dollar per vat, respectievelijk 70 dollar per vat.

--------------------------------------------------