Bijlagen bij COM(2007)124 - 50 jaar Euratom-verdrag

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

dossier COM(2007)124 - 50 jaar Euratom-verdrag.
document COM(2007)124 NLEN
datum 20 maart 2007
Agreement for International Collaboration on Research and Development of Generation IV Nuclear Energy Systems) . Bovendien treedt de Gemeenschap weldra toe tot het Multilateraal Milieuprogramma op nucleair gebied in de Russische Federatie ( Multilateral Nuclear Environmental Programme in the Russian Federation - MNEPR ).

Tenslotte zet de Gemeenschap, vertegenwoordigd door de Commissie, met behoud van haar eigen specifieke karakter, haar samenwerking op verschillende niveaus voort met de gespecialiseerde agentschappen van de Verenigde Naties, de Raad van Europa en de OESO, organisaties die uitdrukkelijk in het Verdrag worden vermeld. Sinds het begin van haar werkzaamheden, en met name sinds 1975, werkt de Gemeenschap nauw samen met de IAEA. Deze samenwerking moet worden versterkt in de nieuwe wereldcontext waarbinnen het gebruik van kernenergie een parallelle inspanning vereist op het gebied van veiligheid, beveiliging en non-proliferatie.

3. CONCLUSIE EN VOORUITZICHTEN

De balans van de activiteiten die sinds vijftig jaar uit hoofde van het Euratom-Verdrag zijn uitgevoerd, is voor het overgrote deel positief. Het Verdrag heeft het voor de Gemeenschap mogelijk gemaakt belangrijke acties te ondernemen in een strategische sector, met name wat de energievoorziening van de Unie betreft. Er zijn meer in het bijzonder belangrijke verwezenlijkingen op het gebied van onderzoek, gezondheidsbescherming, toezicht op het vreedzaam gebruik van nucleair materiaal en internationale betrekkingen.

Dankzij het Euratom-Verdrag draagt de Gemeenschap door haar steun voor onderzoek en innovatie bij tot de wetenschappelijke vooruitgang. Zij waarborgt de naleving van strenge stralingsbeschermingsnormen voor de burgers en begeleidt nieuwe initiatieven op nucleair gebied. Zij zorgt voor een algemene visie op investeringen in deze sector. Zij waakt over een geregelde en billijke voorziening van nucleair materiaal voor alle gebruikers in de Gemeenschap en over een strikt toezicht op het vreedzaam gebruik van dergelijk nucleair materiaal. Op dit gebied is zij een internationale speler geworden.

Het Euratom-Verdrag heeft de grondslagen gelegd voor communautaire acties met betrekking tot de splijtstofkringloop, maar ook voor andere activiteiten waarbij gebruik wordt gemaakt van radioactieve stoffen voor industriële en onderzoeksdoeleinden of medische toepassingen (onderzoek, stralingsbeschermingsregels, enz.). Het Euratom-acquis is op die manier aanwezig in het dagelijkse leven van de burgers van de Unie.

Hoewel er met name door de Commissie meer ambitieuze voorstellen voor de herziening van het Euratom-Verdrag zijn gedaan, is dit Verdrag sinds 1957 uitsluitend op institutionele en procedurele aspecten gewijzigd, waarbij werd uitgegaan van de ontwikkelingen van de Gemeenschappen, later de Unie, en rekening werd gehouden met de diverse uitbreidingen. De Euratom-Gemeenschap is desondanks geïntegreerd in de ontwikkeling van de Unie en is een onderdeel van de eerste pijler daarvan. Sinds de inwerkingtreding van het Verdrag is de politieke, economische en technologische context waarbinnen het moest worden toegepast echter aanzienlijk gewijzigd, waardoor nieuwe uitdagingen zijn ontstaan die het optreden van de Gemeenschap al dan niet vergemakkelijken. Dit verklaart waarom sommige bepalingen slechts gedeeltelijk ten uitvoer zijn gelegd. Zo heeft het Voorzieningsagentschap van Euratom, dat sinds 1960 actief is, zijn bevoegdheden sindsdien geleidelijk moeten aanpassen.

In dat verband heeft de Commissie, voor zover dat onder haar bevoegdheden viel, vanaf 1 januari 1958 een sturende rol gespeeld door voorstellen te doen voor en toe te zien op een zich aan de ontwikkeling van de behoeften en de context van de Unie aanpassende toepassing van het Verdrag. Daarbij is de Commissie meermaals ondersteund door arresten van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen. Met name de afgelopen jaren heeft de Commissie op zeer intensieve wijze gereageerd, bijvoorbeeld door voorstellen in te dienen voor een vervollediging van het communautaire wettelijke kader voor de veiligheid van nucleaire activiteiten (het "nucleair pakket"). Bedoelde voorstellen zijn door het uitblijven van een besluitvorming bij gekwalificeerde meerderheid van stemmen nog steeds geblokkeerd binnen de Raad. De noodzaak, als onderstreept door het arrest van het Hof van Justitie van 10 december 2002 in zaak C-29/99, van een dergelijk gemeenschappelijk kader is duidelijk aan het licht gekomen bij de laatste uitbreiding van de Unie, waarbij het aspect van de nucleaire veiligheid bij de toetredingsonderhandelingen veel aandacht heeft gekregen. Dit heeft geresulteerd in verbintenissen om verscheidene kernreactoren te ontmantelen, met aanzienlijke financiële steun van de Gemeenschap.

De lange levensduur van de oorspronkelijke bepalingen van het Euratom-Verdrag onderstreept het moderne karakter van verscheidene daarvan. Nog lang na 1957 hebben zij de aanzet gegeven tot of liepen zij vooruit op ontwikkelingen op andere gebieden van het Gemeenschapsrecht, zoals bijvoorbeeld de bepalingen van het EG-Verdrag inzake onderzoek en technologische ontwikkeling (kaderprogramma, gemeenschappelijke onderneming, enz.). Op dezelfde wijze heeft de Commissie, ook al is zij er tot dusverre niet in geslaagd om zoals bepaald in het Euratom-Verdrag (artikel 9) een instelling op universitair niveau op te richten, een stuwende rol gespeeld bij de totstandbrenging van een Europees netwerk voor nucleaire opleidingen (ENEN – European Nuclear Education Network). Er bestaat nu een waarmerk 'European Master of Science in Nuclear Engineering'. Op een moment waarop de Commissie de oprichting voorstelt, op basis van het EG-Verdrag, van een Europees Instituut voor Technologie, kan uit deze ervaring van de nucleaire sector veel lering worden getrokken.

De sinds 1960 uitgevoerde Euratom-inspecties hebben een pioniersrol vervuld voor de communautaire inspectie-instanties op andere gebieden (luchtvaartveiligheid, maritieme veiligheid, enz.). Daarvan getuigen ook de bepalingen die een communautair toezicht op de radioactiviteit in het milieu mogelijk maken, met een erkenning van de gelijklopendheid van de interne en externe bevoegdheden van de Gemeenschap (artikel 101).

In 1957 werd de beheersing van de nucleaire technologie als een cruciale factor beschouwd die de voorwaarden moest scheppen voor een duurzame vrede en welvaart in een Europa in opbouw en een wereld waarin de koude oorlog woedde. Een en ander werd met name gevoed door de vrees voor energieschaarste in een tijdperk waarin de steenkoolproductie achteruitliep en het verbruik van aardolie volop toenam. Deze vrees werd nog versterkt door de Suez-crisis. De lidstaten wilden hun externe afhankelijkheid ten aanzien van de traditionele energiebronnen verminderen, maar wilden ook hun technologische achterstand ten opzichte van meer geavanceerde derde landen inlopen. Er moet worden opgemerkt dat deze bezorgdheid, weliswaar met andere argumenten, ook in de huidige context actueel blijft.

De aan de gang zijnde discussie over de omschrijving van een Europees energiebeleid dat gericht is op concurrentievermogen, continuïteit van de energievoorziening en milieuoverwegingen biedt de gelegenheid om na te denken over toekomstige actie in het kader van Euratom. Kernenergie is vandaag een realiteit binnen en buiten de Unie. De huidige wedren om energiebronnen verhoogt de inzet ten aanzien van kernenergie. Het Euratom-Verdrag bevat de voornaamste bepalingen die het voor de Unie mogelijk maken om in deze sector op te treden. Ook al is het niet volmaakt, het is een noodzakelijk instrument voor de Unie, de lidstaten en de burgers.

In de toekomst moet de centrale aandacht bij de toepassing van het Euratom-Verdrag gaan naar de nucleaire veiligheid en beveiliging. De recente uitbreidingen hebben de diversiteit van het communautaire kernenergielandschap vergroot en hebben de noodzaak van communautaire actie versterkt. Dit vindt zijn neerslag in het op 10 januari 2007 vastgestelde indicatieve programma op het gebied van kernenergie, met name wat de bescherming van de volksgezondheid en het milieu betreft, alsook het voorkomen van het kwaadwillig gebruik van nucleair materiaal. Alle lidstaten vinden in dat verband veel baat bij de tenuitvoerlegging van de door het Euratom-Verdrag beschikbaar gestelde middelen.

Ook in derde landen zijn de veiligheid van nucleaire installaties en de bescherming tegen ioniserende straling van zeer groot belang. Een volledig op het Euratom-Verdrag gebaseerd nieuw instrument voor internationale samenwerking op dit gebied komt weldra beschikbaar.

De Commissie onderstreept dat het belangrijk is de technologische voorsprong op nucleair gebied in stand te houden en ondersteunt de invoering van het meest geavanceerde kader op dit gebied, inclusief op het stuk van de veiligheid van bestaande en toekomstige installaties, de non-proliferatie, het beheer van radioactieve afvalstoffen en de ontmanteling. De Gemeenschap moet derhalve een rol blijven spelen bij de omkadering van de ontwikkeling van de nucleaire industrie en moet erop blijven toezien dat bij het gebruik van radioactiviteit, voor om het even welke toepassing, de hoogste normen inzake stralingsbescherming, veiligheid en beveiliging in acht worden genomen. Op die manier zal de Gemeenschap bijdragen tot het verhogen van het levensniveau en de levenskwaliteit van de burgers binnen de Unie, ongeacht de energiekeuze van elke lidstaat, alsook over de Uniegrenzen heen, in samenwerking met derde landen en internationale organisaties.