Bijlagen bij COM(2007)253 - Verslag van de Commissie over de toepassing van Verordening 1407/2002 betreffende staatssteun voor de kolenindustrie

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

bijlage bij de kolenverordening opgenomen categorieën van lasten uit het verleden en het toezicht op de sluiting van mijnen.

2.3.1 Toezicht op de naleving van artikel 4, punt c), van de kolenverordening

Overeenkomstig artikel 4, punt c), van de kolenverordening mag "het steunbedrag per ton steenkoolequivalent … er niet toe leiden dat de prijzen van communautaire kolen lager komen te liggen dan de prijzen van kolen van soortgelijke kwaliteit uit derde landen" . De naleving van dit artikel is moeilijk te verifiëren in twee situaties:

Geïntegreerde mijnbouw- en elektriciteitsproductie-ondernemingen. In verscheidene lidstaten[26] maken kolenmijnen en elektriciteitscentrales deel uit van één geïntegreerde onderneming. In dergelijke gevallen is de kolenprijs het voorwerp van een verrekening binnen één onderneming, die uit de aard der zaak moeilijk van buitenaf te controleren is. De Commissie heeft dit probleem, voor zover mogelijk, aangepakt door een diepgaande analyse te maken van de specifieke gevallen waarvoor dit probleem geldt.

Geen wereldmarktprijs. Er is geen wereldmarktprijs voor laagwaardige kolen aangezien dergelijke kolen, zoals hierboven reeds aangegeven, haast niet worden verhandeld gezien de hoge transportkosten en de lage calorische waarde ervan. Laagwaardige kolen moeten dan ook gebruikt worden in de nabijheid van de mijn waar ze gewonnen worden. In dergelijke gevallen is de Commissie nagegaan of de methoden die zijn gebruikt voor de berekening van de prijs redelijk lijken en niet resulteren in een vervalsing van de mededinging op de markt voor elektriciteitsproductie[27].

2.3.2 Onderscheid tussen kolen die wél en kolen die niet onder de verordening vallen

Overeenkomstig artikel 2, onder a), van de kolenverordening vallen uitsluitend hoogwaardige steenkool, middelwaardige steenkool en laagwaardige "A"- en "B"-kolen, in de zin van het "Internationale codificatiesysteem voor kolen" van de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties, onder de verordening, terwijl laagwaardige "C"-kolen en andere vaste inheemse fossiele brandstoffen, zoals oliehoudende schalie, teerzand en turf, dat niet doen. Voor al deze laatste brandstoffen gelden dus de algemene regels voor staatssteun.

Voor de lidstaten van de EGKS heeft de Commissie de kolenkwaliteit toegelicht in haar mededeling betreffende de interpretatie van de begrippen "kolen" en "bruinkool" als genoemd in bijlage I van het EGKS-Verdrag van 11 oktober 1986[28]. Bij de kolenverordening is ervan uitgegaan dat dit onderscheid tussen kolen en bruinkool overeen kwam met de nieuwe scheidingslijn tussen laagwaardige "B"-kolen en laagwaardige "C"-kolen. Voor EG-lidstaten die geen lidstaat waren van de EGKS, heeft de Commissie bij haar besluitvormingspraktijk de geologische analyses aanvaard die door officieel erkende laboratoria van de lidstaten zijn gemaakt, en heeft zij vastgesteld dat de mijnen in Hongarije en Slowakije laagwaardige "B"-kolen en de Lignit Hodonín -mijn in Tsjechië laagwaardige kolen van het "C"-type produceren[29].

2.3.3 Verlaging van de productiekosten

Overeenkomstig de kolenbeschikking moet elke mijn die steun voor de lopende productie krijgt, blijk geven van "van een ononderbroken streven naar een trendmatige verlaging van de productiekosten" . Deze voorwaarde is niet overgenomen in de kolenverordening. In haar Beschikking N 552/2005, Staatssteun voor de Duitse kolenindustrie voor het jaar 2006 , was de Commissie geconfronteerd met de vraag of zij overeenkomstig de kolenverordening steun voor de bedrijfsvoering moest toestaan ongeacht de ontwikkeling van de productiekosten, d.w.z. ook in gevallen waarin de productiekosten stijgen. Zij heeft geconcludeerd dat ondernemingen die staatssteun aanvragen uit hoofde van artikel 5, lid 3, van de kolenverordening, in beginsel een traject van verlaging van hun productiekosten moeten volgen.

2.3.4 Hantering van de in de bijlage genoemde categorieën

In de bijlage van de verordening worden de categorieën omschreven van lasten uit het verleden waarvoor staatssteun is toegestaan. De kosten ter dekking waarvan staatssteun krachtens deze bijlage is toegestaan, hebben soms geen of slechts een heel indirect verband met de herstructurering van de kolenindustrie. Bovendien zijn sommige van die categorieën uiterst vaag[30]. Het effect daarvan is dat staatssteun voor de dekking van de kosten van de betrokken ondernemingen mogelijk wordt zonder dat die daarbij worden aangespoord tot verdere herstructureringen. In dit verband moet ook worden opgemerkt dat, in tegenstelling tot steun uit hoofde van artikel 4 en 5, staatssteun overeenkomstig artikel 7 van de verordening niet aan een financieel maximum onderworpen is en geen degressief verloop dient te kennen.

2.3.5 Toezicht op mijnsluitingen

De Commissie wordt geconfronteerd met het probleem dat Spanje zijn verbintenis om mijnen te sluiten die bedrijfssluitingssteun uit hoofde van artikel 4 van de kolenverordening hebben gekregen, niet is nagekomen. In haar Beschikking C 14/04, Herstructureringsplan voor de Spaanse kolenindustrie en staatssteun voor de jaren 2003 – 2005 , heeft de Commissie dit probleem op gedetailleerde wijze toegelicht[31]. De Commissie zal deze kwestie met grote aandacht blijven volgen.

3. BEHOEFTE AAN WIJZIGING VAN DE KOLENVERORDENING

Overeenkomstig artikel 13, lid 1 en overweging 9 en 23 van de kolenverordening evalueert de Commissie of de ontwikkeling van de kolenmarkt en/of de sociale en regionale gevolgen van de kolenwinning een wijziging van de kolenverordening met ingang van 1 januari 2008 noodzakelijk maken.

3.1 Ontwikkeling van de kolenmarkt en algemene veiligheid van de energievoorziening

In de periode 2003 tot 2006 hebben de prijzen voor kolen op de wereldmarkt[32] aanzienlijke schommelingen vertoond. Bedoelde prijzen waren evenwel toch stabieler dan die voor aardolie en -gas. De onderliggende reden voor prijsschommelingen was een sterke toename van de vraag naar steenkool, gepaard aan de beperktheid van de winningscapaciteit van de kolenmijnen en beperkingen van de transportcapaciteit. De toename van de vraag was voornamelijk het gevolg van de grote vraag naar steenkool van China en India. Bovendien maakten de hoge prijzen voor aardgas kolengestookte elektriciteitscentrales concurrerender dan vroeger, wat ook tot een toename van de vraag kan hebben geleid.

De beperkingen op het gebied van productie- en transportcapaciteit zijn een gevolg van het feit dat investeringen in nieuwe winnings- en transportcapaciteit een aanlooptijd van één of meer jaren vergen. Aanpassingen aan gewijzigde vraagpatronen verlopen dus relatief traag.

Daarenboven is het probleem van de continuïteit van de Europese energievoorziening hoog op de agenda komen te staan na het uitbreken van het geschil over de gasprijs tussen Rusland en Oekraïne begin 2006 en over de olieprijs tussen Rusland en Belarus begin 2007. Het is duidelijk dat er in het algemeen in 2007 een veel groter bewustzijn is van het belang van de veiligheid en continuïteit van de energievoorziening dan in 2003. De problemen doen zich evenwel vooral voor bij de voorziening in olie en aardgas. Wat kolen betreft, lijkt de wereldmarkt efficiënt te functioneren, zoals blijkt uit de verhoging van de steenkoolproductie als reactie op de toegenomen vraag uit India en China. De continuïteit van de Europese koleninvoer ligt vandaag op ongeveer hetzelfde niveau als in 2003.

De ontwikkelingen op de wereldmarkt voor kolen zijn belangrijk voor de economische levensvatbaarheid van de Europese kolenmijnen. Verschillende mijnen in Tsjechië, Polen, het Verenigd Koninkrijk en Italië zijn winstgevend bij de vrij hoge kolenprijzen die gelden sinds 2005, maar zijn niet levensvatbaar wanneer de prijzen zouden terugvallen naar die van rond de eeuwwisseling.

3.2 Sociale en regionale gevolgen van kolenwinning

In geen van de door de belanghebbenden of de lidstaten toegezonden antwoorden wordt ingegaan op eventuele wijzigingen op het gebied van de sociale en regionale aspecten van kolenwinning. Duitsland, Spanje en verscheidene respondenten bij de raadpleging stellen niettemin voor om staatssteun voor de inkrimping van bedrijfsactiviteiten overeenkomstig artikel 4 van de verordening te verlengen tot 2010. Zij drukken de vrees uit dat de vermindering van de productiecapaciteit anders een moeizamer verloop zal kennen.

De Commissie heeft reeds de plannen goedgekeurd inzake de toegang tot kolenreserves, alsook de plannen voor mijnsluitingen voor alle lidstaten, met uitzondering van Spanje en Roemenië ten aanzien waarvan het onderzoek van de aanmeldingen nog loopt, tot en met 2010.[33] Wat deze goedkeuring betreft, zorgt het feit dat de werkingsduur van artikel 4 in beginsel in 2008 afloopt niet voor onoverkomelijke problemen. Afgezien van de in punt 2.1.2 vermelde mijnsluitingen in Duitsland, heeft dit land het voornemen twee andere mijnen te sluiten tegen 2010, terwijl Slowakije plannen heeft om een andere mijn te sluiten in 2007. De Spaanse plannen voor bedrijfssluitingen worden momenteel door de Commissie bestudeerd. In tegenstelling tot wat in bovengenoemde antwoorden wordt gesuggereerd, leidt het onderzoek van de Commissie aangaande deze mijnsluitingen helemaal niet tot de conclusie dat de werkingsduur van artikel 4 moet worden verlengd, aangezien alle staatssteun die noodzakelijk is voor het ten uitvoer leggen van deze sluitingen kan worden goedgekeurd overeenkomstig de artikelen 5 en 7 van de kolenverordening.

Voorts zou de praktische impact van een dergelijke wijziging voor de periode 2008 tot en met 2010 zeer beperkt zijn. De Commissie heeft reeds de plannen inzake de toegang tot kolenreserves van Duitsland, Hongarije, Polen, het Verenigd Koninkrijk en Slowakije goedgekeurd. De plannen voor Spanje en Roemenië worden momenteel bestudeerd. Deze landen zijn goed voor het overgrote deel van de aan de kolenindustrie verleende staatssteun. Om een wijziging van de in deze plannen vervatte staatssteun te kunnen opleggen, zou de Commissie deze lidstaten dienstige maatregelen moeten voorstellen overeenkomstig artikel 17 en volgende van Verordening (EG) nr. 659/1999 van de Raad tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van artikel 93 van het EG-Verdrag[34]. Dit zou een aanzienlijke administratieve belasting inhouden voor zowel de Commissie als de betrokken lidstaten.

3.3 Conclusie

In het licht van het bovenstaande acht de Commissie het niet nodig een wijziging van deze verordening voor te stellen. De Commissie verzoekt het Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité, het Comité van de Regio's en alle belanghebbenden hun standpunt over dit verslag in te dienen.

[1] PB L 205 van 2.8.2002, blz. 1-8; gewijzigd bij bijlage II, punt 12, van de toetredingsverdragen voor de EU-uitbreiding van 2004 en 2007.

[2] COM(2007) 1 def.

[3] COM(2006) 105 def.

[4] Document 10117/06, door de Raad aangenomen op 9 juni 2006.

[5] Door de Raad vastgesteld in Gothenborg op 15 en 16 juni 2001.

[6] COM(2001) 264 def.

[7] Dit geldt voor Spanje (zie Beschikkingen N 3/2002; C 17/2003), Frankrijk (zie Beschikking N 551/2002), Duitsland (zie Beschikking N 550/2002) en het Verenigd Koninkrijk (zie Beschikking N 740/2002).

[8] De kolenverordening heeft betrekking op hoogwaardige steenkool, middelwaardige steenkool en laagwaardige "A"- en "B"-kolen, in de zin van het "Internationale codificatiesysteem voor kolen" van de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties (zie artikel 2, punt a), van de kolenverordening). Laagwaardige "C"-kolen zijn uitgesloten van het toepassingsgebied van de verordening. De landen die onder de kolenverordening vallende kolen winnen zijn Bulgarije, Tsjechië, Duitsland, Hongarije, Italië, Polen, Roemenië, Slovenië, Slowakije, Spanje en het Verenigd Koninkrijk.

[9] De Commissie onderzoekt momenteel echter een klacht over vermeende staatssteun door Italië aan bedoelde mijn.

[10] Zie Beschikking N 552/2005, Staatssteun voor de Duitse kolenindustrie voor het jaar 2006 .

[11] Bulgarije en Roemenië moeten de Commissie uiterlijk op 30 april 2007 in kennis stellen van hun plannen voor toegang tot de steenkoolreserves. De Commissie heeft de aanmelding van het plan van Roemenië binnen de deadline ontvangen en onderzoekt dit momenteel.

[12] Zie het verslag van de Commissie overeenkomstig Verordening (EG) nr. 405/2003 van de Raad van 27 februari 2003 betreffende het communautaire toezicht op de invoer van steenkool van oorsprong uit derde landen, dat kan worden geraadpleegd op:http://ec.europa.eu/energy/coal/market_pricing/doc/price_post_2002/hard_coal_electricity_semester_2005_2_eur25.pdf.

[13] Zie de bijlage bij de kolenverordening.

[14] De Commissie gaat momenteel na of deze toezegging is nagekomen.

[15] Er bestaat geen samenhangende praktijk voor de behandeling van dergelijke betalingen overeenkomstig de regels voor staatssteun. Wat Tsjechië betreft, heeft de Commissie toestemming gegeven voor staatssteun voor milieuaansprakelijkheid (zaak CZ 45 en 110/2004). Zij heeft besloten een ex officio -onderzoek in te stellen met betrekking tot staatssteun voor sociale lasten uit het verleden. De zaak loopt momenteel.

[16] Dit is goedgekeurd bij de Beschikkingen van de Commissie N 574/2004 (Polen), N 27 en 53/2005, N 419/2005, N 168/2005, NN 9/2006 en N 387/2006 (Slowakije), N 421/2003 en N 321/2004 (Frankrijk), N 746 en N 474/2002, N 493/2003, N 320/2004, N 497/2004, N 552/2005 (Duitsland), N 20/2003 (Verenigd Koninkrijk), C 14/2004 (Spanje) en, voorafgaand aan de toetreding, door de Sloveense nationale mededingingsautoriteit.

[17] Dit komt overeen met 10% van de totale elektriciteitsproductie.

[18] PB L 283 van 27 oktober 2001, blz. 33.

[19] COM(2006) 848 def.

[20] In IV M.402 PowerGen/NRG Energy/Morrison Knudsen/Mibrag heeft de Commissie geconcludeerd dat er een afzonderlijke productmarkt bestaat voor bruinkool; zie http://ec.europa.eu/comm/competition/mergers/cases/decisions/m402_en.pdf

[21] In IV M.402 heeft de Commissie opgemerkt dat de geografische markt voor bruinkool regionaal is (in dit geval, Oost-Duitsland). In de Beschikking betreffende staatssteun N 597/2004 Lignit Hodonín s.r.o. heeft de Commissie geconcludeerd dat er grensoverschrijdende handel in ortholigniet bestaat, maar dat dergelijke handel uitsluitend tussen buurlanden en over kleine afstanden plaatsvindt. De geografische markt kan dus, in specifieke gevallen, bestaan uit een regio die de territoria van twee of meer lidstaten overlapt.

[22] De enige aanwijzing voor dergelijke concurrentie is te vinden in Duitsland, dat een deel van zijn inheemse productie heeft vervangen door kolen die uit Polen en Tsjechië worden ingevoerd.

[23] Zie IV M.402 en N 597/2004 Lignit Hodonín s.r.o .

[24] Europees Milieubureau, Climate Action Network en Greenpeace.

[25] Zie in dat verband ook onder punt 2.3.1.

[26] Bijvoorbeeld: Duitsland, Polen, Spanje en Hongarije.

[27] Zie Beschikking N 92/2005 Staatssteun voor de Hongaarse kolenindustrie , en Beschikking N 320/2004 Staatssteun voor de Duitse kolenindustrie.

[28] PB C 254 van 11 oktober 1986, blz. 2.

[29] Zie Beschikking N 92/2005 Staatssteun voor de Hongaarse kolenindustrie voor Hongarije; zie Beschikking N 27 en N 53/2005 Staatssteun voor de Slowaakse kolenindustrie en Beschikking NN 9/2006 Staatssteun voor de Bana Dolina-koolmijn voor Slowakije; zie Beschikking NN 597/2004 Lignit Hodonín s.r.o. voor Tsjechië.

[30] Categorie 1, punt f), maakt de terugbetaling door de staat mogelijk van "overblijvende lasten voortvloeiend uit voorschriften op fiscaal, juridisch of administratief gebied" .

[31] Zie Beschikking C 14/04 Herstructureringsplan voor de Spaanse kolenindustrie en staatssteun voor de jaren 2003–2005 .

[32] Er bestaat uitsluitend een wereldmarkt voor hoogwaardige en middelwaardige kolen; laagwaardige kolen worden steeds dichtbij de plaats van winning gebruikt.

[33] Bulgarije heeft geen plan inzake de toegang tot kolenreserves en mijnsluitingen aangemeld.

[34] PB L 83 van 27 maart 1999, blz. 1.