Bijlagen bij COM(2010)415 - Jaarlijks verslag aan het Europees Parlement en de Raad over de activiteiten van de centrale eenheid van Eurodac in 2009

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

bijlage bij dit jaarverslag bevat tabellen met door de centrale eenheid verstrekte feitelijke gegevens met betrekking tot de periode 1.1.2009 – 31.12.2009. De Eurodac-statistieken zijn gebaseerd op de registratie van vingerafdrukken van alle personen die ten minste 14 jaar zijn en die in een lidstaat een asielverzoek hebben ingediend, of bij een illegale overschrijding van de buitengrens van een lidstaat zijn aangehouden, of illegaal op het grondgebied van een lidstaat zijn aangetroffen (voor het geval dat de bevoegde autoriteiten het nodig vinden om na te gaan of mogelijk al eerder een asielverzoek is ingediend).

Eurodac-gegevens over asielverzoeken zijn overigens niet vergelijkbaar met de gegevens die Eurostat aanlevert, die gebaseerd zijn op maandelijkse statistische gegevens die door de ministeries van Justitie en Binnenlandse Zaken worden verstrekt. Er zijn een aantal methodologische redenen voor de verschillen. Ten eerste omvatten de gegevens van Eurostat alle asielzoekers, ongeacht hun leeftijd. Ten tweede wordt bij het verzamelen van de gegevens onderscheid gemaakt tussen personen die tijdens de referentiemaand een asielverzoek indienen (waaronder eventueel ook herhaalde verzoeken) en personen die voor het eerst een asielverzoek indienen.

Geslaagde transacties

Een “geslaagde transactie” is een transactie die door de centrale eenheid correct is verwerkt, d.w.z. zonder dat deze is geweigerd wegens problemen in verband met gegevensvalidering, fouten in vingerafdrukken of onvoldoende kwaliteit[11].

In 2009 hebben in de centrale eenheid in totaal 353 561 geslaagde transacties plaatsgevonden, wat neerkomt op een geringe afname van 1% ten opzichte van 2007 (357 421). Wat het aantal verwerkingen van gegevens van asielzoekers betreft ( categorie 1 [12]), heeft de stijgende trend van de voorgaande twee jaar zich in 2009 doorgezet: de Eurodac-statistieken laten een stijging van 8% (tot 236 936) zien ten opzichte van 2008 (219 557).

De tendens in verband met het aantal personen die zijn aangehouden wegens illegaal overschrijden van een buitengrens ( categorie 2 [13]) is in 2009 sterk gewijzigd. Na een stijging van 62,3% in 2007–2008 (tot 61 945), daalde het aantal transacties in 2009 met 50% (tot 31 071). Italië, Griekenland en Spanje voerden nog steeds de overgrote meerderheid van categorie 2-gegevens in. De meeste transacties werden nu echter door Griekenland ingevoerd: 60% van alle categorie 2-transacties in 2009 (18 714, tegenover 20 012 in 2008). De aantallen voor Italië en Spanje zijn daarentegen aanzienlijk afgenomen: 7 300 tegenover 32 052 voor Italië en 1 994 tegenover 7 068 voor Spanje.

In 2009 hebben 6 lidstaten (IJsland, Letland, Luxemburg, Noorwegen, Portugal en Tsjechië) geen categorie 2-transacties ingevoerd. Het verschil tussen het aantal naar Eurodac verzonden categorie 2-gegevens en andere statistische bronnen voor het aantal illegale grensoverschrijdingen in de lidstaten, zoals dat uit de Eurodac-statistieken blijkt, is naar alle waarschijnlijkheid te wijten aan de onduidelijke definitie in artikel 8, lid 1, van de Eurodac-verordening[14]. Dit punt zal worden verduidelijkt bij de lopende herziening van de Eurodac-verordening.

De opgaande tendens betreffende het aantal verzonden[15] categorie 3 -transacties[16] (gegevens over personen die zijn aangehouden terwijl zij zich illegaal op het grondgebied van een lidstaat ophielden) heeft zich in 2009 voortgezet. Na een stijging met 17,6% in 2008 (tot 75 919) steeg het aantal transacties in 2009 met 12,7% (tot 85 554). Ierland is de enige lidstaat die geen categorie 3-transacties heeft ingevoerd.

Hoewel categorie 3-zoekopdrachten volgens de Eurodac-verordening niet verplicht zijn, beveelt de Commissie de lidstaten aan van deze mogelijkheid gebruik te maken alvorens een terugkeerprocedure in te leiden overeenkomstig Richtlijn 2008/115/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 over gemeenschappelijke normen en procedures in de lidstaten voor de terugkeer van onderdanen van derde landen die illegaal op hun grondgebied verblijven. In de gevallen die in de Eurodac-verordening worden genoemd[17], kan mede met een dergelijke zoekopdracht worden vastgesteld of een onderdaan van een derde land een asielaanvraag heeft ingediend in een andere lidstaat, waarheen hij op grond van de Dublinverordening zou moeten worden teruggestuurd.

“Treffers”

Meervoudige asielaanvragen (treffers voor categorie 1 vergeleken met categorie 1)

Van de in totaal 236 936 asielverzoeken die in 2009 in Eurodac zijn opgeslagen, ging het bij 23% om “meervoudige asielverzoeken” (d.w.z. twee of meer). Dit betekent dat in 55 226 gevallen de vingerafdrukken van dezelfde persoon reeds waren opgeslagen als categorie 1-transactie in dezelfde of een andere lidstaat, wat een stijging is van 5,8% ten opzichte van 2008. Het betekent echter niet dat het telkens om een nieuw asielverzoek van de betrokkene gaat. In feite leidt de praktijk van sommige lidstaten om vingerafdrukken te nemen na terugname op grond van de Dublinverordening tot een vertekening van de statistieken over meervoudige verzoeken: het nemen en opnieuw verzenden van de vingerafdrukken van de verzoeker na aankomst na een overdracht op grond van de Dublinverordening geeft de onjuiste indruk dat de verzoeker opnieuw om asiel heeft verzocht. De Commissie wil dit probleem oplossen en heeft dan ook in haar voorstel tot wijziging van de Eurodac-verordening het vereiste opgenomen dat overdrachten niet als nieuwe asielverzoeken worden geregistreerd.

Tabel 3 van de bijlage toont voor elke lidstaat het aantal asielverzoeken dat overeenstemt met asielverzoeken die eerder in een andere (“buitenlandse treffers”) of in dezelfde lidstaat (“plaatselijke treffers”) zijn geregistreerd[18].

Opvallend is dat het bij 38,8% van de meervoudige aanvragen om plaatselijke treffers ging. In België, Cyprus, Polen en Tsjechië is het zelfs meer dan 50%. Omdat plaatselijke treffers aangeven dat een persoon die reeds in een lidstaat asiel heeft aangevraagd, later in dezelfde lidstaat opnieuw een aanvraag indient, gaat het hier in feite om “volgende verzoeken” in de zin van artikel 32 van Richtlijn 2005/85/EG van de Raad van 1 december 2005 betreffende minimumnormen voor de procedures in de lidstaten voor de toekenning of intrekking van de vluchtelingenstatus.

Buitenlandse treffers geven een indicatie van de secundaire asielstromen in de EU. Naast de “logische” routes tussen naburige lidstaten blijkt dat een groot aantal asielzoekers in Frankrijk (2 012) en België (959) eerder al een verzoek heeft ingediend in Polen, en dat het grootste aantal buitenlandse treffers in Griekenland (300) en in Italië (208) wordt gevonden bij vergelijking met eerder in het Verenigd Koninkrijk geregistreerde asielzoekersgegevens. In het laatstgenoemde geval zijn de stromen symmetrisch, want een aanzienlijk aantal treffers voor door het Verenigd Koninkrijk ingevoerde categorie 1-transacties heeft betrekking op gegevens van Italië (726).

Treffers voor categorie 1 vergeleken met categorie 2

Deze treffers geven een aanwijzing van de routes die worden gebruikt door personen die het grondgebied van de Europese Unie illegaal zijn binnengekomen alvorens een asielverzoek in te dienen. Zoals vorig jaar hebben de meeste treffers betrekking op gegevens die zijn verzonden door Griekenland en Italië en, in veel geringere mate, Hongarije en Spanje. Wanneer rekening wordt gehouden met alle lidstaten, dient 65,2% van de personen die in verband met illegale overschrijding van een buitengrens worden aangehouden en die beslissen een asielverzoek in te dienen, dat verzoek in in een andere lidstaat dan die waar zij illegaal zijn binnengekomen. Dit leidde tot 20 363 ingediende aanvragen, een stijging ten opzichte van vorig jaar, toen het in 35,6% van de gevallen om buitenlandse treffers ging (d.w.z. dat 10 571 aanvragen werden ingediend in een andere lidstaat dan die waar de betrokkene illegaal was binnengekomen).

De meeste personen die de EU illegaal waren binnengekomen via Griekenland en daarna doorreisden (12 192), gingen naar Noorwegen (2 232), het Verenigd Koninkrijk (1 805) of Duitsland (1 516). De personen die via Italië binnen waren gekomen en daarna verder reisden (6 398), gingen hoofdzakelijk naar Zwitserland (1 422), Nederland (1 075), Noorwegen (1 041) of Zweden (911). Personen die via Spanje waren binnengekomen en later verder reisden (544), gingen hoofdzakelijk naar Frankrijk (254) of Zwitserland (118), terwijl mensen die via Hongarije waren binnengekomen en verder reisden (604) vooral naar Oostenrijk (150), Zwitserland (80) of Duitsland (65) vertrokken.

Treffers voor categorie 3 vergeleken met categorie 1

Deze treffers geven aanwijzingen over de plaats waar illegale migranten eerst om asiel verzoeken alvorens door te reizen naar een andere lidstaat. Wat echter niet uit het oog mag worden verloren, is dat het verzenden van categorie 3-gegevens niet verplicht is en dat niet alle lidstaten systematisch de mogelijkheid van deze controle gebruiken.

Op basis van de beschikbare gegevens kan evenals in de voorgaande jaren worden vastgesteld dat personen die werden aangehouden terwijl zij illegaal in Duitsland verbleven, meestal voordien in Oostenrijk of Zweden om asiel hadden verzocht en dat personen die werden aangehouden terwijl zij illegaal in Frankrijk verbleven, dikwijls eerder in het Verenigd Koninkrijk of in Italië om asiel hadden verzocht. Na een asielverzoek in Italië te hebben ingediend, blijkt een aanzienlijk aantal personen illegaal te verblijven in Noorwegen, Duitsland, Frankrijk of Nederland. Soortgelijke asielzoekersstromen blijken zich voor te doen vanuit Griekenland, Spanje en Malta naar Noorwegen, Duitsland en Nederland. Vermeldenswaard is dat gemiddeld ongeveer 25% van de personen die illegaal op het grondgebied werden aangetroffen, voorheen in een lidstaat om asiel had verzocht.

Vertraging bij verzending

De Eurodac-verordening bevat momenteel slechts een vage termijn voor de verzending van vingerafdrukken, hetgeen in de praktijk kan leiden tot grote vertragingen. Dat is een groot probleem, omdat vertraging bij de toezending kan leiden tot een resultaat dat in strijd is met de in de Dublinverordening vastgestelde beginselen inzake de verantwoordelijkheid van een lidstaat. De kwestie van het aanzienlijke tijdsverloop tussen het nemen van vingerafdrukken en het verzenden ervan naar de centrale eenheid van Eurodac werd aan de orde gesteld in de vorige jaarverslagen en als een uitvoeringsprobleem vermeld in het evaluatieverslag.

De trend van het voorgaande jaar werd in 2009 voortgezet: de verzendingstermijn, dat wil zeggen de tijd die verstrijkt tussen het nemen van vingerafdrukken en de verzending naar de centrale eenheid van Eurodac, was opnieuw over de hele linie langer. De langste termijn, 36,65 dagen, zien we bij de verzending van categorie 2-gegevens door Griekenland[19]. Andere lidstaten met grote vertragingen zijn Roemenië, IJsland, het Verenigd Koninkrijk, Spanje, Slowakije en Denemarken. De Commissie wijst er opnieuw op dat vertraging bij de verzending kan leiden tot de onjuiste aanwijzing van een lidstaat in twee verschillende scenario’s die in het eerdere jaarverslagen zijn uiteengezet: “verkeerde treffers”[20] en “gemiste treffers”[21].

De slechtere prestaties bij het toezenden van vingerafdrukken blijken duidelijk uit het aantal verkeerde en gemiste treffers.

In 2009 werden door de centrale eenheid 1 060 gemiste treffers ontdekt, wat 2,3 maal zo veel is als in 2008 (450). De statistieken voor 2007 laten slechts 60 gemiste treffers zien. Het is opvallend dat 99% van de gemiste treffers in 2009 veroorzaakt is door vertraging bij de verzending door Griekenland. In 290 gevallen werden verkeerde treffers ontdekt (324 in 2008). Daarvan was 82,8 veroorzaakt door trage verzending door Denemarken. Gezien deze resultaten verzoekt de Commissie de lidstaten nogmaals dringend om alle nodige inspanningen te leveren om hun gegevens overeenkomstig de artikelen 4 en 8 van de Eurodac-verordening onverwijld te verzenden.

Kwaliteit van de transacties

In 2009 werd gemiddeld 7,87% van de transacties van alle lidstaten geweigerd: een lichte toename ten opzichte van de voorgaande jaren (6,4% in 2008 en 6,13% in 2007). Negen lidstaten hadden een weigeringspercentage van meer dan 10%: Nederland (19,28%), Malta, Estland, Luxemburg, Finland, Zweden, het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk en Duitsland. Elf lidstaten hadden een weigeringspercentage van meer dan het gemiddelde. Er moet op worden gewezen dat het weigeringspercentage niet afhankelijk is van technologie of systeemgebreken. De belangrijkste oorzaken van weigering zijn lage kwaliteit van de door de lidstaten aangeleverde afbeeldingen van de vingerafdrukken, menselijke fouten of foutieve configuratie van de apparatuur van de verzendende lidstaat. Daarnaast zijn in deze cijfers ook gevallen opgenomen waarin verscheidene pogingen werden gedaan om dezelfde vingerafdrukken te verzenden nadat deze door het systeem waren geweigerd wegens onvoldoende kwaliteit. Hoewel de Commissie erkent dat een deel van de vertraging kan worden veroorzaakt doordat het tijdelijk onmogelijk is vingerafdrukken te nemen (beschadigde vingertoppen of andere gezondheidsproblemen waardoor vingerafdrukken niet “onverwijld” kunnen worden genomen), wijst zij nogmaals op het probleem van de in het algemeen hoge weigeringspercentages, dat ook al in de vorige jaarverslagen werd vermeld. De lidstaten werd toen verzocht de nationale Eurodac-operatoren beter op te leiden en hun apparatuur correct te configureren om dit weigeringpercentage te verlagen.

CONCLUSIES

In 2009 is de centrale eenheid zeer bevredigende resultaten blijven afleveren wat snelheid, output, beveiliging en kosteneffectiviteit betreft.

Ook is het aantal in Eurodac ingevoerde categorie 1-transacties gestegen. Het aantal categorie 2-transacties is met 50% gedaald, terwijl het aantal categorie 3-transacties met 12,7% is toegenomen.

De Commissie blijft zich zorgen maken over de aanhoudende buitensporige vertragingen bij de verzending van gegevens naar de centrale eenheid van Eurodac.

Tabel 1: Centrale eenheid van Eurodac, inhoud gegevensbank 31.12.2009

[pic]

Tabel 2: Geslaagde transacties in centrale eenheid Eurodac (2009)

[pic]

Tabel 3: Opsplitsing treffers – Categorie 1 vergeleken met categorie 1 (2009)

[pic]

Tabel 4: Opsplitsing treffers – Categorie 1 vergeleken met categorie 2 (2009)

[pic]

Tabel 5: Opsplitsing treffers – Categorie 3 vergeleken met categorie 1 (2009)

[pic]

Tabel 6: Geweigerde transacties, percentage in 2009

[pic]

Tabel 7: Gemiddelde tijd tussen vervaardigingsdatum vingerafdrukken en verzending naar centrale eenheid Eurodac (2009)

[pic]

Tabel 8: Verkeerde treffers voor categorie 1 vergeleken met categorie 1 (2009)

[pic]

Tabel 9: Opsplitsing gemiste treffers cat. 1/cat. 2 door te late verzending van cat. 2 (2009)

[pic]

Tabel 10: Opsplitsing treffers bij vergelijking met afgeschermde gevallen (art. 12 Verordening (EG) nr. 2725/2000) (2009)

[pic]

Tabel 11: Aantal categorie 9-gevallen per lidstaat (2009)

[pic]

[1] PB L 316 van 15.12.2000, blz. 1.

[2] Artikel 24, lid 1, van de Eurodac-verordening.

[3] COM(2009) 342 definitief.

[4] Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de instelling van “Eurodac” voor de vergelijking van vingerafdrukken ten behoeve van een doeltreffende toepassing van de Dublinverordening, COM(2008) 825.

[5] Tegelijkertijd werd een voorstel goedgekeurd voor een besluit van de Raad betreffende verzoeken van rechtshandhavingsinstanties van de lidstaten en Europol om vergelijking met Eurodac-gegevens ten behoeve van rechtshandhaving (COM(2009) 344 definitief van 10.9.2009). Door de afschaffing van de pijlerstructuur met de inwerkingtreding van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie kwam dat voorstel echter te vervallen.

[6] Het eerste jaarverslag over de activiteiten van de centrale eenheid van Eurodac bevat een algemene beschrijving van de centrale eenheid van Eurodac, alsook de definities van de verschillende soorten gegevens die door de centrale eenheid worden verwerkt en de treffers die daaruit kunnen voortvloeien. Zie het werkdocument van de Commissie Eerste jaarverslag aan de Raad en het Europees Parlement over de activiteiten van de centrale eenheid van Eurodac , SEC(2004) 557, blz. 6.

[7] Alle EU-lidstaten, plus Noorwegen, IJsland en Zwitserland, passen de Dublin- en de Eurodac-verordening toe. Daarom wordt het begrip “lidstaten” in dit verslag gebruikt voor de 30 staten die gebruik maken van de Eurodac-gegevensbank.

[8] Die diensten omvatten niet alleen die welke rechtstreeks door de centrale eenheid worden verleend (bv. matchcapaciteit, gegevensopslag e.d.), maar ook communicatie- en beveiligingsdiensten voor de verzending van gegevens tussen de centrale eenheid en de nationale toegangspunten.

[9] IDABC staat voor Interoperable Delivery of European eGovernment Services to public Administrations, Business and Citizens (interoperabele levering van pan-Europese e-overheidsdiensten aan overheidsdiensten, ondernemingen en burgers). Het IDABC is een EU-programma dat door DIGIT, het directoraat-generaal Informatica van de Commissie, wordt beheerd.

[10] Waarvan 31% werd uitgevoerd door één en dezelfde lidstaat (Frankrijk).

[11] Tabel 2 van de bijlage bevat nadere gegevens over geslaagde transacties per lidstaat, met een uitsplitsing in categorieën, van 1 januari 2009 tot en met 31 december 2009.

[12] Vingerafdrukken (beelden van afdrukken van 10 vingers) van asielzoekers worden opgeslagen om te worden vergeleken met vingerafdrukken van andere asielzoekers die eerder een asielverzoek in een andere lidstaat hebben ingediend. Dezelfde gegevens worden ook vergeleken met categorie 2-gegevens (zie hieronder). Categorie 1-gegevens worden 10 jaar bewaard, met uitzondering van enkele in de verordening vermelde specifieke gevallen (bijvoorbeeld een persoon die de nationaliteit van een van de lidstaten verkrijgt); in die gevallen worden de gegevens over de betrokkene gewist.

[13] Gegevens betreffende vreemdelingen die zijn aangehouden wegens illegale buitengrensoverschrijdingen, maar niet zijn teruggezonden. Deze gegevens (beelden van afdrukken van 10 vingers) worden uitsluitend doorgegeven voor opslag, om deze te kunnen vergelijken met gegevens over asielzoekers die later naar de centrale eenheid worden gezonden. Deze gegevens worden 2 jaar bewaard, behalve wanneer de betrokkene een verblijfsvergunning krijgt, het grondgebied van de lidstaat verlaat of de nationaliteit van een van de lidstaten verkrijgt; in die gevallen worden de gegevens onverwijld gewist.

[14] “Elke lidstaat neemt, met inachtneming van de garanties die verankerd zijn in het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en het VN-verdrag inzake de rechten van het kind, onverwijld de vingerafdrukken van alle vingers van elke vreemdeling van veertien jaar of ouder die, komende uit een derde land, door de bevoegde controleautoriteiten van een lidstaat is aangehouden in verband met het illegaal over land, over zee of door de lucht overschrijden van de grens van die lidstaat, en die niet is teruggezonden .”

[15] Waarbij ook de gegevens over onderdanen van derde landen die zijn aangehouden terwijl zij zich illegaal op het grondgebied ophielden, kunnen worden vergeleken met eerder opgeslagen vingerafdrukken van asielzoekers.

[16] Gegevens betreffende vreemdelingen die zich illegaal op het grondgebied van een lidstaat ophielden. Deze gegevens, die niet worden opgeslagen, worden vergeleken met de in de centrale eenheid opgeslagen gegevens over asielzoekers. Het verzenden van gegevens van deze categorie is optioneel voor de lidstaten.

[17] Artikel 11: “[…] In de regel is er reden om na te gaan of de vreemdeling reeds eerder een asielverzoek in een andere lidstaat heeft ingediend, indien: a) de vreemdeling verklaart dat hij een asielverzoek heeft ingediend, zonder echter te vermelden in welke lidstaat dit heeft plaatsgevonden; b) de vreemdeling niet om asiel verzoekt, maar tegen terugzending naar zijn land van herkomst bezwaar maakt, omdat hij beweert daar gevaar te lopen; c) de vreemdeling anderszins zijn verwijdering tracht te verhinderen door te weigeren om aan de vaststelling van zijn identiteit mee te werken, in het bijzonder door geen of valse identiteitspapieren te tonen.”

[18] De statistieken betreffende plaatselijke treffers in de tabellen stemmen niet noodzakelijk overeen met de door de centrale eenheid verzonden en door de lidstaten opgeslagen treffers. De reden daarvoor is dat lidstaten niet steeds gebruik maken van de door artikel 4, lid 4, geboden mogelijkheid om de centrale eenheid te verzoeken de zoekopdracht te vergelijken met hun reeds in de centrale gegevensbank opgeslagen eigen gegevens. De centrale eenheid moet echter, ook wanneer de lidstaten niet van deze mogelijkheid gebruik maken, om technische redenen altijd een vergelijking maken met alle gegevens (nationale en buitenlandse) die in de centrale eenheid zijn opgeslagen. In deze concrete gevallen zal de centrale eenheid, zelfs wanneer er een overeenstemming is met nationale gegevens, als antwoord geven “geen treffer”, omdat de lidstaat niet om de vergelijking van de toegezonden gegevens met zijn eigen gegevens heeft gevraagd.

[19] Jaargemiddelde van de vertraging in het verzenden van een categorie gegevens van de lidstaat die de slechtste prestaties levert.

[20] Bij een zogeheten “verkeerde treffer” dient een onderdaan van een derde land een asielverzoek in in lidstaat A, waar de autoriteiten zijn vingerafdrukken nemen. Terwijl die vingerafdrukken nog niet naar de centrale eenheid zijn verzonden (categorie 1-transactie), kan dezelfde persoon zich al in lidstaat B melden en opnieuw om asiel verzoeken . Als lidstaat B de vingerafdrukken eerst verzendt, zouden de door lidstaat A verzonden vingerafdrukken later in de centrale eenheid worden opgeslagen dan de door lidstaat B verzonden vingerafdrukken. Dit zou derhalve tot een treffer leiden voor door lidstaat B verzonden gegevens bij vergelijking met de door lidstaat A verzonden gegevens. Lidstaat B en niet lidstaat A zou derhalve worden aangewezen als verantwoordelijke lidstaat, hoewel het eerste asielverzoek in lidstaat A is ingediend.

[21] Bij een zogeheten “gemiste treffer” wordt een onderdaan van een derde land aangehouden in verband met een illegale grensoverschrijding en worden zijn vingerafdrukken genomen door de autoriteiten van lidstaat A, waar hij is binnengekomen. Terwijl die vingerafdrukken nog niet naar de centrale eenheid zijn verzonden (categorie 2-transactie), kan dezelfde persoon zich al in lidstaat B melden en om asiel verzoeken . Bij die gelegenheid worden zijn vingerafdrukken genomen door de autoriteiten van lidstaat B. Als lidstaat B de vingerafdrukken (categorie 1-transactie) eerst toezendt, zou de centrale eenheid eerst een categorie 1-transactie registreren, en zou lidstaat B het verzoek behandelen in plaats van lidstaat A. Wanneer later een categorie 2-transactie aankomt, zal immers een treffer worden gemist omdat de categorie 2-gegevens niet doorzoekbaar zijn.