Bijlagen bij COM(2011)795 - Universele dienst in elektronische communicatie: verslag over de resultaten van de openbare raadpleging en de derde periodieke evaluatie inzake de omvang

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

bijlage V bij de universeledienstrichtlijn zijn bepaalde overwegingen vastgelegd waarmee de Commissie rekening dient te houden wanneer zij bepaalt welke diensten deel uitmaken van de universele dienst, namelijk:

1. zijn specifieke diensten beschikbaar voor, en worden zij gebruikt door, een meerderheid van consumenten en leidt het gebrek aan beschikbaarheid of het niet-gebruik ervan door een minderheid van consumenten tot sociale uitsluiting?

2. levert de beschikbaarheid en het gebruik van specifieke diensten een algemeen netto voordeel op voor alle consumenten, zodat een optreden van de overheid gerechtvaardigd is in gevallen waarin de specifieke diensten niet op normale commerciële voorwaarden aan het publiek worden aangeboden?

Bovendien wordt in overweging 25 van de universeledienstrichtlijn verkaard dat de desbetreffende diensten om binnen de omvang te vallen reeds beschikbaar moeten zijn voor een aanzienlijke meerderheid van de bevolking. In eerdere evaluaties in 2005/2006 en 2008[20] werd vastgesteld dat niet aan deze criteria werd voldaan, noch inzake mobiliteit, noch inzake breedband, zodat de omvang niet werd gewijzigd.

Breedband

Eind 2010 had gemiddeld ongeveer 95 % van de EU-bevolking toegang tot vaste (DSL) breedbandnetwerken[21].

Tabel 1. Vaste breedbandnetwerkdekking in de EU als % van de bevolking, 2010

[pic]

Bron: IDATE, 2010

Begin 2011 waren er ongeveer 133 miljoen vaste en 36 miljoen mobiele lijnen van breedbandabonnees in de EU, waaruit blijkt dat mobiel breedband nu een belangrijke bijdrage levert aan de uitbreiding van breedband.

70 % van de EU-huishoudens heeft nu toegang tot het internet en 61% beschikt over een al dan niet draadloze breedbandaansluiting[22]. Het gebruik van breedband loopt echter sterk uiteen tussen de verschillende lidstaten. Dit varieert van 23 % van de huishoudens in Roemenië en 26 % in Bulgarije tot 80 % in Nederland en Denemarken en 83 % in Zweden.

Tabel 2. Breedbandpenetratie thuis, % van EU-huishoudens, 2010 [23]

[pic]

Op het niveau van de huishoudens is de drempel van breedbandgebruik voor een (gewone) meerderheid van consumenten in de EU al bereikt, maar dat is nog geen "aanzienlijke meerderheid van de bevolking", zoals beschreven in overweging 25 van de universeledienstrichtlijn. Omdat het niveau van invoering tussen de lidstaten onderling zo sterk verschilt en in 5 lidstaten onder de 50% ligt, zouden de kosten van een universeledienstverplichting voor breedband voor de hele EU disproportioneel ten laste komen van de aanbieders van telecommunicatiediensten en uiteindelijk voor rekening zijn van de consumenten in die lidstaten. Uit onderzoeksgegevens[24] blijkt dat er 12 lidstaten zijn waar dit percentage onder de 50% ligt, waarbij ook rekening werd gehouden met huishoudens van personen ouder dan 75 jaar. De kosten van universele breedbanddekking zouden met name hoog zijn in dunbevolkte landen, in moeilijk bereikbare gebieden en/of streken met minder ontwikkelde infrastructuur. Zoals reeds vermeld, bedragen de gemiddelde kosten per huishouden in Roemenië waarschijnlijk meer dan het dubbele van dat van de EU. Het opnemen van toegang tot breedband in de omvang van universele dienst op EU-niveau in dit stadium zou dan ook betekenen dat niet wordt voldaan aan het tweede criterium van de universeledienstrichtlijn, namelijk, dat het een algemeen netto voordeel oplevert voor alle Europese consumenten.

Mobiliteit

Mobiele netwerken bestrijken meer dan 95 % van de EU-bevolking op basis van nationale vergunningen voor mobiele diensten[25]. De totale mobiele abonneepenetratie bereikte in oktober 2010 124,2%.

Tabel 3. Mobiele abonnees en penetratiepercentage op EU-niveau, 2004-2010

[pic]

Bron: Digital Agenda Scoreboard 2011 — electronic communications market indicators

89 % van de EU-huishoudens heeft een mobiele en 71 % een vaste telefoonaansluiting zodat 98 % van alle EU-huishoudens nu telefoontoegang heeft.

Tabel 4. Telefoontoegang thuis, % van EU-huishoudens, 1999-2011

[pic]

Bron: Onderzoek bij huishoudens over elektronische communicatie, juli 2011

Wat de betaalbaarheid betreft, bedroeg de gemiddelde prijs van een pakket voor laag gebruik (pre-paid en post-paid ) voor mobiele diensten in de EU 9,07 euro per maand in 2010, hetgeen neerkomt op een daling van ongeveer 30 % ten opzichte van 2006[26].

Sedert de laatste evaluatie is duidelijk waarneembaar dat de invoering van mobiele diensten toeneemt en de prijzen dalen. Dit bevestigt de conclusies van eerdere evaluaties dat het aanbieden van concurrerende mobiele communicatiediensten ertoe leidt dat consumenten brede en betaalbare toegang tot deze diensten krijgen zodat er geen risico is van sociale uitsluiting. Dit betekent dat niet wordt voldaan aan de criteria voor het opnemen van mobiliteit in de omvang van universele dienst op EU-niveau. Hierbij wordt niet uitgesloten dat draadloze technologie wordt ingezet om in het kader van de universeledienstverplichting een aansluiting ter beschikking te stellen op een vaste locatie.

De Commissie zal blijven toezien op de speciale behoeften van personen met een handicap, met name met betrekking tot vraagstukken die verband houden met mobiele telefoondiensten[27], en zal hierover verslag uitbrengen in de komende evaluatie.

Volgende stappen

Omdat er aanzienlijke bedragen nodig zijn om in het kader van de universeledienstrichtlijn te zorgen voor breedbanddekking en gezien de potentiële gevolgen voor industrie en consumenten, moeten de lidstaten zorgvuldig nagaan of de nationale omstandigheden uitbreiding van de universeledienstrichtlijn met breedband rechtvaardigen, rekening houdend met het risico van sociale uitsluiting alsmede met een mogelijke verstoring van de concurrentie en een buitensporige belasting van de sector.

Omdat het gevaar bestaat van een uiteenlopende aanpak bij de tenuitvoerlegging van de universeledienstrichtlijn en gezien de mogelijke financiële gevolgen die dit kan hebben voor de industrie, is de Commissie van mening dat verdere richtsnoeren nodig zijn om ervoor te zorgen dat de tenuitvoerlegging in overeenstemming is met consequent toegepaste beginselen rekening houdend met de verschillende fases van ontwikkeling van de markten in de lidstaten. Met dergelijke richtsnoeren kan het probleem van sociale uitsluiting worden aangepakt en tegelijkertijd worden vermeden dat de sector buitensporig wordt belast.

Hiermee wordt ook tegemoet gekomen aan verzoeken van belanghebbenden bij de raadpleging om meer duidelijkheid en de oproep van het Europees Parlement aan de Commissie om " richtsnoeren op te stellen voor een optimale implementatie en handhaving van de herziene universeledienstverplichtingen, onder vermijding van marktverstoringen, en de lidstaten tegelijkertijd toe te staan bepalingen vast te stellen die het best aansluiten op hun nationale omstandigheden "[28].

De Commissie is van mening dat een consequente tenuitvoerlegging van de universeledienstrichtlijn een coherente visie vergt van de criteria voor het definiëren van "functionele toegang tot internet" met breedbandsnelheden, aanwijzingssystemen, financiering en maatregelen voor eindgebruikers met een handicap. De Commissie is voornemens deze vraagstukken verder te bespreken met de lidstaten, het Europees Parlement en andere belanghebbenden.

- Omvang van universeledienstverplichting met betrekking tot "functionele toegang tot internet" met breedbandsnelheden [29].

Wanneer lidstaten overwegen de netaansluiting op nationaal niveau zodanig te definiëren dat "functionele toegang tot internet" met breedbandsnelheden mogelijk wordt, is het wellicht nuttig een reeks samenhangende criteria te formuleren die rekening houden met de criteria voor wijziging van de omvang van de universele dienst op EU-niveau[30], om zo te zorgen voor samenhang, marktverstoring zoveel mogelijk te beperken en sociale uitsluiting te vermijden.

Men zou de lidstaten bijvoorbeeld kunnen vragen vooraf te onderzoeken welke impact een dergelijk besluit zou hebben, waarbij op nationaal niveau ook zou kunnen worden nagegaan welk percentage huishoudens breedbandaansluiting heeft en welk percentage huishoudens breedbandaansluiting met snelheden die overeenkomen met over hoger liggen dan met de geplande minimumsnelheid.

Overeenkomstig overweging 25 van de universeledienstrichtlijn, op grond waarvan de desbetreffende diensten beschikbaar moeten zijn voor “een aanzienlijke meerderheid van de bevolking,” zouden bepaalde drempels kunnen worden toegepast om na te gaan of de vereiste kritische massa bij breedbanddekking is bereikt. De Commissie is van oordeel dat de lidstaten in dit stadium kan worden gevraagd te overwegen breedbandaansluitingen op te nemen in de universeledienstverplichting wanneer de desbetreffende datasnelheden op nationaal niveau wordt gebruikt door (i) ten minste de helft van alle huishoudens en (ii) ten minste 80 % van alle huishoudens met een breedbandaansluiting[31].

Verder kan de lidstaten worden aanbevolen bij hun besluitvorming hun specifieke sociale en economische doelstellingen en de gewenste resultaten vast te leggen. Dit zou een evaluatie kunnen omvatten van:

- de verwachte breedbanddekking door de markt zonder overheidsingrijpen;

- de hieruit voortvloeiende sociale en economische nadelen voor diegenen die geen toegang hebben tot breedband, met inbegrip van eindgebruikers met een handicap;

- de kosten van overheidsingrijpen via de universeledienstverplichting en een vergelijking van deze kosten met die van het gebruik van een andere aanpak;

- de voordelen van overheidsingrijpen en de gevolgen ervan voor de mededinging, verstoring van de markt en bredere beleidsdoelstellingen.

Overheidsingrijpen zou alleen aangewezen zijn indien de totale voordelen groter zijn dan de totale kosten.

- Gemeenschappelijk aanpak voor aanwijzing

Om de verstoring van de markt zo veel mogelijk te beperken en de efficiëntie te verbeteren kan het nuttig zijn het meest geschikte mechanisme te vinden om aanbieders aan te wijzen die de universele dienst moeten verstrekken. Door territoriale dekkingseisen, die reeds bij het begin van het aanwijzingsproces worden vastgelegd, kan het aantal ondernemingen dat hiervoor in aanmerking komt, te sterk worden beperkt. Een aanwijzingsmechanisme dat lidstaten in staat stelt alle technische mogelijkheden te overwegen voor het aanbieden van de universele dienst leidt bovendien waarschijnlijk tot het meest kosteneffectieve resultaat.

Een te lange of onbepaalde periode voor aanwijzing betekent dat a priori andere exploitanten kunnen worden uitgesloten van aanwijzing[32]. Transparantie en non-discriminatie kunnen bijvoorbeeld bevorderd worden door een termijn te bepalen voor de aanwijzing van aanbieders van de universele dienst (zoals het geval is in Griekenland en Polen). Een zorgvuldige evaluatie van potentiële opties (met inbegrip van alle beschikbare technologieën) en de impact daarvan zal bovendien bijdragen tot de meest efficiënte methode om de universele dienst te verstrekken, hetgeen zou kunnen leiden tot een meer frequente aanwijzing van alternatieve aanbieders (zoals bijvoorbeeld in Estland) of de aanwijzing van meer dan één exploitant (zoals in Tsjechië en Frankrijk). Om discriminatie te vermijden zou het aanwijzingsproces zo kort mogelijk moeten worden gehouden zodat de daarmee gepaard gaande investeringskosten kunnen worden terugverdiend en een maximale duur van bijvoorbeeld 10 jaar niet wordt overschreden.

- Samenhangende aanpak om de nettokosten te berekenen van de universeledienstverstrekking

Om te kunnen zorgen voor kostenefficiëntie en gelijke mededingingsvoorwaarden voor alle marktdeelnemers in de EU, is de aanpak die nationale autoriteiten volgen voor de berekening van de nettokosten van de universeledienstverstrekking van groot belang. De efficiëntie zou kunnen worden verbeterd door een methodische aanpak vast te leggen voor de berekening van de nettokosten van de universeledienstverplichting voorafgaand aan het aanwijzingsproces en na een openbare raadpleging. Een specifieke berekening van de nettokosten voor elke aangewezen exploitant zou ook de transparantie en nauwkeurigheid verhogen. Het Hof van Justitie heeft specifieke elementen geformuleerd waarmee rekening moet worden gehouden bij het evalueren van de immateriële voordelen van de universeledienstverplichting. Deze zouden moeten worden vastgesteld in overeenstemming met berekeningen die worden gebruikt voor bedrijfsevaluaties en bijvoorbeeld de volgende factoren in aanmerking moeten nemen: de dekkingsgraad, effect op de levenscyclus, marketing/verkoop/reclamevoordelen, merkimago, loyaliteit en bekendheid/bedrijfsreputatie, voordelen uit het verstrekken van andere diensten op commerciële basis, toegang tot abonneegegevens en informatie en technische en commerciële voordelen die voortvloeien uit de uitbreiding van het netwerk. Ook is het van belang helderheid te brengen in de beginselen die de nationale autoriteiten moeten toepassen wanneer zij nagaan of de universeledienstverplichting een onredelijke last vormt[33] voor de aanbieder van de dienst. De nri’s moeten in dit verband alle relevante kenmerken onderzoeken voor elke aangewezen onderneming, zoals technische en economische kernmerken van de apparatuur die gebruikt wordt voor het aanbieden van universele dienst, de economische en financiële situatie van de aanbieder en zijn marktaandeel[34].

- Financiering

Een sectoraal financieringsmechanisme voor de universele dienst moet transparant, objectief, evenredig en niet-discriminerend zijn en de concurrentie en vraag van de gebruikers zo min mogelijk moeten verstoren[35].

Financiering van de universele dienst uit algemene belastingmiddelen heeft wellicht een minder verstorende werking dan sectorale financiering omdat deze financieringsvorm het algemene karakter van de sociale en economische voordelen en de betaalbaarheid voor de consument beter weerspiegelt. Finland, Zweden en Tsjechië dekken deze kosten uitsluitend met overheidsmiddelen, terwijl in Malta en Portugal een combinatie van overheids- en sectorale middelen wordt gebruikt.

Omdat de kosten van de universeledienstverplichting bij uitbreiding met breedbandaansluiting potentieel hoger liggen, kunnen de lidstaten, zoals nu al in bepaalde landen het geval is, een aangepaste combinatie van overheids- en sectorspecifieke financiering overwegen[36].

Verder zouden zij de bijdragen van telecommunicatie-exploitanten tot een sectoraal compensatiefonds moeten beperken.

Dat kan op twee manieren. In de eerste plaats, overeenkomstig artikel 13, lid 3, van de universeledienstrichtlijn, kunnen de lidstaten ervoor kiezen geen bijdrage te vragen van ondernemingen met een nationale omzet die onder een bepaalde waarde ligt (minimumdrempel). Een aantal lidstaten maakt van deze mogelijkheid gebruik. Een gemeenschappelijke minimumdrempel zou kunnen worden toegepast met betrekking tot de omzet van de desbetreffende exploitanten. Deze zou als vast monetair bedrag kunnen worden bepaald (bijvoorbeeld 5 miljoen euro) of als percentage van de nationale omzet van de sector als geheel.

In de tweede plaats heeft een aantal lidstaten het passend geacht een plafond vast te stellen voor de individuele bijdragen van exploitanten, om rekening te houden met het beginsel van evenredigheid waarnaar uitdrukkelijk wordt verwezen in artikel 13, lid 3, en artikel 6, lid 1, van Richtlijn 2002/77/EG. Voor de individuele bijdragen van exploitanten zou een gemeenschappelijk plafond kunnen worden vastgesteld waarbij het saldo van de nettokosten gefinancierd wordt uit overheidsmiddelen. Dit plafond kan worden uitgedrukt als een percentage van de binnenlandse jaaromzet van de exploitanten die zij hebben verkregen door elektronische communicatienetwerken en –diensten aan te bieden. Bij het vaststellen van dit percentage zou een bepaalde marge kunnen worden gehanteerd (bijv. van 0,40 tot 0,65% van de jaaromzet) om rekening te houden met de verwachte kosten van de universeledienstverplichting, met inbegrip van breedband, door een efficiënte exploitant. Dit percentage mag evenwel niet meer bedragen dan de daadwerkelijke nettokosten van de universeledienstverplichting in een bepaald land. Een aantal lidstaten heeft in hun nationale wetgeving al een plafond vastgesteld voor individuele bijdragen, waarbij is uitgegaan van hetzij de bruto- hetzij de netto-inkomsten.

- Maatregelen voor eindgebruikers met een handicap

Met het oog op de uitbreiding van de bepalingen in de herziene universeledienstrichtlijn met betrekking tot eindgebruikers met een handicap zouden lidstaten ook kunnen worden aangemoedigd bij het uitwerken van hun nationale universeledienstverplichting overeenkomstig het beginsel van de noodzaak van gelijke toegang, meer rekening te houden met de behoeften van dergelijke gebruikers.

Conclusies

De Commissie vindt het momenteel niet nodig wijzigingen aan te brengen in het basisconcept en de beginselen van de universele dienst als instrument ter voorkoming van sociale uitsluiting. Het zou in dit stadium niet passend zijn op EU-niveau mobiliteit op te nemen of een bepaalde breedbandsnelheid voor te schrijven.

Het telecommunicatiepakket van 2009 biedt de lidstaten de mogelijkheid om, overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel, een passende datasnelheid te bepalen voor netwerkaansluitingen die onder de nationale voorwaarden "functionele toegang tot internet" verschaffen. Basisbreedbandtoegang kan in specifieke gevallen dan ook deel uitmaken van de universeledienstverplichting op nationaal niveau, met name wanneer de marktkrachten en andere beleids- en financieringsinstrumenten niet hebben geleid tot universele breedbanddekking. Om ervoor te zorgen dat de markt zo min mogelijk verstoring ondervindt dienen de lidstaten ook andere instrumenten voor overheidsingrijpen dan universeledienstverplichting volledig te benutten om te kunnen instaan voor de beschikbaarheid van breedband. De lidstaten kunnen derhalve toegang tot breedbandaansluiting opnemen in de omvang van de nationale universeledienstverplichting, maar zijn hiertoe niet verplicht.

Het risico bestaat echter dat een uiteenlopende aanpak bij de tenuitvoerlegging van breedbandtoegang tot marktverstoring zou leiden en een onredelijke belasting zou vormen voor de sector.

De Commissie vindt het raadzaam een gemeenschappelijk aanpak te volgen bij de toepassing van de relevante bepalingen van de universeledienstverplichting op het gebied van breedband. De universeledienstverplichtingen zullen hierdoor efficiënter worden en de voorspelbaarheid van de regelgeving voor de sector verhogen, zodat investeringen en mededinging op de digitale interne markt innovatie, consumentenkeuze en betaalbaarheid ten goede zullen komen. In het licht van deze mededeling zal de Commissie gesprekken voeren met de lidstaten, het Europees Parlement en andere belanghebbenden.

Tevens zal de Commissie na evaluatie van de verschillende opties in het eerste kwartaal van 2012 voorstellen op tafel leggen om ervoor te zorgen dat websites van overheidssectoren en websites die basisdiensten verlenen aan burgers tegen 2015 volledig toegankelijk zijn voor gebruikers met een handicap.

Het belang van breedbandtoegang voor Europese burgers zal waarschijnlijk blijven toenemen. Hoewel opneming van breedbandtoegang in de universeledienstverplichting op EU-niveau op dit moment voorbarig zou zijn, zal de Commissie de ontwikkelingen op de breedbandmarkt op de voet blijven volgen, met inbegrip van de sociale aspecten. Bij een volgende evaluatie van de omvang van de universele dienst zal zij met deze ontwikkelingen rekening houden.

[1] COM(2008) 572.

[2] PB L 108 van 24.4.2002, blz. 51.

[3] SEC(2011) 1398.

[4] In Letland, is de oprichting van een sectoraal fonds uitgesteld tot 1 juni 2013 en geschiedt compensatie voorlopig via overheidsmiddelen.

[5] Overweging 8 van de richtlijn universeledienstverplichting.

[6] Overweging 5 van de burgerrechtenrichtlijn (CRD), PB L 337 van 18.12.2009, blz. 11.

[7] Resolutie (P7_TA(2011)0306): http://www.europarl.europa.eu/sides/getDoc.do?type=TA&reference=P7-TA-2011-0306&language=EN

[8] De bijdragen zijn gepubliceerd op: http://ec.europa.eu/information_society/policy/ecomm/library/public_consult

[9] COM(2010) 245.

[10] COM(2010) 472.

[11] PB L 251 van 25.9.2010, blz. 35.

[12] COM(2010) 471.

[13] PB C 235 van 30.9.2009, blz. 7. Uit hoofde van dit instrument werd tot eind oktober 2011 bijna 3,5 miljard euro financiële steun toegestaan voor concurrentiebevorderende breedbandprojecten.

[14] COM(2011) 500.

[15] Zie ook het Audiovisuele groenboek: COM(2011) 427.

[16] Impact of EU Policy options for revision of the universal service provision , Van Dijk Management Consultants et al., oktober 2010: http://ec.europa.eu/information_society/policy/ecomm/library/ext_studies/index_en.htm

[17] Uitgaande van een combinatie van al dan niet draadloze technologieën.

[18] Bij de in deze studie opgenomen raming is uitgegaan van een jaarlijkse telecommunicatieomzet van 394 miljard euro. Met betrekking tot de daadwerkelijk gerealiseerde omzet voor de EU-27 in 2009 ( 332 miljard euro), die gedocumenteerd is in het scorebord voor de Digitale Agenda 2011, zouden de jaarlijkse nettokosten ongeveer 0,81 % belopen van de inkomsten van de telecommunicatiesector in 2009.

[19] De totale kosten van de universeledienstverplichting in deze lidstaten varieerden van 0,5 miljoen euro tot 70 miljoen euro.

[20] COM(2005) 203; COM(2006) 163; zie ook voetnoot 1.

[21] Op grond van de grote reikwijdte kan de DSL-verspreiding worden gebruikt als een redelijk uitgangspunt om toe te zien op de beschikbaarheid van vaste breedbanddekking. Andere vaste technologieën kunnen echter ook breedbandconnectiviteit verschaffen.

[22] Bij deze cijfers voor breedbandpenetratie in huishoudens, gebaseerd op het Eurostat ICT-onderzoek bij huishoudens, is rekening gehouden met huishoudens met ten minste één gezinslid in de leeftijdscategorie van 16-74 (http://ec.europa.eu/information_society/digital-agenda/scoreboard/library/index_en.htm).

[23] De gegevens voor het VK voor 2010 zijn niet beschikbaar; het cijfer voor 2009 voor het VK was 69,5%.

[24] Speciale Eurobarometer 362: http://ec.europa.eu/information_society/digital-agenda/scoreboard/docs/pillar/studies/eb_ecomm/final_reports/reporteb751sp362infsoecommunications_en_final.pdf

[25] COM(2005) 203.

[26] Report on Telecoms Price Developments from 1998 to 2010 , Teligen, Strategy Analytics Ltd, december 2010.

[27] www.eaccessibility-monitoring.eu; EG-proefproject REACH112, dat momenteel aan de gang is over een toegankelijk alternatief voor traditionele spraaktelefonie (www.reach112.eu).

[28] Zie voetnoot 7.

[29] Zie het basisdocument (COCOM10-31) dat door de diensten van de Commissie aan het Communicatiecomité werd voorgelegd.

[30] Artikel 15, bijlage V en overweging 25 van de universeledienstrichtlijn.

[31] Volgens de studie (voetnoot 16) beschikt vandaag gemiddeld meer dan 80 % van de vastebreedbandabonnees over snelheden van meer dan 2 Mbps.

[32] C-154/09 Commissie v Portugal .

[33] Overeenkomstig artikel 12 van de universeledienstrichtlijn.

[34] C-222/08 Commissie v België , C-389/08 Base NV en anderen v Ministerraad .

[35] Zie artikel 13, lid 3, van de universeledienstrichtlijn en artikel 6, lid 1, van Richtlijn 2002/77/EG.

[36] De financiering van de universeledienstverplichting dient in ieder geval in overeenstemming te zijn met de voorschriften voor staatssteun.