Bijlagen bij COM(2013)758 - Toestaan voor het op de markt brengen van een maisproduct (Zea mays L., line 1507) genetisch gemodificeerd voor resistentie tegen bepaalde insecten

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

BIJLAGE I

Monitoring door de houder van de toestemming

1. In de context van artikel 4, lid 3, onder a), betreffende case-specifieke monitoring verhoogt de houder van de toestemming in voorkomend geval de frequentie van de monitoringactiviteiten, rekening houdend met het tempo waarin een eventuele resistentie tegen het CRY1F-eiwit tot ontwikkeling komt, de strategie ter beheersing van resistentie en het areaal en geografisch verspreidingspatroon van lijn 1507 van Zea mays L., en herziet het bemonsteringsprotocol ter opsporing van resistentieallelen met een frequentie tussen 1 % en 3 %.

2. De houder van de toestemming voert een algemene surveillance uit van mogelijke niet-verwachte effecten op niet tot de doelsoorten behorende insecten in het bijzonder (met inbegrip van parasitoïden), rekening houdend met de mogelijkheid van zowel directe als indirecte effecten op die organismen en op andere niet tot de doelsoorten behorende organismen, waaronder artropoden.

3. De houder van de toestemming voert ook het volgende uit:

a) verlenen van bijstand bij de verzameling van insecten voor relevante analyses in de context van de algemene surveillance;

b) aanmoedigen van telers om alle waargenomen nadelige effecten te rapporteren (inclusief effecten op niet tot de doelsoorten behorende insecten of effecten van veranderingen in de conventionele landbouwpraktijk);

c) deelnemen aan voor 1507-mais geschikte monitoringprogramma’s die door de bevoegde instanties van de EU of andere relevante nationale instanties worden opgezet.

4. De vragenlijst voor de landbouwers, als bedoeld in artikel 4, lid 3, onder b), omvat de volgende elementen overeenkomstig de adviezen van de EFSA:

a) een verzoek aan de landbouwer om feitelijke informatie te verstrekken en niet alleen een verbale omschrijving van de mogelijk waargenomen verschillen;

b) een verzoek aan de landbouwer om gegevens te verstrekken over meststoffengebruik, bodemvruchtbaarheid, vruchtwisseling, groeiprestaties van de gewassen, ziekten en plagen, gebruik van bestrijdingsmiddelen en regionaal voorkomende schadelijke schubvleugeligen behalve maisboorders;

c) extra aandacht voor de plaatsen waar lijn 1507 van Zea mays L. wordt geteeld, alsook voor de jaren na de teelt. De selectie van landbouwbedrijven gebeurt onafhankelijk van de omvang van de Bt-maisteelt. Daarnaast wordt bij de steekproef een strategie gehanteerd waarbij 2500 vragenlijsten voor landbouwers worden verzameld gedurende de teelperiode, om een aanvaardbaar statistisch onderscheidingsvermogen te bereiken;

d) een structuur die aanzet tot het verstrekken van gedetailleerde informatie. De vragen dienen zodanig te worden gepresenteerd dat de respondent kan kiezen uit meerdere antwoorden;

e) een extra vak voor antwoorden of commentaar in vrije vorm, naast de voorgedrukte antwoorden, teneinde de mogelijkheid te bieden om aspecten te signaleren die in de vragenlijst niet specifiek aan de orde komen;

f) een precieze beschrijving van de standaardprocedures voor univariate of multivariate en gecumuleerde analyse van de belangrijkste in de vragenlijst behandelde variabelen die door de houder van de toestemming moeten worden geanalyseerd;

g) vragen betreffende het vóórkomen van nuttige insecten en andere in het wild levende dieren.

5. De houder van de toestemming draagt er zorg voor dat het algemene surveillancenetwerk alle noodzakelijke bestaande surveillancesystemen omvat, alsook alle nieuwe surveillancesystemen die naast het op de vragenlijst voor de landbouwers gebaseerde systeem zijn vereist. De houder van de toestemming raadpleegt de netwerken die betrokken zijn bij relevante biodiversiteitsonderzoeken op lokaal, nationaal en Unie-niveau.

6. Het monitoringplan omvat: waarnemingsparameters; methoden, plaats en frequentie van het onderzoek; tijdschema voor inspecties; beschrijving van het ontvangende milieu en gegevens betreffende de representativiteit daarvan; referentiegebieden; relevante overeenkomsten met derden; aanpassing van het plan aan de regionale omstandigheden.

BIJLAGE II

Inhoud van de voor de exploitanten bestemde brochure

Gedurende de gehele geldigheidsduur van de toestemming voegt de houder van de toestemming, wanneer hij zaden van maisrassen die van lijn 1507 van Zea mays L. zijn afgeleid in een lidstaat in de handel brengt bij elke zak 1507-maiszaad een brochure die de volgende gegevens bevat, gebaseerd op de voorwaarden voor het op de markt brengen die zijn opgenomen in artikel 3:

a) een algemene beschrijving van het product, met inbegrip van de algemene kenmerken van en veiligheidsvoorschriften voor maisrassen die van lijn 1507 van Zea mays L. zijn afgeleid, alsook het aan dit ggo toegekende eenduidige identificatienummer;

b) een vermelding van de eis dat exploitanten die zaden van maisrassen die van lijn 1507 van Zea mays L. zijn afgeleid, aan andere exploitanten overdragen, deze overdracht dienen te registreren, en dat schriftelijke informatie met betrekking tot het product moet worden verstrekt overeenkomstig artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1830/2003;

c) ontwerp en beheer van de aanplanting, inclusief richtsnoeren voor de exploitanten voor het aanleggen van refugia;

d) een overzicht van de toepasselijke nationale wetgeving inzake de teelt van ggo’s, in voorkomend geval met inbegrip van (onder meer) de wetgeving inzake co-existentie tussen genetisch gemodificeerde en niet genetisch gemodificeerde maisgewassen, de gedetailleerde voorschriften daarvan met betrekking tot het gebruik van uitrusting en producten, eventuele kennisgevingsvoorschriften, in acht te nemen afstanden of bufferzones (in voorkomend geval), alsmede een herinnering aan de basisvoorschriften voor de teelt en het gebruik van het product op nationaal en Unie-niveau;

e) de monitoringvoorschriften overeenkomstig het plan ter beheersing van resistentie bij insecten en een verwijzing naar de vragenlijst voor de landbouwers.

[1]               PB L 106 van 17.4.2001, blz. 1.

[2]               PB L 111 van 23.4.2013, blz. 27.

[3]               The EFSA Journal (2005) 181, blz. 1-33.

[4]               The EFSA Journal (2011), 9(11):2429.

[5]               The EFSA Journal (2012), 10(11):2934.

[6]               The EFSA Journal (2012), 10(10):2933.

[7]               PB L 291 van 5.11.2005, blz. 42.

[8]               PB L 70 van 9.3.2006, blz. 82.

[9]               PB L 268 van 18.10.2003, blz. 24.

[10]             PB L 10 van 16.1.2004, blz. 5.

[11]             PB L 102 van 7.4.2004, blz. 14.

[12]             Referentiemateriaal: ERM®-BF418, verkrijgbaar bij het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek (GCO) van de Europese Commissie, Instituut voor Referentiematerialen en Metingen (IRMM), op               http://www.irmm.jrc.be/html/reference_materials_catalogue/index.htm

[13]             PB L 275 van 21.10.2009, blz. 9.