Bijlagen bij COM(2013)329 - Richtsnoeren voor trans-Europese telecommunicatienetwerken

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

dossier COM(2013)329 - Richtsnoeren voor trans-Europese telecommunicatienetwerken.
document COM(2013)329 NLEN
datum 28 mei 2013
BIJLAGE

PROJECTEN VAN GEMEENSCHAPPELIJK BELANG

Afdeling 1. Digitale-diensteninfrastructuren

Bij interventie op het gebied van digitale-diensteninfrastructuren wordt over het algemeen een tweeledige aanpak gehanteerd, waarbij centrale dienstenplatforms en generieke diensten worden betrokken. Aangezien het centrale dienstenplatform onontbeerlijk is voor het opzetten van een digitale-diensteninfrastructuur, krijgt steun voor centrale dienstenplatforms en hun gezamenlijke bouwstenen voorrang ten opzichte van generieke diensten.

De centrale dienstenplatforms en hun gezamenlijke bouwstenen zijn van belang voor de behoeften aan interoperabiliteit en veiligheid binnen projecten. Zij zijn erop gericht digitale interactie tussen enerzijds overheidsdiensten en anderzijds burgers, het bedrijfsleven en organisaties of tussen overheidsdiensten van verschillende lidstaten onderling mogelijk te maken door middel van gestandaardiseerde, grensoverschrijdende en gebruiksvriendelijke platforms voor interactie. Digitale-diensteninfrastructuren met bouwstenen zijn onontbeerlijk voor andere digitale-diensteninfrastructuren, waardoor de eerste categorie voorrang krijgt. Generieke diensten zorgen voor de verbinding met de centrale dienstenplatforms en maken het mogelijk dat nationale diensten met toegevoegde waarde gebruikmaken van de centrale dienstenplatforms. Zij bieden portalen tussen nationale diensten en centrale dienstenplatforms en geven nationale overheidsdiensten en organisaties, bedrijven en/of burgers toegang tot het centrale dienstenplatform ten behoeve van hun grensoverschrijdende activiteiten. De kwaliteit van dienstverlening en de steun voor belanghebbenden die betrokken zijn bij grensoverschrijdende activiteiten wordt gewaarborgd. Zij steunen en bevorderen het gebruik van centrale dienstenplatforms.

Er dient niet alleen aandacht te worden besteed aan het creëren van digitale-diensteninfrastructuren en aanverwante diensten, maar ook aan de governance betreffende de exploitatie van dergelijke platforms.

Nieuwe centrale dienstenplatforms worden hoofdzakelijk gebaseerd op bestaande platforms en hun bouwstenen en/of voegen zo mogelijk nieuwe bouwstenen toe.

1. Digitale-diensteninfrastructuren met bouwstenen die a priori worden opgenomen in de werkprogramma's overeenkomstig artikel 6, lid 1 en 2:

(a) Elektronische identificatie en authenticatie: diensten voor grensoverschrijdende herkenning en validering van elektronische identificatie en elektronische handtekeningen.

(b) Elektronische levering van documenten: diensten voor de beveiligde, traceerbare grensoverschrijdende transmissie van elektronische documenten.

(c) Geautomatiseerde vertaling: automatische vertaalmotoren en gespecialiseerde taalhulpmiddelen, waaronder de vereiste tools en programmeerinterfaces om pan-Europese digitale diensten in een meertalige omgeving te exploiteren.

(d) Steun voor kritieke digitale infrastructuur: communicatiekanalen en -platforms om de capaciteit binnen de Unie inzake paraatheid, informatiedeling, coördinatie en respons ten aanzien van bedreigingen van de cyberveiligheid te verbeteren.

(e) Elektronisch factureren: diensten voor de elektronische uitwisseling van facturen.

2. Overige digitale-diensteninfrastructuren die a priori in aanmerking kunnen komen overeenkomstig artikel 6, lid 1:

(a) Interoperabele grensoverschrijdende elektronische aanbestedingen: een reeks diensten die door dienstverleners op het gebied van elektronische aanbesteding uit de publieke en de private sector kunnen worden gebruikt om grensoverschrijdende platforms voor elektronische aanbesteding op te zetten. Deze infrastructuur zal elke onderneming in de EU in staat stellen deel te nemen aan openbare aanbestedingsprocedures van elke aanbestedende dienst of entiteit in elke lidstaat, zowel voor de activiteiten vóór als na de elektronische gunning, inclusief functionaliteiten als het elektronisch indienen van aanbiedingen, het Virtual Company Dossier, elektronische catalogi, elektronische bestellingen en elektronische facturen.

(b) Interoperabele grensoverschrijdende eHealth-diensten: deze diensten maken interactie tussen burgers/patiënten en zorgverstrekkers mogelijk, alsmede transmissie van gegevens tussen instellingen en tussen organisaties, of peer-to-peercommunicatie tussen burgers/patiënten en/of medisch personeel en instellingen. De diensten omvatten grensoverschrijdende toegang tot elektronische patiëntendossiers en elektronische recepten alsmede telediensten op het gebied van gezondheidszorg/assisted living enz.

(c) Europees platform voor interconnectie van Europese bedrijfsregisters: een platform dat voorziet in een reeks centrale instrumenten en diensten die bedrijfsregisters in alle lidstaten in staat stellen informatie uit te wisselen over geregistreerde ondernemingen, de dochterondernemingen daarvan, fusies en sluitingen. Ook wordt voorzien in een meertalige en landoverschrijdende zoekfunctie voor gebruikers die een via het eJustitie-portaal toegankelijk centraal toegangspunt bezoeken.

(d) Toegang tot herbruikbare overheidsinformatie: een platform dat één toegangspunt biedt tot meertalige gegevensreeksen (in officiële EU-talen) die in de EU in het bezit zijn van overheidsinstanties op Europees, nationaal, regionaal en lokaal niveau; instrumenten voor het zoeken en visualiseren van de gegevens; de garantie dat de beschikbare gegevensreeksen naar behoren geanonimiseerd zijn, over een licentie beschikken en indien van toepassing van prijzen zijn voorzien om te worden gepubliceerd, herverspreid en hergebruikt, inclusief een controlespoor voor de herkomst van de gegevens.

(e) Elektronische procedures voor het oprichten en exploiteren van een onderneming in een ander Europees land: deze dienst maakt het mogelijk alle nodige administratieve procedures grensoverschrijdend via één elektronisch contactpunt (één loket) af te wikkelen. Deze dienst is een vereiste van Richtlijn 2006/123/EG betreffende diensten op de interne markt.

(f) Toegang tot het digitale materiaal van het Europese erfgoed: het centrale dienstenplatform dat is gebaseerd op het huidige Europeana-portaal. Het platform biedt één punt voor toegang tot specifieke items met betrekking tot het Europese cultuurerfgoed, alsmede een reeks interfacespecificaties voor communicatie met de infrastructuur (zoeken naar gegevens, downloaden van gegevens), ondersteuning voor de aanpassing van metadata en integratie van nieuwe inhoud, en informatie over de voorwaarden voor hergebruik van de via de infrastructuur toegankelijke inhoud.

(g) Veiliger internetdiensteninfrastructuur: het platform voor de verwerving, de exploitatie en het beheer van gedeelde computingfaciliteiten, databanken en software voor de Safer Internet Centres (SIC's) in de lidstaten. Dit omvat tevens het back-office voor de verwerking van meldingen van inhoud van seksueel misbruik, met een verbinding naar politieautoriteiten, inclusief internationale organisaties zoals Interpol, en wanneer nodig, de handelingen voor het verwijderen van deze inhoud door de desbetreffende websites. Dit zal worden ondersteund door gemeenschappelijke databanken.

(h) Interoperabele grensoverschrijdende onlinediensten: platforms ter bevordering van de interoperabiliteit en samenwerking tussen de lidstaten op gebieden van gemeenschappelijk belang, in het bijzonder om de werking van de eengemaakte markt te verbeteren, zoals eJustice, waardoor grensoverschrijdende onlinetoegang voor burgers, bedrijven, organisaties en rechtsbeoefenaars tot rechtsmiddelen/stukken en rechtsprocedures mogelijk is, onlinegeschillenbeslechting (ODR) voor het online beslechten van grensoverschrijdende geschillen tussen consumenten en handelaren en Electronic Exchange of Social Security Information (EESSI) waarmee sociale- zekerheidsinstellingen in de hele EU op een snellere en veiligere manier informatie kunnen uitwisselen.

Afdeling 2. Breedbandnetwerken

1. De reikwijdte van de acties

De acties moeten in het bijzonder bestaan uit een of meer van de volgende onderdelen:

(a) de aanleg van passieve fysieke infrastructuur, actieve fysieke infrastructuur of een combinatie daarvan, en aanvullende infrastructuur, aangevuld met diensten die noodzakelijk zijn om deze infrastructuur te exploiteren;

(b) bijbehorende faciliteiten en bijbehorende diensten, zoals bekabeling van gebouwen, antennes, torens en andere dragende constructies, kabelgoten, leidingen, masten, mangaten en kasten;

(c) de exploitatie van potentiële synergieën tussen de uitrol van breedbandnetwerken en andere netwerken van nutsvoorzieningen (energie, vervoer, water, riolering enz.), met name die welke betrekking hebben op slimme elektriciteitsvoorziening.

2. Bijdrage aan het behalen van de doelstellingen van de Digitale agenda voor Europa

Alle projecten die op grond van deze verordening financiële steun ontvangen, dienen een wezenlijke bijdrage te leveren aan het behalen van de doelstellingen van de Digitale agenda voor Europa.

(a) Rechtstreeks door de Unie gefinancierde acties moeten:

(a) zijn gebaseerd op de meest geavanceerde al dan niet draadloze technologie die in staat is zeer snelle breedbanddiensten te leveren en zodoende te voldoen aan de behoeften van toepassingen die grote bandbreedte vereisen, of

(b) zijn gebaseerd op innovatieve zakelijke modellen en/of nieuwe categorieën projectontwikkelaars of investeerders aantrekken, of

(c) een hoge mate van dupliceerbaarheid bieden, waardoor er als gevolg van het demonstratie-effect een bredere impact op de markt mogelijk is.

(b) Acties die zijn gefinancierd uit aanvullende toegespitste bijdragen overeenkomstig artikel 15, lid 2, van Verordening (EU) nr. xxxx/2012 [CEF-verordening] moeten aanzienlijke nieuwe capaciteiten op de markt brengen wat betreft de beschikbaarheid, snelheden en capaciteiten van breedbanddiensten. Projecten die datatransmissiesnelheden van minder dan 30 Mbps bieden, moeten na verloop van tijd die snelheden verhogen tot minstens 30 Mbps.

3. Projectevaluatie om optimale financieringsstructuren te bepalen

De uitvoering van acties moet worden gebaseerd op een alomvattende projectevaluatie. Bij een dergelijke projectevaluatie moeten onder meer de marktsituatie, met inbegrip van informatie over bestaande en/of geplande infrastructuur, wettelijke verplichtingen voor projectontwikkelaars alsmede commerciële en marketingstrategieën worden betrokken. Met de projectevaluatie moet in het bijzonder worden bepaald of het programma:

(a) noodzakelijk is om onvolkomenheden van de markt of niet-optimale investeringssituaties aan te pakken;

(b) niet leidt tot verstoring van de mededinging of verdringing van particuliere investeringen.

Deze criteria worden hoofdzakelijk gebaseerd op het vermogen van het project om inkomsten te genereren, het risico dat met een project is verbonden en het type geografisch gebied waar de actie wordt uitgevoerd.

4. Modaliteiten voor de financiering

(a) Projecten van gemeenschappelijk belang op het gebied van breedband worden gefinancierd door middel van financiële instrumenten. Het budget dat aan deze instrumenten wordt toegewezen, is afdoende maar ligt niet hoger dan het bedrag dat nodig is om een volledig operationele interventie op te zetten en een minimale efficiënte omvang van het instrument te bereiken.

(b) Overeenkomstig de regels van het Financieel Reglement, Verordening (EU) nr. xxxx/2012 [CEF-verordening] en de Verordeningen (EU) nr. xxxx (2013) [alle verordeningen betreffende de ESIF's] mogen de onder punt (a) genoemde financiële instrumenten worden gecombineerd met aanvullende bijdragen uit:

(a) andere delen van de Connecting Europe Facility;

(b) andere instrumenten, programma's en begrotingslijnen van de EU-begroting;

(c) lidstaten, met inbegrip van regionale en lokale autoriteiten, die besluiten eigen middelen of middelen uit de ESIF's te benutten. Bijdragen uit de ESIF's moeten geografisch worden ingeperkt om ervoor te zorgen dat deze worden uitgegeven binnen een lidstaat of regio die een bijdrage levert;

(d) alle overige investeerders, met inbegrip van particuliere investeerders.

(c) De in de punten (a) en (b) genoemde financiële instrumenten mogen ook worden gecombineerd met subsidies van de lidstaten, met inbegrip van regionale en lokale autoriteiten, die besluiten eigen middelen of middelen uit de ESIF's te benutten, op voorwaarde dat:

(a) de desbetreffende actie voldoet aan alle criteria inzake financiering van deze verordening, en

(b) goedkeuring inzake staatssteun is verleend.

Afdeling 3. Horizontale acties

De ontwikkeling van trans-Europese telecommunicatienetwerken waarmee de bestaande knelpunten in de digitale interne markt kunnen worden weggenomen, gaat samen met studies en programmaondersteunende acties. Deze acties kunnen bestaan uit:

(a) technische bijstand ter voorbereiding of ondersteuning van uitvoeringsmaatregelen op het vlak van de introductie, de governance en het aanpakken van bestaande of opkomende problemen bij de uitvoering;

(b) acties om de bestaande vraag naar digitale-diensteninfrastructuren te bevorderen of nieuwe vraag te creëren;

(c) de coördinatie van EU-steun op grond van deze verordening met steun uit alle andere beschikbare bronnen, waarbij dubbele infrastructuur en de vervanging van particuliere investeringen wordt voorkomen.

Projecten van gemeenschappelijk belang beogen knelpunten weg te nemen die de voltooiing van de interne markt in de weg staan, d.w.z. door netwerkconnectiviteit te verlenen alsmede toegang, waaronder grensoverschrijdende toegang, tot digitale-diensteninfrastructuren.

De aanleg en uitbreiding van trans-Europese telecommunicatienetwerken (breedbandnetwerken en digitale-diensteninfrastructuren) draagt bij tot meer economische groei, helpt banen te scheppen en baant de weg voor een dynamische digitale interne markt. De ontwikkeling van deze netwerken zal met name de toegang tot het internet sneller maken en zal door middel van informatietechnologie verbeteringen brengen in het dagelijkse leven van burgers, ook van kinderen en jongeren, bedrijven en overheden, terwijl de interoperabiliteit zal verhogen en het gemakkelijker zal worden gemeenschappelijke normen af te spreken of op elkaar af te stemmen.

Afdeling 1. Horizontale prioriteiten

De ontwikkeling van trans-Europese telecommunicatienetwerken waarmee de bestaande knelpunten in de digitale interne markt kunnen worden weggenomen, gaat samen met studies en programmaondersteunende acties. Het betreft:

(a) Innovatief beheer, inventarisering en diensten. Maatregelen voor technische bijstand, waar nodig voor introductie en beheer, omvatten project- en investeringsplanning en haalbaarheidsstudies, ter ondersteuning van investeringsmaatregelen en financiële instrumenten. Bij het in kaart brengen van pan-Europese breedbandinfrastructuur worden onder meer de volgende punten ontwikkeld: permanente gedetailleerde fysieke verkenning en documentatie van relevante sites, onderzoek van de doorgangsrechten, beoordeling van het potentieel voor het upgraden van bestaande faciliteiten, enz. Daarbij moeten de beginselen van Richtlijn 2007/2/EG (INSPIRE-richtlijn) en daarbij betrokken normaliseringsactiviteiten worden gevolgd. Maatregelen van technische bijstand kunnen ook het repliceren van succesvolle investerings- en introductiemodellen ondersteunen.         Deze acties kunnen ook gericht zijn op klimaatbestendigheid om de klimaatrisico's te beoordelen en de rampbestendigheid van de infrastructuur te verzekeren, in overeenstemming met de desbetreffende vereisten van de Europese of nationale regelgeving.

(b) Ondersteunende acties en andere technische ondersteuningsmaatregelen. Deze acties zijn noodzakelijk ter voorbereiding of ondersteuning van de tenuitvoerlegging van projecten van gemeenschappelijk belang of om de introductie ervan te versnellen. Op het gebied van digitale diensten moeten ondersteunende acties ook stimulerend en bevorderend zijn voor de introductie van nieuwe digitale-diensteninfrastructuren die noodzakelijk of nuttig kunnen blijken op basis van technologische ontwikkelingen, veranderingen in de desbetreffende markten of nieuwe politieke prioriteiten.

Afdeling 2. Breedbandnetwerken

Alle breedbandinvesteringen op het grondgebied van de Unie verhogen de netwerkcapaciteit en leveren baten op voor alle potentiële gebruikers, ook in andere lidstaten dan die waarin de investeringen plaatsvinden. Investeringen in deze netwerken zullen in het bedrijfsleven meer concurrentie en meer innovatie teweegbrengen, efficiëntere en effectievere overheidsdiensten opleveren en bijdragen tot de EU-doelstellingen met betrekking tot een koolstofarme economie en tot het concurrentievermogen en de productiviteit van de EU in het algemeen.

Investeringen in breedbandinfrastructuur zijn hoofdzakelijk verricht door privé-investeerders en dit zal naar verwachting zo blijven. Om de doelstellingen van de Digitale agenda te verwezenlijken zijn echter investeringen nodig in gebieden waar er geen duidelijke business case bestaat of waar de business case ruimer dient te worden opgevat binnen het tijdskader van de streefdoelen. Op basis van de waarschijnlijkheid van investeringen kunnen de volgende soorten gebieden worden onderscheiden:

In verstedelijkte gebieden met een gemiddelde bevolkingsdichtheid worden over het algemeen verbindingen met matige snelheden geleverd terwijl hogere snelheden minder blijken voor te komen. Waar aangetoond is dat de business case voor investeringen in geavanceerde technologieën op korte termijn ontoereikend is voor privé-investeerders, kan financiële steun de investeringen op langere termijn rendabel maken door de financieringskloof te dichten en concurrentie te bevorderen.

Rurale gebieden met een lage bevolkingsdichtheid worden over het algemeen bediend met verbindingen met lage snelheden of worden zelfs helemaal niet bediend. De business case voor investeringen is waarschijnlijk niet levensvatbaar en het is niet waarschijnlijk is dat de Europese streefdoelen tegen 2020 zullen worden bereikt. Investeringen in deze gebieden moeten kunnen rekenen op hogere financiële steun, door middel van subsidies, mogelijk gecombineerd met financiële instrumenten. Het gaat ook om afgelegen en dunbevolkte gebieden waar de kosten van de investeringen zeer hoog zijn of waar de inkomens laag zijn. De steun van de Connecting Europe Facility in deze gebieden kan wellicht een aanvulling zijn op beschikbare financiering uit het Cohesiefonds of afkomstig van plattelandsontwikkeling en andere rechtstreekse overheidssteun.

Stedelijke gebieden met een hoge bevolkingsdichtheid – met uitzondering van een aantal lage-inkomensgebieden – worden over het algemeen goed bediend met matige of hoge snelheden en de verbindingen worden vaak aangeboden in concurrerende pakketten van kabel- en telecomexploitanten. Toch zijn er wegens deze relatief bevredigende situatie beperkte marktstimulansen om te investeren in supersnelle netwerken zoals glasvezel in de huiskamer. Voor investeringen in stedelijke en dichtbevolkte gebieden die ondanks de eruit voortvloeiende maatschappelijke voordelen niet voldoende investeringen aantrekken, kan dan ook financiële ondersteuning worden overwogen op voorwaarde dat dit in overeenstemming is met de artikelen 101, 102 en 106 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en, indien van toepassing, met de communautaire richtsnoeren voor de toepassing van de staatssteunregels in het kader van de snelle uitrol van breedbandnetwerken.

In minder ontwikkelde regio's moet de introductie van breedbandnetwerken in de eerste plaats worden ondersteund via de instrumenten van de Structuurfondsen en het Cohesiefonds. Subsidies en/of financiële instrumenten van de Connecting Europe Facility kunnen deze steun waar nodig aanvullen om de doelstellingen van deze verordening te verwezenlijken. Om tussen de CEF-acties in deze regio's en de steun van de Structuurfondsen en het Cohesiefonds sterkere synergieën tot stand te brengen, kan gebruik worden gemaakt van een passend coördinatiemechanisme[21].

De onderstaande kaart toont op indicatieve wijze de indeling van regio's in de vermelde categorieën.

Acties die bijdragen tot het project van gemeenschappelijk belang op het gebied van breedbandnetwerken moeten evenwichtig zijn samengesteld uit acties die zowel het 30 Mbps-streefdoel als het 100 Mbps-streefdoel van de Digitale agenda nastreven, en betrekking hebben op verstedelijkte en rurale gebieden in het bijzonder en gebieden in heel de Europese Unie.

Acties die bijdragen tot een project van gemeenschappelijk belang op het gebied van breedbandnetwerken, moeten ongeacht de gebruikte technologie:

(a) investeringen ondersteunen in breedbandnetwerken die het streefdoel van de Digitale agenda voor 2020 met betrekking tot de universele dekking met 30 Mbps-verbindingen kunnen bereiken; of

(b) investeringen ondersteunen in breedbandnetwerken die het streefdoel van de Digitale agenda voor 2020 kunnen bereiken met betrekking tot het vereiste dat ten minste 50% van de huishoudens over snelheden van 100 Mbps of meer kunnen beschikken;

(c) voldoen aan het toepasselijke recht, in het bijzonder het mededingingsrecht

en moeten in het bijzonder bestaan uit een of meer van de volgende acties:

(a) de aanleg van passieve fysieke infrastructuur of de aanleg van een combinatie van elementen van passieve en actieve fysieke infrastructuur en aanvullende infrastructuur, aangevuld met diensten die noodzakelijk zijn om deze infrastructuur te exploiteren;

(b) bijbehorende faciliteiten en bijbehorende diensten, zoals bekabeling van gebouwen, antennes, torens en andere dragende constructies, kabelgoten, leidingen, masten, mangaten en kasten;

(c) benutting van potentiële synergieën tussen de uitrol van breedbandnetwerken en andere netwerken van nutsvoorzieningen (energie, vervoer, water, riolering, enz.), in het bijzonder met betrekking tot slimme elektriciteitsdistributie.

De introductie van breedbandnetwerken om insulaire, niet aan zee grenzende en perifere regio's met de centrale regio's van de Unie te verbinden, waar nodig door middel van onderzeese kabels, wordt ondersteund wanneer dit noodzakelijk is om geïsoleerde gemeenschappen toegang te verlenen tot breedbandsnelheden van 30 Mbps en meer. Deze steun vormt een aanvulling op andere financiering die daartoe op Europees of nationaal vlak ter beschikking staat.

Om elke twijfel uit te sluiten, vallen diensten waarbij met behulp van elektronische-communicatienetwerken en -diensten overgebrachte inhoud wordt geleverd of redactioneel wordt gecontroleerd, en diensten van de informatiemaatschappij zoals omschreven in artikel 1 van Richtlijn 98/34/EG, die niet geheel of hoofdzakelijk bestaan in het overbrengen van signalen via elektronische-communicatienetwerken, niet binnen de toepassingssfeer van de acties die bijdragen tot een project van gemeenschappelijk belang op het gebied van breedbandnetwerken.

Begunstigden van EU-steun voor een project van gemeenschappelijk belang op het gebied van breedband zijn, zonder zich daartoe te beperken:

(a) telecomexploitanten (gevestigde exploitanten, die rechtstreeks of via een filiaal investeren, of nieuwe toetreders) die investeringen verrichten in snelle en supersnelle breedbandnetwerken;

(b) nutsbedrijven (bv. water, riolering, energie, vervoer) waarvan kan worden verwacht dat zij alleen of in partnerschap met exploitanten investeren in passieve breedbandnetwerken;

(c) beleidvoerders in plaatselijke besturen, waaronder gemeenten, die concessies kunnen verlenen voor breedbandinfrastructuren. Fabrikanten van apparatuur kunnen in een dergelijke regeling geïnteresseerd zijn, door de oprichting van een speciaal daartoe bestemde onderneming;

(d) partnerschappen tussen verschillende exploitanten in markten van vaste en draadloze verbindingen, om een nieuwe generatie infrastructuur te bouwen.

Bij de samenstelling van het portfolio moet rekening worden gehouden met de investeringsbehoeften van de lidstaten, wat betreft het aantal met steun van de Connecting Europe Facility aan te sluiten huishoudens.

Daarnaast worden ook hogesnelheidsverbindingen naar openbare internettoegangspunten ondersteund, met name in openbare infrastructuur zoals scholen, ziekenhuizen, plaatselijke besturen en bibliotheken.

Afdeling 3. Digitale-diensteninfrastructuren

De tenuitvoerlegging van digitale-diensteninfrastructuren zal bijdragen tot de verwezenlijking van de digitale interne markt door bestaande knelpunten bij de introductie van diensten weg te nemen. Dit wordt bereikt door de totstandbrenging en/of uitbreiding van interoperabele platforms voor digitale-diensteninfrastructuren, samen met belangrijke basisinfrastructuren voor digitale-dienstverlening. Dit berust op een tweelagige benadering:

(1) Centrale dienstenplatforms zijn het (de) centrale element(en) of hub(s) van de digitale-diensteninfrastructuur die noodzakelijk zijn om trans-Europese connectiviteit, toegang en interoperabiliteit tot stand te brengen. Dit kan ook fysieke apparatuur omvatten, zoals servers, specifiek bestemde netwerken en software-instrumenten. Centrale dienstenplatforms staan open voor entiteiten in alle lidstaten.

(2) Generieke diensten leveren de functionaliteit en de inhoud van digitale-diensteninfrastructuur. Deze diensten kunnen met elkaar worden verbonden via een centraal dienstenplatform.

Projecten van gemeenschappelijk belang op het gebied van digitale-diensteninfrastructuur omhelzen het volgende:

Snelle trans-Europese backbone-verbindingen voor overheidsdiensten

Een openbare trans-Europese backbone-diensteninfrastructuur zal zeer snelle verbindingen en connectiviteit bieden tussen overheidsinstellingen in de EU op gebieden zoals overheidsdiensten, cultuur, onderwijs en gezondheidszorg. Deze backbone-infrastructuur zal openbare diensten van Europese waarde ondersteunen door gecontroleerde kwaliteit van dienstverlening en veilige toegang. Daarmee zal een digitaal continuüm van openbare dienstverlening worden gegarandeerd ten behoeve van burgers, bedrijfsleven en overheid. Op die wijze kan de vraag naar connectiviteit worden gebundeld, ontstaat er een kritische massa en worden de kosten teruggedrongen.

Centraal dienstenplatform:

De infrastructuur zal gebaseerd zijn op de bestaande internet-backbone en waar nodig zullen nieuwe netwerken worden ontwikkeld. Verbindingen worden rechtstreeks aangelegd of via regionaal of nationaal beheerde infrastructuren. Dit zal in het bijzonder connectiviteit verschaffen aan andere trans-Europese diensten, onder meer die welke in deze bijlage zijn genoemd. Deze infrastructuur zal volledig in het internet worden geïntegreerd als basiscapaciteit voor trans-Europese overheidsdiensten en zal de vaststelling van nieuwe normen ondersteunen (bv. internetprotocols zoals IPv6[22]). Specifiek bestemde onderliggende infrastructuur voor verbindingen tussen overheidsinstanties kan indien nodig om veiligheidsredenen worden overwogen.

Generieke diensten:

De integratie van het centrale platform in de Europese overheidsdiensten zal worden bevorderd door de introductie van generieke diensten: autorisatie, authentificatie, domeinoverschrijdende beveiliging (inter-domain security) en bandbreedte op verzoek, gefedereerde organisatie van diensten, mobiliteitsbeheer, kwaliteitscontrole en prestatiecontrole, integratie van nationale infrastructuren.

Interoperabele 'cloud computing'-dienstverlening zal de backbone-infrastructuurfunctionaliteit bieden waarop clouds voor trans-Europese overheidsdiensten kunnen worden aangeboden. Daartoe behoren trans-Europese diensten in de vorm van netwerken, zoals videoconferencing, gevirtualiseerde opslag en ondersteunende computing-intensive toepassingen, waaronder die welke betrekking hebben op andere projecten van gemeenschappelijk belang.

Grensoverschrijdende levering van eGovernment-diensten

eGovernment heeft betrekking op de digitale interactie tussen overheidsinstanties en burgers, overheidsinstanties en bedrijven en organisaties, en tussen overheidsinstanties van verschillende landen. Gestandaardiseerde, grensoverschrijdende en gebruiksvriendelijke platforms voor interactie leveren een winst aan efficiëntie op in het bedrijfsleven en in de overheidssector en dragen bij tot de interne markt.

Centraal dienstenplatform:

Interoperabele elektronische identificatie en authentificatie over heel Europa. Er zal een reeks onderling verbonden en beveiligde authentificatieservers en -protocols worden geïntroduceerd die de interoperabiliteit verzekeren van de diverse in Europa bestaande authentificatie- en identificatiesystemen. Dit platform zal burgers en bedrijven wanneer nodig toegang verlenen tot onlinediensten, bijvoorbeeld voor studie, werk, reizen, gezondheidszorg en zakendoen in het buitenland. Het zal de kernlaag vormen voor alle digitale diensten waarvoor elektronische identificatie en authentificatie vereist is: bv. elektronische aanbestedingen, onlinegezondheidszorg, gestandaardiseerde bedrijfsrapportage, elektronische uitwisseling van gerechtelijke informatie, trans-Europese onlineregistratie voor bedrijven, inclusief communicatie tussen bedrijfsregisters met betrekking tot grensoverschrijdende fusies en buitenlandse dochterondernemingen. Dit platform kan ook gebruik maken van hulpbronnen en instrumenten van het meertalige centrale platform.

Generieke diensten:

(a) Elektronische procedures voor het oprichten en exploiteren van een onderneming in een ander Europees land: deze dienst maakt het mogelijk alle nodige administratieve procedures grensoverschrijdend via één elektronisch contactpunt (één loket) af te wikkelen. Deze dienst is ook een vereiste van Richtlijn 2006/123/EG betreffende diensten op de interne markt.

(b) Interoperabele grensoverschrijdende elektronische aanbestedingen: deze dienst zal elke onderneming in de EU in staat stellen in te gaan op Europese aanbestedingen van elke lidstaat, zowel voor de activiteiten vóór als na de elektronische gunning, inclusief activiteiten als het Virtual Company Dossier, elektronische catalogi, elektronische bestellingen en elektronische facturen.

(c) Interoperabele grensoverschrijdende eJustitie-diensten: deze dienst biedt burgers, bedrijven, organisaties en rechtsbeoefenaars grensoverschrijdende onlinetoegang tot rechtsmiddelen/stukken en rechtsprocedures. Daarmee wordt grensoverschrijdende interactie tussen overheidsinstanties in verschillende lidstaten mogelijk (via online-uitwisseling van gegevens en stukken) en kunnen grensoverschrijdende rechtszaken efficiënter worden afgehandeld.

(d) Interoperabele grensoverschrijdende eHealth-diensten: deze diensten zullen interactie tussen burgers/patiënten en zorgverstrekkers mogelijk maken alsmede transmissie van gegevens tussen instellingen en tussen organisaties, of peer-to-peercommunicatie tussen burgers/patiënten en/of medisch personeel en instellingen. De te introduceren infrastructuur moet voldoen aan de beginselen van gegevensbescherming, zoals met name omschreven in de Richtlijnen 95/46/EG en 2002/58/EG, en de internationale en nationale ethische regels met betrekking tot het gebruik van patiëntendossiers en andere persoonsgegevens. De diensten omvatten grensoverschrijdende toegang tot elektronische patiëntendossiers, elektronische voorschriften alsmede telediensten op het gebied van gezondheidszorg/assisted living, grensoverschrijdende meertalige semantische diensten die verbonden zijn aan het meertalige centrale platform, toegang tot socialezekerheidsinformatie, voortbouwend op de EESSI-infrastructuur (Electronic Exchange of Social Security Information), enz.

(e) Europees platform voor interconnectie van Europese bedrijfsregisters: deze faciliteit voorziet in een reeks centrale instrumenten en diensten die bedrijfsregisters in alle lidstaten in staat stellen informatie uit te wisselen over geregistreerde ondernemingen, de dochterondernemingen daarvan, fusies en sluitingen. Ook wordt voorzien in een meertalige en landoverschrijdende zoekfunctie voor gebruikers die een via het eJustitie-portaal toegankelijk centraal toegangspunt bezoeken.

Openstellen van toegang tot overheidsinformatie en veeltalige diensten

Toegang tot het digitale materiaal van het Europese erfgoed

Deze infrastructuur heeft tot doel grote collecties van Europees cultuurmateriaal in digitale vorm ter beschikking te stellen en het hergebruik ervan door derden te bevorderen, met volledige naleving van het auteursrecht en de aanverwante rechten.

Centraal dienstenplatform:

De ontwikkeling van het centraal dienstenplatform zal voortbouwen op het huidige Europeana-portaal. Het platform – dat de ontwikkeling, de exploitatie en het beheer van verspreide faciliteiten voor computing, gegevensopslag en software vereist – biedt één punt voor toegang tot specifieke items met betrekking tot het Europese cultuurerfgoed, alsmede een reeks interfacespecificaties voor communicatie met de infrastructuur (zoeken naar gegevens, downloaden van gegevens), ondersteuning voor de aanpassing van metadata en integratie van nieuwe inhoud, en informatie over de voorwaarden voor hergebruik van de via de infrastructuur toegankelijke inhoud.

Het zal ook voorzien in middelen voor interactie met aanbieders van inhoud, gebruikers (burgers die toegang zoeken tot het portaal) en hergebruikers (creatieve industrieën), promotie van het platform, coördinatie van aanverwante netwerken en informatie-uitwisseling.

Generieke diensten:

(a) samenvoeging van inhoud die in het bezit is van culturele instellingen en van particuliere bezitters van inhoud in de lidstaten;

(b) faciliteiten voor crowd-sourcing waarin interactiviteit wordt aangemoedigd en gebruikers een actieve bijdrage kunnen leveren tot de site;

(c) gebruiksvriendelijke diensten voor de portaalsite met aandacht voor onder meer de verbetering van zoek- en surfoperaties alsmede voor taaloverschrijdende toegang;

(d) uitwisseling van informatie over rechten en licentie-infrastructuren;

(e) kenniscentra betreffende digitalisering en bescherming van het digitale cultuurerfgoed;

(f) bewaarplaatsen voor inhoud die door culturele instellingen en gebruikers is gegenereerd, en de langetermijnbewaring daarvan.

Toegang tot herbruikbare overheidsinformatie

Deze digitale-dienstverleningsinfrastructuur zal voor vrijgeving in aanmerking komende informatie die in het bezit van de overheidssector in de EU is, toegankelijk maken voor hergebruik.

Centraal dienstenplatform:

Verspreide faciliteiten voor computing, gegevensopslag en software bieden: één toegangspunt tot meertalige gegevensreeksen (alle officiële EU-talen) die in de EU in het bezit zijn van overheidsinstanties op Europees, nationaal, regionaal en lokaal niveau; instrumenten voor het zoeken en visualiseren van de gegevens; de garantie dat de beschikbare gegevensreeksen over een licentie voor publicatie en herverspreiding beschikken, inclusief een controlespoor voor de herkomst van de gegevens; een reeks interfaces voor applicatieprogrammering voor softwareklanten om te communiceren met de infrastructuur (zoekoperaties voor gegevens, verzamelen van statistieken, downloaden van gegevens) voor de ontwikkeling van applicaties door derden; hiermee ontstaat ook de mogelijkheid tot vergaring en publicatie van statistieken over de werking van de portaalsite, de beschikbaarheid van gegevens en applicaties en de manier waarop zij worden gebruikt.

Generieke diensten:

Geleidelijke verruiming van de toegang tot alle gegevensreeksen die in het bezit zijn van en openbaar worden gemaakt door bijna alle overheidsinstanties binnen de EU, inclusief meertalige zoekoperaties, door middel van:

(a) samenvoeging van internationale/Europese/nationale/regionale/lokale gegevensreeksen;

(b) interoperabiliteit van gegevensreeksen, waaronder wettelijke regelingen en licenties, om beter hergebruik mogelijk te maken;

(c) interface voor open-gegevensinfrastructuren in derde landen;

(d) bewaarplaatsen voor gegevens en diensten voor langetermijnbewaring.

Meertalige toegang tot onlinediensten

Deze dienstverleningsinfrastructuur zal huidige en toekomstige onlinedienstenaanbieders de mogelijkheid bieden hun inhoud en diensten op de meest kostenefficiënte wijze aan te bieden in een zo ruim mogelijk gamma van officiële EU-talen.

Centraal dienstenplatform:

Het platform zal verwerving, beheer en beschikbaarstelling van grote collecties levende-taalgegevens en herbruikbare taalverwerkingsinstrumenten mogelijk maken. Het zal alle EU-talen dekken en voldoen aan de toepasselijke normen en de overeengekomen dienst- en wettelijke vereisten. Het platform zal de mogelijkheid bieden tot flexibele samenvoeging, conservering en verfijning van taalgegevens door medewerkers, en zal vlotte, billijke en veilige toegang alsmede herbestemming van deze hulpmiddelen mogelijk maken door organisaties die op taal gebaseerde diensten aanbieden of ontwikkelen. Het zal ook steun verlenen voor samenwerking en interworking met soortgelijke initiatieven en bestaande of toekomstige gegevenscentra binnen of buiten de EU.

Generieke diensten:

Het platform zal worden voorzien van een breed gamma van herbruikbare gegevens en softwaremiddelen in alle EU-talen. Het zal deze gegevens en software samenvoegen, harmoniseren en integreren in de verspreide dienstverleningsinfrastructuur. Het zal gegevens en software ter beschikking stellen en in sommige gebieden verder ontwikkelen of uitbreiden, als bouwstenen voor de ontwikkeling, aanpassing en levering van meertalige diensten of meertalige portalen voor onlinediensten.

Veiligheid en beveiliging

Veiliger internetdiensteninfrastructuur

De steun zal betrekking hebben op geïntegreerde en interoperabele diensten op Europees niveau, gebaseerd op gedeeld bewustzijn, hulpmiddelen, instrumenten en praktijken en gericht op responsabilisering van kinderen, hun ouders en verzorgers, en leerkrachten om het internet zo goed mogelijk te gebruiken.

Centraal dienstenplatform:

Het centraal dienstenplatform zal de verwerving, de exploitatie en het beheer van gedeelde computingfaciliteiten, databanken en software mogelijk maken voor de Safer Internet Centres (SIC's) in de lidstaten, en eveneens dienen als back-office voor verwerking van meldingen van inhoud van seksueel misbruik, met een verbinding naar politieautoriteiten, inclusief internationale organisaties zoals Interpol, en wanneer nodig, de handelingen voor het verwijderen van deze inhoud door de desbetreffende websites. Dit zal worden ondersteund door gemeenschappelijke databanken.

Generieke diensten:

(a) hulplijnen voor kinderen, ouders en verzorgers over de beste wijze van gebruik van het internet door kinderen, door het vermijden van gevaren ten gevolge van schadelijke en illegale inhoud en gedragingen, en de ondersteunende back-office-infrastructuur;

(b) hotlines voor het melden van illegale inhoud over misbruik van kinderen op het internet;

(c) instrumenten om toegang te verstrekken tot aan de leeftijd aangepaste inhoud en diensten;

(d) software die vlotte en snelle melding van illegale inhoud en de verwijdering ervan alsmede melding van kinderlokkerij en pesten op het internet mogelijk maakt;

(e) softwaresystemen die betere identificatie van (niet gemelde) inhoud van kindermisbruik op het internet mogelijk maakt alsmede technologieën ter ondersteuning van politieonderzoek, in het bijzonder met het oog op de identificatie van kindslachtoffers, daders en commerciële verspreiding van deze inhoud.

Kritieke informatie-infrastructuren

Er zullen communicatiekanalen en -platforms worden ontwikkeld en geïntroduceerd om de capaciteit binnen de Unie inzake paraatheid, informatiedeling, coördinatie en respons te verbeteren.

Centraal dienstenplatform:

Het centraal dienstenplatform zal bestaan uit een netwerk van nationale/gouvernementele Computer Emergency Response Teams (CERT's), gebaseerd op een minimumset van basiscapaciteiten. Het netwerk zal de ruggengraat vormen van een Europees informatiedelings- en alarmeringssysteem (EISAS) voor EU-burgers en voor het midden- en kleinbedrijf.

Generieke diensten:

(a) Proactieve diensten – technologiebewaking en verspreiding en uitwisseling van informatie in verband met veiligheid; veiligheidsbeoordelingen; verstrekking van richtsnoeren over beveiligingsconfiguratie; aanbieding van indringerdetectiediensten;

(b) Reactieve diensten – behandeling en respons ten aanzien van incidenten; alarmering en waarschuwing; kwetsbaarheidsanalyse en -verwerking, goederenbehandeling (aanbod van kwalitatief hoogstaande alarmering over nieuwe malware en andere goederen).

Introductie van ICT-oplossingen voor slimme energienetten voor de levering van slimme energie

Diensten op het gebied van slimme energie maken gebruik van informatie- en communicatietechnologieën om te voldoen aan de behoeften van burgers (die zowel producent als consument van energie kunnen zijn), energieleveranciers en overheidsinstanties. Slimme-energiediensten hebben betrekking op de interactie tussen burgers en energieaanbieders, gegevenstransmissie tussen organisaties en peer-to-peercommunicatie tussen burgers. Daardoor ontstaan kansen voor bestaande en nieuwe actoren zowel op de telecom- als op de energiemarkten (bv. energiedienstenbedrijven - ESCO's). Het wordt voor bedrijven en burgers ook mogelijk de uitstoot van broeikasgassen ten gevolge van hun aankoopbeslissingen te traceren.

Centrale dienstenplatforms:

Communicatie-infrastructuur, die meestal door nutsbedrijven in partnerschap met telecomexploitanten wordt ontwikkeld, alsmede de nodige IT-hardware die in de energiecomponenten moet worden aangebracht (bv. onderstations). Deze omvat ook de kerndiensten die toezicht op bedrijfsmiddelen, controle van het energiebeheer, automatisering en gegevensbeheer en -communicatie tussen de verschillende actoren (dienstverleners, netwerkexploitanten en andere nutsvoorzieningen, consumenten, enz.) mogelijk maken.

Generieke diensten:

Generieke diensten worden over het algemeen geleverd door een grote groep van nieuwe en innovatieve actoren, zoals energiedienstenleveranciers, ESCO's, energieaggregators, die in het bijzonder de toetreding van verschillende soorten plaatselijke kleine en middelgrote ondernemingen mogelijk maken en monopolisering van de retailmarkt verhinderen.

Klanten beschikken zo over de functionaliteit om hun energievraag, hun hernieuwbare energiebronnen en hun opslagcapaciteit te beheren, met het doel het energiegebruik te optimaliseren, de energiefactuur te verminderen en de uitstoot van broeikasgassen te verlagen, met inachtneming van gegevensbescherming en veiligheid.

(a) Infrastructuur voor slimme meters ("smart metering") om informatie over energieverbruik te meten en door te zenden. Generieke diensten omvatten ook de uitrusting voor energiebeheer in de gebouwen van de klant, d.w.z. de aan het plaatselijke netwerk verbonden IT-hardware die aangesloten is op de slimme meter.

(b) Software-elementen die kunnen beslissen over het moment van aankoop/verkoop van energie op basis van prijssignalen van de energieleverancier, weersvoorspellingen, gegevensbeheer en -communicatie, toestellen voor controle en automatisering en de oplossingen in netwerkverband.

[1]               COM(2010) 2020.

[2]               COM(2010) 245.

[3]               COM(2011) 500/I definitief en COM(2011) 500/II definitief (Policy Fiches).

[4]               PB C [...] van [...], blz. [...].

[5]               De bedragen zijn vermeld in constante prijzen van 2011.

[6]               PB C […] van […], blz. […].

[7]               PB C […] van […], blz. […].

[8]                      COM(2010) 245 definitief/2.

[9]                      PB L […] van […], blz. […].

[10]                    Bijlage II van COM(2011) 744 definitief.

[11]                    Besluit nr. 922/2009/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 inzake interoperabiliteitsoplossingen voor Europese overheidsdiensten (ISA); PB L 260 van 3.10.2009, blz. 20.

[12]                    2013/C 33 E/09.

[13]             COM(2010) 245 definitief/2.

[14]             COM(2010) 472.

[15]             COM(2011) 500 final.

[16]             PB L […] van […], blz. […].

[17]             PB L 251 van 25.9.2010, blz. 35.

[18]             PB L 260 van 3.10.2009, blz. 20.

[19]             PB L 88 van 04.04.2011, blz. 45.

[20]             PB L 183 van 11.07.1997, blz. 12.

[21]             Zoals voorgeschreven in artikel 11, onder e), van de Verordening van het Europees Parlement en de Raad houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, die onder het gemeenschappelijk strategisch kader vallen, en houdende algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds en het Cohesiefonds en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1083/2006. COM(2011) 615 definitief.

[22]             Referentie naar de IPv6-mededeling: COM(2008) 313 definitief: "Actieplan voor de toepassing van Internet Protocol versie 6 (IPv6) in Europa".