Bijlagen bij COM(2019)160 - Richtlijn 2011/98/EU betreffende één enkele aanvraagprocedure voor een werk- en verblijfsvergunning voor derdelanders en een pakket rechten voor werknemers uit derde landen

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

bijlage daarbij. De meeste lidstaten voldoen aan deze bepaling, uitdrukkelijk 25 dan wel impliciet 26 op basis van de nationale bepalingen inzake vergunningen die gelijkwaardig zijn aan de gecombineerde vergunning.

Overeenkomstig artikel 6, lid 1, tweede alinea, kunnen de lidstaten aanvullende informatie opnemen in verband met de arbeidsrelatie van de onderdaan van een derde land (zoals naam en adres van de werkgever, de plaats van de tewerkstelling, de aard van het werk, de werkuren, het loon); dit kan op papier dan wel in een elektronisch formaat. De meeste lidstaten hebben niet gebruikgemaakt van deze optie. Cyprus, Malta en Nederland hebben de optie toegepast voor informatie op papier en in elektronisch formaat. Spanje, Frankrijk en Slowakije hebben deze optie alleen toegepast voor informatie op papier en Hongarije alleen voor informatie in elektronisch formaat.


Krachtens artikel 6, lid 2, mogen de lidstaten bij de verstrekking van de gecombineerde vergunning geen aanvullende vergunningen afgeven als bewijs van het feit dat toegang is verleend tot de arbeidsmarkt. De meeste lidstaten houden zich hieraan. Sommige lidstaten hebben dit voorschrift uitdrukkelijk omgezet (Cyprus, Letland en Malta), andere impliciet 27 op basis van de nationale bepalingen inzake vergunningen die gelijkwaardig zijn aan de gecombineerde vergunning. De Duitse omzettingsbepalingen zijn niet duidelijk.


Artikel 7 – Voor andere doeleinden dan werk verstrekte verblijfsvergunningen


Artikel 7 is van toepassing op personen die voor andere doeleinden dan werk zijn toegelaten, maar wel recht hebben om te werken, zoals gezinsleden, studenten en overige categorieën, met inbegrip van personen met een nationale permanente verblijfsstatus.


Wanneer de lidstaten overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1030/2002 een verblijfsvergunning verstrekken, moeten zij krachtens artikel 7, lid 1, eerste alinea, de gegevens die verband houden met de vergunning tot het verrichten van arbeid, vermelden, ongeacht het type vergunning. De meeste lidstaten hebben deze bepaling omgezet, uitdrukkelijk (CY, LV en MT) dan wel impliciet 28 op basis van de nationale bepalingen inzake vergunningen die gelijkwaardig zijn aan de voor andere doeleinden dan werk verstrekte gecombineerde vergunning.


Overeenkomstig artikel 7, lid 1, tweede alinea, kunnen de lidstaten aanvullende informatie opnemen in verband met de arbeidsrelatie van de onderdaan van een derde land (zoals naam en adres van de werkgever, de plaats van de tewerkstelling, de aard van het werk, de werkuren, het loon); dit kan op papier dan wel in een elektronisch formaat. De meeste lidstaten hebben niet gebruikgemaakt van deze optie. Cyprus, Malta en Nederland hebben de optie toegepast voor informatie op papier en in elektronisch formaat. Spanje heeft deze optie alleen toegepast voor informatie op papier en Hongarije alleen voor informatie in elektronisch formaat.


In artikel 7, lid 2, wordt bepaald dat de lidstaten, wanneer zij overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1030/2002 een verblijfsvergunning verstrekken, geen aanvullende vergunningen mogen afgeven als bewijs van het feit dat toegang is verleend tot de arbeidsmarkt.


De meeste lidstaten hebben deze bepaling omgezet, uitdrukkelijk (CY, LV en MT) dan wel impliciet 29 op basis van de nationale bepalingen inzake vergunningen die gelijkwaardig zijn aan de voor andere doeleinden dan werk verstrekte gecombineerde vergunning. In Hongarije kan echter niet worden vastgesteld of alle vergunningen die als gecombineerde vergunningen voor andere doeleinden dan werk kunnen worden beschouwd, ook het recht om te werken verlenen, en bijgevolg of er aanvullende vergunningen nodig zijn die staven dat men toestemming heeft om de arbeidsmarkt te betreden. In Nederland, ten slotte, geldt de werkvergunning in combinatie met de verblijfsvergunning als gecombineerde vergunning, maar wordt niet uitdrukkelijk bepaald dat men het uniforme model als bedoeld in de richtlijn moet gebruiken, waardoor niet wordt verzekerd dat men aanvullende documenten verstrekt waaruit blijkt dat men toestemming heeft om te werken.


Artikel 8 – Procedurele waarborgen


Artikel 8 voorziet in de verlening van bepaalde procedurele waarborgen aan de aanvrager van de vergunning, namelijk de plicht om beslissingen tot afwijzing van een aanvraag tot verstrekking, wijziging of verlenging van een gecombineerde vergunning schriftelijk te motiveren en de waarborg dat de aanvrager schriftelijk wordt medegedeeld bij welke instantie hij/zij binnen welke termijn in beroep kan gaan. Negentien lidstaten hebben de procedurele waarborgen omgezet in overeenstemming met de richtlijn 30 . De bepalingen worden in nationaal recht omgezet via de aanneming van specifieke wetgeving of door te verwijzen naar algemene bestuursrechtelijke voorschriften. De problemen met de naleving van artikel 8, leden 1 en 2, behelzen onder meer dat de toepasselijke regels in sommige lidstaten niet waarborgen dat de aanvrager schriftelijk in kennis wordt gesteld van de reden van de afwijzing, van de naam van de instantie waar de aanvrager in beroep kan gaan en van de herzieningstermijn (MT en PL).


Artikel 8, lid 3, schrijft voor dat een aanvraag als niet-ontvankelijk kan worden beschouwd op grond van toelatingsquota voor onderdanen van derde landen die willen komen werken en op die grond niet behoeft te worden behandeld. De meeste lidstaten hebben niet gebruikgemaakt van deze optie 31 . Andere lidstaten hebben de bepaling correct omgezet – uitdrukkelijk (CY, EL en IT) dan wel impliciet (EE, HR, HU, MT, NL, RO en SK).


Artikel 9 – Toegang tot informatie


Artikel 9 verplicht de lidstaten ertoe om de onderdaan van een derde land en diens toekomstige werkgever desgevraagd adequate informatie te verstrekken over de documenten die zij nodig hebben om een volledige aanvraag te kunnen indienen. De meeste lidstaten hebben deze bepaling omgezet, uitdrukkelijk (CY, EL, LU en MT) dan wel op basis van de algemene bestuursrechtelijke beginselen inzake toegang tot informatie 32 , met de (aanvullende) mogelijkheid om informatie over de benodigde documenten te raadplegen op de websites van de bevoegde instanties (AT, CZ, DE, FR, HR en SK). Enkele lidstaten (BG, EE, PT en SI) verplichten de bevoegde instanties niet duidelijk om adequate informatie te verstrekken over de documenten die nodig zijn om een volledige aanvraag in te dienen.


Artikel 10 – Vergoedingen


Artikel 10 biedt de lidstaten de mogelijkheid om in voorkomend geval van de aanvragers vergoedingen te verlangen voor de behandeling van hun aanvraag overeenkomstig de richtlijn. Alle lidstaten brengen vergoedingen in rekening voor de behandeling van de aanvraag. In sommige gevallen vindt de Commissie de vergoedingen buitensporig hoog en in strijd met het evenredigheidsbeginsel, waardoor de nuttige werking van de richtlijn in het gedrang komt. Het Hof van Justitie heeft dit standpunt bevestigd in twee arresten 33 . De Commissie heeft overleg gepleegd met de nationale instanties en heeft tegen verschillende lidstaten inbreukprocedures ingeleid wegens het in rekening brengen van buitensporig hoge vergoedingen voor verblijfsvergunningen uit hoofde van verschillende richtlijnen, waaronder de richtlijn gecombineerde vergunning 34 .


Artikel 11 – Rechten op grond van de gecombineerde vergunning


In artikel 11, onder a) tot en met d), worden de rechten genoemd die uit hoofde van de gecombineerde vergunning worden verleend: toegang en verblijf, vrije toegang tot het hele grondgebied, recht op het verrichten van de specifieke toegestane loondienstwerkzaamheden en recht op informatie over de aan de vergunning verbonden rechten van de houder. De meeste lidstaten hebben artikel 11 volledig omgezet 35 .


Welke bepalingen tot omzetting van artikel 11, onder b) (vrije toegang tot het hele grondgebied), in Polen en van artikel 11, onder c) (het verrichten van de specifieke loondienstwerkzaamheden), in Oostenrijk, Duitsland, Estland, Luxemburg en Slovenië zijn genomen, is niet duidelijk geworden. In deze lidstaten lijkt geen informatie beschikbaar te zijn over de verleende rechten. Slechts in een klein aantal lidstaten hebben werknemers uit derde landen dezelfde rechten als onderdanen van de lidstaat om van baan of werkgever te wisselen (FI, FR, IT en SI).


Artikel 12 – Recht op gelijke behandeling


Krachtens artikel 12, onder a) tot en met h), worden houders van een gecombineerde vergunning op de volgende terreinen op dezelfde manier behandeld als nationale onderdanen: arbeidsvoorwaarden, vrijheid van vereniging, sociale zekerheid, onderwijs, erkenning van academische en beroepskwalificaties, belastingvoordelen, toegang tot goederen en diensten en adviesdiensten. Over het algemeen hebben de lidstaten deze bepaling correct omgezet.

Artikel 12 staat beperkingen van de gelijke behandeling toe op enkele van de gespecificeerde terreinen en verduidelijkt dat de gelijke behandeling geen afbreuk doet aan het recht van de lidstaat om de verblijfsvergunning in te trekken of niet te verlengen. Er hebben echter maar een paar lidstaten gebruikgemaakt van de optionele beperkingen.

Bovendien gaat artikel 12 in op gelijke behandeling bij het meenemen van wettelijke prestaties. Krachtens artikel 12, lid 1, zijn de bepalingen van de richtlijn inzake gelijke behandeling niet alleen van toepassing op personen die uit hoofde van het EU-recht of het nationaal recht toestemming hebben om te werken, maar ook op personen die op andere gronden een verblijfsvergunning hebben gekregen, mits zij toestemming hebben om te werken.

Artikel 12 wordt in nationale wetgeving omgezet door middel van specifieke bepalingen, clausules met betrekking tot gelijke behandeling of bepalingen die de afzonderlijke specifieke terreinen als bedoeld onder a) tot en met h) reguleren.

Verschillende klachten die in verband hiermee zijn ingediend, laten zien dat de omzetting in de praktijk kan leiden tot problemen, met name wanneer het beginsel van gelijke behandeling moet worden uitgevoerd door verschillende regionale en lokale overheden.

De omzettingsproblemen op het gebied van gelijke behandeling hebben met name betrekking op:

-de algemene uitsluiting van visumhouders (Portugal);

-de erkenning van diploma's, certificaten en andere beroepskwalificaties in Nederland (alleen diploma's van langdurig ingezetenen worden erkend);

-de toegang tot takken van sociale zekerheid in Nederland (beperking van de toegang tot uitkeringen bij ziekte en werkloosheidsuitkeringen voor personen met een tijdelijke verblijfsstatus), Slovenië (onderdanen van derde landen genieten slechts één type gezinstoeslag: de kinderbijslag); Italië (houders van een gecombineerde vergunning zijn uitgesloten van bepaalde gezinstoeslagen) 36 , Zweden (beperkte toegang tot socialezekerheidsuitkeringen bij een verblijf van minder dan één jaar);

-de toegang tot goederen en diensten in Cyprus (werknemers uit derde landen mogen geen eigen woning kopen).

Optionele beperkingen

Krachtens artikel 12, lid 2, mogen de lidstaten beperkingen stellen aan de gelijke behandeling als bedoeld in artikel 12, lid 1, onder a) tot en met d). De meeste lidstaten hebben niet alle opties toegepast; enkel Cyprus heeft ervoor gekozen alle optionele beperkingen in te voeren; andere lidstaten (BG, CZ, ES, HR, LU, RO en SK) hebben geen van de opties toegepast.


Krachtens artikel 12, lid 3, doet het bij artikel 12, lid 1, vastgestelde recht van gelijke behandeling geen afbreuk aan het recht van de lidstaat om de op grond van deze richtlijn verstrekte verblijfsvergunning, de voor andere doeleinden dan werk verstrekte verblijfsvergunning of enige andere vergunning om in een lidstaat arbeid te verrichten, in te trekken of niet te verlengen. Polen heeft artikel 12, lid 3, niet omgezet. De resterende lidstaten hebben deze bepaling ofwel uitdrukkelijk omgezet, ofwel aan de hand van andere nationale wetgeving.


Grensoverschrijdende uitkeringen


Overeenkomstig artikel 12, lid 4, hebben werknemers uit derde landen die naar een derde land verhuizen, of hun nagelaten betrekkingen die in een derde land wonen en rechten aan die werknemers ontlenen, recht op wettelijke prestaties wegens ouderdom, invaliditeit en overlijden. Die prestaties moeten worden gebaseerd op de vroegere arbeid van de werknemer uit een derde land en verworven overeenkomstig de in artikel 3 van Verordening (EG) nr. 883/2004 bedoelde wetgeving, onder dezelfde voorwaarden en tegen dezelfde tarieven als onderdanen van de betrokken lidstaten wanneer die naar een derde land verhuizen.


Dertien lidstaten 37 staan toe dat prestaties wegens ouderdom, invaliditeit en overlijden worden meegenomen naar derde landen. In dit opzicht worden onderdanen en onderdanen van derde landen gelijk behandeld. Er zijn problemen vastgesteld in Slovenië, Frankrijk, Nederland en Bulgarije. Volgens het Sloveens recht ontvangt een begunstigde vreemdeling die zich vestigt buiten Slovenië een uitkering in het buitenland wanneer er een internationale overeenkomst is gesloten met het nieuwe land van vestiging of wanneer dat land een dergelijk recht verleent aan Sloveense onderdanen. Slovenië betaalt de uitkeringen echter wel in alle omstandigheden aan in het buitenland wonende eigen onderdanen. In Frankrijk kunnen invaliditeits- en nabestaandenuitkeringen niet worden meegenomen naar derde landen. In Nederland wordt de uitkering verlaagd wanneer men die meeneemt bij terugkeer naar een derde land. De Bulgaarse wetgeving staat het meenemen van uitkeringen alleen toe wanneer er een bilaterale overeenkomst met het betreffende derde land bestaat.


Artikel 13 – Gunstiger bepalingen


Artikel 13 biedt de mogelijkheid om gunstiger bepalingen toe te passen. Overeenkomstig artikel 13, lid 1, onder a), doet deze richtlijn geen afbreuk aan gunstiger bepalingen van het recht van de Unie, met inbegrip van bilaterale en multilaterale overeenkomsten tussen de Unie of de Unie en haar lidstaten enerzijds, en een of meer derde landen anderzijds. De overgrote meerderheid van de lidstaten heeft deze bepaling correct omgezet.


Overeenkomstig artikel 13, lid 1, onder a), doet deze richtlijn geen afbreuk aan gunstiger bepalingen van bilaterale of multilaterale overeenkomsten tussen een of meer lidstaten en een of meer derde landen. Op dit punt zijn geen knelpunten geconstateerd.

Overeenkomstig artikel 13, lid 2, laat de toepassing van deze richtlijn onverlet dat de lidstaten bepalingen kunnen invoeren of handhaven die gunstiger zijn voor de personen die onder het toepassingsgebied van de richtlijn vallen. Op dit punt zijn geen knelpunten geconstateerd.


Artikel 14 – Informatie aan het publiek


Artikel 14 bepaalt dat de lidstaten aan het publiek regelmatig bijgewerkte informatie ter beschikking stelt over de voorwaarden voor de toelating en het verblijf van onderdanen van derde landen tot, respectievelijk op, hun grondgebied met het oog op werk. Alle lidstaten komen deze verplichting na. In tien lidstaten is de verplichting uitdrukkelijk omgezet in de nationale wetgeving 38 . De studie 39 over de praktische toepassing van het EU-kader inzake reguliere migratie die met het oog op de geschiktheidscontrole is verricht, wees op de in algemene zin ontoereikende informatie die de bevoegde instanties verstrekken over de toelatingsvoorwaarden en de rechten in verband met vergunningen.


Artikel 15, lid 2 – Verslaglegging


Artikel 15, lid 2, verplicht de lidstaten ertoe om jaarlijks, en de eerste maal uiterlijk op 25 december 2014, met inachtneming van Verordening (EG) nr. 862/2007, aan de Commissie statistische gegevens te verstrekken over de aantallen werknemers uit derde landen aan wie gedurende het afgelopen kalenderjaar een gecombineerde vergunning is verstrekt. In de meerderheid van de lidstaten 40 zijn de informatieplichten niet uitdrukkelijk omgezet in de nationale wetgeving, maar worden ze nageleefd in het kader van de administratieve procedures. Alleen in Cyprus, Griekenland en Litouwen worden deze plichten in nationale wetgeving gereguleerd. Griekenland en België hebben evenwel nog geen statistieken verstrekt.


IV. CONCLUSIES

De EU zet zich al sinds jaar en dag in voor het bevorderen van de integratie en de gelijke behandeling van onderdanen van derde landen. De richtlijn gecombineerde vergunning is een cruciaal instrument om dit doel te verwezenlijken. Nadat de omzettingstermijn eind 2013 was verstreken, heeft de Commissie een aantal inbreukprocedures ingeleid en informatie uitgewisseld met lidstaten om ervoor te zorgen dat zij de bepalingen correct omzetten en uitvoeren.

Een belangrijk element van de richtlijn is de oprichting van een centraal nationaal loket. Dit is met name van belang wanneer verschillende overheidsinstanties verantwoordelijk zijn voor de verlening van werk- en verblijfsvergunningen aan onderdanen van derde landen, te weten het ministerie van Binnenlandse Zaken en het ministerie van Arbeid. Alle lidstaten hebben hun inspanningen om een dergelijk mechanisme op te zetten, opgeschroefd. De procedure leidt echter nog steeds tot problemen. De resterende problemen hebben voornamelijk betrekking op de vereiste meervoudige administratieve stappen, de tijd die nodig is om inreisvisa en toestemming in het kader van een arbeidsmarkttoets te verkrijgen en de eerbiediging van bepaalde procedurele waarborgen.

Verder verleent de richtlijn onderdanen van derde landen die houder zijn van een gecombineerde vergunning een uitgebreide set rechten en bevordert de richtlijn het non-discriminatiebeginsel. De bepalingen inzake gelijke behandeling zijn een kernelement van het EU-kader inzake reguliere migratie. De meeste lidstaten hebben voldaan aan de bepalingen inzake gelijke behandeling en er is in beperkte mate gebruikgemaakt van de bepalingen die het mogelijk maken om bepaalde rechten te beperken. Het verslag brengt evenwel een aantal tekortkomingen in de omzetting van de richtlijn aan het licht (zoals een restrictieve uitlegging van de bepalingen inzake gelijke behandeling in enkele lidstaten), die nopen tot verdere stappen op EU- en nationaal niveau. Tot slot wees de geschiktheidscontrole inzake reguliere migratie uit dat onderdanen van derde landen gebrekkig worden voorgelicht over de mogelijkheid om een gecombineerde vergunning te verkrijgen en over de daaraan verbonden rechten.

De Commissie zal zich blijven inspannen voor een correcte omzetting en uitvoering van de richtlijn in de EU. Hiertoe zal de Commissie haar bevoegdheden op grond van het Verdrag volledig benutten en indien nodig inbreukprocedures inleiden. Tegelijkertijd blijft de Commissie op technisch vlak samenwerken met de lidstaten. Bepaalde juridische en technische kwesties behoeven nadere discussie en verduidelijking, zoals vereisten inzake visa en arbeidsmarkttoetsing, de reikwijdte van gelijke behandeling en kwesties met betrekking tot het formaat van de vergunningen en de daarin op te nemen informatie. Bovendien moeten houders van een gecombineerde vergunning beter worden voorgelicht over hun rechten uit hoofde van de richtlijn.

De Commissie zal optimaal gebruikmaken van de bestaande websites, met name via de bijgewerkte portaalsite over immigratie, en zal de lidstaten aansporen en ondersteunen bij het opzetten van bewustmakingscampagnes om potentiële aanvragers te informeren over de rechten en de procedures voor het verkrijgen van de gecombineerde vergunning.

(1) PB L 343 van 23.12.2011, blz. 1.
(2) De eerste was Richtlijn 2003/86/EG inzake het recht op gezinshereniging.
(3) Denemarken, Ierland en het VK zijn niet aan de richtlijn gebonden.
(4) Het werkdocument van de diensten van de Commissie inzake een geschiktheidscontrole (bijlage 9) bevat een grondige analyse van de statistieken met betrekking tot de richtlijn.
(5) Bron: [migr_ressing] en [migr_resocc], 7.12.2018. AT meldt alleen het totale aantal besluiten over vergunningen en niet hoeveel eerste besluiten het betreft. BG, CZ, LT, en NL doen geen melding van vergunningen in verband met het gezin. BG, CZ, ES, IT, LT, LU, HU, MT en AT doen geen melding van vergunningen in verband met onderwijs. BG, CZ, IT, LT, MT, NL en RO doen geen melding van vergunningen om overige redenen.
(6) Toen de laatste hand aan dit verslag werd gelegd, had België de richtlijn nog steeds niet volledig omgezet, zodat er voor België geen conformiteitsbeoordeling beschikbaar was. Zie ook HvJ-EU, zaak C-564/17, Commissie tegen België. De beoordeling in dit verslag heeft daarom betrekking op de andere 24 lidstaten in kwestie.
(7) SWD(2019) 1055 van 29 maart 2019. Fitness check on EU legislation on legal migration. Zie ook: https://ec.europa.eu/home-affairs/what-we-do/policies/legal-migration/fitness-check_en .
(8) Zie met name de volgende ad-hocverzoeken van het Europees migratienetwerk uit 2010-2013: over het systeem van de gecombineerde vergunning (176); de omzetting van Richtlijn 2011/98/EG betreffende één enkele aanvraagprocedure voor een gecombineerde vergunning; de hoogte van vergoedingen (204 en 205); gelijktijdige verblijfsstatussen (226); de inning van een belasting op verblijfsvergunningen (230); de erkenning van buiten de EU behaalde beroepskwalificaties (271); de regelgeving betreffende de ziekteverzekering van onderdanen van derde landen (342); de duur van de verblijfsvergunning (428) en het formaat van verblijfskaarten en van verblijfsvergunningen voor verblijf als familie- of gezinslid van een burger van de Unie (429).
(9) ICF (2018).
(10) Discussies in de contactgroep reguliere migratie (2013-2014).
(11) België heeft begin januari 2019 gemeld dat de richtlijn volledig is omgezet en de inbreukprocedure is stopgezet.
(12) Dit verslag geeft de situatie van januari 2019 weer en vormt niet noodzakelijkerwijs een afspiegeling van de gesprekken die nadien met de lidstaten zijn gevoerd over belangrijke kwesties die in dit verslag aan de orde worden gesteld.
(13) Alle lidstaten behalve Malta.
(14) Zie het bovenstaande punt van zorg met betrekking tot Portugal.
(15) CZ, DE, EE, EL, FI, HU, LU, MT, PL, RO, SE en SK.
(16) AT, CY, ES, FR, HR, LT, LV, NL, PT en SI.
(17) BG, PT en RO.
(18) Alle lidstaten behalve DE.
(19) PB L 155 van 18.6.2009, blz. 17.
(20) PB L 132 van 21.5.2016, blz. 21.
(21) AT, DE, ES, IT, LT, LU, LV, RO en SE.
(22) BG, CY, CZ, EE, EL, FI, HR, LT, LU, LV, MT, NL, PL, RO, SE, SI en SK.
(23) CZ, EE, EL, ES, FR, HR, HU, IT, LT, LU, PL, PT, RO en SK.
(24) Gewijzigd bij Verordening (EU) 2017/1954 (PB L 286 van 1.11.2017, blz. 9–14.).
(25) CY, FR, LV, MT en RO.
(26) CZ, DE, EE, EL, ES, FI, HR, HU, LT, LU, PL, SE, SI en SK.
(27) AT, CZ, EE, EL, ES, FI, FR, HR, HU, IT, LT, LU, PL, PT, RO, SE, SI en SK.
(28) CZ, DE, EE, EL, ES, FI, FR, HR, LT, LU, PL, RO, SE, SI en SK.
(29) AT, CZ, DE, EE, EL, ES, FI, FR, HR, IT, LT, LU, PL, PT, RO, SE, SI en SK.
(30) BG, CY, CZ, DE, EE, ES, FI, FR, HR, HU, LT, LU, LV, NL, PT, RO, SE, SI en SK.
(31) AT, BG, CZ, DE, ES, FI, FR, LT, LU, LV, PL, PT, SE en SI.
(32) AT, CZ, DE, ES, FI, HR, HU, IT, LT, LV, PL, NL, RO, SE en SK.
(33) 26 april 2012, zaak C-508/10, Commissie tegen Nederland; en 2 september 2015, zaak C-309/14, CGIL en INCA.
(34) De procedure tegen BG is stopgezet naar aanleiding van wijzigingen in de nationale wetgeving. De procedures tegen EN, NL en PT lopen nog.
(35) BG, CY, CZ, EL, ES, FI, FR, HR, IT, LT, LV, MT, NL, PT, RO, SE en SK.
(36) Zie zaak C-449/16, Martinez Silva.
(37) AT, CY, EE, ES, HR, IT, LT, MT, NL, PL, RO, SE en SK.
(38) CY, EL, ES, FI, FR, HR, LT, MT, PT en SK.
(39) Verslag "Evidence base for practical implementation of the Legal Migration Directive's Annex 2A ICF" (2018).
(40) AT, BG, CZ, DE, EE, ES, FI, FR, HR, HU, IT, LU, LV, MT, PL, PT, NL, RO, SE, SI en SK.