Bijlagen bij COM(2024)569 - - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2024)569 - . |
---|---|
document | COM(2024)569 |
datum | 12 december 2024 |
1. Inleiding
De Commissie heeft de opdracht gekregen om uiterlijk op 1 januari 2025 een verslag op te stellen over de werking van het stelsel van eigen middelen op basis van de belasting over de toegevoegde waarde (btw). Bij wet1 is bepaald dat aan de volgende vereisten moet worden voldaan: “Het […] verslag bevat een beoordeling van de doeltreffendheid en doelmatigheid van het stelsel van de eigen middelen op basis van de btw, en met name van het meerjarige gewogen gemiddelde tarief. In voorkomend geval gaat het verslag vergezeld van een voorstel tot wijziging van deze verordening met het oog op de berekening van het definitieve meerjarige gewogen gemiddelde tarief op basis van recentere gegevens.”
Overeenkomstig de aan de Commissie toevertrouwde opdracht biedt dit verslag een overzicht van de in het stelsel van eigen middelen op basis van de btw doorgevoerde wijzigingen, alsook een beoordeling van de doeltreffendheid ervan door middel van een analyse van de ontwikkeling van de relevante prestatie-indicatoren na doorvoering van de wijzigingen, met inbegrip van een beoordeling van het nieuwe stelsel door de lidstaten. Daarnaast bevat het verslag een beoordeling van de doelmatigheid van het stelsel in samenhang met de in 2021 doorgevoerde wijzigingen, met bijzondere aandacht voor het meerjarige gewogen gemiddelde tarief. Het verslag biedt voorts informatie over het aantal lidstaten dat nog een gewogen gemiddeld tarief toepast en waar bepaalde punten nog onder voorbehoud zijn, alsook over eventuele wijzigingen van de nationale btw-tarieven.
1. Ontwikkeling van het stelsel van eigen middelen
De btw is een algemene, door alle eindverbruikers te betalen belasting over het verbruik van goederen en diensten in de eengemaakte markt. De belasting wordt door alle lidstaten breed toegepast als verbruiksbelasting binnen een uit de EU-richtlijnen voortvloeiend gemeenschappelijk kader. Deze algemene belasting vormt een essentiële component van de eengemaakte markt, die als een van de belangrijkste wapenfeiten van de EU wordt beschouwd.
Het stelsel van eigen middelen op basis van de btw is in 1970 ingevoerd2 en is geleidelijk in de praktijk gebracht overeenkomstig de geleidelijke harmonisatie uit hoofde van de btw-richtlijnen. Na de invoering van het stelsel hebben de btw-ontvangsten, samen met de douanerechten en landbouwheffingen, de financiële bijdragen van de lidstaten langzaamaan vervangen. Om ervoor te zorgen dat de EU-begroting volledig uit eigen middelen kon worden gefinancierd, werden de btw-ontvangsten ingezet als sluitmiddel voor het in evenwicht brengen van de ontvangsten en uitgaven door de vaststelling van het toepasselijke afdrachtpercentage in het kader van de jaarlijkse begrotingsprocedure.
Sinds 1988 wordt de bijdrage op grondslag van het bruto nationaal inkomen (bni) gebruikt als nieuw sluitmiddel voor het in evenwicht brengen van de begroting. Dit nieuwe eigen middel werd geacht nauwer aan te sluiten op de nationale economische activiteiten, waardoor de bijdragen van de lidstaten beter zouden zijn afgestemd op hun financiële draagkracht. In de loop der jaren zijn de eigen middelen op basis van het bni een steeds belangrijker onderdeel van de EU-begroting geworden naarmate het afdrachtpercentage van de eigen middelen op basis van de btw geleidelijk aan werd verlaagd, van 1,4 % in 19853 naar het huidige niveau van 0,3 %4 (grafiek 1).
De op de btw gebaseerde bijdrage aan de eigen middelen wordt berekend door toepassing van het uniforme afdrachtpercentage op de btw-grondslagen van de lidstaten. Deze grondslagen worden geraamd door toepassing van geharmoniseerde regels op de daadwerkelijke door de lidstaten geïnde btw-ontvangsten en door, na toepassing van eventuele correcties, deze ontvangsten te delen door het gewogen gemiddelde btw-tarief van het betreffende land. In de loop der tijd zijn er een aantal aanpassingen doorgevoerd. Ten eerste is de grondslag van de eigen middelen op basis van de btw voor alle lidstaten afgetopt op 50 % van het bni om de lidstaten met een hogere eindvraag met betrekking tot het verbruik te beschermen en de regressieve effecten op armere landen te beperken. Ten tweede konden bepaalde lidstaten tot 2020 gebruikmaken van verlaagde afdrachtpercentages5.
Het aandeel eigen middelen op basis van de btw is in de loop der tijd afgenomen. In 2024 is dit aandeel goed voor ongeveer 14 % van de begrotingsontvangsten van de EU.
Grafiek 1 — Ontwikkeling van de inkomsten 1958-2023
Bron: diensten van de Commissie.
2. Het btw-kader tot aan de hervorming van 2021
Tot 2021 ging het stelsel van eigen middelen op basis van de btw gepaard met complexe berekeningen. De ingewikkeldheid van de berekeningen was met name het gevolg van twee factoren: 1) de noodzakelijke bepaling van een “theoretische” btw-grondslag overeenkomstig een geharmoniseerde toepassing van de btw-richtlijnen; 2) het feit dat de grote verscheidenheid aan btw-tarieven een jaarlijkse berekening van een gewogen gemiddeld tarief vereiste.
Wat betreft de eerste factor waren voor de harmonisatie van de grondslag van de eigen middelen op basis van de btw talloze correcties en statische compensaties nodig. De correcties hadden betrekking op aanpassingen van de btw-ontvangsten in het kader van niet-btw-gerelateerde aspecten.
Deze correcties bedroegen in de periode 2016-2019 0,5 % van de totale btw-ontvangsten. De statistische compensaties hadden tot doel nationale afwijkingen van de btw-richtlijn te “neutraliseren”. Deze bedroegen gedurende dezelfde periode ongeveer 0,5 % van de grondslag (zie de tabellen 4 en 5 voor nadere informatie). Bijlage 3 bevat een overzicht van alle correcties en compensaties.
Wat betreft de tweede factor moest een lidstaat voor de berekening van de grondslag van de eigen middelen op basis van de btw voor een bepaald kalenderjaar het totaal van de door die lidstaat in dat jaar geïnde netto-btw-opbrengsten delen door het tarief waartegen de btw in die lidstaat in datzelfde jaar werd geheven. Indien in een lidstaat echter verscheidene btw-tarieven werden toegepast, werd de geharmoniseerde grondslag van de eigen middelen op basis van de btw berekend door het totaal van de geïnde netto-btw-opbrengsten te delen door het gewogen gemiddelde btw-tarief van dat land. Deze methodologie is vastgelegd in Verordening (EEG, Euratom) nr. 1553/89 van de Raad betreffende de definitieve uniforme regeling voor de inning van de eigen middelen uit de belasting over de toegevoegde waarde (hierna “Verordening 1553/89 van de Raad”).
3. De hervorming van 2021
Vereenvoudigde berekeningen
Teneinde het stelsel minder complex te maken en de administratieve lasten voor zowel de Commissie als de overheidsinstanties van de lidstaten te verlichten, werd het stelsel van eigen middelen op basis van de btw vereenvoudigd, vanaf het meerjarig financieel kader 2021-2027.
Ten eerste werden de meeste aanpassingen in het kader van afwijkingen en vrijstellingen (correcties en compensaties) geschrapt, met eenvoudigere berekeningen tot gevolg.
Ten tweede is de berekening van de grondslag van de eigen middelen op basis van de btw in het nieuwe stelsel eenvoudiger gemaakt door de nationale btw-ontvangsten te delen door het gewogen gemiddelde btw-tarief op basis van een vast referentiejaar in plaats van op basis van een jaarlijks berekend gewogen gemiddelde. Het referentiejaar voor dit gewogen gemiddelde tarief (GGT) werd vastgesteld op 2016 en geldt gedurende het hele meerjarig financieel kader 2021-2027. Dit referentiejaar zal ook daarna nog worden toegepast, totdat de wijziging van Verordening 1553/89 van de Raad is doorgevoerd.
Net als in het vorige stelsel worden de btw-grondslagen van iedere lidstaat vervolgens afgetopt op 50 % van het bni van de betreffende lidstaat teneinde de regressieve aspecten van de op btw gebaseerde eigen middelen te beperken. Tot slot geldt sinds 2021 voor de btw-grondslag van iedere lidstaat een uniform afdrachtpercentage van 0,3 %.
De geïnde ontvangsten blijven het uitgangspunt voor de berekening van de definitieve grondslag van de eigen middelen op basis van de btw. Alle geïnde btw-ontvangsten moeten worden meegenomen. Alle door de lidstaten geregistreerde btw die van nature geen btw betreft, zoals boetes of achterstallige rente, moet derhalve van het bedrag worden afgetrokken. De bijlagen 1 en 2 bevatten de financiële overzichten die de lidstaten jaarlijks moeten aanleveren voor het nieuwe en het oude stelsel.
Tabel 1 — Vergelijking tussen het nieuwe en het oude stelsel van eigen middelen op basis van de btw
2014-2020 | 2021-2027 | Verschillen | |
Btw-ontvangsten | Door de lidstaten geïnde btw-ontvangsten minus btw-teruggaven | Door de lidstaten geïnde btw-ontvangsten minus btw-teruggaven | Geen verschil |
Correcties | Correcties uit hoofde van Verordening 1553/896 | Correcties uitsluitend voor het geografisch toepassingsgebied7 en de afwijkingen van de btw-richtlijn | Vermindering van het aantal correcties |
Gewogen gemiddeld tarief (GGT) | Jaarlijkse berekening | Toepassing van het bevroren 2016-GGT | GGT wordt niet langer berekend |
Compensaties | Compensaties zijn van toepassing | Compensaties zijn niet van toepassing | Compensaties zijn niet langer van toepassing |
Bepaling van de btw-grondslag | Btw-ontvangsten (+/-correcties) /GGTN + compensaties | Btw-ontvangsten (+/- correcties) /GGT2016 | Eenvoudigere berekening |
Aftopping | Grondslag van de eigen middelen op basis van de btw maximaal 50 % van het bni van iedere lidstaat | Grondslag van de eigen middelen op basis van de btw maximaal 50 % van het bni van iedere lidstaat | Geen verschil |
Afdrachtpercentage | 0,3 % (behalve voor Nederland, Duitsland en Zweden waarvoor 0,15 % geldt) | 0,3 % voor alle lidstaten | Geen uitzonderingen meer |
Gerichte controles
De Commissie verricht controles op de eigen middelen op basis van de btw, overeenkomstig artikel 2, lid 4, van Verordening (EU, Euratom) 2021/768 van de Raad tot vaststelling van uitvoeringsmaatregelen voor het stelsel van eigen middelen. De controles worden verricht om te waarborgen dat de verrichtingen ter berekening van de totale geïnde netto-opbrengsten uit btw correct zijn uitgevoerd, dat de gebruikte gegevens geschikt zijn en dat de berekeningen om het bedrag van die eigen middelen te bepalen correct zijn.
Het algemene doel van de controles is ervoor te zorgen dat elke lidstaat het juiste bedrag aan eigen middelen op basis van de btw aan de EU-begroting bijdraagt. Tijdens de controles controleert de Commissie alle aspecten van de jaaroverzichten van de btw-grondslagen (geïnde ontvangsten, correcties op de geïnde ontvangsten, het gewogen gemiddelde btw-tarief van 2016 (eventuele punten onder voorbehoud enz.). De controles hebben tevens tot doel redelijke zekerheid te verkrijgen dat de nationale stelsels en procedures voor het bepalen van de btw-grondslag betrouwbaar, doeltreffend, nauwkeurig, volledig en in overeenstemming met de toepasselijke EU-wetgeving zijn, zowel wat betreft het toepassingsgebied en de methode als de kwaliteit van de gebruikte gegevens.
De in het nieuwe stelsel doorgevoerde wijzigingen maken het aanzienlijk gemakkelijker om jaaroverzichten op te stellen en controles voor te bereiden en uit te voeren. Zij maken het voor zowel de lidstaten als de Commissie bovendien een stuk eenvoudiger om controles te verrichten en hier opvolging aan te geven. De wijzigingen hebben er voorts voor gezorgd dat er aanzienlijk minder berekeningen hoeven te worden uitgevoerd (zie de tabellen 4 en 5). Ook het gebruik van het gewogen gemiddelde tarief van 2016 in plaats van het ieder jaar uitvoeren van een nieuwe berekening heeft het proces vereenvoudigd.
Deze wijzigingen hebben ervoor gezorgd dat de lidstaten hiervoor minder middelen hoeven in te zetten, met name voor: het opstellen van jaaroverzichten door de nationale autoriteiten en de verstrekking van gegevens ten behoeve van verschillende berekeningen, welke gegevens vaak worden betrokken van andere overheidsinstanties en/of andere externe aanbieders van gegevens. De nationale autoriteiten zijn daarnaast minder tijd kwijt aan het voorbereiden van en deelnemen aan controles.
De vereenvoudiging heeft de werklast voor de Commissie bovendien doen afnemen. Met name de tijd die wordt besteed aan het voorbereiden van en deelnemen aan controles is aanzienlijk teruggedrongen. De in het kader van het nieuwe stelsel uitgevoerde controles (in 2021 en 2022) waren erop gericht te waarborgen dat de door de lidstaten gehanteerde stelsels voor het innen, aggregeren en melden van geïnde btw-ontvangsten, doeltreffend en efficiënt waren. In het beginstadium van het nieuwe stelsel waren de controles echter ook gericht op het samen met de lidstaten aanpakken van punten onder voorbehoud uit voorgaande jaren met betrekking tot de berekening van posten die vervolgens werden opgeheven. Aangezien het aantal punten onder voorbehoud met betrekking tot het vorige stelsel geleidelijk aan zal afnemen, zal mettertijd minder tijd gemoeid gaan met het verrichten van controles in het kader van het nieuwe stelsel. De controleduur, met uitzondering van werkzaamheden betreffende punten onder voorbehoud uit het oude stelsel, zal naar verwachting afnemen van 1 week naar gemiddeld 2-2,5 dagen, afhankelijk van het aantal inbreuken.
In haar advies nr. 11/2020 heeft de Europese Rekenkamer8 haar lof uitgesproken over de in 2021 doorgevoerde vereenvoudigingen en heeft zij bevestigd dat de administratieve lasten voor zowel de lidstaten als de Commissie naar verwachting zullen afnemen, zonder dat dit aanzienlijke gevolgen zal hebben voor de nauwkeurigheid van de bijdragen op basis van de btw.
2. Doeltreffendheid van het stelsel van eigen middelen op basis van de btw
Teneinde de doeltreffendheid van het stelsel te toetsen, wordt in deze afdeling ingegaan op de vraag in welke mate de EU-begroting voldoende wordt beschermd en de btw-bijdragen op de juiste wijze worden geïnd. Daarnaast bevat deze afdeling een beoordeling van de ontwikkeling van de grondslagen van de eigen middelen op basis van de btw en de verschillende elementen ervan, zodat beoordeeld kan worden op welke wijze de vereenvoudiging van invloed is geweest op de eigen middelen9.
1. Ontwikkeling van de grondslagen van de eigen middelen op basis van de btw
Ondanks de in het kader van de hervorming van 2021 doorgevoerde wijzigingen10, heeft de btw-grondslag sinds 2016 een opwaartse ontwikkeling doorgemaakt, behalve in 202011. Deze ontwikkeling werd beïnvloed door verschillende gebeurtenissen, waarvan de belangrijkste de COVID-19-pandemie in 2020 was, maar ook door andere macro-economische effecten, waaronder prijsstijgingen in 2021 en 2022 die van invloed waren op het verbruik en de geïnde btw-ontvangsten (grafieken 2 en 3).
Tot 2019 hebben de ontvangsten uit eigen middelen op basis van de btw dezelfde ontwikkeling doorgemaakt, en in de daaropvolgende jaren in mindere mate (tabel 3). De aftopping van de btw-grondslag op 50 % van het bni speelt hierbij een rol, maar de belangrijkste reden is dat het echte verschil tussen de geraamde en daadwerkelijke ontvangsten op basis van de definitieve btw-grondslag pas over een aantal jaren te zien zal zijn als gevolg van de tijd die gemoeid gaat met de opmaak van de saldi.
Tabel 2 — Ontwikkeling van de geaggregeerde grondslagen van de eigen middelen op basis van de btw van de EU-27
Bron: overzichten van de btw-grondslagen.
Bijlage 1 biedt een toelichting op de berekening van de btw-grondslag voor het oude stelsel; de toelichting op het nieuwe stelsel bevindt zich in bijlage 2.
*Vanaf 2021 wordt de grondslag berekend door de netto-ontvangsten te delen door het gewogen gemiddelde tarief van 2016.
Tabel 3 — Ontwikkeling van de geaggregeerde ontvangsten uit eigen middelen op basis van de btw van de EU-27
(in miljoen EUR) | 2016 | 2017 | 2018 | 2019 | 2020 | 2021 | 2022 |
Ontvangsten uit eigen middelen op basis van de btw | 15 859 | 16 947 | 17 624 | 18 128 | 17 858 | 18 340 | 19 666 |
Jaarlijks groeipercentage | 6,9 % | 4,0 % | 2,9 % | –1,5 % | 2,7 % | 7,2 % |
Bron: jaarrekeningen van de Europese Commissie.
De ontvangsten worden berekend door toepassing van een afdrachtpercentage op de btw-grondslag, na aftopping. Voor het berekenen van de btw-ontvangsten wordt de btw-grondslag vervolgens aangepast aan de hand van de resultaten van de opmaak van de saldi (afdeling 2.2). Bijlage 4 biedt voorts een vergelijking tussen de btw-grondslagen in de lidstaten waar aftopping wordt toegepast.
De ontwikkeling van de btw-grondslag kan nader worden geanalyseerd door de belangrijkste onderliggende factoren te bekijken. Belangrijke uitgavencategorieën die de btw-grondslag vormen, zijn onder meer particuliere consumptie, overheidsaankopen en bruto-investeringen in vaste activa (BIVA) door de overheid. Samen zijn deze categorieën goed voor ongeveer 88 % van de totale btw-grondslag (2020) en wordt het resterende deel grotendeels gedekt door uitgaven voor intermediair verbruik door bedrijven. Hiervan vormt particuliere consumptie de grootste component in de vorm van 60 % tot 80 % van de aan btw onderworpen uitgaven, afhankelijk van de lidstaat.
Volgens de indicatoren in de nationale rekeningen in lopende prijzen voor de drie belangrijkste componenten van de btw-grondslag12, vormde particuliere consumptie de voornaamste aandrijver van de stijging van de btw-grondslag tussen 2016 en 2022, en was deze component goed voor 74 % van de gemiddelde totale stijging voor de EU-27 (grafiek 2).
Grafiek 2 — Ontwikkeling van de macro-economische indicatoren voor de componenten van de btw-grondslag (2016-2022)
Bron: prognoses door het Raadgevend Comité voor de eigen middelen (RCEM). Eigen berekeningen.
Wat betreft de ontwikkeling van de particuliere consumptieve bestedingen op EU-27-niveau (grafiek 3) heeft de inflatie in 2021 en 2022 een belangrijke rol gespeeld.
Grafiek 3 — Ontwikkeling van de inflatie en particuliere consumptie tegen lopende prijzen 2016-2022 voor de EU-27
Bron: najaarsprognoses 2023 van de Commissie.
De vereenvoudiging van het btw-stelsel heeft geen grote gevolgen gehad voor de ontwikkeling van de btw-grondslag. Het gewicht van elk van de belangrijkste componenten van de overzichten van de btw-grondslagen van de lidstaten is relatief stabiel gebleven, met uitzondering van de correcties die sinds de hervorming in absolute cijfers zijn toegenomen (tabel 4). Het effect van de geschrapte correcties bedraagt maximaal 0,1 % van de netto-ontvangsten, terwijl de compensaties goed zijn voor maximaal 0,6 % van de totale btw-grondslag (tabellen 5 en 6). De absolute waarde van de compensaties is in 2019 en 2020 gestegen als gevolg van wijzigingen in de door lidstaten toegepaste vrijstellingen; zo heeft Italië een hogere drempel ingevoerd met betrekking tot de btw-vrijstellingsregeling voor kleine ondernemingen. Een aantal beperkte compensaties (bijvoorbeeld compensaties die betrekking hebben op inbreuken op de btw-richtlijn) worden in het nieuwe stelsel als correcties vastgelegd, wat de lichte stijging in het gewicht van de correcties in 2021 en 2022 verklaart.
Tabel 4 — Ontwikkeling van de belangrijkste componenten van de overzichten van de btw-grondslagen (EU-27)
EU-27 | 2016 | 2017 | 2018 | 2019 | 2020 | 2021 | 2022 |
Correcties (miljoen EUR) | 4 612 | 5 041 | 5 546 | 6 256 | 6 212 | 9 414 | 14 754 |
Correcties als percentage van de netto-ontvangsten (%) | 0,53 % | 0,55 % | 0,57 % | 0,63 % | 0,68 % | 0,89 % | 1,24 % |
Compensaties (miljoen EUR) | 8 013 | 23 179 | 27 328 | 34 974 | 35 809 | ||
Compensaties als percentage van de totale btw-grondslag (%) | 0,15 % | 0,42 % | 0,47 % | 0,58 % | 0,63 % | n.v.t. | n.v.t. |
Bron: overzichten van de btw-grondslagen en eigen berekeningen.
Tabel 5 — Ontwikkeling van de correcties als percentage van de netto-ontvangsten*
EU-27 | 2016 | 2017 | 2018 | 2019 | 2020 |
Kleine belastbare ondernemingen (%) | –0,03 % | –0,03 % | –0,03 % | –0,03 % | –0,02 % |
Degressieve belastingvermindering (%) | 0,01 % | 0,01 % | 0,01 % | 0,01 % | 0,01 % |
Forfaitair belaste landbouwers (%) | –0,08 % | –0,05 % | –0,06 % | –0,05 % | –0,07 % |
Totaal aan geschrapte correcties (%) | –0,10 % | –0,07 % | –0,08 % | –0,07 % | –0,08 % |
Bron: overzichten van de btw-grondslagen en eigen berekeningen.
*Deze correcties zijn in 2021 geschrapt.
Tabel 6 — Ontwikkeling van de compensaties als percentage van de totale btw-grondslag*
EU-27 | 2016 | 2017 | 2018 | 2019 | 2020 |
Vrijgestelde kleine ondernemingen (%) | 0,22 % | 0,25 % | 0,27 % | 0,43 % | 0,46 % |
Compensaties bijlage X, deel A13 (%) | –0,11 % | –0,11 % | –0,10 % | –0,09 % | –0,10 % |
Compensaties bijlage X, deel B14 (%) | 0,45 % | 0,48 % | 0,50 % | 0,52 % | 0,53 % |
Auto's (%) | –0,29 % | –0,29 % | –0,29 % | –0,29 % | –0,29 % |
Uitgaven voor auto's (%) | –0,22 % | –0,21 % | –0,19 % | –0,23 % | –0,23 % |
Totaal aan compensaties (%) | 0,15 % | 0,42 % | 0,47 % | 0,58 % | 0,63 % |
Bron: overzichten van de btw-grondslagen en eigen berekeningen.
*Deze compensaties zijn in 2021 geschrapt.
Tabel 7 — Analyse van de btw-grondslag in de periode 2016-2022
EU-27 (in miljoen EUR) | 2016 | 2017 | 2018 | 2019 | 2020 | 2021 | 2022 |
Ontvangsten | 868 503 | 917 138 | 959 113 | 992 668 | 913 713 | 1 056 431 | 1 182 601 |
Netto-ontvangsten | 873 114 | 922 179 | 964 658 | 998 924 | 919 926 | 1 059 404 | 1 185 813 |
Gewogen gemiddeld tarief | 16,72 % | 16,64 % | 16,60 % | 16,73 % | 16,37 % | 16,72 % | 16,72 % |
Totaal aan compensaties | 8 013 | 23 179 | 27 328 | 34 974 | 35 809 | - | - |
Definitieve grondslag (niet-afgetopt) | 5 231 083 | 5 564 631 | 5 838 647 | 6 005 905 | 5 654 042 | 6 355 460 | 7 154 323 |
Jaarlijkse groei van de definitieve grondslag | 6,38 % | 4,92 % | 2,86 % | –5,86 % | 12,40 % | 12,57 % |
Opmerking: het gewogen gemiddelde tarief voor de jaren 2021 en 2022 betreft het bevroren gewogen gemiddelde tarief van 2016.
Bron: overzichten van de btw-grondslagen.
2. Inning van de ontvangsten uit eigen middelen op basis van de btw
De lidstaten dragen maandelijks hun op btw gebaseerde bijdrage af, samen met de andere eigen middelen. De Commissie int de btw-ontvangsten in eerste instantie op basis van de tijdens de vergadering van het Raadgevend Comité voor de eigen middelen door de Commissie en de lidstaten overeengekomen ramingen van de btw-grondslagen (RCEM-ramingen). De btw-bijdragen worden berekend en afgedragen op basis van ramingen en moeten dan ook in een later stadium worden aangepast aan de hand van de daadwerkelijke gegevens in de overzichten van de btw-grondslagen. De overzichten van de btw-grondslagen kunnen aanpassingen van de btw-grondslagen gedurende de voorgaande vier jaren bevatten. Ingeval de Commissie of lidstaten punten onder voorbehoud hebben aangedragen, is het ook mogelijk gegevens uit eerdere jaren aan te passen.
De Commissie berekent voor iedere lidstaat het verschil tussen de geraamde eigen middelen op basis van de btw en de in de overzichten verstrekte recentste gegevens (de saldi).
De Commissie stelt de lidstaten vóór 1 februari van het jaar volgend op het jaar waarin de gegevens voor de overzichten zijn verstrekt, in kennis van het resultaat van de berekening van de saldi, en de lidstaten moeten de bedragen ter beschikking stellen op de eerste werkdag in maart van het jaar volgend op het jaar waarin de Commissie de berekening van de saldi bekend heeft gemaakt aan de lidstaten. Indien de lidstaten de vereiste betalingen niet overmaken, kan rente in rekening worden gebracht (bij rente van minder dan 1 000 EUR wordt niet tot inning overgegaan).
Tabel 8 — Btw-aanpassingen (saldi)*
EU-27 (in miljoen EUR) | 2016 | 2017 | 2018 | 2019 | 2020 | 2021 | 2022 |
Btw-saldi als gevolg van verschillen tussen het eerste overzicht en de raming | 313 | 418 | 502 | 403 | –54 | 1 011 | 1 734 |
Btw-saldi op basis van herzieningen van eerdere overzichten | 87 | 6 | 23 | –1 | 121 | 97 | 125 |
Totaal aan aanpassingen EU-27 | 400 | 424 | 525 | 402 | 68 | 1 108 | 1 859 |
Bron: jaarrekeningen van de EU en berekeningen van de Europese Commissie. Bijlage 6 biedt een overzicht van de ontwikkeling van de btw-aanpassingen per lidstaat.
* Bij de opmaak van de saldi worden de gegevens jaarlijks aangepast aan de hand van gegevens met betrekking tot het laatste beschikbare jaar en eerdere jaren.
Het nieuwe stelsel voor de berekening van de grondslag van de eigen middelen is niet van invloed geweest op het proces betreffende de berekening en inning van de eigen middelen op basis van de btw en de bijbehorende aanpassingen (saldi). Er is geen sprake van uitstaande betalingen.
Het resultaat van de opmaak van de saldi voor de jaren 2021 en 2022 duidt op aanzienlijk grotere verschillen dan in voorgaande jaren en voor de meeste lidstaten moeten grotere aanpassingen worden doorgevoerd (zie ook bijlage 6). De belangrijkste oorzaak van deze verschillen ligt in de correctie van de ramingen van de btw-grondslagen voor 2021 en 2022 die zijn gebruikt in het kader van de financiering van de relevante EU-begrotingen. Deze correctie is het gevolg van de onderschatte stijging van de inflatiecijfers.
De Commissie houdt aanhoudend toezicht op de inning van btw-ontvangsten door de lidstaten en de invoering van maatregelen om de juiste inning van btw-middelen te bevorderen (kader 1).
Kader 1: Initiatieven ter bevordering van de juiste inning van btw-middelen in de lidstaten
De eigen middelen op basis van de btw vertegenwoordigen circa 2 % van de door de lidstaten geïnde btw-ontvangsten. Maatregelen ter bevordering van de inning van btw-ontvangsten komen dan ook in de eerste plaats de nationale begrotingen ten goede, maar in zekere mate ook de EU-begroting.
Inning van btw — negende verslag inzake btw-registratie, -inning en -controleprocedures (artikel 12 van Verordening 1553/89)
De Commissie stelt om de vijf jaar een verslag op over de door de lidstaten genomen maatregelen en gemaakte vorderingen op het gebied van de inning van de btw en over eventuele verbeteringen. Na de beoordeling door de Commissie in het in april 2022 bekendgemaakte recentste verslag15 heeft de Commissie 39 aanbevelingen gedaan om het stelsel voor de inning van btw door de lidstaten te verbeteren.
De aanbevelingen hebben met name betrekking op de door de lidstaten gehanteerde processen voor btw-inning, te weten btw-registratie en risicoanalyse, btw-informatietechnologie en nieuwe technologieën, aangifte en betaling, inning van btw-schulden, teruggaven en controles, btw-boekhouding, verantwoordingsplicht en geschillen. Een snelle uitvoering van de voorgestelde maatregelen zal de doelmatigheid van het stelsel van eigen middelen op basis van de btw ten behoeve van de EU-begroting ten goede komen.
In de conclusies van het verslag riep de Commissie de EU-lidstaten dan ook op gevolg te geven aan haar aanbevelingen, niet alleen om de belastinginkomsten te helpen genereren die nodig zijn om een antwoord te bieden op de grote uitdagingen waar de EU mee te kampen heeft, maar ook om het speelveld op de eengemaakte markt gelijk te maken en de weg vrij te maken voor een sneller en duurzamer herstel na de pandemie.
Wijzigingen in de btw-wetgeving betreffende ontoereikende inning en fraude
Op 1 juli 2021 werd het op 1 januari 2015 ingestelde mini-éénloketsysteem (MOSS) vervangen door een éénloketsysteem (OSS)16 dat meer leveringen van goederen en diensten bestrijkt en aanvullende vereenvoudigingen invoert. Dit uitgebreide OSS bestrijkt drie bijzondere regelingen: de niet-Unieregeling, de Unieregeling en de invoerregeling.
Het toepassingsgebied van de bestaande niet-Unieregeling en Unieregeling is uitgebreid, maar de invoerregeling is geheel nieuw. Dankzij deze bijzondere regelingen kunnen belastingplichtigen de btw die verschuldigd is in lidstaten waar zij (normaal gesproken) niet zijn gevestigd, via een webportaal in de lidstaat waar zij voor de btw geïdentificeerd zijn (lidstaat van identificatie) aangeven en betalen. Hierdoor kunnen belastingplichtigen besparen op de kosten die samengaan met het zich voor btw-doeleinden registreren in meerdere lidstaten.
Deze regelingen worden op grote schaal gebruikt. In 2022 hebben de lidstaten via het webportaal van het uitgebreide OSS een bedrag van meer dan 17 miljard EUR geïnd voor afstandsverkopen in de EU. Daarnaast werd een bedrag van 2,5 miljard EUR aan btw-ontvangsten geïnd voor de invoer van e-commercegoederen. Hieronder vallen ook de nieuwe btw-ontvangsten als gevolg van de afschaffing van de btw-vrijstelling die voorheen van toepassing was op goederen met een geringe waarde van niet meer dan 22 EUR en die uiterst fraudegevoelig was17. Door het eenvoudiger te maken de regels te eerbiedigen en daarmee de naleving te bevorderen, dragen de regelingen bij aan de goede werking van de eengemaakte markt aangezien voor alle verkopers hetzelfde btw-tarief geldt, ongeacht waar zij gevestigd zijn.
In maart 2018 leidde het verslag van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement over de effecten van de artikelen 199 bis en 199 ter van Richtlijn 2006/112/EG van de Raad op de fraudebestrijding18 tot een aanvullend belangrijk wetgevingsinitiatief ter bevordering van het stelsel voor de inning van btw en van de naleving van de btw-richtlijn.
Volgens het verslag beschouwden de lidstaten en belanghebbenden de verleggingsregeling als bedoeld in artikel 199 bis van Richtlijn 2006/112/EG als een doeltreffend instrument voor de bestrijding van fraude in de betrokken sectoren. Met de inwerkingtreding van Richtlijn (EU) 2018/1695 van de Raad en Richtlijn (EU) 2022/890 van de Raad is de toepassing van die maatregelen dan ook gedurende een beperkte tijd verlengd tot de beoogde inwerkingtreding van het definitieve btw-stelsel.
De Europese Commissie heeft in december 2022 uiteindelijk een reeks maatregelen voorgesteld om het btw-stelsel van de EU te moderniseren en fraudebestendiger en bedrijfsvriendelijker te maken door digitalisering te omarmen en te bevorderen19. Ten tijde van de opstelling van dit verslag wordt het wetgevingspakket nog besproken in de Raad.
De voornaamste voorgestelde acties zullen de lidstaten helpen jaarlijks tot 11 miljard EUR aan extra btw-ontvangsten te innen. Het wetgevingspakket heeft onder meer tot doel een systeem in te voeren voor digitale rapportage in real time op basis van e-facturering voor bedrijven die grensoverschrijdende activiteiten verrichten, de btw-regels voor platforms voor passagiersvervoer en kortetermijnverhuur bij te werken, en te voorzien in één btw-registratie voor de hele EU.
Volgens de effectbeoordeling20 zal het voorkeursbeleid, te weten de “brede benadering” (een combinatie van de invoering van vereisten inzake digitale rapportage op EU-niveau, een fictiebepaling (“gelijkgestelde dienstverlener”) voor alle accommodatie- en vervoersdiensten en een combinatie van een ruimere uitbreiding van het OSS, een verleggingsregeling en een verplicht éénloketsysteem voor invoer (IOSS)), tussen 2023 en 2032 ten opzichte van het basisscenario een netto-effect van 172 miljard EUR tot 214 miljard EUR opleveren.
De brede benadering zal tussen 2023 en 2032 een besparing van 50,6 miljard EUR opleveren: 41,4 miljard EUR uit btw-rapportage (11 miljard EUR door het afschaffen van rapportageverplichtingen, 24,2 miljard EUR door het verminderen van de kosten als gevolg van versnippering, 4,3 miljard EUR door het gebruik van vooraf ingevulde btw-aangiften en 1,9 miljard EUR door het gebruik van e-facturering); 0,5 miljard EUR afkomstig van stroomlijning en verduidelijkingen met betrekking tot de platformeconomie; 8,7 miljard EUR door het wegnemen van btw-registratieverplichtingen.
De verwachting is derhalve dat wanneer deze reeks maatregelen door de lidstaten is vastgesteld en volledig is uitgevoerd, het btw-stelsel van de EU beter zal functioneren. De verwachte toegenomen doeltreffendheid van de btw-inning door de lidstaten zal bijgevolg meer inkomsten ten behoeve van de EU-begroting opleveren.
3. Bescherming van de financiële belangen van de EU
Ontwikkeling van de punten onder voorbehoud tussen 2016 en 2022
Punten onder voorbehoud worden gebruikt ter bescherming van de financiële belangen van de EU totdat de Commissie voldoende zekerheid heeft over de eigen middelen.
Artikel 9, lid 2, van Verordening 1553/89 van de Raad, zoals gewijzigd, luidt als volgt: “Na 31 juli van het vierde jaar volgende op een bepaald begrotingsjaar worden de in artikel 7, lid 1, bedoelde overzichten niet meer gecorrigeerd, tenzij die correcties betrekking hebben op punten waarvan door de Commissie of de betrokken lidstaat vóór die datum kennis is gegeven.” Deze punten waarvan vóór een bepaalde datum kennis is gegeven, worden over het algemeen “punten onder voorbehoud” genoemd. Punten onder voorbehoud staan los van de gebruikte methodologie of gegevensbronnen met betrekking tot posten waarover geen overeenstemming bestaat tussen de Commissie en een lidstaat. De Commissie kan ook punten onder voorbehoud maken in gevallen van inbreuken op of potentiële afwijkingen van de btw-richtlijn door de lidstaten. Daarnaast kunnen de lidstaten punten onder voorbehoud maken wanneer zij het niet eens zijn met de Commissie.
Punten onder voorbehoud bieden de lidstaten een mate van juridische en budgettaire zekerheid. Zodra een post op een jaaroverzicht vervalt (d.w.z. dat hiervoor geen punt onder voorbehoud geldt), kan deze post niet worden gewijzigd en is deze na het vervallen ervan niet onderhevig aan financiële effecten.
Het aantal punten onder voorbehoud is in de loop der tijd enigszins gedaald (tabel 9) en zal naar verwachting nog verder afnemen aangezien de meeste punten onder voorbehoud betrekking hebben op het stelsel van vóór 2021. De meeste punten onder voorbehoud hebben betrekking op posten op jaaroverzichten die in het nieuwe stelsel zijn geschrapt (eind 2023 ging dit om 30 van de 37 door de Commissie gemaakte punten onder voorbehoud). Deze punten onder voorbehoud zullen met de invoering van het nieuwe stelsel geleidelijk aan de orde worden gesteld en opgeheven, als gevolg waarvan het aantal punten onder voorbehoud in de loop der tijd naar verwachting aanzienlijk zal afnemen.
Eind 2023 waren er nog zeven punten onder voorbehoud met betrekking tot de jaren die onder het nieuwe stelsel vallen (2021-2022). Niet alle controles voor 2021 en 2022 waren ten tijde van de opstelling van dit verslag echter afgerond, dus het aantal punten onder voorbehoud met betrekking tot het nieuwe stelsel kan nog enigszins toenemen21. De in 2021 en 2022 gemaakte punten onder voorbehoud hebben met name betrekking op inbreuken op en afwijkingen van de btw-richtlijn22. Een aantal in eerdere jaren gemaakte punten onder voorbehoud heeft betrekking op posten op het jaaroverzicht die zullen worden aangehouden en die in de volgende controlecycli zullen worden verholpen.
Tabel 9 — Aantal punten onder voorbehoud inzake btw
2016 | 2017 | 2018 | 2019 | 2020 | 2021 | 2022 | 2023 | |
Gemaakt door de lidstaten | 16 | 15 | 12 | 10 | 17 | 17 | 11 | 13 |
Gemaakt door de Commissie | 50 | 53 | 64 | 61 | 61 | 71 | 56 | 37 |
Betreffende inbreuken | 15 | 14 | 16 | 19 | 19 | 16 | 17 | 16 |
Totaal | 81 | 82 | 92 | 90 | 97 | 104 | 84 | 66 |
Aantal dat betrekking heeft op het nieuwe stelsel | 7 |
Opmerking: het op 31 december van ieder jaar aantal punten onder voorbehoud (die mogelijk in eerdere jaren zijn gemaakt). Bijlage 7 biedt tevens een overzicht van de verdeling van de punten onder voorbehoud over de lidstaten.
Tabel 10 — Langdurige punten onder voorbehoud inzake btw*
2016 | 2017 | 2018 | 2019 | 2020 | 2021 | 2022 | 2023 | |
Gemaakt door de lidstaten | 4 | 6 | 6 | 7 | 3 | 2 | 1 | 1 |
Gemaakt door de Commissie | 2 | 6 | 1 | 4 | 5 | 3 | 9 | 7 |
Betreffende inbreuken | 3 | 2 | 3 | 4 | 6 | 5 | 4 | 3 |
Totaal | 9 | 14 | 10 | 15 | 14 | 10 | 14 | 11 |
Bron: Europese Commissie.
* Onder een langdurig punt onder voorbehoud wordt verstaan een punt onder voorbehoud dat meer dan vijf begrotingsjaren aanhoudt.
Wat betreft het gewogen gemiddelde tarief van 2016, dat voor het eerst is gebruikt voor de overzichten van eigen middelen op basis van de btw voor 2021, hebben drie lidstaten één of meer punten onder voorbehoud gemaakt. Dit houdt in dat het gewogen gemiddelde tarief voor deze lidstaten in dit stadium een voorlopig tarief betreft en pas definitief wordt zodra het punt onder voorbehoud is opgeheven. Het gaat hier om de lidstaten Duitsland, Kroatië en Luxemburg23.
Ontwikkeling van de inbreuken met betrekking tot de eigen middelen op basis van de btw tussen 2016 en 2022
Niet-naleving van de eigenmiddelenwetgeving heeft inbreuken tot gevolg. Het komt uiterst zelden voor dat inbreukprocedures betreffende eigen middelen op basis van de btw worden ingeleid, en de meeste geschillen worden opgelost tijdens de verificatiecyclus waarin binnen vier jaar correcties en aanpassingen kunnen worden doorgevoerd. Tussen 2016 en 2022 heeft de Commissie één inbreukprocedure ingeleid (kader 2). De invoering van het nieuwe stelsel is tot dusver niet van invloed geweest op het aantal inbreuken. De invoering van het bevroren gewogen gemiddelde tarief en het schrappen van de meeste compensaties heeft het aanzienlijk eenvoudiger gemaakt de btw-grondslagen te berekenen en biedt de mogelijkheid om het aantal geschillen met de lidstaten terug te dringen.
Hoewel inbreukprocedures slechts zelden plaatsvinden, vormen zij een krachtige impuls om de lidstaten ertoe te bewegen de eigenmiddelenwetgeving na te leven en zijn zij van essentieel belang voor de geloofwaardigheid van het stelsel van eigen middelen van de EU. Deze procedures staan garant voor gelijke behandeling van de lidstaten en voor het op uniforme wijze innen van de ontvangsten.
Kader 2: Lopende inbreukprocedures
In de periode 2016-2022 heeft de Commissie één inbreukprocedure met betrekking tot de eigen middelen op basis van de btw ingeleid (mini-éénloketprocedure VK — inbreuk 2020/2316). Het mini-éénloketsysteem (MOSS) werd op 1 januari 2015 ingesteld en werd op 1 juli 2021 vervangen door een meer uitgebreid éénloketsysteem (OSS) dat meer leveringen van goederen en diensten bestrijkt en het proces nog eenvoudiger maakt (zie kader 1). Het mini-éénloketsysteem van de btw is een facultatieve regeling die belastingplichtigen in staat stelt de normaliter in verschillende lidstaten verschuldigde btw in slechts één lidstaat af te dragen. De onder de MOSS-regeling vallende diensten betreffen onder meer grensoverschrijdende telecommunicatiediensten, radio- en televisieomroepdiensten en digitale diensten. De lidstaat die de betaling ontvangt, kon in 2015 en 2016 30 % van de betaalde btw inhouden; in 2017 en 2018 was dit 15 %. Deze ingehouden btw moest worden opgenomen in de btw-grondslag met het oog op de eigen middelen op basis van de btw.
Van 2015 tot 2018 hebben de nationale autoriteiten van het Verenigd Koninkrijk de ingehouden MOSS-bedragen niet als btw behandeld en hebben zij deze niet opgenomen in hun overzichten voor het berekenen en betalen van de eigen middelen op basis van de btw. Na in november 2023 een met redenen omkleed advies van de Commissie te hebben ontvangen, heeft het Verenigd Koninkrijk om een verlenging van de termijn voor het beantwoorden van het verzoek om inlichtingen gevraagd en nauw met de Commissie samengewerkt om het precieze bedrag aan verschuldigde eigen middelen te berekenen en tot een oplossing te komen. Na uitvoerige besprekingen werd er een akkoord bereikt en heeft het Verenigd Koninkrijk in juli 2024 de verschuldigde hoofdsom (4,016 miljoen GBP) betaald. De verschuldigde rente (3,05 miljoen GBP) is op de rekening voor het Verenigd Koninkrijk voor september opgenomen en zodra de laatste afbetaling is gedaan (eerste helft van 2025) kan de Commissie de zaak formeel afsluiten.
4. Feedback van de lidstaten
In het kader van de opstelling van dit verslag heeft de Commissie de lidstaten een vragenlijst (bijlage 8) toegestuurd om feedback te verkrijgen over hun beoordeling van het nieuwe vereenvoudigde stelsel van eigen middelen op basis van de btw. De lidstaten werd gevraagd punten aan het nieuwe stelsel toe te kennen, de aspecten ervan te beoordelen waar zij het meest/minst tevreden over zijn en een oordeel te geven over de mogelijke besparingen als gevolg van het nieuwe stelsel (bijvoorbeeld wat betreft werkbelasting, aantal werknemers) en, zo mogelijk, die besparingen te kwantificeren.
PUNTENTOEKENNING AAN HET NIEUWE STELSEL
Op een schaal van 1 tot 10 (waarbij 10 de hoogste score is) gaven 26 lidstaten het nieuwe stelsel een gemiddelde score van 8,9 (één lidstaat heeft geen punten toegekend). Uit de tabel met vijf categorieën (tabel 11) blijkt dat de meeste (15) van de 26 lidstaten die hebben gereageerd “zeer tevreden” zijn over het nieuwe stelsel en dat 11 lidstaten “tevreden” zijn, waarvan slechts 2 het nieuwe stelsel 7 punten hebben toegekend. Bij hun puntentoekenning hebben de lidstaten verschillende aspecten benoemd die zij als bijzonder positief beschouwen. Zo wezen zij erop dat er minder tijd en personele middelen gemoeid gaan met het opstellen van de jaaroverzichten van de btw-grondslagen en met de deelname aan de controlecyclus, met name dankzij het bevroren gewogen gemiddelde tarief en het schrappen van compensaties/correcties. Daarnaast worden de verlaagde foutgevoeligheid en de algehele afname van de administratieve lasten als voordelen benoemd.
Tabel 11 — Puntentoekenning aan het nieuwe stelsel
1-2 | 3-4 | 5-6 | 7-8 | 9-10 |
Zeer ontevreden | Ontevreden | Tevreden noch ontevreden | Tevreden | Zeer tevreden |
0 | 0 | 0 | 11 | 15 |
Bron: antwoorden van de lidstaten op de vragenlijst; één lidstaat heeft geen punten toegekend.
Grafiek 4 — Tevredenheidsscore m.b.t. het nieuwe stelsel op een schaal van 1 tot 10
Bron: antwoorden van de lidstaten op de vragenlijst.
Meest gewaardeerde aspecten van het nieuwe stelsel
De lidstaten hadden de meeste waardering voor het feit dat het nieuwe stelsel eenvoudiger in het gebruik is nu de compensaties en correcties zijn geschrapt (16 lidstaten) en het gewogen gemiddelde tarief niet jaarlijks meer hoeft te worden berekend (19 lidstaten). Sommige lidstaten (7) stelden ook, in meer of mindere mate, dat de vereenvoudigde berekening nu beter in overeenstemming is met de daadwerkelijke btw-ontvangsten. Een aantal lidstaten stelde voorts dat onderdelen van de vroegere berekeningen aanzienlijke middelen vergden, maar slechts beperkt gevolgen hadden voor de eigen middelen op basis van de btw. Eén lidstaat gaf aan zeer tevreden te zijn over het feit dat het nieuwe stelsel een gelijker speelveld tussen de lidstaten creëert doordat er geen sprake meer is van verschillen als gevolg van de verschillende methoden en gegevensbronnen die werden gebruikt voor de berekening van het gewogen gemiddelde tarief, en doordat de compensaties zijn geschrapt. Een aantal lidstaten liet zich ook positief uit over de algehele tijdbesparing en afname van werkbelasting en administratieve lasten (zo zijn er minder nationale autoriteiten of andere externe aanbieders van gegevens bij het proces betrokken), over de (verwachte) positieve gevolgen voor de controlecyclus (met name als gevolg van de geschrapte correcties/compensaties), alsook over de duidelijke en uitvoerige modellen. Slechts één lidstaat vroeg of de berekeningsmethode nog verder kan worden vereenvoudigd.
Minst gewaardeerde aspecten van het nieuwe stelsel
Hoewel het nieuwe stelsel positief werd onthaald, gaven enkele lidstaten aan dat er nog ruimte voor verbetering is. Meer in het bijzonder wezen vijf lidstaten erop dat door het gebruik van een bevroren gewogen gemiddeld tarief mogelijk geen rekening wordt gehouden met wijzigingen in de nationale btw-wetgeving, met name wijzigingen met betrekking tot het btw-tarief, en dat dit tot beperktere nauwkeurigheid leidt. Drie lidstaten noemden de lasten die de punten onder voorbehoud met betrekking tot het oude stelsel met zich meebrengen. Drie lidstaten noemden de onzekerheid betreffende mogelijk nieuwe berekeningen van het gewogen gemiddelde tarief in de toekomst. Eén lidstaat noemde de complexe berekeningen voor bestaande correcties met beperkte financiële effecten. Zeven lidstaten stelden ten slotte dat het tarief als gevolg van de studie naar de btw-kloof alsnog moet worden berekend. Dertien lidstaten maakten geen melding van minder gewaardeerde aspecten van het nieuwe stelsel van eigen middelen op basis van de btw.
Effecten van het nieuwe stelsel op de middelen
Wat betreft de besparingen (terugdringen van het benodigde personeel, de werkbelasting en de kosten) als gevolg van het nieuwe stelsel, kwamen 21 lidstaten met een duidelijk positieve maar over het algemeen generieke reactie. Over het algemeen bevestigden zij dat de werkbelasting die samengaat met het opstellen van de overzichten van de btw-grondslagen aanzienlijk is teruggedrongen (van maanden tot slechts een paar dagen) en wezen zij op de tijdbesparing met betrekking tot eerdere correcties/compensaties, de berekening van het gewogen gemiddelde tarief en het gebruik van externe aanbieders van gegevens.
Veertien lidstaten hebben de besparingen gekwantificeerd die het gevolg zijn van de hervorming van het stelsel wat betreft het opstellen van de overzichten van de btw-grondslagen, alsook de voorbereiding van en deelname aan de controles. Uit de antwoorden bleek een brede waaier aan besparingen en gebruikte berekeningsmethoden. Zo werden er besparingen gemeld uiteenlopend van 0,2 tot 0,3 vte’s (voltijdequivalenten) tot 90 % minder werkbelasting in vergelijking met de hoeveelheid middelen die het oude stelsel vergde.
5. Conclusie
Uit de analyse blijkt dat de doelstellingen van de vereenvoudiging van het stelsel van eigen middelen op basis van de btw, te weten het doen afnemen van de administratieve lasten voor zowel de lidstaten als de Commissie, grotendeels zijn verwezenlijkt.
Het schrappen van bepaalde correcties en compensaties heeft de complexiteit van de berekeningen doen afnemen, zonder de waarde van de btw-grondslag op basis waarvan de eigen middelen worden geïnd, in belangrijke mate te beïnvloeden. Het effect van de geschrapte correcties bedraagt maximaal 0,1 % van de netto-ontvangsten, terwijl de geschrapte compensaties goed zijn voor maximaal 0,6 % van de totale btw-grondslag. De waarde van de niet-afgetopte btw-grondslag blijft door de tijd heen toenemen, waarbij macro-economische factoren in verband met de COVID-19-pandemie in de afgelopen jaren een grote rol hebben gespeeld.
Het nieuwe stelsel van eigen middelen op basis van de btw is echter niet van invloed geweest op de inning van de eigen middelen op basis van de btw, aangezien de regels betreffende prognoses, opmaak van de saldi en inning niet zijn gewijzigd bij invoering van de vereenvoudiging24.
Het aantal punten onder voorbehoud is in de loop der tijd enigszins gedaald aangezien de meeste compensaties en correcties zijn geschrapt. De meeste punten onder voorbehoud hebben betrekking op geschrapte posten uit het eerdere stelsel. Zodra deze punten onder voorbehoud bij toekomstige controles aan de orde zijn gesteld en verholpen, zal het aantal punten onder voorbehoud naar verwachting aanzienlijk afnemen, samen met de administratieve middelen die zowel de Commissie als de lidstaten nodig hebben om deze punten onder voorbehoud aan te pakken.
De lidstaten wezen op het positieve effect van de hervorming op de administratieve lasten. Het is nog te vroeg om de administratieve besparingen van de wijziging voor zowel de Commissie als de lidstaten volledig te kunnen beoordelen en kwantificeren, maar het lijkt erop dat het nieuwe stelsel met belangrijke voordelen gepaard gaat, met waarborging van de aanhoudende doeltreffendheid van het stelsel van eigen middelen op basis van de btw. Sommige lidstaten hebben hun bezorgdheid geuit dat door het gebruik van het bevroren gewogen gemiddelde tarief van 2016 mogelijk geen rekening wordt gehouden met belangrijke wijzigingen in de nationale btw-tarieven, met afnemende nauwkeurigheid van de btw-grondslag tot gevolg.
Het bevriezen van het tarief op het niveau van 2016 zou nadelige financiële prikkels kunnen creëren in de zin dat een volgende verlaging (of versmalling van de belastinggrondslag of verplaatsing van een categorie van transacties naar een lagere btw-schijf) ertoe zou kunnen leiden dat de bijdrage van een lidstaat aan de EU-begroting afneemt.
De doelmatigheid van de toepassing van het gewogen gemiddelde tarief van 2016 komt in het volgende hoofdstuk aan de orde.
3. Ontwikkeling van het gewogen gemiddelde tarief sinds 2016
1. Ontwikkeling van het gewogen gemiddelde tarief: 2016-2020
Tussen 2016 en 2020 bleef het gewogen gemiddelde tarief voor de meeste lidstaten stabiel. Alleen in Duitsland, Griekenland en Kroatië wijzigden de tarieven met meer dan 1 procentpunt ten opzichte van 2016, in de vorm van lagere tarieven in 2019 en 2020 ten opzichte van 2016, voornamelijk als reactie op de COVID-19-pandemie.
Over het algemeen hebben de gewogen gemiddelde tarieven van de lidstaten zich ontwikkeld naar aanleiding van wijzigingen van de algemene btw-tarieven of de toepassing van verschillende btw-schijven voor verschillende producten. Duitsland en Ierland hebben hun verlaagde en normale btw-tarieven verlaagd en Oostenrijk heeft een nieuw verlaagd tarief ingevoerd. Een groot aantal landen heeft daarnaast voor specifieke productcategorieën verlaagde of sterk verlaagde tarieven25 ingevoerd. Deze verlaagde tarieven golden bijvoorbeeld voor restaurants en hotels in Oostenrijk, België, Bulgarije, Tsjechië, Duitsland, Griekenland, Kroatië, Hongarije, Ierland en Litouwen. In Tsjechië en Griekenland gold een verlaagd btw-tarief voor de sector passagiersvervoer. In Oostenrijk, Bulgarije, Letland, Slovenië en Slowakije werd bovendien het btw-tarief op boeken en kranten verlaagd.
In de recreatie- en cultuursector in talrijke lidstaten, waar bioscopen, theaters en concerten onder vallen, vond een verlaging van btw-tarieven plaats, onder meer in Bulgarije, Duitsland, Griekenland, Frankrijk, Tsjechië, Estland, Kroatië, Hongarije, Ierland, Italië, Luxemburg, Malta, Nederland, Polen, Roemenië en Slovenië. Omgekeerd was de verhoging van het gewogen gemiddelde tarief in Nederland in 2019 het gevolg van een verhoging van het verlaagde btw-tarief. Denemarken past slechts één btw-tarief toe en hier was geen sprake van wijzigingen van het gewogen gemiddeld tarief26.
Grafiek 5 — Absolute verandering in het gewogen gemiddelde tarief in de periode 2019-2020 in vergelijking met 2016 (in procentpunten)
Bron: overzichten van de btw-grondslagen van de lidstaten voor de begrotingsjaren 2016, 2019 en 2020.
Kader 3: Wijzigingen van de btw-wetgeving die van invloed kunnen zijn op het gewogen gemiddelde tarief
In april 2016 heeft de Commissie het “Actieplan betreffende de btw — Naar een gemeenschappelijke btw-ruimte in de EU — Tijd om knopen door te hakken”27 bekendgemaakt. In dit actieplan wordt het traject uitgestippeld voor de verwezenlijking van een gemeenschappelijke btw-ruimte in de EU. In het kader hiervan is de btw-richtlijn sinds 2016 meermaals gewijzigd (er zijn 16 richtlijnen tot wijziging van de btw-richtlijn vastgesteld — bijlage 10). De effecten van deze wijzigingen zullen naar verwachting op termijn merkbaar worden en zullen in de komende jaren fundamentele gevolgen blijven hebben op de werking van het btw-stelsel en de eengemaakte markt.
Richtlijn (EU) 2022/542 van de Raad van 5 april 2022 tot wijziging van Richtlijnen 2006/112/EG en (EU) 2020/285 wat de btw-tarieven betreft, biedt de mogelijkheid preferentiële tarieven te behouden voor producten waarvoor in sommige lidstaten reeds afwijkingen bestonden, waardoor andere lidstaten gebruik kunnen maken van deze afwijkingen, en maakt het mogelijk tarieven toe te passen die lager liggen dan het minimum van 5 % (dit was vóór de wijziging verboden) en verlaagde tarieven toe te passen op een groter aantal producten. Deze wijzigingen kunnen van invloed zijn op het meerjarige gewogen gemiddelde tarief, dat momenteel is vastgelegd op het niveau van 2016.
Tot slot is de doelmatigheid van het meerjarige gewogen gemiddelde tarief, met name in 2020 en 2021, mogelijk ook beïnvloed door de vastgestelde richtlijnen28 betreffende tijdelijke maatregelen inzake de belasting over de toegevoegde waarde van toepassing op COVID-19-vaccins en medische hulpmiddelen voor in-vitrodiagnostiek, in reactie op de COVID-19-pandemie, en betreffende de tijdelijke vrijstellingen bij invoer en bepaalde leveringen van goederen en diensten in reactie op de COVID-19-pandemie.
2. Ontwikkeling van het gewogen gemiddelde tarief: ramingen voor 2021-2024
Sinds 2021 zijn de lidstaten niet langer verplicht het gewogen gemiddelde tarief voor de eigen middelen op basis van de btw te berekenen. Deze afdeling bevat dan ook een raming van die tarieven voor de periode 2021-2024 met het oog op de beoordeling van de doelmatigheid van de toepassing van het tarief van 2016 gedurende deze periode. De Commissie heeft een raming gemaakt van het gewogen gemiddelde tarief na 2020 op basis van een vereenvoudigde berekeningsmethode in plaats van de door de lidstaten toegepaste berekeningen van het daadwerkelijke gewogen gemiddelde tarief. Bij deze methode worden uitsluitend de gegevens betreffende particuliere consumptie gebruikt (kader 4).
Kader 4: Toelichting op de vereenvoudigde methode voor de berekening van het gewogen gemiddelde tarief
Tot 2020 vereiste de door de lidstaten uitgevoerde berekening van het gewogen gemiddelde tarief een grote hoeveelheid gedetailleerde gegevens over bijvoorbeeld verschillende categorieën van uitgaven, de bijbehorende btw-tarieven of de vrijgestelde subcategorieën. Het grootste deel van deze gegevens hebben de lidstaten niet voorhanden zonder eerst uitvoerige onderzoeken en berekeningen te verrichten. De belangrijkste bepalende factor voor het gewogen gemiddelde tarief, dat geldt voor 60-80 % van de uitgaven van de lidstaten waarover btw is verschuldigd, betreft particuliere consumptie. De gegevens betreffende particuliere consumptie zijn, als onderdeel van de nationale rekeningen van de lidstaten, te raadplegen op de website van Eurostat. Het vereenvoudigde gewogen gemiddelde tarief is gebaseerd op ramingen op basis van deze gegevens betreffende particuliere consumptie, maar maakt geen gebruik van berekeningen van andere categorieën, zoals overheidsaankopen, bruto-investeringen in vaste activa en intermediair verbruik door bedrijven (zie bijlage 14 voor een uitsplitsing van het verbruik per lidstaat).
Het vereenvoudigde gewogen gemiddelde tarief (V-GGT) wordt berekend door het groeipercentage van het gewogen gemiddelde tarief op basis van gegevens betreffende particuliere consumptie — oftewel het gewogen gemiddelde tarief voor particuliere consumptie (PC-GGT) in het jaar N, waarbij het jaar B als basis (referentiejaar) wordt gebruikt — toe te passen op het daadwerkelijke gewogen gemiddelde tarief in het referentiejaar:
V-GGTN = GGTB x PC-GGTN
PC-GGTB
Het gewogen gemiddelde tarief voor particuliere consumptie (PC-GGT) wordt berekend door het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek (JRC) van de Europese Commissie. Bijlage 15 bevat een uitvoerige beschrijving van de betreffende methodologie.
Bijlage 13 bevat een vergelijking tussen het vereenvoudigde gewogen gemiddelde tarief voor 2020 en het daadwerkelijke tarief.
Volgens deze ramingen week het vereenvoudigde gewogen gemiddelde tarief in de lidstaten tussen 2021 en 2024 niet noemenswaardig af van het daadwerkelijke gewogen gemiddelde tarief van 2016. In 13 van de 27 lidstaten was er gedurende de gecontroleerde jaren (2021-2024) sprake van minder dan 1 procentpunt verschil tussen het vereenvoudigde gewogen gemiddelde tarief en het tarief van 2016. Aanzienlijke veranderingen betreffende het gewogen gemiddelde tarief van meer dan 2 procentpunten vonden uitsluitend plaats in de volgende landen: Duitsland, Kroatië, Polen en Roemenië.
Over het algemeen zijn wijzigingen van het vereenvoudigde gewogen gemiddelde tarief in de betreffende periode toe te schrijven aan veranderingen in de consumptiepatronen en de btw-tarieven. Het btw-tarief voor elektriciteit, gas of brandstoffen is in veel gevallen verlaagd in reactie op de tekorten in de energievoorziening en daarmee samenhangende prijsstijgingen naar aanleiding van de Russische aanval op Oekraïne. Deze verlagingen werden vastgesteld in België, Bulgarije, Spanje, Kroatië, Ierland, Italië, Polen en Portugal. Ook de lagere tarieven op voedselproducten, zoals fruit en groenten, hebben bijgedragen aan de wijzigingen in Spanje, Kroatië, Italië en Polen. Sommige landen, waaronder België, Duitsland, Roemenië en Ierland, hebben de tijdelijk verlaagde btw-tarieven die tijdens de COVID-19-pandemie waren ingevoerd, weer teruggedraaid, met een stijging van hun gewogen gemiddelde tarieven tot gevolg. In sommige landen, waaronder Polen, zijn de verlaagde btw-tarieven op elektriciteit, gas en brandstoffen geschrapt, hetgeen de stijging van het gewogen gemiddelde tarief in 2023 en 2024 verklaart.
Wat betreft de wijzigingen van de nationale btw-tarieven biedt bijlage 11 een overzicht van de btw-tarieven in de lidstaten in de periode 2016-2023.
Grafiek 6 — Absolute verandering in de vereenvoudigde gewogen gemiddelde tarieven in de periode 2021-2024 in vergelijking met het gewogen gemiddelde tarief van 2016 (in procentpunten)
Bron: eigen berekeningen.
De verwachting is dat de meeste btw-maatregelen die de lidstaten hebben genomen in reactie op de economische gevolgen van de COVID-19-pandemie, in 2024 zullen zijn opgeheven. Dit houdt in dat een vergelijking tussen het gewogen gemiddelde tarief van 2016 en het vereenvoudigde gewogen gemiddelde tarief van 2024 een nuttige indicator zou moeten zijn voor de doelmatigheid van het tarief van 2016 na de pandemie. In de meeste landen was het gewogen gemiddelde tarief in 2024 lager dan het tarief van 2016 en voor veel landen gold een daling van 5-10 %. In Duitsland, Kroatië en Roemenië hebben de grootste dalingen (van ongeveer 10 %) plaatsgevonden.
Grafiek 7 — Relatieve verandering in het vereenvoudigde gewogen gemiddelde tarief in 2024 in vergelijking met het gewogen gemiddelde tarief van 2016 (in procenten)
Bron: eigen berekeningen.
3. Conclusie van de analyse van het gewogen gemiddelde tarief
Samenvattend blijkt uit de analyse van de raming van het vereenvoudigde gewogen gemiddelde tarief dat de toepassing van het gewogen gemiddelde tarief van 2016 op de jaren 2021-2024 voor de meeste lidstaten adequaat is geweest. Uit de ramingen blijkt dat in slechts een zeer klein aantal landen anders sprake zou zijn geweest van een aanzienlijk ander gewogen gemiddeld tarief (verschil van meer dan 10 %).
Tijdens de beoordelingsperiode vonden verschillende gebeurtenissen plaats die mogelijk van invloed waren op de toepasselijke btw-tarieven en bijgevolg op de eigen middelen op basis van de btw. De tijdelijke wijzigingen in de btw-tarieven naar aanleiding van de COVID-19-maatregelen, alsook de grotere flexibiliteit uit hoofde van Richtlijn (EU) 2022/542 van de Raad, maken het lastig het effect van het bevroren tarief van 2016 op zichzelf te beoordelen. De analyse lijkt er echter op te wijzen dat het schrappen van de jaarlijkse berekening van het gewogen gemiddelde tarief slechts beperkt invloed heeft gehad op de eerlijke verdeling van de btw-bijdragen aan de EU-begroting, en de administratieve lasten voor de Commissie en de lidstaten aanzienlijk heeft doen afnemen.
4. Conclusie
Dit verslag bevat een beoordeling van de werking van het stelsel van eigen middelen op basis van de btw na doorvoering van de wijzigingen uit hoofde van Verordening (EU, Euratom) 2021/769 van de Raad, met name wat betreft de doelmatigheid van het bevroren meerjarige gewogen gemiddelde tarief.
Zoals beschreven in hoofdstuk 2, heeft het schrappen van de meeste compensaties en correcties geen belangrijke gevolgen gehad voor het bedrag van de grondslag van de eigen middelen op basis van de btw, terwijl het aantal punten onder voorbehoud is afgenomen. In combinatie met de vereenvoudigde methode voor het berekenen van de eigen middelen op basis van de btw aan de hand van het bevroren gewogen gemiddelde tarief van 2016, zijn de administratieve lasten voor zowel de lidstaten als de Commissie aanzienlijk afgenomen.
Er zijn momenteel drie lidstaten die als gevolg van punten onder voorbehoud een voorlopig tarief van 2016 hanteren: Duitsland, Kroatië en Luxemburg (bijlage 9 biedt een overzicht van het gewogen gemiddelde tarief per lidstaat).
Wat betreft de doelmatigheid van het bevroren tarief is in hoofdstuk 3 te zien dat het geraamde effect van de toepassing van het tarief van 2016 in de periode 2021-2024 in slechts een klein aantal lidstaten heeft geleid tot afwijkingen van het daadwerkelijke tarief van meer dan 1 procentpunt. Over het algemeen namen de geraamde afwijkingen in 2024 af als gevolg van de aanpassingen die zijn doorgevoerd voor het tegengaan van de economische gevolgen van de COVID-19-pandemie. Deze afwijkingen van het geraamde tarief in 2024 lopen uiteen van +4 % tot –11 %.
Bijlage 11 biedt een overzicht van de btw-tarieven in de lidstaten in de periode 2016-2023.
Bijlage
Bijlage 1 Overzichtstabel
Eigen middelen op basis van de btw overeenkomstig Verordening 1553/89 van de Raad
Code | Negatief | Positief | ||
Ontvangsten | ||||
R.1 | Ontvangsten | |||
R.2 | Boetes en rente | |||
R.3 | Kosten van inning | |||
R.4 | Kleine belastbare ondernemingen (-) | |||
R.5.1 | Overige correcties (+) | |||
R.5.2 | Overige correcties (-) | |||
R.6 | Degressieve belastingvermindering | |||
R.7.1 | Forfaitair belaste landbouwers (+) | |||
R.7.2 | Forfaitair belaste landbouwers (-) | |||
R.8 | Netto-ontvangsten | |||
W | Gewogen gemiddeld tarief (%) | |||
IB | Intermediaire grondslag | |||
Grondslagcompensatie | ||||
SE.1 | Vrijgestelde kleine ondernemingen (+) | |||
E.2 | Vrijgestelde kleine ondernemingen (-) | |||
Bijlage X, deel A, van Richtlijn 2006/112/EG | ||||
XA | Tandtechnici | |||
XA.2 | Openbare radio- en televisieorganisaties | |||
XA.3 | Bestaande gebouwen en bouwterreinen | |||
XA.4 | Reisbureaus (buiten de EU) | |||
XA.T | Totaal bijlage X, deel A | |||
Bijlage X, deel B, van Richtlijn 2006/112/EG | ||||
XB.1 | Toegang tot sportmanifestaties | |||
XB.2 | Vrije beroepen | |||
XB.3 | Openbare telecommunicatiediensten | |||
XB.4 | Lijkbezorgers en crematoria | |||
XB.5 | Blinden | |||
XB.6 | Gedenktekens of begraafplaatsen van oorlogsslachtoffers | |||
XB.7 | Particuliere ziekenhuizen | |||
XB.8 | Openbare watervoorziening | |||
XB.9 | Nieuwe gebouwen en bouwterreinen | |||
XB.10 | Passagiersvervoer (binnenlands deel) | |||
XB.11 | Luchtvaartuigen | |||
XB.12 | Oorlogsschepen | |||
XB.13 | Reisbureaus (binnen de EU) | |||
XB.T | Totaal bijlage X, deel B | |||
Beperkt recht op aftrek | ||||
RD.C | Auto’s | |||
RD.E | Uitgaven voor auto’s | |||
Overige compensaties | ||||
OC.1 | Overige compensaties | |||
OC.2 | Overige compensaties | |||
OC.3 | Overige compensaties | |||
OC.4 | Overige compensaties | |||
OC.5 | Overige compensaties | |||
OC.6 | Overige compensaties | |||
OC.7 | Overige compensaties | |||
C.T | TOTAAL aan compensaties | |||
Definitieve btw-grondslag |
Bron: Europese Commissie.
Bijlage 2 Overzichtstabel
Eigen middelen op basis van de btw overeenkomstig Verordening 1553/89 van de Raad, zoals gewijzigd bij Verordening 2021/769
Code | Omschrijving | Gebruikte valuta: |
R1 | Ontvangsten | |
R1.1 | Btw-bedragen die niet in de ontvangsten zijn opgenomen (+) | |
R1.2 | Niet-btw-bedragen die in de ontvangsten zijn opgenomen (-) | |
NR | Netto-ontvangsten | R1+R1.1–R1.2 |
A | Correctie artikel 3, lid 229, punt a) Geografisch toepassingsgebied_____ __(+) | |
B | Correctie artikel 3, lid 230, punt b) Geografisch toepassingsgebied_____(+-) | |
C1 | Correctie artikel 3, lid 2, punt c) Inbreuk 1 _________(+) | |
C2 | Correctie artikel 3, lid 2, punt c) Inbreuk 2 _________(+) | |
… | …… | |
Cn | Correctie artikel 3, lid 2, punt c) Inbreuk n _________(+) | |
TC | Totaal aan correcties | A+of–B+C1…Cn |
CNR | Gecorrigeerde netto-ontvangsten | NR+of–TC |
GGT | Meerjarig gewogen gemiddelde tarief (%)31 | nn.nnnn% |
FB | Definitieve niet-afgetopte btw OF grondslag | CNR/GGT |
Bron: Europese Commissie.
Bijlage 3 Omschrijving van compensaties en correcties
Titel | Omschrijving | Doel | Wettelijke bepalingen |
R.2 Boetes en rente | Uitsluiting van elementen die geen btw betreffen maar samen met btw worden geboekt | Alleen geïnde btw mag als grondslag van de eigen middelen op basis van de btw dienen | Artikel 2, lid 1, van de oude Verordening 1553/89 van de Raad en artikel 2 van de btw-richtlijn |
R.3 Kosten van inning | |||
R.4 Kleine belastbare ondernemingen | Uitsluiting van dergelijke kleine ondernemingen met een omzet van minder dan 10 000 EUR | De lidstaten kunnen ervoor kiezen deze ondernemingen vrij te stellen wanneer zij problemen ondervinden bij het toepassen van de normale btw-regelingen | Artikel 2, lid 3, van de oude Verordening 1553/89 van de Raad en titel XXI, hoofdstuk 1, afdeling 1, van de btw-richtlijn |
R.5.1 & R.5.2 Overige correcties | Correctie van andere elementen die van positieve of negatieve invloed zijn op de post R.1 “Geïnde ontvangsten” | Alleen geïnde btw mag als grondslag van de eigen middelen op basis van de btw dienen Met de correcties worden niet-btw-elementen in mindering gebracht en geregistreerde btw-elementen elders toegevoegd | Artikel 2, lid 1, van de oude Verordening 1553/89 van de Raad en artikel 2 van de btw-richtlijn |
R.6 Degressieve belastingvermindering | Bedrijven met een omzet van meer dan 10 000 EUR kunnen volgens een progressieve schaal worden vrijgesteld van betaling van de verschuldigde btw | Teneinde de administratieve lasten voor kleine ondernemingen te verlichten bij het toepassen van de normale btw-regelingen | Artikel 5, lid 1, van de oude Verordening 1553/89 van de Raad en titel XXI, hoofdstuk 1, afdeling 1, van de btw-richtlijn |
R.7.1 & R.7.2 Forfaitair belaste landbouwers | Aangezien landbouwers niet allemaal op dezelfde wijze aan hun btw-verplichtingen voldoen, moeten de effecten hiervan worden aangeduid als een positief of negatief effect op de post R.1 “Geïnde ontvangsten” | Teneinde de administratieve lasten voor landbouwers te verlichten bij het toepassen van de normale btw-regelingen | Artikel 5, lid 2, van de oude Verordening 1553/89 van de Raad en titel XXI, hoofdstuk 2, van de btw-richtlijn |
SE.1 & SE.2 Vrijgestelde kleine ondernemingen | Opneming van dergelijke kleine ondernemingen met een omzet van meer dan 10 000 EUR die zijn vrijgesteld en de normale btw-verplichtingen derhalve niet te hoeven naleven | Tot opneming van vrijgestelde ondernemingen met een omzet van tussen de 10 000 EUR en de nationale vrijstellingsdrempels als ware de normale btw-regelingen op hen van toepassing | Artikel 6, lid 1, van de oude Verordening 1553/89 van de Raad en titel XXI, hoofdstuk 1, afdeling 1, van de btw-richtlijn |
XA.1 Tandtechnici | Uitsluiting van btw-ontvangsten met betrekking tot bepaalde leveringen van goederen en diensten die onterecht deel uitmaken van R.1 | Tot uitsluiting van leveringen van goederen en diensten die in een lidstaat worden belast maar vrijgesteld zouden moeten zijn | Artikel 2, lid 2, tweede streepje, en artikel 6, lid 2, eerste streepje van de oude Verordening 1553/89 van de Raad, artikel 370 van de btw-richtlijn en bijlage X, deel A, daarbij |
XA.2 Openbare radio- en televisieorganisaties | |||
XA.3 Bestaande gebouwen en bouwterreinen | |||
XA.4 Reisbureaus (buiten de EU) | |||
XB.1 Toegang tot sportmanifestaties | Opneming van btw-ontvangsten met betrekking tot bepaalde leveringen van goederen en diensten die onterecht geen deel uitmaken van R.1 | Tot toevoeging van btw op leveringen van goederen en diensten die in een lidstaat zijn vrijgesteld maar moeten worden belast | Artikel 2, lid 2, derde streepje, en artikel 6, lid 2, tweede streepje van de oude Verordening 1553/89 van de Raad, artikel 371 van de btw-richtlijn en bijlage X, deel B, daarbij |
XB.2 Vrije beroepen | |||
XB.3 Openbare telecommunicatiediensten | |||
XB.4 Crematoria en lijkbezorgers | |||
XB.5 Blinden | |||
XB.6 Gedenktekens of begraafplaatsen van oorlogsslachtoffers | |||
XB.7 Particuliere ziekenhuizen | |||
XB.8 Openbare watervoorziening | |||
XB.9 Nieuwe gebouwen en bouwterreinen | |||
XB.10 Passagiersvervoer | |||
XB.11 Luchtvaartuigen | |||
XB.12 Oorlogsschepen | |||
XB.13 Reisbureaus | |||
RD.C Bedrijfswagens | Deze compensatie is voor de lidstaten facultatief. Wanneer het algemene recht op aftrek beperkt is, is een negatieve compensatie nodig omdat anders de post R.1 “Geïnde ontvangsten” zou worden opgedreven in vergelijking met andere lidstaten waar het recht op aftrek hiervoor niet is beperkt | Tot aanpassing van de post R.1 “Geïnde ontvangsten” om de situatie na te bootsen waarin hierop geen beperkt recht op aftrek van toepassing is | Artikel 6, lid 4, van de oude Verordening 1553/89 van de Raad en artikel 176 van de btw-richtlijn |
RD.E. Uitgaven voor bedrijfswagens | |||
OC.1 – OC.n Overige compensaties | Typische voorbeelden van “Overige compensaties” hebben betrekking op inbreuken, op inbreuken gelijkende afwijkingen van de btw-richtlijn of bepaalde btw-aspecten van de territoriale specifieke kenmerken van een lidstaat | Tot toevoeging van btw op leveringen van goederen en diensten waar geen inbreukprocedure voor is ingeleid of die niet op een wijze worden behandeld die anderszins afwijkt van de normale btw-regeling in andere lidstaten | Artikel 2, lid 1, van de oude Verordening 1553/89 van de Raad en artikel 2 van de btw-richtlijn |
Bron: Europese Commissie.
Bijlage 4 Vergelijking van de grondslagen van de eigen middelen op basis van de btw voor afgetopte lidstaten in 2020 en 2023
2020 | 2023 | |||||
Land | Vóór aftopping | Na aftopping | Verschil | Vóór aftopping | Na aftopping | Verschil |
miljard EUR | miljard EUR | % | miljard EUR | miljard EUR | % | |
Kroatië | 33,212 | 24,518 | –26 % | 43,376 | 36,747 | –15 % |
Cyprus | 15,360 | 9,834 | –36 % | 19,320 | 13,391 | –31 % |
Luxemburg | 30,402 | 21,357 | –30 % | 41,205 | 27,719 | –33 % |
Malta | 9,183 | 5,784 | –37 % | 9,745 | 8,403 | –14 % |
Polen | 254,114 | 248,794 | –2 % | 359,996 | 351,380 | –2 % |
Portugal | 102,256 | 97,793 | –4 % | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. |
Slovenië | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | 31,842 | 31,759 | 0 % |
Bron: definitieve vaststelling (EU, Euratom) 2021/118 van de gewijzigde begroting nr. 9 van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2020; definitieve vaststelling (EU, Euratom) 2023/2750 van de gewijzigde begroting nr. 4 van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2023.
Opmerking: de aftopping is niet van toepassing op de andere lidstaten aangezien hun btw-grondslag minder dan 50 % van hun bni bedraagt.
Bijlage 5 Ontwikkeling van de btw-grondslagen per lidstaat (miljard EUR)
Lidstaat | 2016 | 2017 | 2018 | 2019 | 2020 | 2021 | 2022 |
België | 177 | 187 | 195 | 196 | 171 | 207 | 222 |
Bulgarije | 22 | 24 | 26 | 29 | 29 | 34 | 40 |
Tsjechië | 70 | 81 | 87 | 92 | 89 | 99 | 118 |
Denemarken | 105 | 110 | 115 | 118 | 114 | 148 | 141 |
Duitsland | 1 300 | 1 357 | 1 407 | 1 457 | 1 432 | 1 500 | 1 702 |
Estland | 10 | 11 | 12 | 13 | 13 | 15 | 17 |
Ierland | 78 | 86 | 88 | 94 | 78 | 96 | 117 |
Griekenland | 70 | 70 | 74 | 79 | 69 | 74 | 89 |
Spanje | 495 | 508 | 564 | 564 | 500 | 578 | 659 |
Frankrijk | 989 | 1 057 | 1 104 | 1 113 | 1 043 | 1 209 | 1 314 |
Kroatië | 28 | 30 | 33 | 37 | 31 | 35 | 40 |
Italië | 659 | 702 | 713 | 733 | 645 | 764 | 897 |
Cyprus | 12 | 14 | 16 | 16 | 16 | 16 | 19 |
Letland | 11 | 11 | 12 | 13 | 13 | 14 | 18 |
Litouwen | 15 | 17 | 18 | 20 | 18 | 24 | 29 |
Luxemburg | 27 | 27 | 28 | 30 | 30 | 35 | 40 |
Hongarije | 44 | 48 | 54 | 60 | 57 | 60 | 70 |
Malta | 7 | 7 | 8 | 9 | 8 | 7 | 9 |
Nederland | 290 | 303 | 326 | 335 | 329 | 381 | 431 |
Oostenrijk | 159 | 168 | 173 | 178 | 173 | 184 | 212 |
Polen | 171 | 224 | 242 | 252 | 238 | 276 | 315 |
Portugal | 91 | 99 | 104 | 113 | 103 | 106 | 127 |
Roemenië | 62 | 68 | 78 | 82 | 78 | 86 | 102 |
Slovenië | 19 | 20 | 22 | 22 | 20 | 24 | 27 |
Slowakije | 28 | 31 | 34 | 36 | 37 | 40 | 45 |
Finland | 93 | 96 | 100 | 105 | 102 | 114 | 121 |
Zweden | 201 | 205 | 206 | 208 | 219 | 230 | 234 |
Totaal | 5 231 | 5 565 | 5 839 | 6 006 | 5 654 | 6 355 | 7 154 |
Bron: overzichten van de btw-grondslagen van de lidstaten voor de begrotingsjaren 2016-2022
Bijlage 6 Ontwikkeling van de btw-saldi (miljoen EUR)*
Lidstaat | 2016 | 2017 | 2018 | 2019 | 2020 | 2021 | 2022 |
België | 12,33 | 15,02 | 15,37 | –8,42 | –57,72 | 31,76 | –13,23 |
Bulgarije | 2,32 | 4,58 | 1,92 | 4,68 | 5,46 | 7,14 | 8,46 |
Tsjechië | 5,12 | 20,69 | 10,67 | 8,35 | –4,18 | 9,59 | 20,28 |
Denemarken | 4,54 | 2,63 | –21,97 | –9,11 | 25,42 | 71,18 | 4,42 |
Duitsland | –6,57 | 14,07 | 14,67 | –3,28 | 106,98 | 104,48 | 268,70 |
Estland | 0,14 | 1,09 | 0,49 | 0,65 | 0,32 | 3,08 | 3,00 |
Ierland | –9,95 | 0,84 | 17,06 | 2,03 | –41,81 | 11,46 | 27,42 |
Griekenland | –53,43 | –12,05 | –4,82 | 14,16 | 0,07 | –42,82 | 41,17 |
Spanje | 67,71 | –9,52 | 128,69 | 85,19 | –73,72 | 78,88 | 160,69 |
Frankrijk | 58,70 | 98,94 | 111,62 | 57,41 | 27,59 | 253,03 | 322,78 |
Kroatië | 2,75 | 2,88 | 2,55 | 2,99 | 11,28 | 9,02 | 11,13 |
Italië | 262,80 | 145,51 | 87,06 | 48,96 | –15,63 | 230,68 | 580,28 |
Cyprus | 1,49 | 2,37 | 3,49 | 1,48 | 2,32 | 1,96 | 4,63 |
Letland | 1,82 | 1,54 | 2,94 | 3,15 | 3,25 | 1,39 | 6,44 |
Litouwen | 1,13 | 0,71 | 2,26 | 3,08 | 0,74 | 10,26 | 17,26 |
Luxemburg | 3,28 | 4,75 | –8,57 | –1,97 | 46,02 | 11,57 | –8,04 |
Hongarije | –1,77 | –1,54 | 8,47 | 11,37 | 13,65 | 11,04 | 26,90 |
Malta | 0,81 | 1,38 | –0,05 | 2,76 | 2,65 | 2,53 | 3,61 |
Nederland | 17,27 | –0,77 | 7,72 | –1,04 | 17,14 | 136,32 | 48,76 |
Oostenrijk | 5,24 | –1,22 | 5,51 | 1,65 | 2,32 | 16,49 | 39,83 |
Polen | –21,72 | 100,22 | 100,90 | 117,91 | –12,60 | 79,52 | 58,82 |
Portugal | 9,11 | 6,14 | 9,15 | 11,63 | 2,66 | 1,80 | 20,91 |
Roemenië | 19,50 | 5,60 | 10,15 | 17,41 | –6,63 | 29,37 | 69,54 |
Slovenië | 1,37 | 2,74 | 3,68 | 0,78 | –4,69 | 5,17 | 2,74 |
Slowakije | 4,19 | 5,78 | 12,34 | 10,68 | 8,82 | 10,81 | 9,99 |
Finland | 5,12 | 7,82 | 3,68 | 11,69 | –0,13 | 7,16 | 114,83 |
Zweden | 6,85 | 3,54 | –0,01 | 7,86 | 8,13 | 15,35 | 7,57 |
Totaal | 400,15 | 423,73 | 524,96 | 402,03 | 67,72 | 1 108.22 | 1 858.89 |
Bron: jaarrekeningen van de EU en berekeningen van de Europese Commissie.
* Bij de opmaak van de saldi worden de gegevens jaarlijks aangepast aan de hand van gegevens met betrekking tot het laatste beschikbare jaar en eerdere jaren.
Bijlage 7 Punten onder voorbehoud per lidstaat
Totaal aantal punten onder voorbehoud op 31 december 2023 | Waarvan onderstaand aantal punten voor de periode 2021-2022 | |
België | 1 | - |
Bulgarije | - | - |
Tsjechië | - | - |
Denemarken | 7 | - |
Duitsland | 8 | - |
Estland | - | - |
Ierland | 9 | - |
Griekenland | 5 | 2 |
Spanje | - | - |
Frankrijk | 2 | - |
Kroatië | 2 | - |
Italië | 3 | 1 |
Cyprus | - | - |
Letland | - | - |
Litouwen | - | - |
Luxemburg | 5 | - |
Hongarije | - | - |
Malta | - | - |
Nederland | 4 | - |
Oostenrijk | 5 | - |
Polen | - | - |
Portugal | - | - |
Roemenië | 11 | 3 |
Slovenië | - | - |
Slowakije | - | - |
Finland | 2 | 1 |
Zweden | 1 | - |
VK | 1 | - |
Totaal | 66 | 7 |
Bron: Europese Commissie.
Bijlage 8 Vragenlijst voor de lidstaten
Vragenlijst voor het verslag als bedoeld in artikel 13 bis van Verordening (EEG, Euratom) nr. 1553/89 van de Raad betreffende de definitieve uniforme regeling voor de inning van de eigen middelen uit de belasting over de toegevoegde waarde.
1. Op een schaal van 1 tot 10 (waarbij 10 de hoogste score is), hoe tevreden bent u over het nieuwe stelsel dat is ingevoerd bij Verordening (EU, Euratom) 2021/769 van de Raad van 30 april 2021 in vergelijking met het oude stelsel wat betreft de tijd/middelen die nodig zijn voor het opstellen van de jaaroverzichten en het voorbereiden van en de deelname aan controles (volledige cyclus)?
2. Welke aspecten van het nieuwe stelsel van eigen middelen op basis van de btw waardeert u het meest?
3. Welke aspecten van het nieuwe stelsel van eigen middelen op basis van de btw waardeert u het minst?
4. Heeft de invoering van het nieuwe stelsel geleid tot een afname van het benodigde aantal medewerkers, de werkbelasting, kosten of andere middelen?
5. Indien u vraag 4 met “ja” hebt beantwoord, kunt u dan de besparingen kwantificeren als gevolg van de hervorming wat betreft het opstellen van de jaaroverzichten en het voorbereiden van en de deelname aan controles (wat betreft voltijdequivalenten (vte’s), werkbelasting, kosten of andere middelen)?
Bijlage 9 Percentages en status m.b.t. het gewogen gemiddelde tarief van 2016
Lidstaat | GGT 2016 (%) | Aantal punten onder voorbehoud | Status |
België | 16,1119 % | - | Definitief |
Bulgarije | 19,7258 % | - | Definitief |
Tsjechië | 18,9045 % | - | Definitief |
Denemarken | 25,0000 % | - | Definitief |
Duitsland* | 16,7396 % | 1 | Voorlopig |
Estland | 19,2187 % | - | Definitief |
Ierland* | 16,2875 % | 2 | Voorlopig |
Griekenland | 20,3585 % | - | Definitief |
Spanje | 14,5883 % | - | Definitief |
Frankrijk | 15,3663 % | - | Definitief |
Kroatië* | 22,0014 % | 1 | Voorlopig |
Italië | 15,5720 % | - | Definitief |
Cyprus | 13,6041 % | - | Definitief |
Letland | 19,7217 % | - | Definitief |
Litouwen | 19,7924 % | - | Definitief |
Luxemburg | 13,0210 % | 3 | Voorlopig |
Hongarije | 24,3450 % | - | Definitief |
Malta | 13,5716 % | - | Definitief |
Nederland | 16,4194 % | - | Definitief |
Oostenrijk | 16,6805 % | - | Definitief |
Polen | 17,0229 % | - | Definitief |
Portugal | 17,7076 % | - | Definitief |
Roemenië | 18,6242 % | - | Definitief |
Slovenië | 17,4687 % | - | Definitief |
Slowakije | 19,1907 % | - | Definitief |
Finland | 20,6655 % | - | Definitief |
Zweden | 21,1007 % | - | Definitief |
Bron: overzichten van de btw-grondslagen van de lidstaten voor het begrotingsjaar 2016.
*De in deze bijlage verstrekte gegevens stammen uit maart 2024. Naar aanleiding van na maart 2024 uitgevoerde controles is het percentage voor Ierland definitief geworden (het nieuwe percentage is 16,2875). Daarnaast is het voorlopige percentage voor Duitsland gewijzigd in 16,7453 en voor Kroatië in 22,0578.
Bijlage 10 Lijst van richtlijnen van de Raad tot wijziging van de btw-richtlijn sinds 2016
1. Richtlijn (EU) 2016/856 van de Raad van 25 mei 2016 tot wijziging van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde, wat betreft de geldigheidsduur van de minimumhoogte van het normale tarief.
2. Richtlijn (EU) 2016/1065 van de Raad van 27 juni 2016 tot wijziging van Richtlijn 2006/112/EG wat de behandeling van vouchers betreft.
3. Richtlijn (EU) 2017/2455 van de Raad van 5 december 2017 tot wijziging van Richtlijn 2006/112/EG en Richtlijn 2009/132/EG wat betreft bepaalde btw-verplichtingen voor diensten en afstandsverkopen van goederen.
4. Richtlijn (EU) 2018/912 van de Raad van 22 juni 2018 tot wijziging van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde wat betreft de verplichting tot inachtneming van een ondergrens voor het normale tarief.
5. Richtlijn (EU) 2018/1695 van de Raad van 6 november 2018 tot wijziging van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde wat betreft de toepassing van de facultatieve verleggingsregeling voor leveringen van bepaalde fraudegevoelige goederen en diensten en van het snellereactiemechanisme tegen btw-fraude.
6. Richtlijn (EU) 2018/1713 van de Raad van 6 november 2018 tot wijziging van Richtlijn 2006/112/EG, wat btw-tarieven op boeken, kranten en tijdschriften betreft.
7. Richtlijn (EU) 2018/1910 van de Raad van 4 december 2018 tot wijziging van Richtlijn 2006/112/EG wat betreft de harmonisatie en vereenvoudiging van bepaalde regels in het btw-stelsel voor de belastingheffing in het handelsverkeer tussen de lidstaten.
8. Richtlijn (EU) 2019/475 van de Raad van 18 februari 2019 tot wijziging van Richtlijnen 2006/112/EG en 2008/118/EG wat betreft de opname van de Italiaanse gemeente Campione d’Italia en de Italiaanse wateren van het meer van Lugano in het douanegebied van de Unie en in het territoriale toepassingsgebied van Richtlijn 2008/118/EG.
9. Richtlijn (EU) 2019/1995 van de Raad van 21 november 2019 tot wijziging van Richtlijn 2006/112/EG wat betreft de bepalingen inzake afstandsverkopen en bepaalde binnenlandse leveringen van goederen.
10. Richtlijn (EU) 2019/2235 van de Raad van 16 december 2019 tot wijziging van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde en Richtlijn 2008/118/EG houdende een algemene regeling inzake accijns wat betreft defensie-inspanningen binnen het Uniekader.
11. Richtlijn (EU) 2020/284 van de Raad van 18 februari 2020 tot wijziging van Richtlijn 2006/112/EG wat betreft de invoering van bepaalde voorschriften voor betalingsdienstaanbieders.
12. Richtlijn (EU) 2020/1756 van de Raad van 20 november 2020 tot wijziging van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde wat de identificatie van belastingplichtigen in Noord-Ierland betreft.
13. Richtlijn (EU) 2020/2020 van de Raad van 7 december 2020 tot wijziging van Richtlijn 2006/112/EG wat betreft tijdelijke maatregelen inzake de belasting over de toegevoegde waarde van toepassing op COVID-19-vaccins en medische hulpmiddelen voor in-vitrodiagnostiek, in reactie op de COVID-19-pandemie.
14. Richtlijn (EU) 2021/1159 van de Raad van 13 juli 2021 tot wijziging van Richtlijn 2006/112/EG betreffende tijdelijke vrijstellingen bij invoer en bepaalde leveringen van goederen en diensten in reactie op de COVID-19-pandemie.
15. Richtlijn (EU) 2022/542 van de Raad van 5 april 2022 tot wijziging van Richtlijnen 2006/112/EG en (EU) 2020/285 wat de btw-tarieven betreft.
16. Richtlijn (EU) 2022/890 van de Raad van 3 juni 2022 tot wijziging van Richtlijn 2006/112/EG betreffende de verlenging van de toepassingsperiode van de facultatieve verleggingsregeling voor leveringen van bepaalde fraudegevoelige goederen en diensten en van het snellereactiemechanisme tegen btw-fraude.
Bijlage 11 In de lidstaten geldende btw-tarieven
2016 | 2017 | 2018 | 2019 | 2020 | 2021 | 2022 | 2023 | |
BE | 6 %; 12 %; 21 % | 6 %; 12 %; 21 % | 6 %; 12 %; 21 % | 6 %; 12 %; 21 % | 6 %; 12 %; 21 % | 6 %; 12 %; 21 % | 6 %; 12 %; 21 % | 6 %; 12 %; 21 % |
BG | 9 %; 20 % | 9 %; 20 % | 9 %; 20 % | 9 %; 20 % | 9 %; 20 % | 9 %; 20 % | 9 %; 20 % | 9 %; 20 % |
CZ | 10 %; 15 %; 21 % | 10 %; 15 %; 21 % | 10 %; 15 %; 21 % | 10 %; 15 %; 21 % | 10 %; 15 %; 21 % | 10 %; 15 %; 21 % | 10 %; 15 %; 21 % | 10 %; 15 %; 21 % |
DK | 25 % | 25 % | 25 % | 25 % | 25 % | 25 % | 25 % | 25 % |
DE | 7 %; 19 % | 7 %; 19 % | 7 %; 19 % | 7 %; 19 % | 7 %; 19 % | 5/7 %; 16/19 % | 7 %; 19 % | 7 %; 19 % |
EE | 9 %; 20 % | 9 %; 20 % | 9 %; 20 % | 9 %; 20 % | 9 %; 20 % | 9 %; 20 % | 5 %; 9 %; 20 % | 5 %; 9 %; 20 % |
IE | 4,8 %; 9 %; 13,5 %; 23 % | 4,8 %; 9 %; 13,5 %; 23 % | 4,8 %; 9 %; 13,5 %; 23 % | 4,8 %; 9 %; 13,5 %; 23 % | 4,8 %; 9 %; 13,5 %; 23/21 % | 4,8 %; 9 %; 13,5 %; 21/23 % | 4,8 %; 9 %; 13,5 %; 23 % | 4,8 %; 9 %; 13,5 %; 23 % |
EL | 6 %; 13 %; 24 % | 6 %; 13 %; 24 % | 6 %; 13 %; 24 % | 6 %; 13 %; 24 % | 6 %; 13 %; 24 % | 6 %; 13 %; 24 % | 6 %; 13 %; 24 % | 6 %; 13 %; 24 % |
ES | 4 %; 10 %; 21 % | 4 %; 10 %; 21 % | 4 %; 10 %; 21 % | 4 %; 10 %; 21 % | 4 %; 10 %; 21 % | 4 %; 10 %; 21 % | 4 %; 10 %; 21 % | 4 %; 10 %; 21 % |
FR | 2,1 %; 5,5 %; 10 %, 20 % | 2,1 %; 5,5 %; 10 %, 20 % | 2,1 %; 5,5 %; 10 %, 20 % | 2,1 %; 5,5 %; 10 %, 20 % | 2,1 %; 5,5 %; 10 %, 20 % | 2,1 %; 5,5 %; 10 %, 20 % | 2,1 %; 5,5 %; 10 %, 20 % | 2,1 %; 5,5 %; 10 %, 20 % |
HR | 5 %; 13 %; 25 % | 5 %; 13 %; 25 % | 5 %; 13 %; 25 % | 5 %; 13 %; 25 % | 5 %; 13 %; 25 % | 5 %; 13 %; 25 % | 5 %; 13 %; 25 % | 5 %; 13 %; 25 % |
IT | 4 %; 5 %; 10 %; 22 % | 4 %; 5 %; 10 %; 22 % | 4 %; 5 %; 10 %; 22 % | 4 %; 5 %; 10 %; 22 % | 4 %; 5 %; 10 %; 22 % | 4 %; 5 %; 10 %; 22 % | 4 %; 5 %; 10 %; 22 % | 4 %; 5 %; 10 %; 22 % |
CY | 5 %; 9 %; 19 % | 5 %; 9 %; 19 % | 5 %; 9 %; 19 % | 5 %; 9 %; 19 % | 5 %; 9 %; 19 % | 5 %; 9 %; 19 % | 5 %; 9 %; 19 % | 3 %;5 %; 9 %; 19 % |
LV | 12 %; 21 % | 12 %; 21 % | 12 %; 21 % | 5 %; 12 %; 21 % | 5 %; 12 %; 21 % | 5 %; 12 %; 21 % | 5 %; 12 %; 21 % | 5 %; 12 %; 21 % |
LT | 5 %; 9 %; 21 % | 5 %; 9 %; 21 % | 5 %; 9 %; 21 % | 5 %; 9 %; 21 % | 5 %; 9 %; 21 % | 5 %; 9 %; 21 % | 5 %; 9 %; 21 % | 5 %; 9 %; 21 % |
LU | 3 %; 8 %; 14 %; 17 % | 3 %; 8 %; 14 %; 17 % | 3 %; 8 %; 14 %; 17 % | 3 %; 8 %; 14 %; 17 % | 3 %; 8 %; 14 %; 17 % | 3 %; 8 %; 14 %; 17 % | 3 %; 8 %; 14 %; 17 % | 3 %; 7 %; 13 %; 16 % |
HU | 5 %; 18 %; 27 % | 5 %; 18 %; 27 % | 5 %; 18 %; 27 % | 5 %; 18 %; 27 % | 5 %; 18 %; 27 % | 5 %; 18 %; 27 % | 5 %; 18 %; 27 % | 5 %; 18 %; 27 % |
MT | 5 %; 7 %; 18 % | 5 %; 7 %; 18 % | 5 %; 7 %; 18 % | 5 %; 7 %; 18 % | 5 %; 7 %; 18 % | 5 %; 7 %; 18 % | 5 %; 7 %; 18 % | 5 %; 7 %; 18 % |
NL | 6 %; 21 % | 6 %; 21 % | 6 %; 21 % | 9 %; 21 % | 9 %; 21 % | 9 %; 21 % | 9 %; 21 % | 9 %; 21 % |
AT | 10 %; 13 %; 20 % | 10 %; 13 %; 20 % | 10 %; 13 %; 20 % | 10 %; 13 %; 20 % | 5 %, 10 %; 13 %; 20 % | 5 %, 10 %; 13 %; 20 % | 10 %; 13 %; 20 % | 10 %; 13 %; 20 % |
PL | 5 %; 18 %; 23 % | 5 %; 18 %; 23 % | 5 %; 18 %; 23 % | 5 %; 18 %; 23 % | 5 %; 18 %; 23 % | 5 %; 18 %; 23 % | 5 %; 18 %; 23 % | 5 %; 18 %; 23 % |
PT | 6 %; 13 %; 23 % | 6 %; 13 %; 23 % | 6 %; 13 %; 23 % | 6 %; 13 %; 23 % | 6 %; 13 %; 23 % | 6 %; 13 %; 23 % | 6 %; 13 %; 23 % | 6 %; 13 %; 23 % |
RO | 5 %; 9 %; 20 % | 5 %; 9 %; 19 % | 5 %; 9 %; 19 % | 5 %; 9 %; 19 % | 5 %; 9 %; 19 % | 5 %; 9 %; 19 % | 5 %; 9 %; 19 % | 5 %; 9 %; 19 % |
SI | 9,5 %; 22 % | 9,5 %; 22 % | 9,5 %; 22 % | 9,5 %; 22 % | 5 %; 9,5 %; 22 % | 5 %; 9,5 %; 22 % | 5 %; 9,5 %; 22 % | 5 %; 9,5 %; 22 % |
SK | 10 %; 20 % | 10 %; 20 % | 10 %; 20 % | 10 %; 20 % | 10 %; 20 % | 10 %; 20 % | 10 %; 20 % | 10 %; 20 % |
FI | 10 %; 14 %; 24 % | 10 %; 14 %; 24 % | 10 %; 14 %; 24 % | 10 %; 14 %; 24 % | 10 %; 14 %; 24 % | 10 %; 14 %; 24 % | 10 %; 14 %; 24 % | 10 %; 14 %; 24 % |
SE | 6 %; 12 %; 25 % | 6 %; 12 %; 25 % | 6 %; 12 %; 25 % | 6 %; 12 %; 25 % | 6 %; 12 %; 25 % | 6 %; 12 %; 25 % | 6 %; 12 %; 25 % | 6 %; 12 %; 25 % |
Bron: de databank “Taxes in Europe”, de eerder gepubliceerde lijst van btw-tarieven, openbaar beschikbare informatie.
Bijlage 12 Gewogen gemiddelde tarieven in de lidstaten, 2016-2020, in %
Lidstaat | 2016 | 2017 | 2018 | 2019 | 2020 |
België | 16,1119 | 16,0177 | 15,9033 | 16,0603 | 15,9622 |
Bulgarije | 19,7258 | 19,7290 | 19,7185 | 19,7149 | 19,5845 |
Tsjechië | 18,9045 | 18,8680 | 18,8187 | 18,7778 | 18,4913 |
Denemarken | 25,0000 | 25,0000 | 25,0000 | 25,0000 | 25,0000 |
Duitsland | 16,7396 | 16,7185 | 16,7355 | 16,7636 | 15,4041 |
Estland | 19,2187 | 19,2257 | 19,1851 | 19,1873 | 19,1596 |
Ierland | 16,2875 | 16,3228 | 16,5002 | 16,5307 | 16,3979 |
Griekenland | 20,3585 | 20,6506 | 20,6097 | 19,9687 | 18,4146 |
Spanje | 14,5883 | 14,4696 | 14,3250 | 14,6177 | 14,5594 |
Frankrijk | 15,3663 | 15,2702 | 15,2840 | 15,4303 | 15,379 |
Kroatië | 22,0014 | 21,4101 | 21,5697 | 20,3610 | 21,0095 |
Italië | 15,5720 | 15,4768 | 15,4872 | 15,5858 | 15,5942 |
Cyprus | 13,6041 | 13,2560 | 12,5966 | 12,7172 | 13,5437 |
Letland | 19,7217 | 19,8917 | 19,6934 | 19,7677 | 19,7213 |
Litouwen | 19,7924 | 20,0566 | 19,8387 | 19,8857 | 19,8848 |
Luxemburg | 13,0210 | 12,8644 | 13,4055 | 13,2147 | 12,931 |
Hongarije | 24,3450 | 23,8176 | 22,9542 | 23,1810 | 22,8911 |
Malta | 13,5716 | 13,6878 | 13,5302 | 13,5795 | 13,3496 |
Nederland | 16,4194 | 16,4882 | 16,1383 | 16,9233 | 17,0848 |
Oostenrijk | 16,6805 | 16,6223 | 16,8065 | 16,6780 | 15,892 |
Polen | 17,0229 | 16,9906 | 16,9136 | 17,0331 | 17,1593 |
Portugal | 17,7076 | 17,0838 | 17,0488 | 16,8203 | 16,942 |
Roemenië | 18,6242 | 16,9892 | 16,7183 | 16,8408 | 16,4777 |
Slovenië | 17,4687 | 17,4037 | 17,2777 | 17,3087 | 17,2753 |
Slowakije | 19,1907 | 19,2161 | 19,1329 | 18,9486 | 18,7725 |
Finland | 20,6655 | 20,6719 | 20,6995 | 20,6476 | 20,6691 |
Zweden | 21,1007 | 21,1800 | 21,2425 | 21,2911 | 21,2327 |
Bron: overzichten van de btw-grondslagen van de lidstaten voor de begrotingsjaren 2016-2020. |
Bijlage 13 Vereenvoudigd gewogen gemiddeld tarief in 2020 ten opzichte van het daadwerkelijke gewogen gemiddelde tarief in 2020
Ter illustratie en toetsing van de nauwkeurigheid van het vereenvoudigde gewogen gemiddelde tarief biedt deze bijlage berekeningen van het vereenvoudigde gewogen gemiddelde tarief in 2020 aan de hand van het gewogen gemiddelde tarief in 2019.
V-GGT2020 = GGT2019 x PC-GGT2020
PC-GGT2019
Om de nauwkeurigheid van de raming te verifiëren, bevat de tabel een vergelijking met het daadwerkelijke gewogen gemiddelde tarief in 2020, zoals door de lidstaten aangegeven in hun financiële overzichten en vervolgens door de Commissie geverifieerd. Voor de meeste landen geldt dat het vereenvoudigde gewogen gemiddelde tarief grotendeels in overeenstemming is met het daadwerkelijke gewogen gemiddelde tarief en dat deze tarieven minder dan 0,2 procentpunt van elkaar verschillen. Na weging op basis van de in het betreffende land geldende btw-grondslag, verschilt het vereenvoudigde gewogen gemiddelde tarief doorgaans slechts 0,10 procentpunt met het daadwerkelijke gewogen gemiddelde tarief in 2020.
Indien deze vereenvoudigde methode zou zijn toegepast in plaats van de uitvoerige berekening van het gewogen gemiddelde tarief, zou het financiële effect minimaal zijn geweest. In 2020 zouden de totale bijdragen van de lidstaten slechts 14,9 miljoen EUR lager zijn geweest. Bij meeste lidstaten zouden de bijdragen lager zijn geweest of ongewijzigd zijn gebleven als gevolg van het aftoppingsmechanisme.
Lidstaat | Vereen- voudigd GGT 2020 | Daad- werkelijk GGT 2020 | Verschil (in procent- punten) | Impact op de eigen middelen bij toepassing van het vereenvoudigd GGT (in miljoen EUR) | Relatieve impact op de eigen middelen |
België | 16,08 % | 15,96 % | 0,12 % | 3,8 | 0,7 % |
Bulgarije | 19,70 % | 19,58 % | 0,12 % | 0,0 | 0,0 % |
Tsjechië | 18,54 % | 18,49 % | 0,05 % | 0,7 | 0,3 % |
Denemarken | 25,00 % | 25,00 % | 0,00 % | 0,0 | 0,0 % |
Duitsland* | 16,66 % | 15,40 % | 1,25 % | 321,9 | 7,5 % |
Estland | 19,19 % | 19,16 % | 0,03 % | 0,1 | 0,1 % |
Ierland | 16,49 % | 16,40 % | 0,09 % | 1,3 | 0,5 % |
Griekenland | 17,09 % | 18,41 % | –1,32 % | –16,0 | –7,7 % |
Spanje | 14,59 % | 14,56 % | 0,03 % | 3,1 | 0,2 % |
Frankrijk | 15,42 % | 15,38 % | 0,05 % | 9,2 | 0,3 % |
Kroatië | 19,48 % | 21,01 % | –1,53 % | 0,0 | 0,0 % |
Italië | 15,58 % | 15,59 % | –0,01 % | –1,2 | –0,1 % |
Cyprus | 12,72 % | 13,54 % | –0,82 % | 0,0 | 0,0 % |
Letland | 19,79 % | 19,72 % | 0,06 % | 0,1 | 0,3 % |
Litouwen | 19,91 % | 19,88 % | 0,02 % | 0,1 | 0,1 % |
Luxemburg | 13,36 % | 12,93 % | 0,42 % | 0,0 | 0,0 % |
Hongarije | 22,73 % | 22,89 % | –0,16 % | –1,2 | –0,7 % |
Malta | 13,52 % | 13,35 % | 0,17 % | 0,0 | 0,0 % |
Nederland | 16,94 % | 17,08 % | –0,15 % | –8,5 | –0,9 % |
Oostenrijk | 16,66 % | 15,89 % | 0,77 % | 24,1 | 4,7 % |
Polen | 17,05 % | 17,16 % | –0,11 % | –4,5 | –0,6 % |
Portugal | 16,79 % | 16,94 % | –0,15 % | 0,0 | 0,0 % |
Roemenië | 16,70 % | 16,48 % | 0,22 % | 3,0 | 1,3 % |
Slovenië | 17,31 % | 17,28 % | 0,03 % | 0,1 | 0,2 % |
Slowakije | 18,62 % | 18,77 % | –0,15 % | –0,9 | –0,8 % |
Finland | 20,66 % | 20,67 % | –0,01 % | –0,1 | 0,0 % |
Zweden | 21,29 % | 21,23 % | 0,06 % | 1,7 | 0,3 % |
EU-gemiddelde | 0,25 % | 2,9 | |||
Gewogen gemiddelde van de EU (per btw-grondslag) | 0,10 % | ||||
Totaal | 14,9 | ||||
Bronnen: overzichten van de btw-grondslagen van de lidstaten voor de begrotingsjaren 2019 en 2020, de consumptiegegevens van Euromod (zie onderstaande toelichting), door COICOP (classificatie van individuele consumptie naar doel) afgestemd op de gegevens van Eurostat betreffende particuliere consumptie, op detailniveau met drie cijfers voor de periode 2017-2018, de databank “Taxes in Europe”, de btw-tarieven op basis van de verbruikscategorie van COICOP op detailniveau met vijf cijfers voor de periode 2019-2020. Eigen berekeningen. *: Het grote verschil tussen het vereenvoudigde gewogen gemiddelde tarief (V-GGT) en het daadwerkelijke gewogen gemiddelde tarief (GGT) in Duitsland kan worden verklaard door de verlaging van de normale en verlaagde btw-tarieven in 2020, die niet is opgenomen in de gegevens die de basis vormen voor het V-GGT. Duitsland is derhalve niet opgenomen in de gemiddelde en totale cijfers. |
Bijlage 14 Verdeling van de consumptie waarover btw was verschuldigd in 2020, per categorie
Particuliere consumptie | Overheidsaankopen | Bruto-investeringen in vaste activa | Intermediair verbruik | |
België | 61 % | 4 % | 16 % | 18 % |
Bulgarije | 75 % | 7 % | 5 % | 14 % |
Tsjechië | 59 % | 7 % | 13 % | 21 % |
Denemarken | - | - | - | - |
Duitsland | 65 % | 5 % | 16 % | 14 % |
Estland | 64 % | 10 % | 17 % | 9 % |
Ierland | 66 % | 7 % | 16 % | 12 % |
Griekenland | 85 % | 7 % | 4 % | 4 % |
Spanje | 74 % | 7 % | 11 % | 8 % |
Frankrijk | 62 % | 3 % | 17 % | 17 % |
Kroatië | 73 % | 8 % | 9 % | 9 % |
Italië | 72 % | 7 % | 12 % | 9 % |
Cyprus | 59 % | 3 % | 14 % | 24 % |
Letland | 75 % | 8 % | 11 % | 6 % |
Litouwen | 81 % | 6 % | 8 % | 5 % |
Luxemburg | 56 % | 3 % | 6 % | 7 % |
Hongarije | 66 % | 12 % | 15 % | 7 % |
Malta | 76 % | 9 % | 9 % | 6 % |
Nederland | 60 % | 8 % | 16 % | 16 % |
Oostenrijk | 77 % | 7 % | 9 % | 7 % |
Polen | 73 % | 7 % | 9 % | 11 % |
Portugal | 75 % | 7 % | 6 % | 12 % |
Roemenië | 43 % | 5 % | 14 % | 38 % |
Slovenië | 70 % | 9 % | 10 % | 10 % |
Slowakije | 69 % | 6 % | 10 % | 15 % |
Finland | 62 % | 18 % | 9 % | 11 % |
Zweden | 58 % | 12 % | 18 % | 13 % |
Bronnen: overzichten van de btw-grondslagen van de lidstaten voor het begrotingsjaar 2020. Eigen berekeningen.
Bijlage 15 Gedetailleerde toelichting op de berekening van het gewogen gemiddelde tarief voor particuliere consumptie (PC-GGT)
Deze bijlage bevat een gedetailleerde toelichting op het gewogen gemiddelde tarief voor particuliere consumptie. Dit vormt het belangrijkste element voor de berekening van het vereenvoudigde gewogen gemiddelde tarief, door toepassing van het groeipercentage van het gewogen gemiddelde tarief voor particuliere consumptie op het (daadwerkelijke) gewogen gemiddelde tarief in een referentiejaar. Dit gewogen gemiddelde tarief voor particuliere consumptie is berekend door het JRC in Sevilla.
De onderliggende gegevens betreffende consumptieve bestedingen zijn afkomstig uit Euromod32, dat gebruikmaakt van microgegevens uit de EU-statistiek van inkomens en levensomstandigheden (EU-SILC) en het huishoudbudgetonderzoek (Household Budget Survey, HBS) (voor de meeste landen respectievelijk de fasen 2019 en 2015). Deze resultaten kunnen worden afgestemd op de cijfers in de nationale rekeningen van Eurostat met de naam “Final consumption expenditure of households by consumption purpose (COICOP 3-digit)”. Voor de berekening van het gewogen gemiddelde tarief in het jaar N maakt de Commissie gebruik van de verbruiksgegevens uit het jaar N-2. Dit houdt in dat voor het afstemmen van de verbruiksgegevens, gebruik is gemaakt van de verbruiksgegevens in de nationale rekeningen in het jaar N-2.
Voor de raming van het gewogen gemiddelde tarief zijn bovendien de btw-grondslagen per verbruikscategorie nodig. Deze gegevens zijn afkomstig uit de databank “Taxes in Europe” en worden aan de nationale wetgeving getoetst. Aan iedere COICOP-categorie met vijf cijfers (voor de meeste landen gaat het om ongeveer 200 categorieën) wordt handmatig één btw-tarief toegewezen. Indien er verscheidene btw-tarieven worden toegepast (bijvoorbeeld omdat de categorie met vijf cijfers verschillende producten bestrijkt of omdat de tarieven door het jaar heen veranderen) wordt het meest voorkomende tarief gebruikt33.
Vrijgestelde verbruikscategorieën, die niet bijdragen tot de btw-grondslag, worden bepaald aan de hand van het document “VAT rates applied in the Member States of the European Union” van DG TAXUD voor het jaar 2019, alsook de btw-richtlijn 2006/112/EG. De verwachting is dat deze vrijstellingen in de loop der jaren constant zullen blijven.
Het gewogen gemiddelde tarief voor particuliere consumptie voor iedere lidstaat wordt vervolgens geraamd als theoretisch tarief door de verschuldigde btw te delen door de consumptieve bestedingen van particuliere huishoudens:
Waarbij PC-GGT staat voor het gewogen gemiddelde tarief voor particuliere consumptie in een bepaalde lidstaat in een bepaald jaar; en respectievelijk staan voor het totaal aan verschuldigde btw en het totaal aan consumptieve bestedingen wat betreft consumptieve bestedingen die niet zijn vrijgesteld van btw. Dit betreft tevens verbruikscategorieën met nultarieven. Met wordt aangegeven dat en zijn getoetst aan de nationale rekeningen.
Bijlage 16 Vereenvoudigde gewogen gemiddelde tarieven voor de periode 2021-2024, met 2019 als referentiejaar
Lidstaat | 2021 | 2022 | 2023 | 2024 |
België | 16,04 % | 15,81 % | 15,18 % | 14,97 % |
Bulgarije | 18,98 % | 19,32 % | 18,69 % | 18,54 % |
Tsjechië | 17,62 % | 17,97 % | 17,93 % | 17,55 % |
Denemarken | 25,00 % | 25,00 % | 25,00 % | 25,00 % |
Duitsland | 15,76 % | 15,82 % | 15,85 % | 16,24 % |
Estland | 19,18 % | 19,17 % | 19,13 % | 19,88 % |
Ierland | 15,07 % | 15,67 % | 15,19 % | 16,11 % |
Griekenland | 17,12 % | 17,46 % | 17,41 % | 17,33 % |
Spanje | 14,24 % | 14,09 % | 13,63 % | 14,46 % |
Frankrijk | 15,40 % | 15,39 % | 15,56 % | 15,98 % |
Kroatië | 19,45 % | 18,06 % | 18,17 % | 18,27 % |
Italië | 15,53 % | 15,03 % | 15,06 % | 14,62 % |
Cyprus | 12,66 % | 12,95 % | 12,76 % | 11,91 % |
Letland | 19,80 % | 19,71 % | 19,81 % | 19,92 % |
Litouwen | 19,84 % | 19,47 % | 19,38 % | 19,92 % |
Luxemburg | 13,34 % | 13,46 % | 13,03 % | 13,66 % |
Hongarije | 22,63 % | 23,30 % | 23,03 % | 22,50 % |
Malta | 13,50 % | 14,31 % | 13,84 % | 14,05 % |
Nederland | 16,86 % | 17,19 % | 17,31 % | 16,96 % |
Oostenrijk | 15,40 % | 16,84 % | 17,11 % | 16,52 % |
Polen | 16,97 % | 12,99 % | 15,47 % | 17,52 % |
Portugal | 16,53 % | 16,62 % | 16,25 % | 16,31 % |
Roemenië | 16,73 % | 16,67 % | 16,99 % | 16,84 % |
Slovenië | 17,27 % | 17,23 % | 17,52 % | 17,59 % |
Slowakije | 18,63 % | 18,54 % | 17,87 % | 17,38 % |
Finland | 20,66 % | 20,66 % | 20,78 % | 20,30 % |
Zweden | 21,29 % | 21,53 % | 21,78 % | 21,53 % |
Eenvoudig gemiddelde | 17,46 % | 17,42 % | 17,40 % | 17,48 % |
Gemiddelde, gewogen op basis van de btw-grondslag | 16,34 % | 16,14 % | 16,23 % | 16,45 % |
Bron: berekeningen van de Europese Commissie.
1 Artikel 13 bis van Verordening (EEG, Euratom) nr. 1553/89 van de Raad van 29 mei 1989 betreffende de definitieve uniforme regeling voor de inning van de eigen middelen uit de belasting over de toegevoegde waarde, zoals gewijzigd bij Verordening (EU, Euratom) 2021/769 van de Raad van 30 april 2021.
2 Besluit 70/243/EGKS, EEG, Euratom van de Raad van 21 april 1970.
3 In 1970 werd het maximale afdrachtpercentage vastgesteld op 1 %. Met de toetreding van Spanje en Portugal werd dit verhoogd naar een maximaal afdrachtpercentage van 1,4 %. Bij Besluit 2000/597/EG, Euratom van de Raad van 29 september 2000, werd het afdrachtpercentage verlaagd naar 0,5 %.
4 Overheidsfinanciën van de EU, 2014.
5 Voor de periode 2007-2013 bedroeg het afdrachtpercentage 0,225% voor Oostenrijk, 0,14 % voor Duitsland en 0,1% voor Zweden en Nederland. Voor de periode 2014-2020 bedroeg het afdrachtpercentage 0,15 % voor Duitsland, Nederland en Zweden. Vanaf 2021 wordt het uniforme afdrachtpercentage van 0,3 % ook door deze lidstaten toegepast.
6 Bijlage 1 bevat een model van het overzicht met alle correcties en compensaties volgens het oude stelsel.
7 Zoals beschreven in de artikelen 6 en 7 van Richtlijn 2006/112/EG (btw-richtlijn).
8 Advies nr. 11/2020 (uitgebracht krachtens de artikelen 287, lid 4, en 322, lid 2, VWEU) over de ontwerpverordening (EU, Euratom) van de Raad tot wijziging van Verordening (EEG, Euratom) nr. 1553/89 betreffende de definitieve uniforme regeling voor de inning van de eigen middelen uit de belasting over de toegevoegde waarde (document 12771/20, interinstitutioneel dossier 2018/0133 (NLE)).
9 De in afdeling 2 van het verslag gebruikte gegevens zijn gebaseerd op berekeningen vanaf maart 2024.
10 Sinds 2021 worden de btw-grondslagen berekend door de geïnde btw-ontvangsten te delen door het “bevroren” gewogen gemiddelde tarief van 2016, waar voorheen het jaarlijkse daadwerkelijke gewogen gemiddelde tarief werd toegepast.
11 Bijlage 5 biedt een overzicht van de ontwikkeling van de btw-grondslagen per lidstaat in de periode 2016-2022.
12 Deze macro-economische indicatoren worden ook gebruikt in de jaarlijkse procedure voor de prognoses van de eigen middelen op basis van de btw voor de jaarlijkse begroting.
13 De in deel A van bijlage X genoemde compensaties gelden voor tandtechnici, openbare radio- en televisieorganisaties, gebouwen en bouwterreinen, reisbureaus.
14 De in deel B van bijlage X genoemde compensaties gelden voor toegang tot sportmanifestaties, vrije beroepen, openbare telecommunicatiediensten, lijkbezorgers en crematoria, blinden, gedenktekens of begraafplaatsen van oorlogsslachtoffers, particuliere ziekenhuizen, openbare watervoorziening, nieuwe gebouwen en bouwterreinen, passagiersvervoer, luchtvaartuigen, oorlogsschepen, reisbureaus (binnen de EU).
15 eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/PDF/?uri=CELEX:52022DC0137.
16 De Raad heeft deze voorschriften vastgesteld middels Richtlijn (EU) 2017/2455 van december 2017 en Richtlijn (EU) 2019/1995 (zie geconsolideerde versie: Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde).
17 Bron: directoraat-generaal Belastingen en Douane-unie / Persbericht van 30.6.2023 / “EU VAT rules for e-commerce two years on: Updated revenue figures point again to a successful implementation”.
18 COM(2018) 118 final, 8.3.2018 — Verslag van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement over de effecten van de artikelen 199 bis en 199 ter van Richtlijn 2006/112/EG van de Raad op de fraudebestrijding.
19 Voorstel voor een richtlijn van de Raad tot wijziging van Richtlijn 2006/112/EG wat betreft de btw-regels voor het digitale tijdperk. Voorstel voor een verordening van de Raad tot wijziging van Verordening (EU) nr. 904/2010 wat betreft de voor het digitale tijdperk noodzakelijke regelingen voor administratieve samenwerking op het gebied van de btw.
Voorstel voor een uitvoeringsverordening van de Raad tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 282/2011 wat betreft de informatievereisten voor bepaalde btw-regelingen.
20 Werkdocument van de diensten van de Commissie SWD(2022) 394 final.
21 Voor 22 lidstaten (BE, BG, CZ, DK, DE, IE, EL, HR, IT, CY, LV, LU, HU, NL, AT, PL, PT, RO, SI, SK, FI en SE) zijn de overzichten voor 2021 gecontroleerd, terwijl voor 12 lidstaten (CZ, DK, DE, IE, HR, CY, HU, NL, AT, PL, FI, en SE) de overzichten voor 2022 zijn gecontroleerd.
22 Het duurt mogelijk langer om punten onder voorbehoud met betrekking tot inbreuken te verhelpen, aangezien voor een aantal hiervan geldt dat er nog een juridische analyse moet worden uitgevoerd of men in afwachting is van een uitspraak van het Hof van Justitie.
23 Bijlage 7 biedt tevens gedetailleerde gegevens met betrekking tot de percentages betreffende het gewogen gemiddelde tarief van 2016 per lidstaat, alsook de status ervan. Opgemerkt zij dat de btw-grondslag in Kroatië en Luxemburg aanzienlijk hoger ligt dan de afgetopte grondslag en dat hun berekende btw-grondslagen worden vervangen door een waarde die overeenkomt met 50 % van het betreffende bni. Dit betekent dat eventuele wijzigingen in de percentages van hun tarieven niet van invloed zouden zijn op de omvang van hun bijdragen uit eigen middelen op basis van de btw.
24 Opgemerkt zij dat er geen verband bestaat tussen de geanalyseerde vereenvoudiging en de herziening van de terbeschikkingstellingsverordening in 2021, het opschorten van de betaling van saldi en het aftoppen van de effecten van rente wegens vertraagde overmaking.
25 Een sterk verlaagd btw-tarief ligt lager dan het minimumtarief van 5 % en kan worden toegepast op een beperkte lijst goederen en diensten (artikel 98, lid 2, van de btw-richtlijn).
26 Bijlage 12 biedt een overzicht van de ontwikkeling van het gewogen gemiddelde tarief in de lidstaten in de periode 2016-2020.
27 Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad en het Europees Economisch en Sociaal Comité over een actieplan betreffende de btw — Naar een gemeenschappelijke btw-ruimte in de EU — Tijd om knopen door te hakken (COM/2016/0148 final).
28 Richtlijn (EU) 2020/2020 van de Raad van 7 december 2020 tot wijziging van Richtlijn 2006/112/EG wat betreft tijdelijke maatregelen inzake de belasting over de toegevoegde waarde van toepassing op COVID-19-vaccins en medische hulpmiddelen voor in-vitrodiagnostiek, in reactie op de COVID-19-pandemie;
Richtlijn (EU) 2021/1159 van de Raad van 13 juli 2021 tot wijziging van Richtlijn 2006/112/EG betreffende tijdelijke vrijstellingen bij invoer en bepaalde leveringen van goederen en diensten in reactie op de COVID-19-pandemie.
29 De in artikel 6 bedoelde gebieden betreffen de berg Athos, de Canarische Eilanden, de Franse overzeese departementen als bedoeld in artikel 349 en artikel 355, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (Guadeloupe, Frans Guyana, Martinique, Réunion, Saint Barthélemy, Saint Martin), de Ålandseilanden, de Kanaaleilanden, Campione d’Italia, de Italiaanse wateren van het meer van Lugano, het eiland Helgoland, het gebied Büsingen, Ceuta, Melilla en Livigno.
30 De in artikel 7 bedoelde gebieden betreffen het Vorstendom Monaco, het eiland Man en de zones die te Akrotiri en Dhekelia onder de soevereiniteit van het Verenigd Koninkrijk vallen.
31 Het definitieve of voorlopige gewogen gemiddelde tarief van 2016, berekend tot op vier decimalen, van het stelsel van eigen middelen op basis van de btw van vóór 2021.
32 Euromod is een EU-breed microsimulatiemodel voor het modelleren van belastingen en biedt onderzoekers en beleidsanalisten de mogelijkheid om op vergelijkbare wijze de effecten van belastingen en uitkeringen op de inkomens van huishoudens en arbeidsprikkels te berekenen, zowel voor de bevolking per land als voor de EU als geheel. De hier getoonde resultaten zijn gebaseerd op Euromod versie i6.120. Euromod werd oorspronkelijk onderhouden, ontwikkeld en beheerd door het Institute for Social and Economic Research (ISER). Sinds 2021 wordt dit gedaan door het JRC, in samenwerking met Eurostat en nationale teams uit de EU-landen. Wij zijn dank verschuldigd aan de vele mensen die aan de ontwikkeling van Euromod hebben bijgedragen. De resultaten en de interpretatie ervan vallen onder de verantwoordelijkheid van de auteur(s). Meer informatie: https://euromod-web.jrc.ec.europa.eu/.
33 De tarieven voor 2024 zijn beoordeeld door deskundigen uit alle lidstaten. Ten tijde van de berekening (juli 2024) waren de tarieven echter nog voorlopig van aard en kunnen deze tot aan de volgende stabiele Euromod-versie begin 2025 worden gecontroleerd, herzien en aangepast.
NL NL