Bijlagen bij COM(2000)61 - Sluiting van het nieuwe Verdrag inzake de bescherming van de Rijn

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

dossier COM(2000)61 - Sluiting van het nieuwe Verdrag inzake de bescherming van de Rijn.
document COM(2000)61 NLEN
datum 7 november 2000
Bijlage bij dit Verdrag, die onderdeel uitmaakt van dit Verdrag.

Artikel 17 Inwerkingtreding

Elke Verdragpartij deelt de Regering van de Zwitserse Bondsstaat mede dat voldaan is aan de nationale vereisten voor de inwerkingtreding van dit Verdrag. De Regering van de Zwitserse Bondsstaat bevestigt de ontvangst van deze mededelingen en stelt daarvan tevens de andere Verdragspartijen in kennis. Het Verdrag treedt in werking op de eerste dag van de tweede maand die volgt op de ontvangst van de laatste mededeling.

Artikel 18 Opzegging

1. Na het verstrijken van een tijdvak van drie jaar na de inwerkingtreding kan dit Verdrag te allen tijde door elke Verdragspartij worden opgezegd door middel van een aan de Regering van de Zwitserse Bondsstaat te richten schriftelijke verklaring.

2. Een opzegging wordt van kracht aan het einde van het jaar dat volgt op de opzegging.

Artikel 19 Intrekking en handhaving van het geldende recht

1. Onverminderd het tweede en derde lid houden bij de inwerkingtreding van dit Verdrag op van kracht te zijn:

a) de Overeenkomst van 29 april 1963 nopens de Internationale Commissie ter bescherming van de Rijn tegen verontreiniging;

b) de Aanvullende Overeenkomst van 3 december 1976 bij de Overeenkomst van 29 april 1963 nopens de Internationale Commissie ter bescherming van de Rijn tegen verontreiniging;

c) de Overeenkomst van 3 december 1976 inzake de bescherming van de Rijn tegen chemische verontreiniging.

2. De ingevolge de Overeenkomst van 29 april 1963 nopens de Internationale Commissie ter bescherming van de Rijn tegen verontreiniging en de Aanvullende Overeenkomst van 3 december 1976, alsmede de Overeenkomst van 3 december 1976 inzake de bescherming van de Rijn tegen chemische verontreiniging aangenomen besluiten, aanbevelingen, grenswaarden en andere regelingen blijven zonder wijziging van hun juridische status van toepassing, voorzover deze door de Commissie niet uitdrukkelijk worden ingetrokken.

3. De verdeling van de kosten ten behoeve van de jaarlijkse begroting overeenkomstig artikel 12 van de Overeenkomst van 29 april 1963 nopens de Internationale Commissie ter bescherming van de Rijn tegen verontreiniging, zoals gewijzigd door de Aanvullende Overeenkomst van 3 december 1976, blijft van kracht totdat de Commissie in het huishoudelijk en financieel reglement een verdeling heeft vastgelegd.

Artikel 20 Authentieke tekst en nederlegging

Dit Verdrag, dat in de Duitse, Franse en Nederlandse taal is opgesteld, zijnde de drie teksten gelijkelijk authentiek, zal worden nedergelegd bij de Regering van de Zwitserse Bondsstaat, die daarvan een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift zal doen toekomen aan elke Verdragspartij.


Gedaan te ,

Voor de Regeringen


van de Bondsrepubliek Duitsland:


van het Koninkrijk der Nederlanden;


van de Franse Republiek:


van de Zwitserse Bondsstaat:


van het Groothertogdom Luxemburg:


Voor de Europese Gemeenschap:


BIJLAGE

Scheidsrechtspraak

1. Tenzij de Partijen bij het geschil anders besluiten, wordt de scheidsrechterlijke procedure gevoerd met inachtneming van de bepalingen van deze Bijlage.

2. Het scheidsgerecht bestaat uit drie leden. Zowel de klagende als de aangeklaagde Partij wijst een scheidsman aan; de beide aldus aangewezen scheidsmannen wijzen in onderlinge overeenstemming de derde scheidsman aan, die het voorzitterschap van het gerecht op zich neemt.

Indien binnen twee maanden na de benoeming van de tweede scheidsman de voorzitter van het scheidsgerecht niet is aangewezen, gaat de President van het Internationaal Gerechtshof, op verzoek van de meest gerede partij, binnen een volgende periode van twee maanden, over tot de benoeming.

3. Indien binnen twee maanden na de ontvangst van het verzoek bedoeld in artikel 16 van het Verdrag, één van de Partijen bij het geschil niet is overgegaan tot de door haar te verrichten aanwijzing van een lid van het gerecht, kan de andere Partij zich wenden tot de President van het Internationaal Gerechtshof, die de voorzitter van het scheidsgerecht aanwijst binnen een volgende termijn van twee maanden. Zodra de voorzitter van het scheidsgerecht is benoemd, verzoekt hij de Partij die nog geen scheidsman heeft aangewezen dit te doen binnen een termijn van twee maanden. Na het verstrijken van deze termijn wendt hij zich tot de President van het Internationaal Gerechtshof, die binnen een volgende termijn van twee maanden overgaat tot de benoeming.

4. Indien in de in de voorgaande leden bedoelde gevallen de President van het Internationaal Gerechtshof verhinderd mocht zijn of indien hij onderdaan is van een van de Partijen bij het geschil, dient de aanwijzing van de voorzitter van het scheidsgerecht of de benoeming van de scheidsman te geschieden door de vice-president van het Gerechtshof of door het in dienstjaren oudste lid van het Hof dat niet verhinderd is en dat geen onderdaan is van een van de Partijen bij het geschil.

5. De voorgaande bepalingen zijn van overeenkomstige toepassing om in vacatures te voorzien.

6. Het scheidsgerecht beslist overeenkomstig de regels van het internationale recht en, in het bijzonder, overeenkomstig de bepalingen van dit Verdrag.

7. Het scheidsgerecht beslist, zowel ten aanzien van de procedure als van de zaak zelf, met meerderheid van stemmen van zijn leden; wanneer één van de door de Partijen aangewezen leden van het gerecht niet aanwezig is of zich van stemming onthoudt, verhindert dit het gerecht niet uitspraak te doen. Indien de stemmen staken, is de stem van de voorzitter doorslaggevend. De beslissingen van het gerecht zijn bindend voor de Partijen. Deze dragen de kosten van de scheidsman die zij hebben aangewezen en verdelen de andere kosten gelijkelijk. Ten aanzien van de andere punten stelt het scheidsgerecht zelf zijn procedureregels vast.

8. In geval van een geschil tussen twee Verdragspartijen waarvan er één Lidstaat is van de Europese Gemeenschap, die zelf Verdragspartij is, richt de andere Partij het verzoek zowel aan deze Lidstaat als aan de Gemeenschap, die gezamenlijk binnen een termijn van twee maanden na ontvangst van het verzoek, aan die Partij ter kennis brengen of de Lidstaat, de Gemeenschap, dan wel de Lidstaat en de Gemeenschap gezamenlijk Partij zullen zijn bij het geschil. Indien een dergelijke kennisgeving niet wordt gedaan binnen de genoemde termijn, worden de Lidstaat en de Gemeenschap voor de toepassing van het bepaalde in deze Bijlage geacht een en dezelfde Partij te vormen bij het geschil. Hetzelfde geldt wanneer de Lidstaat en de Gemeenschap gezamenlijk Partij zijn bij het geschil.

Protocol van ondertekening

Bij de ondertekening van het Verdrag inzake de bescherming van de Rijn zijn de delegatieleiders van de IRC overeengekomen dat

1. het Verdrag onverlet laat:

a) de Overeenkomst van 3 december 1976 inzake de bescherming van de Rijn tegen verontreiniging door chloriden;

b) de briefwisseling van 29 april/13 mei 1983 met betrekking tot de genoemde Overeenkomst, in werking getreden op 5 juli 1985;

c) de Verklaring van 11 december 1986 van de delegatieleiders van de Regeringen die de Overeenkomstsluitende Partijen zijn van de Overeenkomst van 29 april 1963 nopens de Internationale Commissie ter bescherming van de Rijn tegen verontreiniging;

d) het Aanvullend Protocol van 25 september 1991 bij de Overeenkomst van 3 december 1976 inzake de bescherming van de Rijn tegen verontreiniging door chloriden;

e) de Verklaring van 25 september 1991 van de delegatieleiders van de Regeringen die de Overeenkomstsluitende Partijen van de Overeenkomst van 29 april 1963 nopens de Internationale Commissie ter bescherming van de Rijn tegen verontreiniging zijn;

2. de "stand van de techniek" en de "beste beschikbare technologie" synonieme begrippen zijn en dat deze begrippen, evenals het begrip "beste milieupraktijk" in het kader van het Verdrag inzake de bescherming van de Rijn dienen te worden begrepen zoals zij in het Verdrag van 17 maart 1992 inzake de bescherming en het gebruik van grensoverschrijdende waterlopen en internationale meren (Bijlagen I en II) en in het Verdrag van 22 september 1992 inzake de bescherming van het mariene milieu in het noordoostelijk deel van de Atlantische Oceaan (Aanhangsel 1) zijn omschreven;

3. Koblenz de zetel van het secretariaat blijft;

4. voor het bijleggen van een geschil tussen lidstaten de Europese Gemeenschap dat geen andere staat betreft, artikel 219 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap van toepassing is.


Gedaan te , op

Voor de Regeringen


van de Bondsrepubliek Duitsland:


van het Koninkrijk der Nederlanden;


van de Franse Republiek:


van de Zwitserse Bondsstaat:


van het Groothertogdom Luxemburg:


Voor de Europese Gemeenschap:


FINANCIEEL MEMORANDUM

1. TITEL VAN DE MAATREGEL

Verdrag inzake de bescherming van de Rijn

2. BEGROTINGSLIJN

B7 - 8110

3. RECHTSGRONDSLAG

_ Overeenkomst van 29 april 1963 nopens de Internationale Commissie ter bescherming van de Rijn tegen verontreiniging en Aanvullende Overeenkomst van 3 december 1976;

_ Overeenkomst van 3 december 1976 inzake de bescherming van de Rijn tegen chemische verontreiniging;

_ diverse internationale verdragen waarbij de Gemeenschap partij is, en met name het Verdrag van 17 maart 1992 betreffende de bescherming en het gebruik van de grensoverschrijdende waterlopen en internationale meren alsmede het Verdrag van 22 september 1992 inzake de bescherming van het mariene milieu in het noordoostelijk deel van de Atlantische Oceaan (OSPAR-verdrag);

_ het nieuwe Verdrag inzake de bescherming van de Rijn, dat door de Europese Gemeenschap en de andere verdragspartijen op 12 april 1999 te Bern werd ondertekend.

4. OMSCHRIJVING VAN DE MAATREGEL

4.1 Algemeen doel van de maatregel

Met het Verdrag inzake de bescherming van de Rijn wordt beoogd de duurzame ontwikkeling van het Rijnecosysteem te garanderen, de productie van drinkwater uit Rijnwater veilig te stellen, de kwaliteit van de sedimenten te verbeteren (zodat baggerspecie zonder schade aan het milieu gestort of verspreid kan worden), hoge waterstanden te voorkomen en in het kader van een geïntegreerde benadering te zorgen voor bescherming tegen overstromingen, rekening houdend met de ecologische eisen, alsmede bij te dragen tot de sanering van de Noordzee in combinatie met andere maatregelen ter bescherming van deze zee. In het kader van dit verdrag coördineert de Internationale Commissie ter bescherming van de Rijn (ICBR) de werkzaamheden die voor het realiseren van de doelstellingen van het verdrag noodzakelijk zijn. Zij wordt bijgestaan door een secretariaat dat te Koblenz (Duitsland) gevestigd is.

De Gemeenschap is Partij bij het huidige Verdrag inzake de bescherming van de Rijn; haar participatie in het nieuwe verdrag zal haar in staat stellen, de internationale samenwerking bij de bescherming van de wateren van de Rijn, die intensief worden gebruikt, voort te zetten.

Zo draagt de Gemeenschap bij tot het bereiken van de doelstellingen van het EG-Verdrag door bevordering van de instandhouding, de bescherming en de verbetering van de milieukwaliteit, de bescherming van de menselijke gezondheid, het voorzichtig en verstandig gebruik van de waterreserves en de bevordering op internationaal niveau van maatregelen om het hoofd te bieden aan regionale milieuproblemen.

4.2 Looptijd en wijze van vernieuwing of verlenging

Jaarlijkse bijdrage van de Gemeenschap gedurende de hele looptijd van het Verdrag inzake de bescherming van de Rijn. (Het verdrag geldt voor onbeperkte duur.)

5. INDELING VAN DE UITGAVEN

5.1 Niet-verplichte uitgaven

5.2 Gesplitste kredieten

6. AARD VAN UITGAVEN EN ONTVANGSTEN

Gezamenlijke financiering met andere openbare en/of particuliere bronnen.

7. FINANCIËLE GEVOLGEN

Jaarlijks wordt een raming gemaakt van de middelen die het secretariaat nodig heeft. Krachtens het thans vigerende verdrag beloopt de bijdrage van de Gemeenschap aan het totale jaarlijkse budget van de Internationale Commissie ter bescherming van de Rijn 13%. In 1999 bedroeg de financiële bijdrage van de Europese Gemeenschap 168.595 DM (86.201,25 EUR, aangewezen op begrotingslijn B7-8110) ; in 2000 zal deze bijdrage 174.869 DM (89.409 EUR) belopen.

Zodra de bekrachtiging van het nieuwe verdrag een feit is, draagt elke verdragspartij een deel van de kosten welke aan de activiteiten van het secretariaat van de Internationale Commissie ter bescherming van de Rijn verbonden zijn, overeenkomstig de verdeelsleutel van punt 9 van het nieuwe huishoudelijk en financieel reglement van de ICBR. Deze verdeelsleutel bepaalt dat de Europese Gemeenschap een bijdrage van 2,5% levert; Zwitserland dient 12% voor zijn rekening te nemen, en het resterende bedrag wordt als volgt over de overige verdragspartijen omgeslagen: 32,5% voor de Bondsrepubliek Duitsland, 32,5% voor de Franse Republiek, 32,5% voor het Koninkrijk der Nederlanden en 2,5% voor het Groothertogdom Luxemburg.

Voorts is bepaald dat de Europese Gemeenschap naast genoemde toelage voor de huishoudelijke uitgaven van het secretariaat en binnen de grenzen van haar financiële mogelijkheden ook een aanvullende bijdrage betaalt waardoor de totale bijdrage van de Gemeenschap op het niveau wordt gebracht van de communautaire bijdrage aan de begroting voor het jaar dat aan de vankrachtwording van het nieuwe Verdrag inzake de bescherming van de Rijn voorafging. De totale bijdrage van de Gemeenschap mag echter niet meer bedragen dan het percentage dat werd vastgesteld in de Aanvullende Overeenkomst van 3 december 1976 bij de op 29 april 1963 in Bern ondertekende Overeenkomst nopens de Internationale Commissie ter bescherming van de Rijn tegen verontreiniging (namelijk 13%).

Bijgevolg zullen de bekrachtiging en inwerkingtreding van het nieuwe Verdrag inzake de bescherming van de Rijn resulteren in een geleidelijke vermindering van de bijdrage van de Europese Gemeenschap van 13 naar 2,5%.

8. BEPALINGEN OM FRAUDE TEGEN TE GAAN

De bepalingen inzake de door de Gemeenschap uitgeoefende controle op het gebruik van haar financiële bijdragen aan verdragen van dit type zijn van toepassing.

9. ELEMENTEN VAN DE KOSTEN-BATENANALYSE

9.1 Specifieke en kwantificeerbare doelstellingen

_ Algemene doelstelling: de noodzakelijke voorwaarden tot stand brengen voor een betere samenwerking tussen de partijen bij het Verdrag inzake de bescherming van de Rijn met het oog op de bevordering van de instandhouding, de bescherming en de verbetering van de milieukwaliteit, de bescherming van de menselijke gezondheid, het voorzichtig en verstandig gebruik van de waterreserves en de bevordering op internationaal niveau van maatregelen om het hoofd te bieden aan regionale milieuproblemen.

_ Specifieke doelstellingen: de duurzame ontwikkeling van het Rijnecosysteem garanderen, de productie van drinkwater uit Rijnwater veiligstellen, de kwaliteit van de sedimenten verbeteren (zodat baggerspecie zonder schade aan het milieu gestort of verspreid kan worden), hoge waterstanden voorkomen en in het kader van een geïntegreerde benadering zorgen voor bescherming tegen overstromingen, rekening houdend met de ecologische eisen, alsook bijdragen tot de sanering van de Noordzee in combinatie met andere maatregelen ter bescherming van deze zee.

9.2 Verantwoording van de maatregel

De internationale rivierverdragen vormen een doeltreffend instrument bij de internationale samenwerking in de strijd tegen grensoverschrijdende water verontreiniging.

Een gemeenschappelijke benadering bij de vaststelling der prioriteiten, de keuze van de te nemen maatregelen en de tenuitvoerlegging daarvan bevordert de doeltreffendheid en werkt kostenverlagend.

De actieve participatie van de Gemeenschap is in het verleden nuttig en noodzakelijk gebleken. Gezien de in het nieuwe verdrag omschreven nieuwe doelstellingen en de noodzaak om toe te zien op de samenhang met de communautaire wetgeving in het algemeen en de eisen van de toekomstige kaderrichtlijn inzake het waterbeleid in het bijzonder, zal dit ook in de toekomst het geval zijn. Overigens is de deelname van de Gemeenschap in overeenstemming met de krachtlijnen van het vijfde milieuactieprogramma « Op weg naar duurzame ontwikkeling », waarin internationale samenwerking als één van de prioriteiten van de Gemeenschap wordt erkend.

9.3 Follow-up en evaluatie van de maatregel

Het Verdrag inzake de bescherming van de Rijn van 1976 heeft in hoge mate bijgedragen tot de verbetering van de waterkwaliteit in het Rijnecosysteem door de doeltreffende bestrijding van de verontreiniging der oppervlaktewateren door gevaarlijke stoffen: het zuurstofgehalte van de wateren van de Rijn is toegenomen en de lozingen van de belangrijkste verontreinigende stoffen zijn met de helft verminderd. Wel moeten de inspanningen worden voortgezet met betrekking tot diffuse verontreinigingsbronnen en ter beperking van de concentraties van gevaarlijke stoffen zoals zware metalen en gehalogeneerde organische verbindingen van industriële oorsprong.

10. HUISHOUDELIJKE UITGAVEN (AFDELING III, DEEL A VAN DE BEGROTING)

10.1. Effect op de omvang van het personeelsbestand

Voor deze maatregel hoeft het aantal personeelsleden niet te worden uitgebreid. De middelen waarover DG ENV thans beschikt, volstaan om in de behoeften te voorzien.

10.2. Financieel effect van de vereiste extra personele middelen

N.v.t.

10.3. Effect op de andere huishoudelijke uitgaven

Er moet worden gerekend op 15 dienstreizen per jaar voor deelneming aan de vergaderingen van de Commissie, van de hoofden van de delegaties en van de comités van deskundigen (in de zetel van het secretariaat te Koblenz of in een andere stad op het grondgebied van een der verdragspartijen): 400 EUR x 15 = 6000 EUR.