Bijlagen bij COM(2000)382 - Europese Overeenkomst betreffende de organisatie van de arbeidstijd van mobiel personeel in de burgerluchtvaart gesloten door de Association of European Airlines (AEA), de European Transport Workers' Association (ETF), de European Cockpit Association (ECA), de European Regions Airline Association (ERA) en de International Air Carrier Association (IACA)

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

BIJLAGE

Europese Overeenkomst betreffende de organisatie van de arbeidstijd van mobiel personeel in de burgerluchtvaart gesloten door de Association of European Airlines (AEA), de European Transport Workers' Association (ETF), de European Cockpit Association (ECA), de European Regions Airline Association (ERA) en de International Air Carrier Association (IACA)

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid de artikelen 138 en 139, lid 2;

Overwegende dat artikel 139, lid 2, van het Verdrag bepaalt dat de tenuitvoerlegging van de op communautair niveau gesloten overeenkomsten op gezamenlijk verzoek van de ondertekenende partijen kan geschieden door een besluit van de Raad op voorstel van de Commissie;

Overwegende dat de ondertekenende partijen hierbij een dergelijk verzoek doen;

Overwegende dat de ondertekenende partijen van mening zijn dat de bepalingen van deze Overeenkomst "meer specifieke voorschriften" zijn in de zin van artikel 14 van Richtlijn 93/104/EG van de Raad, en dat de bepalingen van die richtlijn niet moeten gelden;

Zijn de ondertekenende partijen het volgende overeengekomen:

Clausule 1

1. De Overeenkomst is van toepassing op de arbeidstijd van mobiel personeel in de burgerluchtvaart.

2. De Overeenkomst bevat "meer specifieke voorschriften" betreffende een aantal aspecten van de organisatie van de arbeidstijd in de zin van artikel 14 van Richtlijn 93/104/EG van de Raad.

Clausule 2

1. Onder "arbeidstijd" wordt verstaan de tijd waarin de werknemer werkzaam is, ter beschikking van de werkgever staat en zijn werkzaamheden of functie uitoefent, overeenkomstig de nationale wetten en/of praktijk.

2. Onder "mobiel personeel in de burgerluchtvaart" wordt verstaan bemanningsleden aan boord van een burgerluchtvaartuig, in dienst van een onderneming gevestigd in een lidstaat.

3. Onder "bloktijd" wordt verstaan de tijd tussen het moment waarop een vliegtuig voor het eerst zijn parkeerplaats verlaat om op te stijgen tot het moment waarop het op de aangeduide parkeerplaats tot stilstand komt en alle motoren zijn uitgezet.

Clausule 3

1. Mobiel personeel in de burgerluchtvaart heeft recht op een betaald verlof van minstens vier weken per jaar, overeenkomstig de voorwaarden voor het recht op en het toekennen van een dergelijk verlof krachtens de nationale wetgeving en/of praktijk.

2. De minimumperiode van betaald verlof mag niet worden vervangen door een geldelijke vergoeding, behalve bij beëindiging van de arbeidsverhouding.

Clausule 4

1. (a) Mobiel personeel in de burgerluchtvaart heeft recht op een gratis medische keuring alvorens het voor de arbeid wordt ingezet en daarna op gezette tijden;

(b) Mobiel personeel in de burgerluchtvaart met gezondheidsproblemen waarvan vaststaat dat deze verband houden met het feit dat het ook 's nachts werkt, krijgt indien mogelijk mobiel of niet-mobiel passend dagwerk.

2. Bij de in lid 1, onder a), bedoelde gratis medische keuring moet het medisch geheim worden gerespecteerd.

3. De in lid 1, onder a), bedoelde gratis medische keuring kan deel uitmaken van de nationale gezondheidszorg.

Clausule 5

1. Mobiel personeel in de burgerluchtvaart geniet ten aanzien van hun veiligheid en gezondheid een mate van bescherming die op de aard van hun werk is afgestemd.

2. De passende beschermings- en preventiediensten of -voorzieningen voor de veiligheid en de gezondheid van mobiel personeel in de burgerluchtvaart staan steeds ter beschikking.

Clausule 6

1. De nodige maatregelen worden genomen opdat een werkgever die voornemens is de werkzaamheden volgens een bepaald rooster in te delen, rekening houdt met het algemene beginsel van de aanpassing van de arbeid aan de mens

Clausule 7

2. Informatie betreffende specifieke roosters van mobiel personeel in de burgerluchtvaart dient aan de bevoegde autoriteiten ter beschikking te worden gesteld, wanneer deze daarom vragen.

Clausule 8

1. De arbeidstijd moet worden vastgesteld onverminderd enige toekomstige Gemeenschapswetgeving inzake beperkingen van de vlieg- en de diensttijden en vereisten inzake de rusttijden, en in combinatie met de nationale wetgeving over dit onderwerp, die bij alle hiermee verband houdende aangelegenheden in aanmerking moet worden genomen.

2. De maximale werktijd per jaar, met inbegrip van een aantal elementen betreffende het stand-by zijn voor de dienst zoals vastgesteld in de van toepassing zijnde wetgeving, bedraagt 2.000 uur, waarvan ten hoogste 900 uur bloktijd.

3. De maximale werktijd per jaar moet zo gelijk mogelijk over het jaar worden gespreid.

Clausule 9

Onverminderd clausule 3 krijgt het mobiel personeel in de burgerluchtvaart dagen vrij van dienst en stand-by, die vooraf worden gemeld, en wel als volgt:

(a) minstens 7 lokale dagen in elke kalendermaand, met inbegrip van eventuele wettelijke rustperioden; en

(b) minstens 96 lokale dagen in elk kalenderjaar, met inbegrip van eventuele wettelijke rustperioden.

Clausule 10

Twee jaar na afloop van de in het besluit van de Raad betreffende de tenuitvoerlegging van deze Overeenkomst vastgelegde toepassingsperiode worden de bovenstaande bepalingen door de partijen opnieuw besproken.

Brussel, 22 maart 2000

Association of European Airlines (AEA)

Karl-Heinz Neumeister, secretaris-generaal

Manfred Merz, vice-voorzitter van de commissie Sociale zaken van de AEA, voorzitter van het onderhandelingsteam

European Transport Workers' Federation (ETF)

Brenda O'Brien, adjunct-secretaris-generaal

Betty Lecouturier, president, comité cabinepersoneel

Bent Gehlsen, lid van het onderhandelingsteam, comité cabinepersoneel

European Cockpit Association (ECA)

Gezagvoerder Francesco Gentile, voorzitter

Gezagvoerder Bill Archer, vice-voorzitter

Giancarlo Crivellaro, secretaris-generaal

European Regions Airline Association (ERA)

Mike Ambrose, directeur-generaal

The International Air Carrier Association (IACA)

Marc Frisque, directeur-generaal

Allan Brown, directeur, luchtvaartbeleid- en industriezaken


IMPACTBEOORDELINGSFORMULIER DE IMPACT VAN HET VOORSTEL OP DE SECTOR, IN HET BIJZONDER OP KLEINE EN MIDDELGROTE ONDERNEMINGEN

Benaming van het voorstel

Richtlijn van de Raad inzake de Europese Overeenkomst betreffende de organisatie van de arbeidstijd van mobiel personeel in de burgerluchtvaart gesloten door de Association of European Airlines (AEA), de European Transport Workers' Association (ETF), de European Cockpit Association (ECA), de European Regions Airline Association (ERA) en de International Air Carrier Association (IACA).

Referentienummer van het document

xxxx

Het voorstel

1. Waarom is er, rekening houdend met het beginsel van subsidiariteit, communautaire wetgeving nodig en wat zijn de belangrijkste doelstellingen van die wetgeving-

Communautair optreden is gerechtvaardigd door het feit dat de sociale partners, krachtens de procedure die is vastgelegd in artikel 138 van het Verdrag, zijn overeengekomen dat het noodzakelijk is actie te ondernemen op communautair niveau en uit hoofde van artikel 139, lid 2, van het Verdrag een verzoek hebben ingediend betreffende de tenuitvoerlegging van hun op communautair niveau gesloten overeenkomst door een besluit van de Raad op voorstel van de Commissie. Bovendien kan het, zoals staat in de preambule bij Richtlijn 93/104/EG van de Raad, "vanwege de specifieke aard van de arbeid nodig zijn afzonderlijke maatregelen te treffen voor de aanpassing van de arbeidstijd in bepaalde sectoren of voor bepaalde activiteiten die buiten de werkingssfeer van deze richtlijn vallen". Tot slot heeft het Hof van Justitie, in een zaak in verband met Richtlijn 93/104/EG, voor recht verklaard dat "zodra de Raad heeft vastgesteld dat de huidige graad van bescherming van de veiligheid en de gezondheid van werknemers moet worden verbeterd en dat de op dit gebied bestaande omstandigheden op de weg van de vooruitgang moeten worden geharmoniseerd, de verwezenlijking van een dergelijke doelstelling door middel van minimumvoorschriften slechts mogelijk is door een actie op communautair niveau, die overigens de vaststelling van de noodzakelijke uitvoeringsbepalingen grotendeels aan de lidstaten overlaat" [15].

[15] Zaak C-84/94 Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland tegen Raad van de Europese Unie, Jurispr. 1996, blz. I-5755.

De impact op de sector

2. Wie wordt door het voorstel getroffen-

De burgerluchtvaartsector, in het bijzonder het mobiele personeel werkzaam in de burgerluchtvaartsector.

De grootte van de luchtvaartmaatschappijen, gebaseerd op het aantal werknemers, varieert van 28 tot enkele duizenden. Door de aard van de sector domineren grote maatschappijen de markt; hun marktaandeel bedraagt ongeveer 80-90%. Er zijn evenwel ongeveer 30 luchtvaartmaatschappijen met minder dan 500 werknemers en een groter aantal luchtvaartmaatschappijen met 500-1.000 werknemers. In alle lidstaten bestaat ten minste één kleine of middelgrote luchtvaartmaatschappij.

3. Wat moet de sector doen om zich aan het voorstel te houden-

De sector moet het werk op zodanige wijze organiseren dat de naleving van de bepalingen van de richtlijn en de nationale uitvoeringsbepalingen is gegarandeerd.

4. Welke is de te verwachten economische impact van het voorstel-

Het voorstel bevat minimumnormen betreffende de arbeidsorganisatie van mobiel personeel in de burgerluchtvaartsector. De wetgeving van de lidstaten en/of contractuele regels op nationaal niveau voorzien echter vaak in ten minste hetzelfde beschermingsniveau voor mobiel personeel. Wat de sector betreft, betekent het voorstel dat voor alle Europese luchtvaartmaatschappijen identieke voorwaarden van toepassing zijn, zonder evenwel verplichtingen op te leggen die de toegang tot de markt voor nieuwe luchtvaartmaatschappijen zouden kunnen belemmeren. Bovendien betekent het feit dat de materiële bepalingen van de richtlijn zijn opgenomen in de door de sectoriële sociale partners aangehechte overeenkomst dat zorgvuldig met de specifieke kenmerken van de sector rekening is gehouden. Aangezien de tenuitvoerlegging van de richtlijn en de aangehechte overeenkomst op nationaal niveau moet geschieden, en aangezien het voorstel de lidstaten toestaat een betere bescherming te bieden, zal de concrete impact afhangen van de vorm en de inhoud van de nationale uitvoeringsbepalingen.

5. Bevat het voorstel maatregelen om rekening te houden met de specifieke situatie van kleine en middelgrote ondernemingen (lagere of afwijkende voorschriften)-

De overeenkomst maakt geen onderscheid tussen werknemers van kleine en middelgrote ondernemingen enerzijds en andere werknemers anderzijds. De minimumnormen inzake de gezondheid en veiligheid van werknemers mogen echter niet afhankelijk zijn van de grootte van de onderneming. Desalniettemin vertegenwoordigt de European Regions Airline Association (ERA) 59, hoofdzakelijk kleine en middelgrote luchtvaartmaatschappijen; overeenkomstig de meest recente statistieken (januari 2000) varieert hun grootte, gebaseerd op het aantal werknemers, van 28 tot 2.200 werknemers. Het feit dat de ERA één van de partijen is die de overeenkomst hebben gesloten, toont aan dat mede rekening is gehouden met de belangen van kleine en middelgrote luchtvaartmaatschappijen. Daarnaast kan geen enkele bepaling van de overeenkomst worden beschouwd als een belemmering voor de toegang tot de markt van nieuwe kleine en middelgrote luchtvaartmaatschappijen.

Raadpleging

6. Lijst van organisaties die over het voorstel zijn geraadpleegd en hun belangrijkste standpunten hebben uiteengezet.

Een breed scala aan organisaties is geraadpleegd. Over de bij het voorstel voor een richtlijn aangehechte overeenkomst is tussen de werkgevers- en werknemersorganisaties in de burgerluchtvaartsector onderhandeld.