Bijlagen bij COM(2004)658-1 - Ondertekening van de Overeenkomst met Zwitserland betreffende diens deelname aan het Europees Milieuagentschap en het Europees Milieuobservatie- en -informatienetwerk

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

bijlage aan dit besluit gehecht.

Artikel 2

De Voorzitter van de Raad zorgt voor de in artikel 20 van de Overeenkomst bedoelde kennisgeving namens de Europese Gemeenschap8.

Artikel 3

De Gemeenschap wordt in het Gemengd Comité dat krachtens artikel 16 van de Overeenkomst wordt ingesteld, vertegenwoordigd door de Commissie.

Het standpunt van de Gemeenschap met betrekking tot besluiten van het Gemengd Comité wordt door de Raad op voorstel van de Commissie bij gekwalificeerde meerderheid vastgesteld bij aangelegenheden in verband met de financiële bijdrage van Zwitserland en wanneer het gaat om een beduidende afwijking aangaande de opneming van communautaire wetsteksten van bijlage I of om enige wijziging op bijlage III van de Overeenkomst.

Voor alle andere besluiten van het Gemengd Comité, inclusief betreffende de geregelde opneming van communautaire wetsteksten in bijlage I, behoudens eventueel noodzakelijke technische aanpassingen, en zaken in verband met de interne werking van het Gemengd Comité, wordt het standpunt van de Gemeenschap door de Commissie vastgesteld.

Artikel 4

Dit besluit wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Gedaan te Brussel, op

Voor de Raad

De Voorzitter

BIJLAGE

OVEREENKOMST

tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat betreffende de deelname van Zwitserland aan het Europees Milieuagentschap en het Europees Milieuobservatie- en ‑informatienetwerk

DE EUROPESE GEMEENSCHAP, hierna “de Gemeenschap” genoemd, enerzijds, en

DE ZWITSERSE BONDSSTAAT, hierna “Zwitserland” genoemd, anderzijds,

Hierna de “Partijen” genoemd,

ERKENNENDE de grensoverschrijdende aard van milieuvraagstukken en het belang van een betere internationale samenwerking op het gebied van het milieu,

REKENING HOUDENDE met Verordening (EEG) nr. 1210/90 inzake de oprichting van het Europees Milieuagentschap en het Europees Milieuobservatie- en ‑informatienetwerk, als gewijzigd bij de Verordening (EG) nr. 933/1999 van de Raad en Verordening (EG) nr. 1641/2003 van het Europees Parlement en de Raad,

IN AANMERKING NEMENDE dat de activiteiten van het Europees Milieuagentschap en het Europees Milieuobservatie- en ‑informatienetwerk reeds bij wege van door de Europese Gemeenschap gesloten bilaterale overeenkomsten tot andere Europese landen zijn uitgebreid,

ZIJN HET VOLGENDE OVEREENGEKOMEN:

Artikel 1

Zwitserland neemt volledig deel aan de werkzaamheden van het Europees Milieuagentschap, hierna het “Agentschap” genoemd, en van het Europees Milieuobservatie- en ‑informatienetwerk (EIONET), en geeft uitvoering aan de in bijlage I van deze Overeenkomst genoemde besluiten.

Artikel 2

Zwitserland draagt als volgt financieel bij tot de in artikel 1 genoemde activiteiten (Agentschap en EIONET):

De jaarlijkse bijdrage voor een gegeven jaar wordt berekend op basis van de subsidie die de Gemeenschap voor dat jaar aan de begroting van het Agentschap verleent, gedeeld door het aantal lidstaten van de Europese Unie.

De verdere voorwaarden voor de financiële bijdrage van Zwitserland zijn uiteengezet in bijlage II van deze Overeenkomst.

Artikel 3

Zwitserland neemt volledig deel, zonder stemrecht, aan de werkzaamheden van de Raad van Bestuur van het Agentschap en wordt betrokken bij de werkzaamheden van het Wetenschappelijk Comité van het Agentschap.

Artikel 4

Binnen zes maanden na de inwerkingtreding van deze Overeenkomst informeert Zwitserland het Agentschap over de voornaamste componenten van zijn nationale informatienetwerken als uiteengezet in de in bijlage I genoemde besluiten.

Artikel 5

Onder de in artikel 4 bedoelde instellingen of andere op zijn grondgebied gevestigde organisaties wijst Zwitserland met name een "nationaal knooppunt" aan voor de coördinatie en/of verzending van de informatie die op nationaal niveau moet worden verstrekt aan het Agentschap en aan de instellingen of organisaties die deel uitmaken van het EIONET, met inbegrip van de in artikel 6 bedoelde thematische centra.

Artikel 6

Binnen de in artikel 4 genoemde periode kan Zwitserland ook de op zijn grondgebied gevestigde instellingen of organisaties aanwijzen waaraan specifiek de taak wordt toevertrouwd samen te werken met het Agentschap op het gebied van bepaalde thema’s van bijzonder belang. Een aldus aangewezen instelling moet in staat zijn een overeenkomst te sluiten met het Agentschap om voor specifieke opdrachten als thematisch centrum voor het netwerk op te treden. Deze centra werken samen met andere instellingen die deel uitmaken van het netwerk.

Artikel 7

Binnen zes maanden na de ontvangst van de in de artikelen 4, 5 en 6 bedoelde informatie herbeziet de Raad van Bestuur van het Agentschap de voornaamste componenten van het netwerk teneinde rekening te houden met de deelname van Zwitserland.

Artikel 8

Zwitserland verstrekt, op voorwaarde dat de vertrouwelijkheid wordt beschermd, gegevens overeenkomstig de verplichtingen en praktijken als vastgelegd in het werkprogramma van het Agentschap.

Artikel 9

Het Agentschap kan met de door Zwitserland aangewezen instellingen of organisaties die deel uitmaken van het netwerk, als bedoeld in de artikelen 4, 5 en 6, de nodige regelingen treffen, en met name contracten sluiten, met het oog op de succesvolle uitvoering van de taken die het deze kan toevertrouwen.

Artikel 10

De milieugegevens die het Agentschap ontvangt of meedeelt, kunnen openbaar worden gemaakt en zijn toegankelijk voor het publiek, op voorwaarde dat vertrouwelijke informatie binnen Zwitserland dezelfde graad van bescherming krijgt als binnen de Gemeenschap.

Artikel 11

Het Agentschap krijgt rechtspersoonlijkheid in Zwitserland en het geniet in Zwitserland de ruimste handelingsbevoegdheid die door de nationale wetgeving aan rechtspersonen wordt toegekend.

Artikel 12

Zwitserland past ten aanzien van het Agentschap het Protocol betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Gemeenschappen toe, dat als bijlage III bij deze Overeenkomst is gevoegd.

Artikel 13

In afwijking van artikel 12, lid 2, onder a), van Verordening (EEG, Euratom, EGKS) nr. 259/68 van de Raad tot vaststelling van het Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen en de regeling welke van toepassing is op de overige personeelsleden van deze Gemeenschappen, kunnen staatsburgers van Zwitserland welke over hun volledige burgerrechten beschikken door de Uitvoerend Directeur van het Agentschap onder contract worden aangeworven.

Artikel 14

De bepalingen inzake de door de Gemeenschap in Zwitserland uit te oefenen financiële controle op deelnemers aan activiteiten van het Europees Milieuagentschap of het EIONET zijn opgenomen in bijlage IV.

Artikel 15

De Partijen nemen alle algemene of specifieke maatregelen die nodig zijn om hun verplichtingen krachtens de Overeenkomst na te komen. Zij zorgen ervoor dat de in de Overeenkomst vastgelegde doelstellingen worden bereikt.

Artikel 16

1. Een Gemengd Comité, bestaande uit vertegenwoordigers van de Partijen, ziet toe op een goede uitvoering van de Overeenkomst. Het Comité komt bijeen op verzoek van één der Partijen.

2. Het Gemengd Comité wisselt van gedachten over de implicaties van nieuwe communautaire wetgeving tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 1210/90, of enig ander juridisch instrument waarnaar in deze Overeenkomst wordt verwezen, inclusief, in voorkomend geval, over enige verwachte implicaties in verband met de in artikel 2 en bijlage II van deze Overeenkomst bepaalde financiële bijdrage.

3. In overeenstemming met de respectieve interne procedures van de Partijen kan het Gemengd Comité een besluit goedkeuren ter wijziging van de bijlagen van deze Overeenkomst of tot enige andere maatregel besluiten om een behoorlijke werking van de Overeenkomst te waarborgen.

4. Het Gemengd Comité neemt zijn besluiten in onderlinge overeenstemming.

Artikel 17

De bijlagen bij deze Overeenkomst maken hiervan, met inbegrip van het aanhangsel, integrerend deel uit.

Artikel 18

Deze Overeenkomst is van toepassing, enerzijds, op het grondgebied waarbinnen het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap geldt, en dit onder de in dit Verdrag neergelegde voorwaarden, en, anderzijds, op het grondgebied van Zwitserland.

Artikel 19

Deze Overeenkomst geldt voor een onbeperkte periode. Elke Partij kan deze Overeenkomst opzeggen door kennisgeving aan de andere Partij. Er komt een einde aan deze Overeenkomst zes maanden na de datum van een dergelijke kennisgeving.

Artikel 20

Deze Overeenkomst wordt door de Partijen goedgekeurd overeenkomstig hun onderscheiden procedures. Deze Overeenkomst treedt in werking op de eerste dag van de tweede maand volgende op de dag waarop de Partijen elkaar ervan in kennis hebben gesteld dat hun procedures zijn afgerond.

Artikel 21

Deze Overeenkomst is opgesteld in tweevoud, in de Deense, Duitse, Engelse, Estse, Finse, Franse, Griekse, Hongaarse, Italiaanse, Letse, Litouwse, Nederlandse, Poolse, Portugese, Sloveense, Slowaakse, Spaanse, Tsjechische en Zweedse taal, zijnde elk van deze teksten gelijkelijk authentiek.

Gedaan te (…), op (…)

Voor de Europese Gemeenschap Voor de Zwitserse Bondsstaat

BIJLAGE I

VAN TOEPASSING ZIJNDE BESLUITEN

Wanneer in deze bijlage gespecificeerde besluiten verwijzingen bevatten naar de lidstaten van de Europese Gemeenschap, of een eis betreffende een verband met laatstgenoemde, gelden deze verwijzingen, voor de toepassing van deze Overeenkomst, als eveneens van toepassing op Zwitserland, of op de eis van een verband met Zwitserland.

- Verordening (EEG) nr. 1210/90 van de Raad van 7 mei 1990 inzake de oprichting van het Europees Milieuagentschap en het Europees Milieuobservatie- en ‑informatienetwerk (PB L 120 van 11.5.1990, blz. 1), als gewijzigd bij:

- Verordening (EG) nr. 933/1999 van de Raad van 29 april 1999 (PB L 117 van 5.5.1999, blz. 1);

- Verordening (EG) nr. 1641/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 22 juli 2003 (PB L 245 van 29.9.2003, blz. 1).

BIJLAGE II

FINANCIËLE BIJDRAGE VAN ZWITSERLAND
AAN HET EUROPEES MILIEUAGENTSCHAP

1. De door Zwitserland voor zijn deelname aan het Agentschap te betalen financiële bijdrage aan de begroting van de Europese Unie zal worden berekend op basis van de jaarsubsidie die de Gemeenschap voor dat jaar aan de begroting van het Agentschap verleent, gedeeld door het aantal lidstaten van de Europese Unie.

2. De bijdrage van Zwitserland wordt beheerd overeenkomstig het financieel reglement dat van toepassing is op de algemene begroting van de Europese Unie.

Reis- en verblijfskosten van Zwitserse vertegenwoordigers en deskundigen in verband met hun deelname aan activiteiten of vergaderingen van het Agentschap in het kader van de uitvoering van het werkprogramma van het Agentschap worden door het Agentschap vergoed op dezelfde grondslag en volgens de procedures die gelden voor de lidstaten van de Europese Unie.

3. Na de inwerkingtreding van deze Overeenkomst en aan het begin van ieder nieuw jaar zal de Commissie van de Europese Gemeenschappen, hierna “de Commissie” genoemd, Zwitserland een verzoek tot storting doen toekomen ter hoogte van de uit deze Overeenkomst voortvloeiende bijdrage van dat land aan het Agentschap. Voor het eerste kalenderjaar van zijn deelname betaalt Zwitserland een bijdrage die op pro rata-basis wordt berekend vanaf de datum van het begin van zijn deelname tot het jaareinde. De hierop volgende jaren stemt de bijdrage overeen met de bepalingen van deze Overeenkomst.

4. Deze bijdrage wordt uitgedrukt in euro en betaald op een eurobankrekening van de Europese Commissie.

5. Zwitserland betaalt zijn bijdrage overeenkomstig het verzoek tot storting tegen 1 mei mits het verzoek door de Commissie vóór 1 april is toegezonden, of uiterlijk binnen een periode van 30 dagen nadat het verzoek tot storting is toegezonden.

6. Elk uitstel van betaling geeft vanaf de vervaldatum aanleiding tot betaling door Zwitserland van interesten op het uitstaande bedrag. De rentevoet stemt overeen met de door de Europese Centrale Bank op de vervaldag voor haar eurotransacties gehanteerde rentevoet, vermeerderd met 1,5 procentpunten.

BIJLAGE III

PROTOCOL BETREFFENDE DE VOORRECHTEN EN IMMUNITEITEN VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN

DE HOGE VERDRAGSLUITENDE PARTIJEN,

OVERWEGENDE dat krachtens de bepalingen van artikel 28 van het Verdrag tot instelling van één Raad en één Commissie welke de Europese Gemeenschappen gemeen hebben, deze Gemeenschappen en de Europese Investeringsbank op het grondgebied van de lidstaten de immuniteiten en voorrechten genieten welke nodig zijn ter vervulling van hun taak,

HEBBEN OVEREENSTEMMING BEREIKT omtrent de volgende bepalingen welke aan dit Verdrag zijn gehecht:

HOOFDSTUK I

EIGENDOMMEN, FONDSEN, BEZITTINGEN EN VERRICHTINGEN VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN

Artikel 1

De gebouwen en terreinen van de Gemeenschappen zijn onschendbaar. Zij zijn vrijgesteld van huiszoeking, vordering, verbeurdverklaring of onteigening.

De eigendommen en bezittingen van de Gemeenschappen kunnen zonder toestemming van het Hof van Justitie niet worden getroffen door enige dwangmaatregel van bestuursrechtelijke of gerechtelijke aard.

Artikel 2

Het archief van de Gemeenschappen is onschendbaar.

Artikel 3

De Gemeenschappen, hun bezittingen, inkomsten en andere eigendommen zijn vrijgesteld van alle directe belastingen.

Telkens wanneer hun dit mogelijk is, treffen de regeringen van de lidstaten passende maatregelen tot kwijtschelding of teruggave van het bedrag der indirecte belastingen en van belastingen op de verkoop, welke een deel vormen van de prijs van onroerende of roerende goederen, wanneer de Gemeenschappen voor haar officieel gebruik belangrijke aankopen doen van goederen in de prijs waarvan zodanige belastingen begrepen zijn. De toepassing van deze bepalingen mag evenwel niet tot gevolg hebben dat de mededinging binnen de Gemeenschappen wordt vervalst.

Geen enkele vrijstelling wordt verleend van belastingen, heffingen en rechten die niet anders zijn dan eenvoudige vergoedingen voor diensten van openbaar nut.

Artikel 4

De Gemeenschappen zijn vrijgesteld van alle douanerechten, in- en uitvoerverboden en ‑beperkingen met betrekking tot goederen bestemd voor officieel gebruik van de Gemeenschappen; de aldus ingevoerde goederen mogen op het grondgebied van het land alwaar zij zijn ingevoerd niet onder bezwarende titel of om niet worden overgedragen, tenzij op voorwaarden welke door de regering van dat land zijn goedgekeurd.

Zij zijn eveneens vrijgesteld van alle douanerechten, in- en uitvoerverboden en -beperkingen met betrekking tot hun publicaties.

Artikel 5

De Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal kan alle soorten van deviezen en rekeningen in iedere geldsoort aanhouden.

HOOFDSTUK II

MEDEDELINGEN EN LAISSEZ-PASSER

Artikel 6

De instellingen van de Gemeenschappen genieten, voor hun officiële mededelingen en het overbrengen van al hun documenten op het grondgebied van iedere lidstaat de behandeling, welke door deze staat aan diplomatieke missies wordt toegestaan.

De officiële correspondentie en andere officiële mededelingen van de instellingen van de Gemeenschappen zijn niet aan censuur onderworpen.

Artikel 7

1. Laissez-passer, waarvan de vorm door de Raad wordt vastgesteld en welke als geldige reispapieren worden erkend door de overheidsinstanties van de lidstaten kunnen door de voorzitters van de instellingen van de Gemeenschappen aan de leden en het personeel van deze instellingen worden verstrekt. Deze laissez-passer worden aan de ambtenaren, en overige personeelsleden verstrekt overeenkomstig de bepalingen van het statuut van de ambtenaren en de regeling voor de andere personeelsleden van de Gemeenschappen.

Commissie kan akkoorden sluiten teneinde deze laissez-passer te doen erkennen als geldige reispapieren voor het grondgebied van derde staten.

2. De bepalingen van artikel 6 van het Protocol betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal blijven echter tot de toepassing van de bepalingen van lid 1 toepasselijk op de leden en personeelsleden van de instellingen, die bij de inwerkingtreding van dit Verdrag in het bezit van de in dat artikel bedoelde laissez-passer zijn.

HOOFDSTUK III

LEDEN VAN HET EUROPEES PARLEMENT

Artikel 8

De bewegingsvrijheid der leden van het Europees Parlement die zich naar de plaats van bijeenkomst van het Europees Parlement begeven of daarvan terugkeren wordt op geen enkele wijze beperkt door voorschriften van bestuursrechtelijke of andere aard.

Aan de leden van het Europees Parlement worden, wat betreft douane en deviezencontrole, toegekend:

a. door hun eigen regering, dezelfde faciliteiten als zijn toegekend aan hoge ambtenaren, die zich, belast met een tijdelijke officiële zending, naar het buitenland begeven,

b. door de regeringen van de andere lidstaten, dezelfde faciliteiten als zijn toegekend aan vertegenwoordigers van buitenlandse regeringen, belast met een tijdelijke officiële zending.

Artikel 9

Tegen de leden van het Europees Parlement kan geen opsporing plaatsvinden, noch kunnen zij worden aangehouden of vervolgd op grond van de mening of de stem, die zij in de uitoefening van hun ambt hebben uitgebracht.

Artikel 10

Tijdens de zittingsduur van het Europees Parlement genieten de leden:

a op hun eigen grondgebied, de immuniteiten welke aan de leden van de volksvertegenwoordiging in hun land zijn verleend,

b. op het grondgebied van elke andere lidstaat, vrijstelling van aanhouding en gerechtelijke vervolging in welke vorm ook.

De immuniteit beschermt hen eveneens, wanneer zij zich naar de plaats van de bijeenkomst van het Europees Parlement begeven of daarvan terugkeren.

Op deze immuniteit kan geen beroep worden gedaan in geval van ontdekking op heterdaad, terwijl zij evenmin kan verhinderen dat het Europees Parlement het recht uitoefent de immuniteit van een van zijn leden op te heffen.

HOOFDSTUK IV

DE AAN DE WERKZAAMHEDEN VAN DE INSTELLINGEN DER EUROPESE GEMEENSCHAPPEN DEELNEMENDE VERTEGENWOORDIGERS DER LIDSTATEN

Artikel 11

De aan de werkzaamheden van de instellingen van de Gemeenschappen deelnemende vertegenwoordigers der lidstaten, alsmede hun raadslieden en de deskundigen, genieten gedurende de uitoefening van hun ambt en op hun reizen naar en van de plaats van bijeenkomst de gebruikelijke voorrechten, immuniteiten en faciliteiten.

Dit artikel is eveneens van toepassing op de leden der raadgevende organen van de Gemeenschappen.

HOOFDSTUK V

AMBTENAREN EN OVERIGE PERSONEELSLEDEN VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN

Artikel 12

De ambtenaren en overige personeelsleden van de Gemeenschappen zijn, ongeacht hun nationaliteit, op het grondgebied van elk der lidstaten:

a. vrijgesteld van rechtsvervolging voor hetgeen zij in hun officiële hoedanigheid hebben gedaan, gezegd of geschreven, behoudens de toepassing van de bepalingen der Verdragen, die betrekking hebben op de verantwoordelijkheid van de ambtenaren en overige personeelsleden tegenover de Gemeenschappen, en voorts op de bevoegdheid van het Hof om uitspraak te doen in geschillen tussen de Gemeenschappen en hun ambtenaren en overige personeelsleden. Zij blijven deze immuniteit genieten nadat zij hun ambt hebben neergelegd;

b. tezamen met hun echtgenoten en de te hunnen laste zijnde verwanten vrijgesteld van immigratiebeperkingen en vreemdelingenregistratie;

c. inzake monetaire of deviezenregelingen in het genot van de gebruikelijke faciliteiten welke aan ambtenaren van internationale organisaties worden toegekend;

d. gerechtigd om de eerste maal, dat zij hun post bezetten, in het betrokken land hun huisraad en goederen voor persoonlijk gebruik vrij van rechten in te voeren, en bij het neerleggen van hun ambt hun huisraad en goederen voor persoonlijk gebruik uit genoemd land vrij van rechten weder uit te voeren, in beide gevallen met inachtneming van de voorwaarden welke de regering van het land waar dit recht wordt uitgeoefend, als noodzakelijk beschouwt;

e. gerechtigd uit een lidstaat hun voor persoonlijk gebruik bestemde personenauto die in het land waar zij het laatst hun verblijfplaats hebben gehad of in het land waarvan zij onderdaan zijn, verkregen is op de voorwaarden die op de binnenlandse markt van dat land gelden, vrij van rechten in te voeren, en deze vrij van rechten weder uit te voeren, in beide gevallen met inachtneming van de voorwaarden welke de regering van het betrokken land als noodzakelijk beschouwt.

Artikel 13

Onder de voorwaarden en volgens de procedure welke door de Raad op voorstel van de Commissie worden vastgesteld, worden de ambtenaren en overige personeelsleden van de Gemeenschappen onderworpen aan een belasting ten bate van de Gemeenschappen op de door hun betaalde salarissen, lonen en emolumenten.

Zij zijn vrijgesteld van nationale belastingen op de door de Gemeenschappen betaalde salarissen, lonen en emolumenten.

Artikel 14

De ambtenaren en overige personeelsleden van de Gemeenschappen, die zich uitsluitend uit hoofde van de uitoefening van hun ambt in dienst van de Gemeenschappen vestigen op het grondgebied van een andere lidstaat dan de staat van de fiscale woonplaats, welke zij bezitten op het ogenblik van hun indiensttreding bij de Gemeenschappen, worden voor de toepassing van de inkomsten-, vermogens- en successiebelastingen, alsmede van de tussen de lidstaten van de Gemeenschappen gesloten overeenkomsten ter voorkoming van dubbele belasting, zowel in de staat waar zij zich gevestigd hebben als in de staat van de fiscale woonplaats, geacht hun woonplaats te hebben behouden in de laatstgenoemde staat, indien deze lid is van de Gemeenschappen. Deze bepaling geldt eveneens voor de echtgenoot voorzover deze geen eigen beroepsbezigheden uitoefent, alsmede voor de kinderen die ten laste zijn en onder toezicht staan van de in dit artikel bedoelde personen.

De roerende goederen welke toebehoren aan de in de vorige alinea bedoelde personen en zich bevinden op het grondgebied van de staat van verblijf, worden in de staat vrijgesteld van successiebelasting; voor de heffing van die belasting worden die roerende goederen geacht zich in de staat van de fiscale woonplaats te bevinden, onder voorbehoud van de rechten van derde staten en de mogelijke toepassing van de bepalingen der internationale overeenkomsten betreffende dubbele belasting.

De uitsluitend uit hoofde van de uitoefening van een ambt in dienst van andere internationale organisaties verkregen woonplaats wordt niet in aanmerking genomen bij de toepassing van de bepalingen van dit artikel.

Artikel 15

Op voorstel van de Commissie stelt de Raad met eenparigheid van stemmen de regeling vast inzake de sociale voorzieningen, welke op de ambtenaren en overige personeelsleden van de Gemeenschappen van toepassing zijn.

Artikel 16

Op voorstel van de Commissie en na raadpleging van de overige betrokken instellingen, bepaalt de Raad op welke categorieën van ambtenaren en overige personeelsleden van de Gemeenschappen de bepalingen van de artikelen 12, 13, tweede alinea, en 14 geheel of ten dele van toepassing zijn.

De namen, hoedanigheden en adressen der ambtenaren en overige personeelsleden, welke onder deze categorieën zijn begrepen, worden op gezette tijden aan de regeringen van de lidstaten medegedeeld.

HOOFDSTUK VI

VOORRECHTEN EN IMMUNITEITEN DER BIJ DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN GEACCREDITEERDE MISSIES VAN DERDE STATEN

Artikel 17

De lidstaat, op wiens grondgebied de zetel van de Gemeenschappen is gevestigd, verleent aan de missies der bij de Gemeenschappen geaccrediteerde derde staten de gebruikelijke diplomatieke immuniteiten en voorrechten.

HOOFDSTUK VII

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 18

De voorrechten, immuniteiten en faciliteiten worden aan de ambtenaren en overige personeelsleden van de Gemeenschappen uitsluitend in het belang van de Gemeenschappen verleend.

Elke instelling van de Gemeenschappen is gehouden de aan een ambtenaar of ander personeelslid verleende immuniteit op te heffen in alle gevallen, waarin zulks naar haar mening niet strijdig is met de belangen van de Gemeenschappen.

Artikel 19

Voor de toepassing van dit protocol handelen de instellingen van de Gemeenschappen in overeenstemming met de verantwoordelijke autoriteiten van de betrokken lidstaten.

Artikel 20

De artikelen 12 tot en met 15 en 18 zijn van toepassing op de leden van de Commissie.

Artikel 21

De artikelen 12 tot en met 15 en 18 zijn van toepassing op de rechters, de griffier en de toegevoegde rapporteurs van, alsmede op de advocaten-generaal bij het Hof van Justitie, onverminderd de bepalingen van artikel 3 van de protocollen betreffende het statuut van het Hof van Justitie nopens de vrijstelling van rechtsvervolging van de rechters en de advocaten-generaal.

Artikel 22

Dit Protocol is eveneens van toepassing op de Europese Investeringsbank, de leden van haar organen, haar personeel en de vertegenwoordigers der lidstaten, die aan haar werkzaamheden deelnemen, onverminderd de bepalingen van het protocol betreffende haar statuten.

De Europese Investeringsbank wordt bovendien vrijgesteld van elke fiscale en parafiscale heffing ter gelegenheid van de uitbreiding van haar aandelenkapitaal, alsmede van de verschillende formaliteiten welke deze verrichtingen kunnen medebrengen in de staat waar de zetel gevestigd is. Haar opheffing en liquidering zullen evenmin enige heffing medebrengen. Ten slotte geeft de werkzaamheid van de Bank en van haar organen, uitgeoefend onder de statutaire voorwaarden, geen aanleiding tot de heffing van omzetbelastingen.

Artikel 23

Dit protocol is eveneens van toepassing op de Europese Centrale Bank, de leden van haar organen en haar personeel, onverminderd de bepalingen van het protocol betreffende de statuten van het Europees Stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank.

De Europese Centrale Bank wordt bovendien vrijgesteld van elke fiscale en parafiscale heffing bij de uitbreiding van haar kapitaal, alsmede van de verschillende formaliteiten welke hieraan verbonden zijn in de staat waar de zetel van de Bank gevestigd is. De werkzaamheden van de Bank en van haar organen, uitgeoefend overeenkomstig de statuten van het Europese Stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank, geven geen aanleiding tot de heffing van omzetbelasting.

Bovengenoemde bepalingen zijn eveneens van toepassing op het Europees Monetair Instituut. De ontbinding of liquidatie ervan brengt geen enkele heffing met zich.

TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekende gevolmachtigden hun handtekening onder dit protocol hebben gesteld.

Gedaan te Brussel de achtste april negentienhonderdvijfenzestig.

AANHANGSEL BIJ BIJLAGE III

Wijze van toepassing in Zwitserland van het Protocol betreffende de voorrechten en immuniteiten

1. Uitbreiding van de toepassing van het Protocol tot Zwitserland

Iedere verwijzing naar de lidstaten in het Protocol betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Gemeenschappen (hierna « het Protocol » genoemd) moet worden opgevat als zijnde eveneens van toepassing op Zwitserland, tenzij in het onderstaande anders wordt bepaald.

2. Agentschap vrijgesteld van indirecte belastingen (met inbegrip van BTW)

Op vanuit Zwitserland geëxporteerde goederen en diensten wordt geen belasting over de toegevoegde waarde (BTW) geheven. Wat goederen en diensten betreft die het Agentschap in Zwitserland voor officieel gebruik worden geleverd, geschiedt de BTW-vrijstelling, overeenkomstig artikel 3, tweede alinea, van het Protocol, door middel van teruggave van de betaalde bedragen. Vrijstelling van BTW wordt verleend indien de effectieve aankoopprijs voor de in de factuur of een gelijkwaardig document vermelde goederen en dienstverstrekkingen (inclusief belastingen) ten minste 100 Zwitserse frank bedraagt.

Restitutie van de betaalde BTW-bedragen volgt op vertoon van de speciaal hiertoe bestemde Zwitserse formulieren aan de afdeling BTW van de federale belastingautoriteiten. De aanvragen worden in beginsel behandeld binnen drie maanden, te rekenen vanaf de indiening van het van de nodige bewijsstukken vergezelde verzoek om terugbetaling.

3. Wijze van toepassing van de regelgeving betreffende het personeel van het Agentschap

Wat artikel 13, tweede alinea, van het Protocol betreft, stelt Zwitserland, volgens de beginselen van zijn intern recht, de ambtenaren en overige personeelsleden van het Agentschap in de zin van artikel 2 van Verordening (Euratom, EGKS, EEG) nr. 549/69 van 25 maart 1969 (PB L 74 van 23.7.1969, blz. 1) vrij van federale, kantonnale en gemeentelijke belastingen op salarissen, lonen en emolumenten die door de Gemeenschap worden betaald en waarop, te harer gunste, een interne belasting van toepassing is.

Voor de toepassing van artikel 14 van het Protocol wordt Zwitserland niet als een lidstaat in de zin van bovenstaande paragraaf 1 beschouwd.

De ambtenaren en overige personeelsleden van het Agentschap, alsook hun gezinsleden die zijn aangesloten bij het op de ambtenaren en overige personeelsleden van de Gemeenschap van toepassing zijnde socialeverzekeringsstelsel, vallen niet verplicht onder het Zwitserse socialeverzekeringsstelsel.

Het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen heeft uitsluitende bevoegdheid voor alle kwesties betreffende de betrekkingen tussen de Commissie of het Agentschap en zijn personeel, wat betreft de toepassing van Verordening (EEG/Euratom/EGKS) nr. 259/68 van de Raad en de andere bepalingen van communautair recht tot vaststelling van de arbeidsvoorwaarden.

BIJLAGE IV

FINANCIËLE CONTROLE OP ZWITSERSE DEELNEMERS AAN DE ACTIVITEITEN VAN HET EUROPEES MILIEUAGENTSCHAP EN HET EIONET

1. Rechtstreekse communicatie

Het Agentschap en de Commissie onderhouden rechtstreekse contacten met alle in Zwitserland gevestigde personen of entiteiten die betrokken zijn bij de activiteiten van het Agentschap of het EIONET, als contractant, als deelnemer aan een programma van het Agentschap, als begunstigde van een betaling uit de begroting van het Agentschap of van de Gemeenschap, of als onderaannemer. Deze personen kunnen alle dienstige informatie en documentatie die zij gehouden zijn te verstrekken op grond van de in deze Overeenkomst genoemde instrumenten en van de ter uitvoering daarvan gesloten contracten of overeenkomsten, alsmede van de in het kader daarvan genomen besluiten, rechtstreeks aan de Commissie en het Agentschap doen toekomen.

2. Audits

1. In overeenstemming met Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van 25 juni 2002 en het door de Raad van Bestuur van het Agentschap op 26 maart 2003 overeenkomstig Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van 23 december 2002 goedgekeurde financieel reglement, alsook met de overige regelingen waarnaar in deze Overeenkomst wordt verwezen, kan in de contracten of overeenkomsten die met in Zwitserland gevestigde begunstigden worden gesloten en in de besluiten die in dat kader worden genomen, worden bepaald dat bij deze begunstigden of bij hun onderaannemers op ieder tijdstip wetenschappelijke, financiële of technologische audits of andere controles kunnen worden verricht door functionarissen van het Agentschap en de Commissie of door andere door dezen hiertoe gemachtigde personen.

2. De functionarissen van het Agentschap en de Commissie alsook de andere door dezen hiertoe gemachtigde personen krijgen passende toegang tot locaties, werkzaamheden en documenten, alsmede tot alle nodige informatie, inclusief informatie in elektronische vorm, om deze audits naar behoren te kunnen uitvoeren. Dit recht van toegang wordt uitdrukkelijk vermeld in de contracten of overeenkomsten die worden gesloten in uitvoering van de instrumenten waarnaar in deze Overeenkomst wordt verwezen.

3. De Rekenkamer heeft dezelfde rechten als de Commissie.

4. De audits kunnen plaatsvinden vijf jaar na het verstrijken van deze Overeenkomst dan wel volgens het bepaalde in de contracten of overeenkomsten of in de ter zake genomen besluiten.

5. De Zwitserse financiële controledienst (Eidgenössische Finanzkontrolle) wordt van tevoren over de op het Zwitserse grondgebied te verrichten audits geïnformeerd. Deze kennisgeving is evenwel geen wettelijke voorwaarde voor de uitvoering van deze audits.

3. Controles ter plaatse

1. In het kader van deze Overeenkomst is de Commissie (OLAF) gemachtigd op het Zwitserse grondgebied controles en verificaties ter plaatse te verrichten, zulks overeenkomstig de voorwaarden en modaliteiten van Verordening (EG, Euratom) nr. 2185/96 van de Raad van 11 november 1996.

2. De controles en verificaties ter plaatse worden door de Commissie voorbereid en uitgevoerd in nauwe samenwerking met de Zwitserse financiële controledienst of met de andere door deze controledienst aangewezen bevoegde Zwitserse autoriteiten, die tijdig over het voorwerp, het doel en de rechtsgrondslag van de controles en verificaties worden ingelicht, teneinde aldus alle nodige hulp te kunnen verstrekken. Te dien einde kunnen functionarissen van de bevoegde Zwitserse autoriteiten aan de controles en verificaties ter plaatse deelnemen.

3. Indien de betrokken Zwitserse autoriteiten dit wensen, worden de controles en verificaties ter plaatse door de Commissie en die autoriteiten gezamenlijk verricht.

4. Wanneer deelnemers aan het programma zich verzetten tegen een controle of verificatie ter plaatse, verlenen de Zwitserse autoriteiten de controleurs van de Commissie, overeenkomstig de nationale bepalingen ter zake, de nodige assistentie om laatstgenoemden in staat te stellen de hun opgedragen controles en verificaties ter plaatse tot een goed einde te brengen.

5. De Commissie doet de Zwitserse financiële controledienst ten spoedigste mededeling van iedere onregelmatigheid en van ieder vermoeden betreffende een onregelmatigheid waarvan zij in het kader van de controle of verificatie ter plaatse kennis heeft gekregen. De Commissie is hoe dan ook gehouden bovenbedoelde autoriteit in kennis te stellen van het resultaat van die controles en verificaties.

4. Informatie en raadpleging

1. Met het oog op een goede uitvoering van deze bijlage wisselen de bevoegde Zwitserse en communautaire autoriteiten op gezette tijden informatie uit en plegen zij, op verzoek van een hunner, overleg.

2. De bevoegde Zwitserse autoriteiten stellen het Agentschap en de Commissie onverwijld in kennis van ieder onder hun aandacht gebracht feit waaraan het vermoeden zou kunnen worden ontleend dat er zich onregelmatigheden hebben voorgedaan bij de sluiting en de uitvoering van de contracten of overeenkomsten die zijn gesloten in uitvoering van de instrumenten waarnaar in deze Overeenkomst wordt verwezen.

5. Vertrouwelijkheid

Ingevolge deze bijlage meegedeelde of verkregen informatie, in eender welke vorm, valt onder het beroepsgeheim en wordt op dezelfde wijze beschermd als soortgelijke informatie wordt beschermd krachtens het Zwitserse recht en de overeenkomstige bepalingen die gelden voor de Instellingen van de Gemeenschappen. Deze informatie mag niet worden meegedeeld aan andere personen dan die welke binnen de Instellingen van de Gemeenschappen of in de lidstaten of Zwitserland op grond van hun functie op de hoogte moeten zijn van deze informatie, en mag niet worden gebruikt voor andere doeleinden dan het waarborgen van een doeltreffende bescherming van de financiële belangen van de partijen.

6. Administratieve maatregelen en sancties

Onverminderd de toepassing van het Zwitserse strafrecht kan het Agentschap of de Commissie administratieve maatregelen en sancties opleggen in overeenstemming met de Verordeningen (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van 25 juni 2002 en (EG, Euratom) nr. 2342/2002 van 23 december 2002 alsmede Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95 van de Raad van 18 december 1995 betreffende de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen.

7. Invordering en tenuitvoerlegging

Besluiten die het Agentschap of de Commissie neemt binnen het toepassingsgebied van deze Overeenkomst, welke voor natuurlijke of rechtspersonen, met uitzondering van de staten, een geldelijke verplichting inhouden, vormen in Zwitserland executoriale titel. De formule van tenuitvoerlegging wordt, zonder andere controle dan de verificatie van de authenticiteit van de titel, aangebracht door de autoriteit die daartoe door de Zwitserse regering wordt aangewezen. Van deze aanwijzing geeft zij kennis aan het Agentschap of de Commissie. De tenuitvoerlegging vindt plaats volgens de Zwitserse regels. De rechtsgeldigheid van het besluit dat executoriale titel vormt, is onderworpen aan de controle van het Hof van Justitie.

Arresten van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen die worden gewezen ingevolge een arbitrageclausule vormen onder dezelfde voorwaarden executoriale titel.

LEGISLATIVE FINANCIAL STATEMENT

Policy area(s): Environment
Activit(y/ies): Environment policy development
Title of action: Participation of Switzerland in the European Environment Agency

1. BUDGET LINE(S) + HEADING(S)

07 04 01 01 and 07 04 01 02 (For information)

6033 (income)

2. OVERALL FIGURES

The revenues accruing from the participation of Switzerland will be channelled directly through to the Agency via the Community budget (see table below under point 2, section “Financial Impact on Revenue”). .The amount channelled through is calculated as the annual Community subvention to the Agency divided by the number of Member States.

Period of application:

The period of application is in principle unlimited and starts when the procedures for ratification have been finalised (Articles 19 and 20 of the draft Agreement).

Overall multiannual estimate on expenditure:

a) Schedule of commitment appropriations/payment appropriations (financial intervention) (see point 6.1.1)

The period is unlimited. The table below shows the estimate amounts for the years 2005 and 2006 in line with current financial perspectives. The amounts for subsequent years will increase or decrease in proportion to the Community subvention to the Agency as long as the number of EU Member States remains unchanged at 25.

Compatibility with the financial programming and the financial perspective

 Proposal compatible with the existing financial programming

 This proposal will entail reprogramming of the relevant heading in the financial perspective

 This may entail application of the provisions of the Interinstitutional Agreement.

Financial impact on revenue:

 No financial implications (involves technical aspects regarding implementation of a measure)

OR

 Financial impact – the effect on revenue is as follows:

€ million
Prior to action (Year n-1)Situation following action
Budget lineRevenue20052006
Item 6033a) Revenue in absolute terms
01.0761.080
b) Change in Revenue
0.004


The revenues will be entered as earmarked revenues into the Community budget (item 6033).

For explanation see above tables on expenditure.

3. BUDGET CHARACTERISTICS

Type of expenditureNewEFTA participationParticipation applicant countriesHeading Financial Perspective
Non-compDiffYESYESNO(1)No 3

(1) But applicant countries do participate in core funding for the Agency.

4. LEGAL BASIS

- Article 19 of the Council Regulation (EEC) 1210/1990 modified by Regulation 933/1999 on the establishment of the European Environment Agency, which opens the membership of the Agency up to non-EU countries.

- The proposed Council Decision on the conclusion of the agreement between the European Community and the Switzerland concerning Switzerland’s participation in the European Environment Agency and the European Environment Information and Observation Network, to which this legislative financial statement is annexed.

5. DESCRIPTION AND GROUNDS

Need for Community intervention: objectives pursued

Participation of Switzerland in the Agency will help to bring Swiss monitoring systems and methods for data collection and data treatment in line with those used by the other countries participating in the Agency, which will facilitate the provision of reliable and comparable information on the state of environment in Europe. It will also support integrated assessment and environmental reporting of the ecosystems that are shared by Switzerland and its neighbouring countries. The Agency will be able to report on the state of the environment of a larger part of Europe, including Switzerland, and Switzerland will also be included in all other reporting activities of the Agency.

Methods of implementation

The Commission will pass on the contribution from Switzerland to the Agency as part of the annual subsidy. The Agency is responsible for implementation of the actions and management of the resources involved.

6. FINANCIAL IMPACT

Swiss membership of the Agency as proposed will have no overall financial impact on the Commission.

7. IMPACT ON STAFF AND ADMINISTRATIVE EXPENDITURE

Swiss membership of the Agency will have no impact on human resources in the Commission. It will have an impact on the human resources in the Agency, as adopted in the annual EEA establishment plan.

8. FOLLOW-UP AND EVALUATION

Follow-up arrangements

All the procedures for the implementation and the follow-up of this programme will be in compliance with the provisions of Commission Regulation (EC, Euratom) No 2343/2002 of 23 December 2002 on the framework Financial Regulation for the bodies referred to in Article 185 of Council Regulation (EC, Euratom) No 1605/2002 on the Financial Regulation applicable to the general budget of the European Communities

9. ANTI-FRAUD MEASURES

Anti-fraud measures are included in the conventions and contracts agreed between the European Environment Agency and the beneficiaries: these measures include the possibility to carry out financial, scientific or other specific audits. Moreover, the EEA has an internal auditing function, which shall advise on dealing with risks, by issuing independent opinions on the quality of management and control systems. The Commission’s internal auditor shall also exercise the same powers with respect to the EEA as with respect to Commission departments.

Furthermore, the Court of Auditors shall scrutinise the accounts of the European Environment Agency in accordance with Article 248 of the EC Treaty. Moreover, this scrutiny shall be governed by Articles 139 to 144 of the Financial Regulation applicable to the general budget of the European Communities.

In addition, the European Anti Fraud Office may carry out on-the-spot checks and inspections in accordance with the Council Regulation (Euratom, EC) No 2185/96 and Parliament and Council Regulation (EC) no 1073/1999 from signature of the Contract up to five years after payment of the balance.

1SEC (1999) 2129 def. van 22 december 1999.

2Opgemerkt zij dat bijlage III van het Protocol betreffende de voorrechten en immuniteiten (PVI) een aanhangsel bevat betreffende de wijze van toepassing ervan in het geval van Zwitserland. In paragraaf 2 van het aanhangsel worden, rekening houdend met de specifieke kenmerken van het Zwitserse fiscale stelsel, bepaalde praktische modaliteiten van de toepassing van belastingvrijstellingen op het Agentschap verduidelijkt. Deze benadering is in overeenstemming met vergelijkbare, in bilateraal verband met lidstaten van de EU gegeven toelichtingen bij de praktische uitvoering van het PVI. Gezien de voorkeur dienaangaande van Zwitserland, voorziet paragraaf 3 in een afstand van rechten op grond van artikel 14 van het PVI: ambtenaren van het Agentschap met de Zwitserse nationaliteit worden niet noodzakelijk geacht hun werkelijke woonplaats in Zwitserland te hebben gehandhaafd. Een laatste verduidelijking is dat in het aanhangsel nog eens wordt gewezen op de uitsluitende jurisdictie van het Europees Hof van Justitie in alle aangelegenheden tussen het Agentschap en zijn medewerkers.

3PB C [...] van [...], blz. [...].

4PB L 120 van 11.5.1990, blz. 1.

5PB C [...] van [...], blz. [...].

6PB C [...] van [...], blz. [...].

7PB L 120 van 11.5.1990, blz. 1.

8De datum van inwerkingtreding van de Overeenkomst wordt door het Secretariaat-generaal van de Raad in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakt.

NL NL