Bijlagen bij COM(2005)131-1 - Ondertekening van een protocol bij de overeenkomst tussen de EG, IJsland en Noorwegen betreffende de criteria en de mechanismen voor de vaststelling van Die verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat in een lidstaat, in IJsland of in Noorwegen wordt ingediend

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

Bijlage Protocol bij de overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap, de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen betreffende de criteria en de mechanismen voor de vaststelling van de staat die verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat in een lidstaat, in IJsland of in Noorwegen wordt ingediend

De Europese Gemeenschap

en

de Republiek IJsland

en

het Koninkrijk Noorwegen,

hierna "de overeenkomstsluitende partijen" genoemd,

Indachtig het feit dat in het protocol betreffende de positie van Denemarken, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, is bepaald dat de overeenkomstig titel IV van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap aangenomen maatregelen niet bindend zijn voor, noch van toepassing zijn in Denemarken,

Onder verwijzing naar artikel 12 van de overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap, de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen betreffende de criteria en de mechanismen voor de vaststelling van de staat die verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat in een lidstaat, in IJsland of in Noorwegen wordt ingediend (hierna “de overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap, IJsland en Noorwegen” genoemd), waarin wordt bepaald dat het Koninkrijk Denemarken kan verzoeken om deelneming aan deze overeenkomst,

Opmerkende dat Denemarken bij brief van 16 februari 2001 heeft verzocht om deelneming aan de overeenkomst,

Eraan herinnerend dat overeenkomstig artikel 12 van de overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap, IJsland en Noorwegen de voorwaarden voor deze deelneming van het Koninkrijk Denemarken zullen worden vastgesteld door de overeenkomstsluitende partijen, met de instemming van Denemarken, in een protocol bij deze overeenkomst,

Overwegende dat het passend was voor Denemarken en de Gemeenschap om eerst een overeenkomst te sluiten teneinde met name kwesties in verband met de bevoegdheid van het Hof van Justitie en de coördinatie tussen de Gemeenschap en Denemarken betreffende internationale overeenkomsten te regelen,

Gelet op de overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en het Koninkrijk Denemarken betreffende de criteria en instrumenten om te bepalen welke staat verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat wordt ingediend in Denemarken of een andere lidstaat van de Europese Unie en "Eurodac" voor de vergelijking van vingerafdrukken ten behoeve van een doeltreffende toepassing van de overeenkomst van Dublin (hierna “de overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en Denemarken” genoemd),

Overwegende dat derhalve de voorwaarden moeten worden vastgesteld voor de deelneming van Denemarken aan de overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap, IJsland en Noorwegen en dat met name de rechten en verplichtingen tussen IJsland, Noorwegen en Denemarken moeten worden vastgelegd,

Erop wijzende dat de inwerkingtreding van dit protocol op de instemming van Denemarken is gebaseerd, overeenkomstig zijn grondwettelijke verplichtingen,

ZIJN HET VOLGENDE OVEREENGEKOMEN:

Artikel 1

Het Koninkrijk Denemarken neemt deel aan de overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap, IJsland en Noorwegen, onder de voorwaarden die zijn vastgesteld in de overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en Denemarken en in dit protocol.

Artikel 2

1. De bepalingen van de "verordening Dublin II"[5], die aan dit protocol is gehecht en er deel van uitmaakt, samen met de krachtens artikel 27, lid 2, van de "verordening Dublin II" aangenomen maatregelen ter uitvoering daarvan, zijn uit hoofde van het internationale recht van toepassing op de betrekkingen tussen enerzijds Denemarken en anderzijds IJsland en Noorwegen.

2. De bepalingen van de "Eurodac-verordening"[6], die aan dit protocol is gehecht en er deel van uitmaakt, samen met de krachtens artikel 22 of artikel 23, lid 2, van de "Eurodac-verordening" aangenomen maatregelen ter uitvoering daarvan, zijn uit hoofde van het internationale recht van toepassing op de betrekkingen tussen enerzijds Denemarken en anderzijds IJsland en Noorwegen.

3. Wijzigingen van de in de leden 1 en 2 bedoelde besluiten die door Denemarken ter kennis worden gebracht van de Commissie overeenkomstig artikel 3 van de overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en Denemarken en die door IJsland en Noorwegen ter kennis worden gebracht van de Commissie overeenkomstig artikel 4 van de overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap, IJsland en Noorwegen, zijn uit hoofde van het internationale recht van toepassing op de betrekkingen tussen enerzijds Denemarken en anderzijds IJsland en Noorwegen.

4. De krachtens artikel 27, lid 2, van de "verordening Dublin II" aangenomen uitvoeringsmaatregelen en de krachtens artikel 22 of artikel 23, lid 2, van de "Eurodac-verordening" aangenomen uitvoeringsmaatregelen die door Denemarken ter kennis worden gebracht van de Commissie overeenkomstig artikel 4 van de overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en Denemarken en die door IJsland en Noorwegen ter kennis worden gebracht van de Commissie overeenkomstig artikel 4 van de overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap, IJsland en Noorwegen, zijn uit hoofde van het internationale recht van toepassing op de betrekkingen tussen enerzijds Denemarken en anderzijds IJsland en Noorwegen.

Artikel 3

IJsland en Noorwegen hebben het recht bij het Hof van Justitie memories of schriftelijke opmerkingen in te dienen wanneer een Deense rechterlijke instantie het Hof van Justitie heeft verzocht om een prejudiciële beslissing overeenkomstig artikel 6, lid 1, van de overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en Denemarken.

Artikel 4

1. In geval van een klacht van Noorwegen of IJsland over de toepassing of uitlegging door Denemarken van dit protocol, kan Noorwegen of IJsland verzoeken om de aangelegenheid officieel als geschil op de agenda van het gemengd comité te plaatsen.

2. In geval van een klacht van Denemarken over de toepassing of uitlegging door Noorwegen of IJsland van dit protocol, kan Denemarken verzoeken om de aangelegenheid officieel als geschil op de agenda van het gemengd comité te plaatsen. De aangelegenheid wordt door de Commissie op de agenda geplaatst.

3. Het gemengd comité beschikt over 90 dagen vanaf de datum van goedkeuring van de agenda waarop het geschil is geplaatst, om het geschil te beslechten. In dit verband heeft Denemarken het recht bij het gemengd comité opmerkingen in te dienen.

4. Ingeval een geschil door het gemengd comité zodanig wordt beslecht dat in Denemarken uitvoeringsmaatregelen zijn vereist, deelt Denemarken de partijen binnen de in lid 3 bedoelde termijn mee of het de inhoud van de regeling al dan niet ten uitvoer legt. Ingeval Denemarken kennis geeft van zijn besluit de inhoud van de regeling niet ten uitvoer te leggen, is lid 5 van toepassing.

5. Ingeval het gemengd comité het geschil niet binnen de in lid 3 bedoelde termijn kan beslechten, wordt een nieuwe termijn van 90 dagen in acht genomen om tot een definitieve regeling te komen. Indien het gemengd comité bij het verstrijken van die termijn geen beslissing heeft genomen, wordt dit protocol aan het einde van de laatste dag van die termijn geacht te zijn beëindigd.

Artikel 5

Dit protocol dient te worden bekrachtigd of goedgekeurd door de overeenkomstsluitende partijen. De akten van bekrachtiging of goedkeuring worden neergelegd bij de secretaris-generaal van de Raad, die als depositaris zal optreden.

Dit protocol treedt in werking op de eerste dag van de tweede maand volgende op de kennisgeving door de overeenkomstsluitende partijen dat hun respectieve daartoe vereiste procedures zijn beëindigd.

Voor de inwerkingtreding van dit protocol is tevens vereist dat de depositaris vooraf een nota van het Koninkrijk Denemarken ontvangt waarin wordt verklaard dat het Koninkrijk Denemarken instemt met de in dit protocol opgenomen bepalingen en de in artikel 2 bedoelde bepalingen toepast in zijn wederzijdse betrekkingen met IJsland en Noorwegen.

Artikel 6

Elke overeenkomstsluitende partij kan dit protocol opzeggen door neerlegging van een schriftelijke verklaring bij de depositaris. Deze verklaring wordt zes maanden na de neerlegging van kracht.

Dit protocol houdt op te bestaan wanneer de overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en Denemarken wordt beëindigd.

Dit protocol houdt op te bestaan indien ofwel de Europese Gemeenschap, ofwel zowel IJsland als Noorwegen het heeft opgezegd.

Gedaan te

Bijlage bij het protocol

Verordening (EG) nr. 343/2003 van de Raad van 18 februari 2003 tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat door een onderdaan van een derde land bij een van de lidstaten wordt ingediend (PB L 50 van 25.2.2003, blz. 1).

Verordening (EG) nr. 2725/2000 van de Raad van 11 december 2000 betreffende de instelling van "Eurodac" voor de vergelijking van vingerafdrukken ten behoeve van een doeltreffende toepassing van de overeenkomst van Dublin (PB L 316 van 15.12.2000, blz. 1).

[1] PB C […] van […], blz. […].

[2] PB C […] van […], blz. […].

[3] PB C […] van […], blz. […].

[4] De datum van inwerkingtreding van het protocol is de eerste dag van de tweede maand volgende op de kennisgeving door de overeenkomstsluitende partijen.

[5] Verordening (EG) nr. 343/2003 van de Raad van 18 februari 2003 tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat door een onderdaan van een derde land bij een van de lidstaten wordt ingediend (PB L 50 van 25.2.2003, blz. 1).

[6] Verordening (EG) nr. 2725/2000 van de Raad van 11 december 2000 betreffende de instelling van "Eurodac" voor de vergelijking van vingerafdrukken ten behoeve van een doeltreffende toepassing van de overeenkomst van Dublin (PB L 316 van 15.12.2000, blz. 1).