Bijlagen bij COM(2002)660 - Voortgangsverslag naar aanleiding van de Mededeling van de Commissie over de gevolgen van de uitbreiding voor de aan Kandidaat-lidstaten Grenzende Regio's Communautaire actie ten behoeve van de Grensregio's

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

bijlage).

Gezien de betrekkelijk geringe toewijzing per programma, is de EUR 30 miljoen bestemd voor één gemeenschappelijke prioriteit, namelijk "speciale steun voor de aan de kandidaat-lidstaten grenzende regio's", die is toegevoegd aan de 14 programma's. Voorrang zal worden gegeven aan projecten op de volgende gebieden: versterking van vervoerssystemen, ondersteuning van middelgrote en kleine bedrijven die in bijzondere mate te maken hebben met de gevolgen van de uitbreiding, en ondersteuning van acties voor opleiding en interculturele samenwerking, met inbegrip van acties die de integratie van verschillende taal- en culturele groepen bevorderen. Speciale aandacht zal worden besteed aan projecten in de sectoren vervoer en midden- en kleinbedrijf die rechtstreeks bijdragen tot milieuverbetering.

De normale regels voor de INTERREG III A- en B-programma's zijn van toepassing. Ter wille van een goed en doelmatig beheer zijn de 14 betrokken INTERREG-programma's op 26 juli 2002 gewijzigd bij een enkele beschikking van de Commissie. Alle vastleggingen zijn in september 2002 goedgekeurd. De lidstaten was gevraagd de gewijzigde financiële tabellen voor de 14 programma's van tevoren in te dienen. De respectieve stuurgroepen zullen tot taak hebben die financiële middelen voor concrete projecten te bestemmen volgens criteria in de programmacomplementen, die daartoe nog moeten worden aangepast.

2.5.Samen met de Europese Investeringsbank (EIB) opgezet speciaal programma ter ondersteuning van projecten betreffende gemeentelijke infrastructuur in de aan de EU grenzende regio's van de kandidaat-lidstaten

Het speciale EIB-programma is ontwikkeld omdat is gebleken dat er een gebrek aan adequate kleinschalige infrastructuur is in de aan de EU grenzende regio's van de kandidaat-lidstaten. Het algemene doel van dat programma is bij te dragen tot de sociaal-economische ontwikkeling van die grensregio's en tot hun integratie met hun buurregio's in de huidige lidstaten van de EU.

Daartoe zullen, met het oog op uitbreiding van de kleinschalige gemeentelijke infrastructuur, via het programma meer financiële middelen ter beschikking van de gemeenten en hun openbare nutsbedrijven worden gesteld door middel van een combinatie van leningen uit EIB-middelen en Phare-steun die niet hoeft te worden terugbetaald. Bij de investeringen zal naar behoren rekening moeten worden gehouden met de bestaande nationale, regionale, plaatselijke of andere programmeringsdocumenten.

In 2002 zal EUR 35 miljoen uit de Phare-begroting 2002 aan de betrokken faciliteit worden toegewezen op basis van een financieringsvoorstel dat door het Comité van beheer voor Phare op 27 September werd goedgekeurd.

De EIB is voornemens om met de tenuitvoerlegging van de faciliteit 2002 te beginnen in Polen, dat een lange grens gemeen heeft met de Europese Unie. In een latere fase zullen in het kader van dit programma verdere grensregio's van andere kandidaat-lidstaten (namelijk grensregio's van Bulgarije, Tsjechië, Estland, Hongarije, Polen, Slovenië en Slowakije) in aanmerking worden genomen. In overeenstemming met het actieplan van de Commissie voor de grensregio's is het de bedoeling de financiering van het speciale EIB-programma voort te zetten met een extra bedrag uit de Phare-begroting 2003 dat tot EUR 15 miljoen kan belopen.

Bij de tenuitvoerlegging van dit programma wordt gewerkt met het concept van een faciliteit voor gemeentelijke infrastructuur. De EIB zal uit haar eigen middelen gelden beschikbaar stellen om aan geselecteerde plaatselijke deelnemende banken een met een Phare-subsidie te combineren globale lening te verstrekken. Over het geheel genomen moet de verhouding tussen de EIB-middelen en de Phare-toewijzing ten minste 5/1 bedragen. In 2002 zal de EIB ten minste EUR 175 miljoen verstrekken in de vorm van leningen en zal de Commissie maximaal EUR 35 miljoen beschikbaar stellen.

De Commissie laat de tenuitvoerlegging van dit programma over aan de EIB en zal daartoe begin 2003 met de EIB een bijdrageregeling sluiten die zal voorzien in projectactiviteiten tot 2009.

Wat de praktische tenuitvoerlegging van het programma betreft, zal de EIB allereerst in de grensregio's op zoek gaan naar partners: zij zal plaatselijke financiële instellingen selecteren die de nodige capaciteit, kracht en belangstelling hebben om hun activiteiten uit te breiden tot de financiering van kleine infrastructuurinvesteringen van gemeenten in een specifieke grensregio. De EIB zal leningen verstrekken aan die instellingen, die op hun beurt geld zullen lenen aan gemeenten of openbare nutsbedrijven. De Phare-bijdrage zal worden gebruikt om aan de deelnemende plaatselijke banken een prestatie- en dienstverleningsvergoeding te betalen teneinde hen te motiveren tot deelneming aan het programma en om extra kosten te dekken die moeten worden gemaakt, namelijk voor het promoten van de faciliteit bij de gemeenten, voor dienstverlening aan de gemeenten bij de voorbereiding van de leningsaanvragen of voor de analyse en structurering van de leningen aan gemeenten. Een tweede deel van de Phare-bijdrage zal worden gebruikt om de gemeenten of gemeentelijke nutsbedrijven gedeeltelijk te compenseren voor de met hun investeringen gemoeide kosten en voor de kosten die zij maken bij de selectie en evaluatie van die investeringen.

De EIB mag een overeenkomst over een de EIB-lening en de Phare-subsidie (het "project") omvattend financieel pakket met een geselecteerde plaatselijke financiële instelling pas ondertekenen nadat zij dit project ter goedkeuring aan de Commissie heeft voorgelegd. In het projectvoorstel informeert de EIB de Commissie over het totale leningsbedrag dat in het kader van de faciliteit aan de betrokken plaatselijke financiële instelling wordt toegekend, en over de desbetreffende Phare-bijdrage. Na die goedkeuring zal de EIB een overeenkomst ondertekenen met de plaatselijke financiële instelling, die dan de deelnemende bank in het kader van dit programma wordt.

De deelnemende bank zal de faciliteit bij de gemeenten promoten en ernaar streven leningsaanvragen te ontvangen voor infrastructuurinvesteringen die voldoen aan de subsidiabiliteitscriteria. Op basis van een grondige analyse van de aanvragen zal de deelnemende bank een leningsovereenkomst met een gemeente of een voor gemeentelijke dienstverlening zorgend nutsbedrijf (een "subproject") ondertekenen. Deze leningsovereenkomst zal mede betrekking hebben op de toewijzing van een deel van de Phare-bijdrage aan de gemeente of het gemeentelijke nutsbedrijf. In het algemeen zijn die investeringen subsidiabel waarvan de kosten niet meer dan EUR 5 miljoen bedragen.

Alle investeringsprojecten moeten worden uitgevoerd overeenkomstig de relevante communautaire milieuregelgeving. De som van de totale waarde van het "subproject", de totale waarde van de aan de initiatiefnemer toegekende Phare-bijdrage (rechtstreekse investeringssteun) en welke andere middelen van de Europese Gemeenschap dan ook die de initiatiefnemer voor de financiering van de investering gebruikt, mag niet hoger zijn dan 90 % van de investeringskosten. Op operationeel niveau zal de tenuitvoerlegging van dit programma worden gevolgd via door de EIB in te dienen voortgangsverslagen en via een stuurcomité dat bestaat uit vertegenwoordigers van de Commissie en de EIB.
3.Stand van uitvoering: een betere coördinatie van bestaande beleidsmaatregelen

Met betrekking tot de specifieke problemen van de grensregio's heeft de Commissie in het actieplan haar voornemen uitgesproken om de coördinatie tussen het Phare-programma voor grensoverschrijdende samenwerking (Phare-CBC) en INTERREG verder te harmoniseren. Daartoe heeft de Commissie de volgende maatregelen aangekondigd:

3.1.Betere coördinatie tussen Phare-CBC en INTERREG

Wijziging van de verordening betreffende Phare-CBC

In de veronderstellling dat de uitbreiding zal plaatsvinden op 1 januari 2004, zal de Phare-programmering 2003 de laatste zijn voor de toetredende landen. Gezien het korte tijdsbestek waar het bij dit scenario om gaat, is de Commissie voornemens om de verordening betreffende Phare-CBC slechts in geringe mate aan te passen.

De ervaring die sinds 1999 is opgedaan met de opstelling van gezamenlijke programmeringsdocumenten en het opzetten van gezamenlijke comités, wijst uit dat er nog mogelijkheden zijn voor een verdere gelijktrekking van Phare-CBC met INTERREG, namelijk wat de subsidiabiliteit van de acties betreft. Afgaande op de innovaties die reeds zijn ingevoerd in het kader van de "Phare 2000 Review", lijkt een dergelijke gelijktrekking de moeite waard.

De enige wijziging die voor dit doel nodig is, betreft artikel 5 van de verordening van de Commissie inzake Phare-CBC, waar de huidige verschillen tussen de onder a) tot en met i) bedoelde acties en de onder j) tot en met n) bedoelde acties zullen verdwijnen door het schrappen van de laatste zin van lid 1. Als gevolg daarvan zal elke actie subsidiabel zijn in het kader van zowel de mainstream-financiering van Phare-CBC als het fonds voor kleinschalige projecten van Phare-CBC (artikel 5, lid 2). Door aldus de subsidiabele acties bij Phare-CBC op één lijn te brengen zal worden gezorgd voor meer coherentie met de INTERREG-aanpak.

Deze wijziging werd goedgekeurd door de Commissie op 6 september 2002, wat het mogelijk zal maken om de gewijzigde verordening betreffende Phare-CBC toe te passen voor de Phare-programmering 2003.

Herziening van de PHARE-richtsnoeren

De Commissie heeft ook gewerkt aan een herziening van de Phare-richtsnoeren 2000-2006. In dit verband is onder meer aandacht besteed aan aspecten van transnationale en interregionale samenwerking.

Met betrekking tot de deelneming door kandidaat-lidstaten aan (transnationale) INTERREG II B-programma's zoals CADSES of aan (interregionale) INTERREG II C-programma's, wordt in de Phare-richtsnoeren herhaald dat de kandidaat-lidstaten hun Phare-middelen voor het nationale programma voor dit doel kunnen blijven gebruiken en desgewenst zelfs een groter deel van die middelen daarvoor kunnen bestemmen.

In het Oostzeegebied, waar met een transnationale aanpak wordt gewerkt, zal verder medefinanciering in het kader van Phare-CBC worden verstrekt voor programma's van het type INTERREG III B.

De herziene richtsnoeren werden goedgekeurd op 6 september 2002, samen met de wijziging van de verordening betreffende Phare-CBC.

Toepassing van het territorialiteitsbeginsel

De Commissie heeft in haar actieplan voor de grensregio's ook aangekondigd dat zij een onderzoek zou instellen naar de mogelijkheden om de toepassing van het "territorialiteitsbeginsel" minder strikt te maken. Op grond van dit beginsel kunnen alleen die projecten of delen van projecten waarvan de fysieke locatie zich op het grondgebied van de EU bevindt, in het kader van INTERREG worden gefinancierd.

Na een zorgvuldig onderzoek van deze kwestie is de Commissie tot de conclusie gekomen dat de huidige regelgeving het gebruik van steun uit de Structuurfondsen buiten het grondgebied van de Europese Unie duidelijk uitsluit. Daarom moet het territorialiteitsbeginsel verder worden toegepast voor investeringsprojecten (b.v. afvalwaterzuiveringsinstallaties, bruggen, technologiecentra, enz.). Een minder strikte interpretatie van dit beginsel is echter mogelijk in de volgende gevallen:

Uitzonderingen voor technische hulp

In punt 2.1, tweede streepje, van regel nr. 11 in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 1685/2000 van de Commissie van 28 juli 2000 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1260/1999 is bepaald dat uitgaven voor deelnemers uit derde landen aan vergaderingen van toezichtcomités en subcomités kunnen worden gefinancierd uit de desbetreffende begroting voor technische hulp, als de voorzitter van het betrokken comité hun aanwezigheid noodzakelijk acht voor de doeltreffende tenuitvoerlegging van het programma.

De stuurgroepen van INTERREG-programma's kunnen worden beschouwd als subcomités. Indien bij een INTERREG-programma derde landen, en met name kandidaat-lidstaten, zijn betrokken, kan de aanwezigheid van de vertegenwoordigers van die landen in het algemeen als noodzakelijk voor de doeltreffende tenuitvoerlegging van het programma worden beschouwd, gelet op het (in de meeste gevallen reeds vastgestelde) reglement van orde van de toezichtcomités en stuurgroepen, waarin is bepaald dat die van buiten de Unie afkomstige vertegenwoordigers lid zijn en dat besluiten unaniem moeten worden genomen. Daarom is het niet nodig dit in elke uitnodiging opnieuw te vermelden.

Uitzonderingen voor projecten die niet subsidiabel zijn in het kader van de technische hulp

Wat de vergoeding betreft van met een project verband houdende reis- en verblijfkosten die worden gemaakt door vertegenwoordigers uit derde landen, is de Commissie ten aanzien van onder onderdeel A vallende niet-investeringsprojecten van initiatiefnemers die aan de EU-kant van de grens voor bijstand in aanmerking komen, van mening dat bepaalde uitgaven van deelnemers uit kandidaat-lidstaten (reis- en verblijfkosten, bijdragen voor deelneming aan vergaderingen, seminars en taalcursussen, enz.) voor vergoeding uit het EFRO in aanmerking komen. Wat onder onderdeel A of B vallende projecten betreft, kunnen - om de samenwerking zoveel mogelijk te vergemakkelijken - reis- en verblijfkosten van partners of deelnemers uit derde landen subsidiabele kosten voor een verrichting zijn indien de vergadering of het seminar plaatsvindt in de EU en deel uitmaakt van een goedgekeurde verrichting.

De reis- en verblijfkosten die partners en deelnemers uit lidstaten van de EU maken voor delen van een verrichting die plaatsvinden in een derde land en van vitaal belang zijn voor het welslagen van het project als geheel, komen eveneens voor EFRO-bijstand in aanmerking.

Verdere mogelijkheden voor een flexibeler interpretatie van het territorialiteitsbeginsel

In overeenstemming met de EG-regelgeving inzake overheidsopdrachten kan dienstverlening of outillage die voor de uitvoering van een INTERREG-project in de EU wordt gebruikt, ook afkomstig zijn uit het "partnerland" of uit andere derde landen die volgens algemene nationale, EU- of internationale voorschriften betreffende overheidsopdrachten gelden als betrokken.

Overeenkomstig de hierboven beschreven aanpak wat de subsidiabiliteit voor het EFRO betreft van bepaalde uitgaven van deelnemers uit kandidaat-lidstaten in het kader van niet-investeringsprojecten, kunnen sommige van de uitgaven van deelnemers uit lidstaten van de EU voor delen van een project die plaatsvinden in een kandidaat-lidstaat en van vitaal belang zijn voor het welslagen van het project als geheel, eveneens voor bijstand uit het EFRO in aanmerking worden genomen (reis- en verblijfkosten, bijdragen voor deelneming aan vergaderingen, seminars, stages of taalcursussen, enz.).

Subsidiabiliteit van gebieden die grenzen aan grensregio's

Wegens de unieke geografische ligging van Wenen in de onmiddellijke nabijheid van de aan Tsjechië, Slowakije en Hongarije grenzende gebieden, heeft de Commissie ingestemd met de opneming van Wenen in de INTERREG III A-programma's met deze landen. Daarvoor pleitte de bijzondere rol die Wenen speelt in de economische betrekkingen en de bestuurlijke coördinatie met de grensregio's van de kandidaat-lidstaten. De bijzonderheden werden besproken met de Oostenrijkse autoriteiten en vastgelegd in een wijziging van de INTERREG-richtsnoeren4 na raadpleging van de buurlanden en met inachtneming van de specifieke behoeften van de aangrenzende Oostenrijkse deelstaten.

3.2.Beleidsinitiatieven in de landbouwsector

Ten aanzien van de heroriëntering van bestaande programma's voor plattelandsontwikkeling om het concurrentievermogen en de diversificatie van de bedrijvigheid in grensregio's te verbeteren, is het nog te vroeg om conclusies te trekken omdat de (voor eind 2003 geplande) evaluatie halverwege de looptijd van die programma's nog niet beschikbaar is. Gememoreerd dient echter te worden dat een aantal grensregio's aanzienlijke doelstelling 1-steun ontvangt, waarbij het onder meer gaat om maatregelen voor plattelandsontwikkeling en ook om hogere medefinancieringspercentages dan in andere regio's.

Met de tenuitvoerlegging van het onderdeel "transnationale samenwerking" van LEADER +, dat plaatselijke groepen in staat stelt om projecten op te zetten samen met soortgelijke samenwerkingsverbanden in andere landen (met inbegrip van de kandidaat-lidstaten), is nog niet overal begonnen. De selectie van de LEADER-groepen is nog niet voltooid en de programma's verkeren nog niet in hun uitvoeringsfase. Bovendien is samenwerking met kandidaat-lidstaten een nieuw kenmerk van LEADER en moeten de LEADER-groepen, die voorrang geven aan plaatselijke projecten, hun potentiële partners opsporen en de toegevoegde waarde van transnationale projecten voor de ontwikkeling van hun werkgebied meten. Sommige plaatselijke groepen hebben echter reeds eerste contacten gelegd.
4.Conclusie

De uitbreiding is van bijzonder belang voor de grensregio's in de lidstaten van de EU. Door de uitbreiding zullen deze regio's kansen krijgen voor verbetering op het gebied van integratie, economische bedrijvigheid en groei. Sommige specifieke problemen met betrekking tot infrastructuur en economische herstructurering moeten echter nog worden aangepakt.

Het actieplan van de Commissie van juli 2001, gecombineerd met de instrumenten van het structuurbeleid en de instrumenten van de geïntensiveerde pretoetredingsstrategie, garandeert dat de grensregio's voldoende steun zullen ontvangen via een breed scala van maatregelen.

Dit verslag laat zien dat de Commissie aanzienlijke vooruitgang heeft geboekt bij de tenuitvoerlegging van de communautaire actie voor de grensregio's. De uitvoering van de projecten verkeert echter nog in een vroege fase en in dit opzicht is de Commissie in belangrijke mate afhankelijk van de inspanningen van de regionale en plaatselijke partners om een succes te maken van de projecten waarvoor financiële middelen zijn vastgelegd.

Het is de bedoeling om in 2003 een extra toewijzing van EUR 15 miljoen beschikbaar te stellen voor "voorbereidende acties in verband met de gevolgen van de uitbreiding in de grensgebieden van de Europese Unie" (begrotingspost B5-3003). Gedacht wordt aan de volgende activiteiten:

- voortzetting van de steunmaatregelen voor het midden- en kleinbedrijf, vooral in de bedrijfssectoren die het meest met de gevolgen van de uitbreiding te maken zullen krijgen, inclusief de bevordering van samenwerking tussen bedrijven en van de overdracht van technische know-how;

- versterking van de acties ten behoeve van werknemers, zoals advisering en begeleiding van werknemers met betrekking tot de aan beide zijden van de grens geldende sociale en arbeidswetgeving en verstrekking van andere informatie over de regels die bij de toetreding zullen gelden op het gebied van het vrije verkeer van personen;

- voortzetting van de maatregelen om de plaatselijke en regionale overheden op een grotere mobiliteit en migratie voor te bereiden en om uitvoering te helpen geven aan gerichte maatschappelijke, culturele en onderwijsinitiatieven ten behoeve van hun burgers.

Bovendien zal de Commissie de sociale en economische gevolgen van de uitbreiding in de grensregio's blijven volgen om deze communautaire actie verder te verbeteren.

Bijlage: Verdeling van de in 2002 voor de grensregio's beschikbare INTERREG-steun van EUR 30 miljoen (nieuwe begrotingspost B2‑1411)

13 INTERREG A-PROGRAMMA'S + INTERREG B-PROGRAMMA VOOR HET OOSTZEEGEBIED
Deelnemende landenNaam van het programma voor de betrokken regio'sTotale uitgavenEFRO-toewijzing (basis voor de verdeelsleutel)% aandeelVerdeling van de EUR 30 miljoen over de programma'sTotale EFRO-toewijzing inclusief extra bedrag
Finland/EstlandZuidelijke kustlijn31,4014,101,5%0,45114,55
Duitsland/PolenMecklenburg-Polen110,9883,098,9%2,65785,74
Duitsland/PolenBrandenburg-Lubuskie130,7996,2110,3%3,07799,29
Duitsland/PolenSaksen-Polen61,1142,684,5%1,36544,05
Duitsland/TsjechiëSaksen-Tsjechië244,25170,7218,2%5,459176,18
Duitsland/TsjechiëBeieren-Tsjechië127,6463,826,8%2,04165,86
Oostenrijk/TsjechiëOostenrijk-Tsjechië51,8025,902,8%0,82826,73
Oostenrijk/SlowakijeOostenrijk-Slowakije52,5026,252,8%0,83927,09
Oostenrijk/HongarijeOostenrijk-Hongarije61,6530,823,3%0,98631,81
Oostenrijk/SloveniëOostenrijk-Slovenië54,5227,262,9%0,87228,13
Italië/SloveniëItalië-Slovenië93,2943,204,6%1,38144,58
Griekenland/BulgarijeGriekenland-Bulgarije259,28170,0018,1%5,436175,44
Griekenland/CyprusGriekenland-Cyprus80,2147,005,0%1,50348,50
Finland/Zweden/ Denemarken/Duitsland/ Estland/Litouwen/ Letland/PolenOostzeegebied186,5197,1110,4%3,105100,22
Totaal1 545,93938,17100,0%30,000968,17
+3,2%


1Twee van deze regio’s liggen in Finland: Uusimaa en Etelä-Suomi; acht in Duitsland: Niederbayern, Oberpfalz, Oberfranken, Brandenburg, Berlin, Mecklenburg-Vorpommern, Chemnitz en Dresden; zes in Oostenrijk: Burgenland, Niederösterreich, Wien, Kärnten, Steiermark en Oberösterreich; twee in Italië: Veneto en Friuli-Venezia Giulia; en vijf in Griekenland: Anatoliki Makedonia – Thraki, Kentriki Makedonia, Voreio Aigaio, Notio Aigaio en Kriti.

2Arbeitsgemeinschaft der Wirtschaftskammern entlang der Grenzen zu den mittel- und osteuropäischen Beitrittsstaaten.

3PB C 174 van 20.7.2002, blz. 13-17.

4Zie PB C 239 van 25.8.2001, blz. 4.