Bijlagen bij COM(2002)697 - Evaluatie halverwege van het vierde visserijprotocol met Groenland

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

dossier COM(2002)697 - Evaluatie halverwege van het vierde visserijprotocol met Groenland.
document COM(2002)697 NLEN
datum 3 december 2002
bijlage II bij het EG-Verdrag.

In het Groenland-verdrag wordt ook de nadruk gelegd op samenwerkings- en ontwikkelingsaspecten. Volgens de preambule van het Verdrag was het de bedoeling "een regeling tot stand te brengen waarbij nauwe en duurzame betrekkingen tussen de Gemeenschappen en Groenland worden gehandhaafd en hun wederzijdse belangen, en met name de ontwikkelingsbehoeften van Groenland, in aanmerking worden genomen". Voorts wordt in de preambule gesteld dat, terwijl de LGO-status als het passende kader voor de betrekkingen met Groenland wordt beschouwd, "specifieke aanvullende bepalingen voor Groenland noodzakelijk zijn".

In een aan het Uittredingsverdrag gehecht protocol betreffende de bijzondere regeling voor Groenland is bepaald dat Groenland voor zijn visserijproducten onbeperkte toegang zonder douanerechten heeft tot de communautaire markt, op voorwaarde dat bij een visserijovereenkomst voor de Gemeenschap bevredigende mogelijkheden van toegang tot de Groenlandse wateren worden geopend.

1.2. Het juridische kader - de visserij

De visserijbetrekkingen tussen de Gemeenschap en Groenland zijn geregeld in de "Visserijovereenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap, enerzijds, en de regering van Denemarken en de plaatselijke regering van Groenland, anderzijds" [3], hierna de visserijovereenkomst genoemd. De onderhandelingen over en de sluiting van deze overeenkomst hingen ten nauwste samen met de uittreding van Groenland uit de Gemeenschap en de sluiting van het Groenland-verdrag.

[3] PB L 29/19 van 1.2.1985, blz. 8.

De visserijovereenkomst is aanvankelijk gesloten voor een periode van tien jaar en kan telkens stilzwijgend met een nieuwe periode van zes jaar worden verlengd. Zij komt slechts ten einde als één van de partijen haar ten minste negen maanden vóór het verstrijken van een periode door middel van een kennisgeving opzegt. Er wordt uitvoering aan gegeven door middel van opeenvolgende protocollen.

De visserijovereenkomst is gebaseerd op de beginselen van het Groenland-verdrag. In de preambule ervan wordt uitdrukkelijk verwezen naar "de geest van samenwerking die spreekt uit de door de Gemeenschap aan Groenland verleende status van gebied overzee" en naar het genoemde protocol betreffende de bijzondere regeling voor Groenland. Voorts wordt in de preambule erkend dat "de visserij, die een essentiële economische activiteit is, voor Groenland van vitaal belang is", en beklemtoond dat "voor de Gemeenschap de handhaving van de visserijactiviteiten in de wateren van Groenland van vaartuigen die de vlag van een lidstaat voeren een essentiële rol speelt in de goede werking van het gemeenschappelijk visserijbeleid".

In deze geest voorziet de visserijovereenkomst in vangstquota voor de Gemeenschap in de Groenlandse wateren en daarnaast in bijzondere voorrang voor de Gemeenschap wat de toegang tot aanvullende vangstmogelijkheden in de Groenlandse wateren betreft, een en ander met als tegenprestatie de betaling van een financiële compensatie aan Groenland. In de visserijovereenkomst is ook bepaald dat de communautaire vangstquota door niet-communautaire vaartuigen kunnen worden gevangen voorzover dit nodig is voor de goede werking van visserijovereenkomsten tussen de Gemeenschap en derde landen. Dankzij deze laatste mogelijkheid kon een volledige of gedeeltelijke uitbalancering van de overeenkomsten over wederzijdse toegang met de Faeröer, IJsland en Noorwegen worden gerealiseerd zonder negatieve gevolgen voor de bestaande quotumtoewijzingen binnen de communautaire viswateren.

In overeenstemming met onderwerp en doel van het Groenland-verdrag en van het "Protocol betreffende de bijzondere regeling van toepassing op Groenland" werd de visserijovereenkomst niet tot visserijaangelegenheden beperkt, maar er ook op gericht bij te dragen tot de samenwerking bij de ontwikkeling van Groenland. Meer in het bijzonder bleef Groenland hetzelfde bedrag ontvangen als de financiële steun die het kreeg toen het deel uitmaakte van de Gemeenschap, welke financiële middelen uitsluitend via de visserijovereenkomst ter beschikking van Groenland worden gesteld.

1.3. Het juridische kader - de LGO-status

De bij het Uittredingsverdrag aan Groenland toegekende LGO-status is gedefinieerd in de huidige artikelen 182 tot en met 188 van het EG-Verdrag, die tevens betrekking hebben op andere gebieden met banden met Frankrijk, Nederland en het Verenigd Koninkrijk. Aan die artikelen is uitvoering gegeven door middel van opeenvolgende besluiten van de Raad, waarvan het meest recente het besluit van 27 november 2001 betreffende de associatie van de LGO met de Europese Gemeenschap [4] is. In die artikelen zijn de algemene betrekkingen tussen de 20 LGO's en de Europese Gemeenschap gedefinieerd, met voor Groenland de opmerkelijke uitzondering dat voor dat gebied de in het voorgaande beschreven bijzondere visserijbepalingen gelden.

[4] Besluit 2001/822/EG van 27.11.2001 - PB L 314 van 30.11.2001, blz. 1.

Wegens die uitzondering kan, ondanks de opneming van Groenland in de verschillende besluiten van de Raad betreffende de associatie van de LGO's, geen financiële steun uit het EOF aan Groenland worden toegekend tijdens de geldigheidsduur van de opeenvolgende visserijprotocollen. Deze situatie heeft het Groenland en de Gemeenschap in de praktijk onmogelijk gemaakt om samen te werken op tal van onder het LGO-besluit vallende terreinen. In plaats daarvan heeft Groenland zijn eigen ontwikkelingsbeleid op autonome wijze beheerd.

Andere instrumenten van de LGO-associatie zijn echter wel beschikbaar voor Groenland. Het belangrijkste instrument is de niet-wederzijdse handelsregeling, de meest genereuze die communautaire partners is aangeboden, welke regeling met name heeft gezorgd voor de onbeperkte toegang zonder douanerechten tot de communautaire markt voor de visserijproducten van Groenland.

De programma's en begrotingsposten van de EG waarvan alle LGO's gebruik kunnen maken, geven Groenland eveneens waardevolle kansen, bijvoorbeeld op het gebied van wetenschappelijk onderzoek en technologische ontwikkeling, het milieu, niet-gouvernementele organisaties, onderwijs, cultuur en opleiding.

1.4. Algemeen beeld van de situatie van Groenland

In de geest van het Groenland-verdrag, in de preambule waarvan staat dat dit Verdrag het mogelijk moet maken dat "nauwe en duurzame betrekkingen tussen de Gemeenschappen en Groenland worden gehandhaafd en hun wederzijdse belangen, en met name de ontwikkelingsbehoeften van Groenland, in aanmerking worden genomen", moet het vierde visserijprotocol worden beoordeeld tegen de achtergrond van het algemene beeld van de situatie van Groenland.

Met één oogopslag is duidelijk dat de economie van Groenland wordt gekenmerkt door een langdurige ernstige crisis. Volgens de jongste OESO-beoordeling [5] is in de afgelopen tien jaar reëel gezien sprake geweest van een stilstand van het BBP en zijn belangrijke structurele aanpassingen nodig om de basis voor een herstel te leggen.

[5] OESO - Greenland's economy: building a strategy for the future; DOC.DT/TDPC(99)10.

Deze situatie is grotendeels te wijten aan de crisis in de visserij, aangezien die sector de ruggengraat van de Groenlandse economie vormt: de visserij is niet alleen het belangrijkste onderdeel van de interne particuliere bedrijvigheid, maar is ook goed voor 90 % van de externe middelen op de betalingsbalans van een gebied dat vrijwel volledig afhankelijk is van invoer.

De visserijcrisis zelf vestigt de aandacht op de enorme milieuschade die aan Groenland wordt toegebracht door de opeenstapeling van effecten van het mondiale gebrek aan duurzaamheid: de afname van de visbestanden, die in het begin van de jaren zeventig merkbaar werd, is versneld door de gecombineerde gevolgen van overbevissing in het noordelijke deel van de Atlantische Oceaan en een veranderende watertemperatuur. Bovendien heeft de mondiale vervuiling (persistente organische vervuilende stoffen en zware metalen) nu nadelige gevolgen voor de gezondheid van diersoorten en de mens en wordt de consumptie van de betrokken soorten door de Groenlandse autoriteiten in toenemende mate gereguleerd zo al niet verboden. Plannen om de activiteiten voor olie- en gaswinning in de Noordelijke IJszee uit te breiden leiden tot toenemende bezorgdheid over potentieel schadelijke milieueffecten.

De specifieke structuur van de Groenlandse economie, die wordt gekenmerkt door een grote overheidssector (waar de meeste technische bijstand door Deense ambtenaren wordt verleend) en door ongunstige omstandigheden wat het klimaat en de spreiding van de bevolking betreft, maakt het voor de zwakke plaatselijke privé-sector onmogelijk om in zijn eentje de benodigde investeringen te doen. Grootschalig overheidsoptreden is nog steeds noodzakelijk om de herstructurering van de visserijsector, de modernisering van de communicatie en de opleiding van en zorg voor een bevolking waarvan de levensverwachting 12 jaar korter is dan het OESO-gemiddelde, aan te kunnen.

Op korte termijn leiden deze economische problemen tot zwakke overheidsfinanciën, waardoor de Groenlandse regering sterk afhankelijk is van de bloksubsidies van de Deense regering (circa 40 % van het BBP) en van de door de EU in het kader van de visserijprotocollen betaalde financiële compensatie (4 % van het BBP).

In cultureel en politiek opzicht heeft Groenland nauwe historische banden met het Koninkrijk Denemarken, en daardoor ook met de EU. Er zijn tekenen die wijzen op een verdere overdracht van verantwoordelijkheid door Denemarken aan het zelfbestuur van Groenland. Dit is een perspectief dat moet worden gezien in het licht van een driehoeksverhouding tussen Groenland, Denemarken en de EU.

1.5. Onvolkomenheden van de visserijovereenkomst en -protocollen

Bij een algemene beoordeling van de in het verleden behaalde resultaten moet allereerst worden erkend dat de bijna 20 jaar geleden gesloten visserijovereenkomst de voortzetting van hoge financiële steun aan Groenland na zijn uittreding uit de Gemeenschap heeft gegarandeerd, terwijl bij het LGO-besluit vrije toegang voor de Groenlandse producten tot de communautaire markt is verleend. Omgekeerd heeft de Gemeenschap tegen betaling van een financiële compensatie stabiele vangstquota en voorrang bij de toegang tot overtollige visbestanden verkregen. De visserijovereenkomst heeft ook een belangrijke rol gespeeld ten aanzien van de overeenkomsten met Noorwegen, de Faeröer en IJsland doordat een evenwichtige onderlinge uitwisseling van vangstmogelijkheden tussen de EU-vloten en die landen erdoor is vergemakkelijkt.

Bij een realistische evaluatie van de visserijprotocollen moet echter ook aandacht worden besteed aan de aanhoudende en toenemende tekortkomingen van de tenuitvoerlegging ervan:

Vanaf het begin zijn de in het kader van de protocollen beschikbare hoeveelheden vis veel minder waard geweest dan de financiële compensatie. Hoewel de Groenlandse autoriteiten een positievere kijk op de situatie hebben, was het reeds bij de sluiting van het eerste protocol in 1985 zo dat er in de Groenlandse wateren nagenoeg geen kabeljauw en slechts geringe hoeveelheden roodbaars beschikbaar waren.

Deze situatie wordt bevestigd door de cijfers over het eerste jaar van uitvoering van het vierde protocol. Behalve voor lodde, roodbaars, garnaal en heilbot was het gebruik door communautaire vaartuigen van de in het kader van het protocol beschikbare quota uiterst gering. In 2001 werden nauwelijks 19 % van het roodbaarsquotum, minder dan 3 % van het zeewolfquotum en minder dan 1 % van het grenadiervisquotum gevangen. Van het kabeljauwquotum van 2000 ton hebben communautaire vaartuigen slechts 225 ton gevangen. Niet alleen is de in het vierde protocol op 42,8 miljoen euro vastgestelde financiële compensatie groter dan de waarde van de vangstmogelijkheden, die door de Commissie op ongeveer 28 miljoen euro wordt geschat, maar ook werden zelfs die mogelijkheden verre van gerealiseerd. Dit valt gedeeltelijk te verklaren uit het verschil tussen de wetenschappelijke adviezen over de toestand van de visbestanden en de vastgestelde quota, die in vergelijking met die adviezen onrealistisch zijn. Het frappantste voorbeeld betreft kabeljauw, waarvan de vangst volgens de wetenschappelijke adviezen moet worden stopgezet, maar waarvoor de Gemeenschap in het kader van het protocol nog steeds een quotum van 2.000 ton toegewezen krijgt.

In de opeenvolgende protocollen is ernaar gestreefd de financiële compensatie aan te passen om de nominale verhogingen van de vangstquota en de inflatie bij te houden. Anders dan de visserijprotocollen die onlangs met andere landen zijn gesloten, bevat het vierde protocol geen enkele specifieke bepaling inzake een gericht beleid voor structurele maatregelen ter ondersteuning van de inspanningen van Groenland om zijn visserijsector te moderniseren of te herstructureren. De Rekenkamer en het Europees Parlement hebben allebei gewezen op de noodzaak van doorzichtigheid (d.w.z. een duidelijke identificatie van de betalingen voor werkelijke vangstmogelijkheden) en van naleving van de gebruikelijke begrotingsvoorschriften voor ontwikkelingssamenwerking, waarop ook de nadruk is gelegd in het Groenboek van de Commissie over visserij (punt 5.8.2) [6].

[6] COM(2001)135 van 20.3.2001.

Deze tekortkomingen zijn grotendeels toe te schrijven aan het feit dat een compromis moet worden gevonden om de beperkingen te verhelpen die door de uittreding van Groenland uit de Europese Gemeenschap zijn veroorzaakt. Uit deze beoordeling volgt dat de evaluatie halverwege een kans dient te bieden om een proces te starten dat leidt tot doorzichtiger verhoudingen wat de kosten van de visserijovereenkomst betreft, en tegelijk ook tot een stroomlijning van de ontwikkelingssamenwerking.

1.6. Kansen op het gebied van ontwikkeling en buitenlands beleid

Zoals is aangegeven in de beoordeling van de algemene sociaal-economische situatie van Groenland (zie het vorenstaande punt 1.4), zou in de context van de betrekkingen tussen de Europese Unie en Groenland een aantal veelbelovende thema's op het gebied van samenwerking en ontwikkeling aan de orde kunnen worden gesteld, zelfs buiten de sfeer van de met de visserij verband houdende punten van zorg.

In een breed kader voor de ondersteuning van duurzame ontwikkeling in het Noordpoolgebied zou samenwerking kunnen worden uitgebouwd op basis van gemeenschappelijke bezorgdheid van Groenland en de Europese Unie.

In Groenland zelf zijn diverse thema's die van cruciaal belang zijn voor duurzame groei en het scheppen van werkgelegenheid, door de Groenlandse autoriteiten onder de aandacht gebracht als mogelijke terreinen voor hulpverlening: veterinaire controles; alternatieven voor olie en delfstoffen; goed waterbeheer; betere communicatievoorzieningen en huisvesting voor de verspreide bevolking; scholing van de beroepsbevolking; wetenschappelijke samenwerking met gebruikmaking van de kans die Groenland als uniek "klimaatveranderingslaboratorium" biedt.

Meer in het algemeen is voor Groenland een sleutelrol weggelegd als een arctische partner binnen de bredere kring waartoe Zweden en Finland en ook IJsland, Noorwegen, Rusland, Canada en de Verenigde Staten behoren. In deze context zal de Europese Commissie zich inzetten voor een intensievere coördinatie van onze sectorale initiatieven in het Noordpoolgebied om bij ons interne en externe beleid te zorgen voor een samenhangende totaalaanpak van kwesties zoals het milieu, onderzoek en duurzame ontwikkeling. Op het specifieke gebied van onze externe betrekkingen zullen arctische aangelegenheden reeds in het "mainstream"-beleid worden opgenomen via het tweede actieplan van de "Northern Dimension" (2004-2006, momenteel in voorbereiding) en bij de verdere ontwikkeling van dit essentiële beleidterrein zal dat aandachtspunt beslist worden gehandhaafd. Tijdens de recente vergadering van de Northern Dimension in augustus 2002 in Ilulissat is trouwens in het bijzonder de nadruk gelegd op het belang van Groenland in het perspectief van de "Arctic Window" van de Northern Dimension.

De bezorgdheid over duurzaamheid, waarvan het strategische belang is onderstreept door de aanneming in Göteborg van de Europese strategie voor duurzame ontwikkeling, pleit voor het bevorderen van de arctische samenwerking, inclusief een proactieve en ondersteunende deelneming door Groenland.

1.7. Onderlinge betrekkingen op korte en lange termijn

Afgaande op de huidige stand van de betrekkingen tussen de EU en Groenland, is de Commissie het volgende van mening:

- er bestaat een duidelijke behoefte aan aanpassing van de tenuitvoerlegging van het vierde visserijprotocol met het oog op een grotere doorzichtigheid en meer overeenstemming met het communautaire juridische kader voor het begrotings- en het ontwikkelingsbeleid;

- ook bestaat een strategische behoefte aan verbreding en versterking van de toekomstige betrekkingen tussen de EU en Groenland, in samenhang met het gemeenschappelijke belang bij duurzame ontwikkeling in het Noordpoolgebied;

- de vereisten op korte en lange termijn zijn onderling verbonden: gelet op de specifieke aard van het visserijprotocol en ook op de structurele problemen waarmee Groenland te kampen heeft, dient een onmiddellijke aanpassing van het protocol te worden gebaseerd op een gezamenlijke politieke verbintenis voor de lange termijn van de EU, het Koninkrijk Denemarken en Groenland.

2. VOORSTEL VOOR EEN NIEUW PARTNERSCHAP VOOR DUURZAME ONTWIKKELING TUSSEN DE EU EN GROENLAND

2.1. Reikwijdte van een partnerschap voor duurzame ontwikkeling

De Commisie is van mening dat het dienstig zou zijn de toekomstige betrekkingen tussen de EU en Groenland te baseren op een veelomvattend partnerschap, waarbij drie dimensies relevant zijn voor duurzame ontwikkeling:

- duurzame visserij blijft een aangelegenheid van gemeenschappelijk belang. Net als bij alle toekomstige overeenkomsten met derde landen dient dit streven daarom te worden geplaatst in de context van een partnerschap voor de ontwikkeling van een verantwoorde en duurzame visserij zoals beschreven in de mededeling van de Commissie "Naar een wereldwijd partnerschap voor duurzame ontwikkeling". Bovendien zal, net als bij alle andere visserijovereenkomsten, de hoogte van de financiële compensatie in overeenstemming moeten zijn met de werkelijke vangstmogelijkheden, waarbij de behandeling van aspecten die geen verband houden met de visserij, dient te worden overgelaten aan andere instrumenten;

- duurzame groei en werkgelegenheid moeten worden bevorderd op basis van een ontwikkelingsstrategie die nauw wordt gecoördineerd met het gemeenschappelijke beleid van Denemarken en Groenland en met de economische, maatschappelijke en culturele uitdagingen waarvoor de Inuit-bevolking in Groenland zich geplaatst ziet;

- de daadwerkelijke deelneming door Groenland en de bescherming van de betekenisvolle belangen van de EU in het kader van een internationale arctische samenwerking dienen te worden gewaarborgd.

2.2. Opties voor een nieuw juridisch kader

In artikel 188 van het EG-Verdrag, waarbij Groenland de LGO-status is verleend, is ook bepaald dat de enige uitzondering op die status de visserij betreft. Daarom zou de Gemeenschap, als zij besluit andere (d.w.z. niet de visserij betreffende) sectorale of veelomvattende overeenkomsten betreffende Groenland te sluiten, het EG-Verdrag zelf moeten wijzigen.

Wat de financiële steun betreft, is binnen het huidige LGO-kader zoals dit onlangs is herzien bij het besluit betreffende de associatie van de LGO (voor de periode 2001-2011), geen toewijzing mogelijk die vergelijkbaar is met die welke momenteel via het visserijprotocol wordt toegekend. Op basis van de bepalingen die gelden voor de LGO-steun uit het negende EOF, zou Groenland niet meer ontvangen dan ongeveer een tiende van zijn huidige financiële compensatie.

Er dient ook aandacht te worden besteed aan de vraag of een nieuwe overeenkomst een aanvulling op de LGO-status van Groenland zou vormen dan wel die status volledig zou vervangen. Twee verschillende opties zouden dan in overweging kunnen worden genomen:

- Bij de eerste optie, "LGO plus", zou de wijziging van het Verdrag ertoe strekken de LGO-basisbepalingen aan te vullen met een specifieke regeling die niet alleen de visserij maar welke nog niet onder de LGO-status vallende bilaterale en met het Noordpoolgebied verband houdende onderwerpen dan ook betreft en die een deugdelijker vorm van financiering uit de EG-begroting dan de huidige mogelijk maakt.

- Bij de tweede optie, een "partnerschap tussen de EU en Groenland", zou moeten worden onderhandeld over een ad-hocovereenkomst waarin alle door de LGO-status en de visserijovereenkomst geboden mogelijkheden worden overgenomen en die op die mogelijkheden voortbouwt.

De eerste optie zou de dubbelzinnigheid van de status van Groenland niet volledig wegnemen, maar die dubbelzinnigheid zelfs nog groter kunnen maken en mogelijk het evenwicht van het hele LGO-kader op losse schroeven zetten ter wille van een zeer specifieke situatie. Ook moeten de betrekkingen tussen de EU en Groenland zichtbaarder worden gemaakt. Om deze redenen is de Commissie van mening dat, als Groenland en Denemarken erom verzoeken, de voorkeur dient te worden gegeven aan de tweede optie.

2.3. Voorgestelde politieke verbintenis

Gezien de noodzaak om de aanpassing van het vierde visserijprotocol tussen de Gemeenschap en Groenland in de context van een toekomstgericht en betrouwbaar veelomvattend partnerschap te plaatsen, verzoekt de Commissie de Raad van Ministers om tegenover de Groenlandse autoriteiten en de Deense regering de politieke verbintenis aan te gaan om:

- de toekomstige betrekkingen van de Unie met Groenland na 2006 te baseren op een "partnerschap voor duurzame ontwikkeling" dat in de plaats van de huidige visserijovereenkomst en LGO-status zou komen, in het licht van de prioriteiten van het GBVB na de volgende uitbreiding;

- het EG-Verdrag te zijner tijd dienovereenkomstig te wijzigen;

Binnen het volgende financiële kader van de Europese Unie, voor de toekomstige financiële verbintenissen het huidige niveau ervan als oriëntatiepunt te nemen, rekening houdend met de specifieke behoeften en beperkingen van Groenland en met de financiële bijdragen van andere partijen.

3. DE EVALUATIE HALVERWEGE VAN HET VIERDE VISSERIJPROTOCOL

In het licht van deze strategie voor de betrekkingen op lange termijn tussen de EU en Groenland, is de Commissie van mening dat de Groenlandse autoriteiten een belangrijke wijziging van het vierde visserijprotocol met ingang van 2003 zouden moeten overwegen.

3.1. Stroomlijning van het vierde visserijprotocol

Ervan uitgaande dat de jaarlijkse financiële compensatie waarin het protocol voor de periode tot eind 2006 voorziet, ongewijzigd dient te blijven, zal de Commissie de Groenlandse autoriteiten voorstellen om:

- akkoord te gaan met vangstquota die in overeenstemming zijn met de op basis van wetenschappelijke adviezen geschatte vangstmogelijkheden, ook al zal daardoor meer nadruk komen te liggen op de discrepantie tussen de waarde van de vangstmogelijkheden en het bedrag van de financiële compensatie;

- het protocol te wijzigen met het doel een deel van de financiële compensatie voor de structurele hervorming van de visserijsector van Groenland te bestemmen en verantwoorde visserij in zijn wateren te bevorderen. De daartoe te nemen maatregelen zouden worden geprogrammeerd, uitgevoerd en gevolgd door Groenland, dat een jaarlijks overzicht van de kosten en baten van de gefinancierde maatregelen zou opstellen.

3.2. De weg effenen voor een overeenkomst over een partnerschap voor duurzame ontwikkeling

Om te voldoen aan de eisen in het kader van de vorenstaande voorstellen voor de korte zowel als de lange termijn, zou de overgang naar een meer uitgewerkte vorm van samenwerking moeten worden ondersteund, welke vorm van samenwerking zou dienen te worden geschetst in een landstrategiedocument.

Tijdens de overgangsperiode zou de financiële steun verder als begrotingssteun moeten worden verleend: daarna zal het geschiktste instrument worden gebruikt. Zo spoedig mogelijk, en in elk geval uiterlijk in 2005, zouden de specifieke behoeften en beperkingen van Groenland op het gebied van personele middelen en institutionele aspecten moeten worden beoordeeld om te garanderen dat bij de communautaire steunverlening de grootst mogelijke doelmatigheid en een goed financieel beheer worden bewerkstelligd, zoals gebruikelijk is wanneer de Gemeenschap financiële middelen in deze vorm beschikbaar stelt.

De Commissie brengt de preambule van het Groenland-verdrag in herinnering, volgens welke het de bedoeling was "een regeling tot stand te brengen waarbij nauwe en duurzame betrekkingen tussen de Gemeenschappen en Groenland worden gehandhaafd", en wijst er ook op dat 17 jaar later door de Deense regering een duidelijke impuls is gegeven voor nog nauwere betrekkingen in de vorm van een partnerschap tussen de EU en Groenland. Daarmee rekening houdend, is de Commissie van mening dat het perspectief van een "partnerschap voor duurzame ontwikkeling tussen de EU en Groenland" in overeenstemming is met zowel de oorspronkelijke geest van het Groenland-verdrag als de huidige ontwikkelingen.