Bijlagen bij COM(2003)37 - Voortgang over de uitvoering van de Gezamenlijke Beoordelingen van het werkgelegenheidsbeleid in de kandidaat-lidstaten

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

BIJLAGE

Grafiek 1

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>


Noot:

- Door het zeer hoge aandeel van personen die in Bulgarije, naast een landbouwactiviteit, een ander hoofdberoep beoefenen, geeft de arbeidskrachtenenquête geen nauwkeurige raming van de totale werkgelegenheid per sector.

- Er zijn geen gegevens van de Eurostat-arbeidskrachtenenquête beschikbaar voor Malta

Bron: Arbeidskrachtenenquête, Eurostat. 2000 voor Zweden.

Grafiek 2

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>


Bron: Arbeidskrachtenenquête, Eurostat. 2000 voor Zweden.

Grafiek 3

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>


Bron: Arbeidskrachtenenquête, Eurostat. 2000 voor Zweden.

Grafiek 4

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>


Noot: De staven (en streep) geven - in percentpunten - het verschil weer tussen de netto arbeidsdeelname van hooggeschoolden (hoger onderwijs afgemaakt) en laaggeschoolden (minder dan hoger secundair onderwijs afgemaakt) volgens geslacht (voor het totaal).

Bron: Arbeidskrachtenenquête, Eurostat. 2000 voor de EU.

Grafiek 5

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>


Noot:

- Bij- en nascholing: door de ondernemingen geheel of gedeeltelijk gefinancierde opleidingsmaatregelen of -activiteiten voor hun werknemers met een arbeidsovereenkomst. In deze enquête wordt onder werknemers verstaan de tewerkgestelde personen, met uitzondering van leerlingen en stagiairs.

- Bedrijven met opleiding: aantal bedrijven die hun werknemers bij- en nascholing aanbieden, als percentage van het totaal aantal bedrijven.

- Deelnemers: aantal werknemers die in de loop van 1999 deelnamen aan een of meer bij- of nascholingscursussen, als percentage van het totaal aantal werknemers.

Bron: Tweede enquête voortgezette beroepsopleiding (CVTS 2), Eurostat.

Grafiek 6

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>


Noot: de vijf categorieën die in de grafiek worden afgebeeld, zijn gebaseerd op de "International Standard Classification of Occupations" ISCO-88. De aggregatie werd verricht tot op het niveau van 1 cijfer (hoogste niveau van aggregatie). De vijf categorieën zijn (codes tussen haakjes):

- Hooggeschoolde hoofdarbeid (100 + 200 + 300). Leden van de wetgevende en uitvoerende macht, hogere ambtenaren en bedrijfsleiders (100); intellectuele en wetenschappelijke beroepen (200); technici en verwante hogere beroepen (300).

- Middelmatig geschoolde hoofdarbeid (400). Kantoorbeambten (400).

- Laaggeschoolde hoofdarbeid (500). Dienstverlenend personeel, winkelbedienden, verkopers en marktkramers (500).

- Geschoolde handarbeid (600 + 700). Vakmensen en ambachtslieden (700). Hieronder vallen onder meer bouwvakarbeiders, metaalbewerkers en mecaniciens, glas- en hout- en textielbewerkers en instrumentenmakers. Geschoolde arbeiders in landbouw en visserij (600).

- Ongeschoolde handarbeid (800 + 900). Operateurs en machinisten en monteurs (800); ongeschoolde beroepen (900).

Bron: Arbeidskrachtenenquête, Eurostat. De gegevens hebben betrekking op 2001 voor de kandidaat-lidstaten en op 2000 voor de EU.

Tabel 1

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>


Noot: Alle K-L (behalve Turkije) leveren momenteel de gegevens van de arbeidskrachtenenquête volgens de definities van Eurostat. In 2001 hielden de meeste landen (behalve Cyprus en Litouwen) een driemaandelijkse enquête. Chronologische reeksen van arbeidsmarktgegevens worden regelmatig gepubliceerd in Werkgelegenheid in Europa. De beschikbaarheid verschilt volgens het land: 1996-2001 (SL, HU), 1997-2001 (PL, CZ, EE, RO), 1998-2001 (LT, LV), 1999-2001 (CY, SK). Gegevens over Malta, vanaf 2000, zijn door Eurostat nog niet vrijgegeven. Om juridische redenen heeft Eurostat nog geen enquêtegegevens van Turkije ontvangen, hoewel de arbeidskrachtenenquête in dat land wel bestaat en de toegepaste definities de regels volgen van de bovenvermelde Verordening van de Raad.

Bron: Eurostat.

Tabel 2 - Belastingwig (%) voor een gemiddelde productiearbeider

Bulgarije // 43

Cyprus // n.v.t.

Tsjechische Republiek // 43

Estland // 42

Hongarije // 52

Letland // 50

Litouwen // 48

Malta // n.v.t.

Polen // 43

Roemenië // 48.2

Slowaakse Republiek // 42

Slovenië // n.v.t.

EU maximum // 56 (België)

EU minimum // 29 (Ierland)

Noot: De belastingwig is een weergave van de inkomstenbelasting plus de werkgevers- en werknemersbijdragen voor de sociale zekerheid als percentage van de totale arbeidskosten (met inbegrip van de werkgeversbijdrage).

Bron: "Labour market and social policies in the Baltic States", OESO (beschikbaar in 2003), gegevens 2000. Bulgarije, Roemenië: JAP.

Tabel 3 - Overheidsuitgaven voor onderwijs (in % van het BBP)

Bulgarije // 3.6

Cyprus // 5.6

Tsjechische Republiek // 4.6

Estland // 7.6

Hongarije // 5.1

Letland // 7.2

Litouwen // 6.0

Malta // 5.5

Polen // 5.4

Roemenië // 4.0

Slowaakse Republiek // 4.0

Slovenië // 5.6

EU gemiddelde // 5.0

EU maximum // 8.3 (Zweden)

EU minimum // 3.5 (Griekenland)

Noot: Gegevens 1998 voor Malta en Polen; 1999 voor Bulgarije, Estland, Letland, Slovenië; 2000 voor Cyprus, Tsjechische Republiek, Slowakije; 2001 voor Hongarije, Roemenië en de EU.

Bron: Landenmonografieën over beroepsonderwijs, opleiding en diensten voor arbeidsvoorziening, Europese Stichting voor Opleiding (EE, MT, PL, SK, SI), voortgangsverslagen (CY, CZ, HU, LT), JAP (BG, LV, RO).

Tabel 4 - Verhouding werklozen per personeelslid van de overheidsdienst voor arbeidsvoorziening

Bulgarije // 214

Cyprus // 203

Tsjechische Republiek // 236

Estland // 228

Hongarije // 286

Letland // 300

Litouwen // 360

Malta // n.v.t.

Polen // n.v.t.

Roemenië // 182

Slowaakse Republiek // 100

Slovenië // 118

EU 15 // 212

Bron: JAP's en voortgangsverslagen, Landenmonografieën Europese Stichting voor Opleiding.

Tabel 5 - Uitgaven voor actief arbeidsmarktbeleid (in % van het BBP)

Bulgarije // 0.35

Cyprus // n.v.t.

Tsjechische Republiek // 0.10

Estland // 0.09

Hongarije // 0.48

Letland // 0.15

Litouwen // 0.12

Malta // 0.18

Polen // n.v.t.

Roemenië // 0.15

Slowaakse Republiek // 0.23

Slovenië // 0.36

EU gemiddelde // 0.92

EU maximum // 1.64 (Denemarken)

EU minimum // 0.25 (Griekenland, Portugal)

Bron: JAP's en voortgangsverslagen . Gegevens 2001 behalve Letland (2000) en de Tsjechische Republiek. EU: GVW 2002, gegevens 2000.