Bijlagen bij COM(2003)83 - Jaarlijkse beleidsstrategie voor 2004 - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2003)83 - Jaarlijkse beleidsstrategie voor 2004. |
---|---|
document | COM(2003)83 |
datum | 5 maart 2003 |
6. Personele en financiële middelen in een uitgebreide Unie: het algemene kader dat uit de beleidsstrategie voor 2004 voortvloeit
6.1. Algemeen kader voor personele middelen
De Commissie is van plan in 2004 als volgt tegemoet te komen aan de behoeften van de diensten aan personele middelen:
* Inzake prioriteit 1 is de Commissie op basis van de mededeling "Activiteiten en personeel van de Commissie in de uitgebreide Europese Unie" [5] voornemens bij de begrotingsautoriteit een verzoek om 1280 personeelsleden (onderzoek niet meegerekend) voor 2004 in te dienen (inclusief de frontloading van 500 hulpfunctionarissen voor 2003). Het aantal is het nettoresultaat nadat rekening is gehouden met interne herschikkingen en het wegen van de behoeften van de diensten in verhouding tot het prioritair belang van hun respectieve beleidsgebied (zie 6.1.1).
[5] Mededeling van 05/06/2002, COM(2002)311 def.
* Inzake prioriteit 2 en 3 worden geen extra verzoeken om nieuwe posten ingediend. Het zal bijgevolg zaak zijn aan de behoeften van de diensten te voldoen door interne herschikkingen door te voeren (zie 6.1.2).
* Aan de behoeften in verband met de administratieve hervormingen wordt voldaan door de posten te herschikken die vrijkomen ten gevolge van vervroegde uittredingen in 2002, 2003 en 2004 (zie 6.1.4).
Met het oog op een stabiele basis voor toekomstige verdelingen en herverdelingen van personele middelen heeft de Commissie het aantal banen per dienst vastgesteld ("Jobs Quota"). Het beheer en de monitoring van de middelen kan zo worden verbeterd.
Het systeem voorziet in instrumenten om de in elke dienst permanent of tijdelijk beschikbare banen en de stand van uitvoering bij de verdeling/herverdeling van middelen direct te monitoren.
6.1.1. De toetreding van tien nieuwe lidstaten
De topprioriteit van de Commissie in 2004 bestaat erin van het eerste toetredingsjaar een succes te maken. Het is de bedoeling de Unie een grotere rol te laten spelen als motor van vrede, democratie, stabiliteit en welvaart in Europa. De Commissie moet daarom de vlotte integratie van de tien nieuwe lidstaten waarborgen zonder dat in de uitgebreide Unie aan efficiëntie wordt ingeboet.
In de mededeling "Activiteiten en personeel van de Commissie in de uitgebreide Europese Unie" voert de Commissie een grondige analyse uit van haar personeelsbehoeften op middellange termijn na de toetreding van de tien nieuwe lidstaten. Het personeelsbestand moet met 3900 personeelsleden [6] worden uitgebreid om de Commissie in staat te stellen haar wettelijk voorgeschreven taken uit te voeren. De stijging wordt gespreid over de periode 2004-2008 en strookt met de aangepaste financiële vooruitzichten voor een uitgebreide Gemeenschap tot 2006.
[6] 3960 uit hoofde van rubriek 5 van de financiële vooruitzichten (het vroegere deel A) gefinancierde personeelsleden (3400 posten van het "establishment plan"en 560 externe personeelsleden) plus 150 uit hoofde van de begroting voor onderzoek gefinancierde posten minus 210 uit hoofde van de huishoudelijke begroting gefinancierde externe personeelsleden.
De ervaring met eerdere uitbreidingen leert dat het van cruciaal belang is dat ongeveer 32% van de totale extra personele middelen in 2004 beschikbaar is. Alleen dan kan de Gemeenschap na de toetreding van de nieuwe lidstaten onmiddellijk efficiënt functioneren. De uit hoofde van rubriek 5 van de financiële vooruitzichten (het vroegere deel A van de begroting) gefinancierde administratieve uitgaven van de Commissie corresponderen met ongeveer 1280 extra personeelsleden (onderzoek niet meegerekend).
In de beleidsstrategie en het voorontwerp van begroting voor 2003 heeft de Commissie vastgesteld welke extra middelen onmiddellijk nodig zijn om de uitbreiding te helpen voorbereiden. De begrotingsautoriteit heeft in dit verband als voorschot op de tot 2008 benodigde middelen kredieten toegekend die met de 500 extra externe personeelsleden in 2003 overeenstemmen. Rekening houdend met deze 500 externe personeelsleden die in 2004 deel van de diensten van de Commissie blijven uitmaken, zal de Commissie 780 extra posten aanvragen om aan het voor 2004 geplande totaal van 1280 extra personeelsleden te komen (onderzoek niet meegerekend).
De ramingen in de mededeling houden rekening met herschikkingen die het gevolg zijn van het feit dat activiteiten in verband met de pretoetreding geleidelijk worden stopgezet of teruggeschroefd. In 2004 kunnen ongeveer 300 posten/externe personeelsleden tussen diensten worden herschikt doordat een aantal activiteiten wordt teruggeschroefd:
- De delegaties zullen in 2004 geleidelijk worden opgeheven. Als overgangsmaatregel blijft een gepast aantal personeelsleden wellicht op post om toezicht op het gebruik van Phare-kredieten uit te oefenen. Om overlappingen te voorkomen moet ook voor een vlotte overgang van de delegaties naar de persvertegenwoordigingen worden gezorgd.
- De monitoringactiviteiten worden afgesloten en in het hoofdkwartier wordt het beheer van Phare geleidelijk teruggeschroefd. Het is de bedoeling dat het bij de voorbereiding van de uitbreiding betrokken personeel in alle diensten van de Commissie met andere prioritaire opdrachten wordt belast.
Er kunnen ook herschikkingen worden doorgevoerd doordat de uitbreidingsactiviteiten binnen afdelingen worden teruggeschroefd (met name herschikkingen van personeel dat zich momenteel met de voorbereiding van de uitbreiding en met de coördinatie en de monitoring van het acquis bezighoudt). Dankzij deze herschikkingen kan aan de behoefte aan ongeveer 506 posten worden voldaan.
De activiteiten vanaf het eerste jaar na de uitbreiding worden afhankelijk van hun intensiteit in drie prioritaire categorieën onderverdeeld. Onder de eerste categorie vallen op de Europese Raad van Kopenhagen vastgestelde prioritaire thema's (justitie en binnenlandse zaken, vervoer, energie en regionaal beleid) en beleidsterreinen die met nieuwe uit het toetredingsverdrag voortvloeiende taken verband houden. Onder de tweede categorie vallen beleidsterreinen die met structurele hulp en de uitvoering van essentiële onderdelen van het acquis communautaire verband houden (met name de andere structuurfondsen, milieu, gezondheid en consumentenbescherming). De resterende beleidsterreinen vallen onder de derde categorie.
De taalkundige diensten krijgen voldoende personeel om vanaf de eerste dag na de uitbreiding aan aanvaardbare kwaliteitsnormen in de nieuwe talen te voldoen.
Op 11 februari 2003 heeft de Commissie een mededeling goedgekeurd die een actiekader biedt om het acquis van de Gemeenschap te actualiseren en te vereenvoudigen. De langetermijnvoordelen van de bovengenoemde vereenvoudiging staan buiten discussie. Om op korte termijn vooruitgang te boeken zullen echter voldoende personele middelen beschikbaar moeten zijn. Tijdens de begrotingshearings zullen de behoeften aan personele middelen van de bij het actiekader betrokken diensten gedetailleerd worden onderzocht. Op basis hiervan worden daarna eventueel posten verdeeld in het kader van het algemeen kader voor de verdeling van personele middelen.
6.1.2. Bijdrage aan een centrale pool voor prioriteiten 2 en 3
Uit het algemene kader voor 2004 volgt dat geen nieuwe posten bij de begrotingsautoriteit worden aangevraagd (de nieuwe posten in verband met de uitbreiding buiten beschouwing gelaten). Toch stelt de Commissie tal van belangrijke initiatieven voor in het kader van de twee andere prioriteiten (stabiliteit en duurzame groei). Om aan deze prioriteiten te kunnen voldoen moeten bijgevolg interne herschikkingen worden doorgevoerd.
De diensten van de Commissie hebben de afgelopen jaren al positief en massaal op een aantal ingrijpende interne herschikkingen gereageerd. Daarom zullen de gevraagde bijdragen aan een centrale pool voor de prioriteiten 2 en 3 in 2004 tot een zeer klein percentage beperkt blijven. Het percentage wordt bovendien verlaagd voor diensten die reeds specifieke en gekwantificeerde herschikkingen hebben voorgesteld om aan de twee prioriteiten in 2004 te voldoen. Voorts kan binnen diensten een bijdrage aan beide prioriteiten worden geleverd dankzij interne reorganisaties en het terugschroeven van niet met de uitbreiding verband houdende activiteiten.
Op basis van de belangrijkste onder 3.2 en 3.3 vermelde initiatieven zullen de herschikkingen van het personeel vooral de volgende beleidsterreinen ten goede komen:
* voor prioriteit 2 (stabiliteit): justitie en binnenlandse zaken, volksgezondheid, buitenlandse betrekkingen, werkgelegenheid en sociale zaken;
* voor prioriteit 3 (een duurzame economie): milieu, ontwikkelings- en handelsbeleid, vervoer en energie, informatiemaatschappij, economisch en monetair beleid, belastingen en douane.
6.1.3. De totale beschikbare personele middelen voor de drie prioriteiten
In de onderstaande tabel worden de personele middelen om nieuwe initiatieven op te starten of lopende acties te ondersteunen naar prioriteit en bron uitgesplitst.
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
Bij de voorbereiding van het voorontwerp van begroting voor 2004 zal worden vastgesteld hoe de personele middelen over de beleidsgebieden worden verdeeld (inclusief de uitsplitsing tussen vaste posten en extern personeel).
6.1.4. Behoeften aan personele middelen om de hervormingen uit te voeren
De in 2000 gestarte administratieve hervormingen zijn hun derde jaar ingegaan en in het verleden is al aan de belangrijkste behoeften aan middelen voldaan. Uit de verklaringen van een aantal directeuren-generaal en de activiteitenverslagen voor 2001 blijkt echter dat er onvoldoende personeel beschikbaar is om enkele belangrijke aspecten van de hervormingen uit te voeren. Het feit is ook door de Commissie vermeld naar aanleiding van de goedkeuring van de synthese van de jaarverslagen.
Zoals vermeld in actie 5 van de synthese [7] vormt de jaarlijkse beleidsstragie het kader voor verantwoorde extra verzoeken om personele middelen om het hoofd te bieden aan de toegenomen werkbelasting die de uitvoering van de hervormingen meebrengt. De Commissie is echter niet van plan de begrotingsautoriteit om nieuwe posten te verzoeken voor andere prioriteiten dan de uitbreiding. Aan de meest dringende en verantwoorde behoeften met betrekking tot de hervormingen kan bijgevolg alleen worden voldaan door de posten te benutten die door vervroegde uittredingen in 2002, 2003 en 2004 vrijkomen. Van de maximum 600 vervroegde uittredingen komen tot 258 posten vrij. Al deze posten moeten worden gebruikt om de hervormingen uit te voeren. In overeenstemming met de jaarlijkse beleidsstrategie voor 2003 geldt ook voor de volgende vroegtijdige uittredingen dat twee derden van deze posten ter beschikking blijft van de betreffende diensten om activiteiten in het teken van de hervormingen te ondersteunen. Een derde van de posten wordt herverdeeld om aan de meest dringende door de Commissie vastgestelde behoeften in de centrale diensten (SG, DG BUDG en DG ADMIN) te voldoen. Het betreft vooral de volgende prioriteiten:
[7] Synthese van de jaarlijkse activiteitenverslagen (COM(2002)426 def.)
- een nieuw boekhoudkundig kader (24 posten);
- een actieplan om een gemeenschappelijk, elektronisch archiveringssysteem binnen de Commissie op te zetten (19 posten);
- een nieuw personeelsbeleid en de interoperabiliteit van IT-systemen (33 posten);
- interne audit (10 posten).
6.1.5. Situatie van rubriek 5
Rekening houdend met de in de financiële vooruitzichten geplande kredieten voor de administratieve kosten van de uitbreiding en de verschillende ramingen in het tweede verslag van de secretariaten-generaal van de instellingen over de ontwikkeling van rubriek 5 (mei 2002), respectievelijk voor de andere instellingen, de pensioenuitgaven en de uitgaven van de Commissie (inclusief de financiering van 780 extra posten met het oog op de uitbreiding), wordt voor 2004 een marge van 13 miljoen euro verwacht.
De marge voor 2004 moet echter ten minste 20 miljoen euro bedragen, omdat de nieuwe middelen voor de uitbreiding in 2004 niet voor een volledig jaar worden gefinancierd. In 2005 en 2006 zal het effect van deze nieuwe middelen verhoudingsgewijs groter zijn dan de groei van de bovengrens van rubriek 5. Het tweede verslag van de secretariaten-generaal voorspelt bijgevolg een negatieve marge van 5 miljoen euro voor rubriek 5 in 2006. Opgemerkt zij echter dat deze berekeningen gebaseerd zijn op de administratieve kosten die uit het voorgestelde ambtenarenstatuut voortvloeien. Als de nieuwe bepalingen van het ambtenarenstatuut niet worden uitgevoerd, zal de marge in 2004, 2005 en 2006 respectievelijk met 26 miljoen euro, 56 miljoen euro en 81 miljoen euro dalen.
Een zorgvuldige analyse van de JBS-verzoeken leidt tot een programmering van rubriek 5 (Commissie) voor 2004 van 3037 miljoen euro. Deze programmering stemt overeen met de programmering in het verslag van de secretariaten-generaal van mei 2002 en houdt rekening met:
* een daling van de besparingen na de omvorming van de delegaties in persbureaus ten gevolge van de mogelijke handhaving van de toelagen van bijlage X van het statuut gedurende een periode van 15 maanden na de toetreding. Het is in dit verband belangrijk het aantal ambtenaren te beperken dat van deze overgangsmaatregel profiteert. Bovendien moeten DG PRESS en DG RELEX in 2004 samenwerken om te voorkomen dat de oude gebouwen van de delegaties en de nieuwe gebouwen voor de persbureaus gelijktijdig worden gehuurd.
* het feit dat bepaalde onkosten van de uitbreiding moeten worden aangepast in vergelijking met de initiële programmering (met name de onkosten van comités).
* het feit dat bepaalde onkosten in verband met het gebouwenbeleid in Brussel en Luxemburg moeten worden aangepast.
De huidige programmering omvat ook de sociale uitgaven in het kader van de hervormingen en de uitgaven om 117 ambtenaren in het kader van de decentralisatie van het hoofdkwartier naar de delegaties te sturen. Ten slotte zouden de recente aanpassingen van de kosten van de statuuthervormingen een marge van 20 miljoen euro moeten opleveren.
6.1.6. Herverdeling van middelen die dankzij de externalisering van activiteiten vrijkomen
Het witboek over de hervorming [8] vermeldt dat externalisering deel uitmaakt van de strategie om de aandacht van de Commissie opnieuw op kerntaken en beleidsprioriteiten toe te spitsen. Een juist evenwicht tussen het gebruik van interne en externe middelen is bijzonder belangrijk in een systeem waar beslissingen over de toekenning van middelen nauw samenhangen met beslissingen over de prioriteiten en de programmering. Een van de doelstellingen van externalisering bestaat erin de door decentralisatie/externalisering van activiteiten vrijgekomen middelen te herschikken ter ondersteuning van de prioriteiten van de Commissie [9].
[8] COM(2000)200
[9] Zie punt 1 en 7 van het verslag van de planning- en coördinatiegroep voor de externalisering "Externalisering van het programmabeheer" van 15.05.2000 - SEC(2000)823/2 en punt 3 van het memorandum van de voorzitter "Afstemmen van menselijke hulpbronnen en taken van de instelling - middelen om onze doelstellingen te bereiken" van 25.07.2000 - SEC(2000)2000/2.
De verordening van de Raad over uitvoerende agentschappen [10] bepaalt dat posten van door de Commissie als tijdelijke functionarissen van een agentschap gedetacheerde ambtenaren tijdens de detacheringsperiode niet worden vervuld en dat de begroting van de Commissie in overeenstemming met deze vacature wordt berekend. De verordening bevestigt echter ook dat de Commissie de administratieve middelen die vrijkomen door taken naar uitvoerende agentschappen over te hevelen, kan herverdelen. De Commissie moet de begrotingsautoriteit tijdens de begrotingsprocedure op de hoogte stellen en de herverdeling van de middelen rechtvaardigen. Het is de bedoeling de door de overheveling vrijgekomen middelen voor de in het JBS-besluit vastgestelde prioriteiten van de Commissie te bestemmen.
[10] EG nr. 58/2003 van 19.12.2002 - PB L 11 van 16.01.2003, blz.1
De richtsnoeren voor de herverdeling van door decentralisatie/externalisering vrijgekomen middelen moeten worden vastgesteld in het JBS-besluit, dat het geïntegreerde kader vormt voor het vaststellen van prioriteiten en het toekennen van middelen van de Commissie. Bijgevolg moeten voorstellen van diensten om een structuur voor de externalisering van taken en activiteiten op te zetten (waardoor vast personeel kan worden herschikt) in de eerste plaats in het JBS-besluit aan bod komen.
Voor 2004 heeft de Commissie een voorstel voor een agentschap voor de veiligheid van netwerken en informatie (INFSO) ingediend. Bovendien wordt nagegaan of het opportuun is agentschappen op andere gebieden op te richten.
Als de Commissie op basis van de krachtens de verordening vereiste kosten-batenanalyse beslist deze agentschappen op te richten, geldt het bovenstaande beginsel voor de eventueel vrijgekomen middelen. Het wordt eventueel in verdere stadia van de cyclus herzien, rekening houdend met de in het JBS-besluit vastgestelde prioritaire behoeften en in overeenstemming met de van de aard van het agentschap (uitvoerend of niet) afhangende procedures.
6.1.7. Situatie van de directoraten-generaal die op het gebied van buitenlandse betrekkingen actief zijn
De Commissie heeft sinds het begin van haar ambtsperiode herhaaldelijk bevestigd dat de Relex-directoraten-generaal moeten worden hervormd. Tegelijkertijd moet volgens de Commissie de mogelijkheid van betere synergieën tussen de betrokken diensten worden onderzocht. Het thema is grondig onderzocht en besproken door de voor de betrokken diensten bevoegde commissarissen.
Tegelijkertijd zij opgemerkt dat nieuwe organisaties vóór het begin van de ambtsperiode van de nieuwe Commissie moeten worden opgezet. Er moet immers met de resultaten van de Conventie rekening worden gehouden wanneer de structuur van de op het gebied van buitenlandse betrekkingen actieve directoraten-generaal wordt herzien. Opgemerkt zij ook dat synergieën en middelen afhangen van beslissingen over de organisatorische structuur van de RELEX-diensten en van te herverdelen schaalvoordelen.
In het licht hiervan zal onder leiding van de voorzitter van de Commissie een verslag worden voorbereid over de vraag hoe de voor de buitenlandse betrekkingen verantwoordelijke diensten op grond van de opgedane ervaringen en de richtsnoeren van de Conventie het doeltreffendst kunnen worden georganiseerd.
6.2. Financiële middelen: een kader vol uitdagingen voor 2004
Het feit dat de tien nieuwe lidstaten op 1 mei 2004 toetreden heeft belangrijke gevolgen voor de begrotingsprocedure. Voor de huidige 15 lidstaten moet een begroting voor de periode van 1 januari tot en met 30 april 2004 worden opgesteld. Bovendien moet het effect van de uitbreiding worden geëvalueerd, zodat voorbereidingen kunnen worden getroffen voor een begroting op basis van 25 lidstaten die op 1 mei 2004 in werking treedt. De JBS moet daarom bijzondere aandacht schenken aan de veranderingen die ten gevolge van de toetreding van tien nieuwe lidstaten worden verwacht.
Het in dit document voorgestelde financiële kader aangaande de uitbreiding heeft betrekking op de door de Commissie overeenkomstig het Interinstitutioneel Akkoord van 6 mei 1999 over de begrotingsdiscipline en de verbetering van de begrotingsprocedure voorgestelde aanpassing van de financiële vooruitzichten om met de behoefte aan uitgaven rekening te kunnen houden. Deze uitgaven, die uit de toetreding van 10 nieuwe lidstaten voortvloeien en door het resultaat van de toetredingsonderhandelingen zijn bepaald, zijn door de Europese Raad van Kopenhagen (12 en 13 december 2002) goedgekeurd.
Dit document bevat verhoogde bovengrenzen voor EU-15 voor rubrieken van de financiële vooruitzichten in verband met landbouw, structurele acties, intern beleid en huishoudelijke uitgaven.
Met betrekking tot rubriek 1 ("landbouw") zullen de uitgaven ten gevolge van de uitbreiding naar verwachting met ongeveer 2100 miljoen euro stijgen. Gevolg is een verwachte marge van iets minder dan 1100 miljoen euro voor EU-25.
De onder rubriek 2 toe te voegen globale vastleggingskredieten voor de structuur- en cohesiefondsen bedragen in het totaal 24,6 miljard euro tegen lopende prijzen voor de periode 2004-2006 (zie de conclusies van de Europese Raad van Kopenhagen). De stijging van de vastleggingskredieten in 2004 bedraagt 6,71 miljard euro.
Met betrekking tot het intern beleid wordt verwacht dat de uitgaven ten gevolge van de uitbreiding met bijna 1600 miljoen euro zullen toenemen, wat resulteert in een marge van ongeveer 70 miljoen euro onder de EU-25-bovengrens.
Rubriek 4 "Extern beleid" wordt niet rechtstreeks door de uitbreiding beïnvloed, maar de voorgestelde transfer van de bedragen voor Turkije (134 miljoen euro) naar rubriek 7 "Pretoetreding" en de vrijmaking van 25 miljoen euro door het feit dat Cyprus en Malta lidstaten worden, doet de marge aanzienlijk groter worden en maakt belangrijke stijgingen voor de buren van de uitgebreide Unie mogelijk, ook al moet voor een vrij grote marge voor onvoorziene gebeurtenissen (85 miljoen euro) worden gezorgd.
Met betrekking tot rubriek 5 "Huishoudelijke uitgaven" worden vanaf 1 januari 2004 behoeften aan uitgaven voor een uitgebreide Unie verwacht. De periodieke aard van de huishoudelijke uitgaven vereist dat de bovengrens niet alleen in 2004 maar ook gedurende de volgende jaren wordt gerespecteerd.
Met betrekking tot de pretoetredingssteun wil de Commissie de in Kopenhagen voor Bulgarije, Roemenië en Turkije genomen beslissingen uitvoeren. Tegelijkertijd stelt de Commissie voor de bovengrens niet te veranderen en dus een marge van 1,8 miljard euro te handhaven. Dit is afhankelijk van een beslissing van de begrotingsautoriteit over de bovengenoemde door de Commissie voorgestelde aanpassing van de financiële vooruitzichten.
De onderstaande tabel vat de bovenstaande details samen en geeft een overzicht van de globale resultaten van de JBS-richtsnoeren. De cijfers vormen een kader voor de voorbereiding van het voorontwerp van begroting voor 2004, hoewel ze niet op de uiteindelijke cijfers willen vooruitlopen.
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
De financiële gevolgen van de geselecteerde initiatieven worden in de volgende tabellen samengevat. De cijfers voor alle tot de drie prioriteiten bijdragende beleidsterreinen hebben betrekking op veranderingen ten aanzien van de bestaande financiële programmering voor EU-15 en het effect van nieuwe initiatieven op EU-10, en weerspiegelen dus de extra financiële middelen die noodzakelijk worden geacht om de doelstellingen te verwezenlijken.
De belangrijkste veranderingen in de onderstaande tabellen betreffen het intern beleid (inclusief onderzoek), het extern beleid en de pretoetredingssteun.
6.2.1. Financiële implicaties van de beleidsprioriteiten: toetreding
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
De eerste tabel met betrekking tot de prioriteit "toetreding" bevat bedragen die noodzakelijk worden geacht voor de uitbreiding van bestaande programma's tot de tien nieuwe lidstaten.
Naast de bovengenoemde uitbreiding van bestaande programma's zijn er enkele specifieke onder intern beleid vallende overgangsmaatregelen die voortvloeien uit de conclusies van de Europese Raad van Kopenhagen.
Met betrekking tot vervoer en energie wordt in 2004 - los van de kredieten voor de uitbreiding van bestaande programma's - een totaal van 138 miljoen euro toegevoegd met het oog op nucleaire veiligheidsmaatregelen bij de ontmanteling van de kernreactoren in Ignalina (Litouwen) en Bohunice (Slowakije).
Met betrekking tot de uitbreiding wordt in 2004 een bedrag van 221 miljoen euro toegevoegd voor advies en meer financiële steun om de toetredende landen te helpen hun administratieve en juridische capaciteiten te versterken. Deze overgangsfaciliteit voor de opbouw van instellingen vormt de verlenging van onder PHARE opgestarte acties, die in nauwe samenwerking met de andere betrokken diensten beheerd zullen worden.
Met betrekking tot justitie en binnenlandse zaken is in 2004 een bedrag van 317 miljoen euro voorzien om de uitvoering van de door de Europese Raad van Kopenhagen in december 2002 goedgekeurde Schengen-overgangsfaciliteit te financieren. Doel is nieuwe lidstaten bij te staan bij de bescherming van de nieuwe buitengrenzen van de EU. De transitfaciliteit voor Kaliningrad valt met een bedrag van 13 miljoen euro voor 2004 ook onder dit beleidsterrein.
Op het gebied van economische en financiële zaken wordt gedurende een periode van vier jaar jaarlijks een bedrag van 25 miljoen euro toegevoegd voor het aandeel van de Commissie in een voorgestelde verhoging van het EIF-kapitaal om de continuïteit van de acties van het fonds in een grotere EU te waarborgen. In het meerjarenprogramma voor ondernemingen en ondernemerschap [11] wordt in een extra bedrag van 13 miljoen euro voorzien voor een risicokapitaalfaciliteit.
[11] Gezamenlijk initiatief van DG ENTR en DG ECFIN.
Als een politiek vergelijk over het noordelijk deel van Cyprus wordt bereikt, zal bij de hereniging van het eiland in extra bedragen voor alle betrokken rubrieken (rubriek 1, 2 en 3) worden voorzien. De betrokken bedragen zullen aan de relevante bovengrenzen van de financiële vooruitzichten worden toegevoegd zonder de marges te wijzigen.
De toetredingsprioriteit omvat ook de pretoetredingssteun voor Bulgarije, Roemenië en Turkije. De Commissie stelt het bedrag voor uit het draaiboek voor de toetreding van Bulgarije en Roemenië in 2007, wat een stijging van de huidige bedragen met 20%, 30% en 40% tijdens de volgende drie jaar 3 impliceert. Het bedrag moet verder worden aangevuld met een nog niet vastgesteld bedrag voor ontmanteling. De aandelen van de pretoetredingsinstrumenten volgen het in Berlijn afgesproken patroon, maar zullen de komende maanden worden verfijnd en in het kader van de relevante drie verordeningen van de Raad worden vastgesteld, rekening houdend met de behoeften en de absorptiecapaciteit van deze landen. Voor Turkije is gespreid over de periode een aanzienlijke stijging tot een bedrag van 1050 miljoen euro voorzien, m.a.w. gemiddeld een verdubbeling van de huidige bedragen. Voor 2004 zou 250 miljoen euro moeten worden uitgetrokken.
Met betrekking tot het beleidsterrein gezondheid en consumentenbescherming zijn voorzieningen getroffen voor de uitbreiding onder rubriek 1a van de programma's tot uitroeiing van veterinaire en fytosanitaire ziekten en voor de voorbereiding van vaccinatiecampagnes tegen hondsdolheid in de nieuwe lidstaten.
6.2.2. Financiële implicaties van de beleidsprioriteiten: stabiliteit
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
De in het kader van deze prioriteit voorgestelde initiatieven die extra financiering vereisen, kunnen in twee hoofdgroepen worden verdeeld: initiatieven die tot stabiliteit buiten de Unie bijdragen en initiatieven die op interne stabiliteit zijn toegespitst.
Op het gebied van externe betrekkingen en met het oog op stabiliteit en het dichten van de kloof met de buurlanden van de uitgebreide Unie wordt voorgesteld de steun aan de westelijke Balkan in absolute termen te verhogen tot 675 miljoen euro (inclusief macrofinanciële hulp) om de daling te verzachten na de zware frontloading van de eerste jaren. Voor het Middellandse-Zeegebied schept de overheveling van Turkije naar rubriek 7 ruimte voor andere landen en in 2004 wordt een toename tot maximum 859 miljoen euro voorgesteld. Ook de democratie en de mensenrechten worden versterkt tot het niveau van de begroting 2003 (+17,5 miljoen euro) overeenkomstig de wensen van de begrotingsautoriteit.
De kredieten voor humanitaire hulp worden voor 2004 tot 485 miljoen euro verhoogd (+10 miljoen euro in 2004) om bijstand te kunnen bieden waar de stabiliteit door humanitaire crisissen gevaar loopt (vooral in Afrika en Azië). Aangezien humanitaire crisissen gewoonlijk tot migratiebewegingen leiden, draagt de leniging van dergelijke crisissen bij tot de stabiliteit van de Europese Unie en zijn buren.
Zoals aangekondigd in de mededeling van de Commissie van 3 december 2002 (COM(2002)703 def.) moet de prioriteit stabiliteit ook een betere integratie van migratiethema's in de betrekkingen van de Europese Unie met derde landen omvatten. Voor deze actie, die in 2001, 2002 en 2003 een voorbereidende actie onder leiding van DG JHA was, wordt een specifieke rechtsgrond voorgesteld met een jaarlijks bedrag van 30 miljoen euro (+13 miljoen euro in 2004). Dit nieuwe meerjarenprogramma valt onder het beleidsterrein buitenlandse betrekkingen en wordt overeenkomstig de beginselen van de hervorming van buitenlandse hulp beheerd, waarbij de globale samenhang van het buitenlands beleid van de Gemeenschap wordt gerespecteerd. Het programma moet de andere communautaire programma's ter bevordering van samenwerking en ontwikkeling aanvullen en een meerwaarde opleveren, met name door de Commissie de mogelijkheid te bieden de in het kader van het asiel- en migratiebeleid voor dit programma vastgestelde doelstellingen en prioriteiten uit te voeren en snel, doelgericht en flexibel op de problemen en wensen van de lidstaten op het punt van justitie en binnenlandse zaken in te spelen.
Kredieten voor betere grenscontroles houden voornamelijk verband met het opzetten van een geïntegreerd IT-systeem inzake visa-informatie (VIS) voor het beleidsterrein JAI. Dit is een noodzakelijke voorwaarde voor het vrij verkeer van personen in een ruimte zonder binnengrenzen. Er wordt bijgevolg 10 miljoen euro aan de bestaande financiële programmering toegevoegd.
Om de rechten van individuele personen te versterken moeten het DAPHNE II-programma ter bestrijding van geweld tegen kinderen, jongeren en vrouwen (+1,3 miljoen euro) en het netwerk van deskundigen inzake grondrechten (+1 miljoen euro) extra financiële middelen krijgen. Er wordt 2 miljoen euro ter beschikking gesteld voor de integratie van onderdanen van derde landen.
Er wordt een kleine stijging toegekend voor de evaluatie van het Tampere-programma en de voorbereiding van de volgende fase van de ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid, effectbeoordeling en de horizontale behoeften ten gevolge van de ontwikkeling van grootschalige IT-projecten.
Het beleidsterrein informatiemaatschappij is van plan een beleid ter beveiliging van communicatienetwerken te ontwikkelen en een agentschap ter beveiliging van informatienetwerken op te zetten (+ 3,5 miljoen euro in 2004). Dit is een noodzakelijke voorwaarde voor interne veiligheid en grensbeheer. Het agentschap zal beste praktijken in acht nemen en expertise opdoen met het oog op de ontwikkeling van een Europees beleid op dit gebied.
6.2.3. Financiële implicaties van de beleidsprioriteiten: duurzame groei
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
Het merendeel van de belangrijkste initiatieven ter bevordering van de prioriteit duurzame groei hebben geen gevolgen voor de financiële middelen. Enkele initiatieven vergen echter extra financiële middelen in 2004.
De nieuwe strategie inzake chemische stoffen wil de ingewikkelde communautaire wetgeving inzake chemische stoffen herschikken en een nieuw regime voor chemische stoffen voorbereiden. De strategie vereist de oprichting van een nieuw agentschap met 3,0 miljoen euro aan kredieten in 2004, verdeeld over het beleidsterrein "milieu" (1,5 miljoen euro) en het beleidsterrein "ondernemingen" (1,5 miljoen euro).
Op het beleidsterrein werkgelegenheid en sociale zaken vereist de Europese strategie ter bevordering van de sociale verantwoordelijkheid van bedrijven 1,5 miljoen euro extra voor de activiteit "werkorganisatie en arbeidsvoorwaarden" met het oog op de ontwikkeling van netwerken van betrokken partijen, de uitwisseling van ervaring en beste praktijken tussen lidstaten, de analyse van criteria en de verspreiding van instrumenten inzake sociale verantwoordelijkheid.
Het beleidsterrein visserij heeft behoefte aan 0,6 miljoen euro extra voor de oprichting van regionale adviesraden. De herschikking van de toepassing van EU-concurrentieregels zal leiden tot de oprichting van een netwerk van mededingingsautoriteiten (met een coördinatiesysteem door de Commissie) met 0,8 miljoen euro kredieten in 2004.
Op het beleidsterrein eigen onderzoek wordt voor 2004 een totaalbedrag van 16 miljoen euro voorgesteld (+ 3,8 miljoen euro) om het programma ontmanteling en afvalbeheer voort te zetten.
Op het beleidsterrein energie en vervoer vereist de ontwikkeling van de EU-capaciteit om op rampen door olievervuiling te reageren de versterking van het Europees Agentschap voor de veiligheid van de zeevaart met 20 miljoen euro.
Voorts wordt het Europees systeem voor toezicht op de werking van de interne markt voor conventionele energiebronnen met 5 miljoen euro versterkt.
Zoals geprogrammeerd zal een aanzienlijke toename (255 miljoen euro) ten behoeve van het zesde kaderprogramma voor onderzoek de ontwikkeling van EU-onderzoek bevorderen. Voorts is er een toename (480 miljoen euro in 2004) om de uitbreiding van onderzoeksactiviteiten naar de nieuwe lidstaten te dekken.
Wat het extern beleid betreft, vereisen hoofdzakelijk twee initiatieven extra financiële middelen:
De steun voor acties op het gebied van de gezondheid (aids, malaria, tuberculose, reproductieve gezondheid en overdraagbare ziekten in ontwikkelingslanden) wordt versterkt met 17 miljoen euro in het kader van de activiteit "ontwikkelingssamenwerkingsbeleid en sectorale strategieën". Binnen deze activiteit worden de middelen herverdeeld. Alles bij elkaar stemt het niveau ten gevolge van deze versterkingen overeen met de in de begroting 2003 vastgestelde bedragen.
In het kader van de bevordering van duurzame groei in ontwikkelingslanden en de opwarming van de aarde moet de bescherming van tropische wouden worden versterkt met 6 miljoen euro om de achterstand van de voorbije jaren in te halen.
Met betrekking tot de beleidsterreinen milieu en ontwikkeling vereist de follow-up van de toezeggingen na de wereldtop over duurzame ontwikkeling in Johannesburg extra financiële middelen binnen de bestaande beleidsenveloppen.
De versterking van het beleidsterrein handel weerspiegelt de toegenomen steun voor ontwikkelingslanden in het kader van de Doha-agenda.