Bijlagen bij COM(2003)636 - Scorebord voor staatssteun - Editie najaar 2003

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

dossier COM(2003)636 - Scorebord voor staatssteun - Editie najaar 2003.
document COM(2003)636 NLEN
datum 29 oktober 2003
Bijlage B van de multisectorale kaderregeling onverenigbaar waren met de gemeenschappelijke markt.

[16] 2002/C 70/05.

In de jaren 1990 werd een aanzienlijke hoeveelheid reddings- en herstructureringssteun (om en bij de 31 miljard EUR) toegekend in de banksector waaronder een aantal geruchtmakende zaken in Duitsland, Frankrijk en Italië. Een en ander was grotendeels het gevolg van de ingrijpende aanpassingen in de Europese bankwereld die het afgelopen decennium kenmerkten. Na de goedkeuring van de Europese bankrichtlijnen onderging het wet- en regelgevingskader van de nationale bankstelsels belangrijke veranderingen. De institutionele scheiding tussen de ondernemingen en de operationele beperkingen vielen geleidelijk weg, de markten gingen open, door de technologische vooruitgang kwamen er nieuwe commerciële mogelijkheden en de concurrentiedruk nam in heel Europa toe. Voor veel banken en voor het bankbedrijf werd de noodzaak van herstructurering urgenter vanwege de economische crisis in het begin van de jaren 1990. De trage aanpassing van met name overheidsbanken aan de veranderde bancaire omgeving had dramatische gevolgen. Sommige banken in bepaalde lidstaten zoals Frankrijk en Italië maakten een diepe crisis door en ontvingen grote hoeveelheden herstructureringssteun. Sinds 1998 kreeg de Commissie uit Frankrijk en Italië geen nieuwe zaken in deze sector meer te behandelen, hetgeen lijkt te bevestigen dat de belangrijke herstructureringsoperaties die werden doorgevoerd, zijn afgerond. Ten aanzien van sommige Duitse banken blijft het onderzoek, dat voor het eerst in 1994 startte, nog lopen.

Andere dienstensectoren waar de afgelopen tien jaar reddings- en herstructureringssteun is toegekend, omvatten media, cultuur en toerisme. De totale steunbedragen in die sectoren zijn betrekkelijk gering.

Ook in de postsector waren er diverse herstructureringen, maar in het overgrote deel van de zaken kwam de Commissie tot de conclusie dat de financiële steun van de lidstaten een compensatie vormde voor het feit dat de betrokken onderneming met het beheer van diensten van algemeen economisch belang was belast. In de zaak-Deutsche Post kwam de Commissie echter tot de bevinding dat een deel van de steun ook werd gebruikt om activiteiten bij zowel de commerciële pakjespost als de openbare postdiensten te subsidiëren. Zij heeft dan ook de terugvordering van het desbetreffende deel van de steun gelast.

Wat het spoorvervoer betreft zijn er de afgelopen jaar aanzienlijke inspanningen geleverd om de spoorwegen van de Gemeenschap nieuw leven in te blazen. Meerdere lidstaten hebben spoorwegmaatschappijen weliswaar financiële steun toegekend als compensatie voor het beheer van diensten van algemeen economisch belang, maar er is geen herstructureringssteun aangemeld bij of goedgekeurd door de Commissie.

Bij de liberalisering van de luchtvaartsector hebben vele luchtvaartmaatschappijen van het begin tot medio jaren 1990 grote herstructureringsprogramma's doorgevoerd. Steun - meestal ad-hocsteun - die in deze sector werd toegekend, piekte in 1994 met zo'n 2,5 miljoen EUR die in de Unie werd toegekend. Sinds 1998 is het steunpeil echter opvallend gedaald. Dit valt grotendeels te verklaren doordat de Commissie in 1994 strikte richtsnoeren heeft vastgesteld, hetgeen met name een versterking inhield van het beginsel dat herstructureringssteun voor ondernemingen in financiële moeilijkheden eenmalig dient te zijn. Werd de luchtvaartsector zwaar getroffen na de terroristische aanvallen van 11 september 2001, toch resulteerde zulks niet in specifieke reddings- en herstructureringssteun in deze sector. In 2001 en 2002 keurde de Commissie echter wel voor de meeste lidstaten steunregelingen goed die onder meer de verzekeringsdekking moesten bieden welke, als gevolg van de toegenomen dreiging van het terrorisme, niet werd geboden door de verzekeringsmarkt. Het is niet mogelijk dit soort steun te kwantificeren.

De richtsnoeren voor reddings- en herstructureringssteun zijn niet van toepassing op de steenkoolindustrie. Steun voor deze sector viel, voorzover het EGKS-steenkoolproducten betrof, onder een beschikking van de Commissie [17] die in juli 2002 verstreek. Ter vervanging heeft de Commissie een verordening aangenomen waarin regels zijn vastgesteld betreffende de toekenning van staatssteun die moet bijdragen tot de herstructurering van deze sector [18]. Deze regels houden rekening met de sociale en regionale aspecten van de herstructurering van deze sector, alsmede met de behoefte om, bij wijze van voorzorgsmaatregel, een minimumhoeveelheid van binnenlandse steenkoolproductie in stand te houden om toegang tot reserves veilig te stellen.

[17] Beschikking nr. 3632/93/EGKS van de Commissie op grond van artikel 95 van het EGKS-Verdrag.

[18] Verordening (EG) nr. 1407/2002 van de Raad van 23 juli 2002 betreffende staatssteun voor de kolenindustrie.

Conclusies

Het is algemeen erkend dat reddings- en herstructureringssteun aan ondernemingen in moeilijkheden een van de potentieel meest verstorende vormen van staatssteun is. Daarom heeft de Commissie getracht een strikte toepassing van de communautaire richtsnoeren voor reddings- en herstructureringssteun te verzekeren, waarbij steun enkel onder bepaalde strikte voorwaarden voor zowel de begunstigde onderneming als de betrokken lidstaat - bijvoorbeeld omdat hij gerechtvaardigd is uit overwegingen van sociaal of regionaal beleid - verenigbaar is. Bij de komende herziening van de bestaande richtsnoeren, die in oktober 2004 aflopen, zal worden nagegaan of striktere voorwaarden nodig zijn om dergelijke potentieel concurrentieverstorende steun tot een minimum te beperken.

Herziening van de richtsnoeren voor reddings- en herstructureringssteun

De Commissie is begonnen met haar werkzaamheden voor een omvattende herziening van de richtsnoeren, met het oog op de vaststelling van nieuwe richtsnoeren ter vervanging van de bestaande richtsnoeren die in 2004 aflopen. Uit een eerste intern onderzoek van de richtsnoeren kwam een aantal problemen naar voren, waarvan er hierna een aantal wordt gepresenteerd:

* Wanneer verkeert een onderneming in financiële moeilijkheden? Er bestaat geen communautaire definitie van wat als "onderneming in moeilijkheden" geldt en het lijkt bijzonder moeilijk om een definitie af te leiden uit de praktijk in de lidstaten, gelet op de verschillen in de nationale insolventiewetgeving en -procedures.

* Concerns: volgens de richtsnoeren komt een onderneming die deel uitmaakt van een concern in beginsel niet in aanmerking, behalve wanneer kan worden aangetoond dat de moeilijkheden van de onderneming een specifiek karakter hebben en niet het gevolg zijn van een arbitraire kostenallocatie binnen het concern, en dat deze moeilijkheden van de onderneming te groot zijn om door het concern zelf te kunnen worden opgelost. Deze criteria zijn niet eenvoudig toepasbaar en doen een aantal vragen rijzen. Bijvoorbeeld wanneer een dochteronderneming in een lidstaat in financiële moeilijkheden verkeert, maar haar moedermaatschappij niet bereid blijkt haar te steunen.

* Urgentie: zijn de huidige richtsnoeren gebaseerd op de premisse dat steun vooraf wordt aangemeld, dan moet reddingssteun vaak worden toegekend vóór hij door de Commissie wordt goedgekeurd, om te vermijden dat de onderneming bezwijkt. Iedere eventuele oplossing voor deze situatie zou echter moeten voldoen aan de aanmeldingsverplichting uit hoofde van artikel 88, lid 3, van het EG-Verdrag.

* Eenmalig karakter van de steun: volgens de richtsnoeren is de toekenning van reddingssteun een eenmalige operatie en dient herhaalde toekenning van reddingssteun te worden vermeden. Toch zijn er gevallen geweest van ondernemingen die op basis van deze eis dat steun in beginsel eenmalig is, niet voor herstructureringssteun in aanmerking kwamen, maar die toch nieuwe reddingssteun hebben ontvangen.

* Uiteenlopende termijnen: de verschillende termijnen uit de huidige richtsnoeren zijn onduidelijk en moeten dus worden uitgeklaard.

* Compenserende maatregelen: wanneer zijn de voorgestelde compenserende maatregelen toereikend "om de eventuele mededingingvervalsende gevolgen van de steun te beperken"?

DEEL DRIE: MODERNISERING VAN HET TOEZICHT OP STAATSSTEUN

In de conclusies die de Raad in november 2002 goedkeurde over "een economische aanpak voor minder en betere staatssteun" [19], wordt de Commissie ook opgeroepen in nauwe samenwerking met de lidstaten "de werkingssfeer en de inhoud van de EU-voorschriften voor staatssteun te blijven moderniseren, te vereenvoudigen en te verduidelijken, en ze derhalve doeltreffender te maken voor wat betreft de lengte van de procedures en de ermee gemoeide administratieve middelen". In tegenstelling tot de hervorming van het kartelbeleid of de concentratiecontrole wordt het beleid inzake staatssteun niet met één specifiek initiatief hervormd, maar door een reeks veranderingen op diverse niveaus.

[19] Document nr. 13799/02 van de Raad: http://register.consilium.eu.int/pdf/nl/ 02/st13/13799nl2.pdf

Het eerste initiatief betreft een wijziging op het punt van de procedures, die steeds belangrijker wordt in het licht van de uitbreiding. Doel is de procedures te versnellen, te vereenvoudigen en te moderniseren, met name om de middelen die worden ingezet voor routinezaken in te krimpen en om de Commissie in staat te stellen haar middelen te concentreren op belangrijkere zaken die reële mededingingsbezwaren op het niveau van de Gemeenschap opleveren en die de groei en het concurrentievermogen van het Europese bedrijfsleven belemmeren. Op dat punt heeft de Commissie onlangs een uitgebreide interne beoordeling verricht om te bepalen wat de mogelijkheden zijn om procedures te vereenvoudigden en de duur ervan te verkorten. Op grond van die evaluatie hebben de diensten van de Commissie een aantal mogelijke wijzigingen voorgesteld waarover momenteel uitvoerig overleg plaatsvindt met deskundigen uit de lidstaten. Deze werkzaamheden omvatten de opstelling van ontwerp-uitvoeringsbepalingen krachtens artikel 27 van Verordening (EG) nr. 659/1999 met betrekking tot de vorm, inhoud en overige bijzonderheden van aanmeldingen, de vorm, inhoud en overige bijzonderheden van jaarlijkse verslagen, nadere details van de termijnen en de berekening ervan en het rentepercentage voor de terugvordering van onrechtmatige steun, alsmede andere suggesties om de huidige procedures en werkmethoden te verbeteren.

De Commissie gaat ook door met de herziening van haar staatssteuninstrumenten om deze te vereenvoudigen en te verduidelijken en om mogelijke contradicties tussen de verschillende teksten weg te nemen. Momenteel wordt voorrang gegeven aan: de herziening van de regels inzake reddings- en herstructureringssteun voor ondernemingen in moeilijkheden (zie deel twee); het bezien van de hervorming van de communautaire regels voor regionale steun nà de uitbreiding; de voorbereiding van nieuwe regels voor scheepsbouw; de vereenvoudiging van de regels inzake O&O-steun voor KMO's; het scheppen van duidelijkheid voor de sector "diensten van algemeen economisch belang", en de herziening van de richtsnoeren inzake staatssteun voor het lucht- en zeevervoer.

Wat de richtsnoeren inzake regionale steun betreft, is het helder dat de situatie sterk zal veranderen na de uitbreiding. Het grootste deel van het grondgebied van de toetredende landen zal de status van "steungebied" krijgen. Er zal dus duidelijk behoefte zijn aan een herziening van de aanpak van regionale steun in de periode na 2006, terwijl toch ook ten volle rekening wordt gehouden met de parallelle herziening van de regels inzake de Structuurfondsen. Voor de periode tot 2006 zullen de huidige regionale-steunkaarten voor de vijftien lidstaten van toepassing blijven, terwijl voor de toetredende landen regionale-steunkaarten zijn opgesteld.

De Commissie is doende een kaderregeling inzake staatssteun aan de scheepsbouw uit te werken, ter vervanging van de verordening inzake steunverlening aan de scheepsbouw die per 31 december 2003 afloopt. De leidraad bij deze exercitie is dat de behandeling van scheepsbouw wordt vereenvoudigd en genormaliseerd, wat betreft zowel de vorm als de substantie van de regels inzake staatssteun. Niettemin wordt voorgesteld om bepaalde sectorspecifieke bepalingen te behouden op grond van bepaalde specifieke kenmerken die de scheepsbouw van andere sectoren onderscheiden.

Wat O&O-steun voor kleine en middelgrote ondernemingen betreft, is de Commissie in juli 2003 een formele raadpleging van de lidstaten en belanghebbenden begonnen over een ontwerp-verordening tot aanpassing van de regels inzake KMO-steun om de nieuwe communautaire KMO-definitie erin op te nemen en O&O-steun van aanmelding vrij te stellen.

Diensten van algemeen economisch belang

Bij herhaling heeft de Commissie benadrukt hoe belangrijk zij het vindt dat diensten van algemeen economisch belang goed functioneren. Het is helder dat de ondernemingen die met een dienst van algemeen economisch belang zijn belast, over de nodige middelen moeten om de goede werking ervan te verzekeren, en dat in een aantal gevallen financiële steun van de overheid nodig kan blijken te zijn. De taak van de Commissie is echter er op toe te zien dat het bedrag van dergelijke financiële steun niet hoger ligt dan hetgeen noodzakelijk is om de openbaredienstverplichting uit te voeren en dat de beschikbaar gestelde middelen in de praktijk niet onrechtmatig worden aangewend om activiteiten te financieren op andere, voor concurrentie open staande markten.

In dit verband heeft het arrest van het Hof van Justitie van 24 juli 2003 in de zaak-Altmark [20] nuttige verduidelijkingen aangebracht omtrent de vraag hoe de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag van toepassing zijn op de overheidsfinanciering van ondernemingen die diensten van algemeen economisch belang aanbieden.

[20] Zaak C-280/00 betrof de toekenning van vergunningen voor lijnvervoer met bussen in de Landkreis Stendal (Duitsland) en overheidssubsidies voor de uitvoering van die diensten.

In zijn arrest heeft het Hof verklaard dat "wanneer een overheidsmaatregel te beschouwen is als een compensatie die de tegenprestatie vormt voor de prestaties die de begunstigde ondernemingen hebben verricht om openbaredienstverplichtingen uit te voeren, zodat deze ondernemingen in werkelijkheid geen financieel voordeel ontvangen en voormelde maatregel dus niet tot gevolg heeft dat deze ondernemingen vergeleken met ondernemingen die met hen concurreren in een gunstiger mededingingspositie worden geplaatst, een dergelijke maatregel niet binnen de werkingssfeer van artikel 87, lid 1, van het Verdrag valt".

Opdat een dergelijke compensatie in een concreet geval evenwel niet als staatssteun kan worden aangemerkt, moet aan vier voorwaarden zijn voldaan:

- "de begunstigde onderneming moet daadwerkelijk belast zijn met de uitvoering van openbaredienstverplichtingen en die verplichtingen moeten duidelijk omschreven zijn";

- "de parameters op basis waarvan de compensatie wordt berekend, moeten vooraf op objectieve en doorzichtige wijze worden vastgesteld, om te vermijden dat de compensatie een economisch voordeel bevat waardoor de begunstigde onderneming ten opzichte van concurrerende ondernemingen kan worden bevoordeeld". Het Hof merkt op dat "de compensatie door een lidstaat van door een onderneming geleden verliezen zonder dat de parameters voor een dergelijke compensatie vooraf zijn vastgesteld, een financiële maatregel vormt die valt onder het begrip staatssteun (...) wanneer achteraf blijkt dat de exploitatie van bepaalde diensten in het kader van de uitvoering van openbaredienstverplichtingen niet economisch levensvatbaar was";

- "de compensatie mag niet hoger zijn dan nodig is om de kosten van de uitvoering van de openbaredienstverplichtingen, rekening houdend met de opbrengsten alsmede met een redelijke winst uit de uitvoering van die verplichtingen, geheel of gedeeltelijk te dekken";

- "wanneer de met de uitvoering van openbaredienstverplichtingen te belasten onderneming in een concreet geval niet is gekozen in het kader van een openbare aanbesteding, waarbij de kandidaat kan worden geselecteerd die deze diensten tegen de laagste kosten voor de gemeenschap kan leveren, moet de noodzakelijke compensatie worden vastgesteld op basis van de kosten die een gemiddelde, goed beheerde onderneming, die zodanig met vervoermiddelen is uitgerust dat zij aan de vereisten van de openbare dienst kan voldoen, zou hebben gemaakt om deze verplichtingen uit te voeren, rekening houdend met de opbrengsten en een redelijke winst uit de uitoefening van deze verplichtingen".

Is aan deze criteria voldaan, dan vormen eventuele subsidies die als compensatie worden toegekend, geen staatssteun en is het vereiste van voorafgaande aanmelding dan ook niet van toepassing. Het Hof bevestigt grotendeels de benadering die de Commissie van oudsher volgt, waarbij de noodzaak om de diensten van algemeen economisch belang te financieren wordt afgewogen tegen de noodzaak om ongerechtvaardigde concurrentiedistorsies te voorkomen. In het licht van dit arrest van het Hof moet de Commissie nu een document uitwerken waarin de voorwaarden voor de praktische toepassing ervan door de lidstaten worden vastgelegd.

Staatssteun voor de visserij

Wat de procedures inzake staatssteun aan de visserij betreft, heeft de Commissie een ontwerp-verordening goedgekeurd waarin wordt voorgesteld de meeste categorieën staatssteun in de visserijsector vrij te stellen van voorafgaande aanmelding bij de Commissie. Doel is de bestaande regels eenvoudiger te maken en ze aan te passen aan het nieuwe juridische kader van het hervormde gemeenschappelijk visserijbeleid dat in december 2002 is goedgekeurd. Zodra deze groepsvrijstelling is goedgekeurd, zal zij de administratieve procedures die nodig zijn vooraleer steun in deze sector toe te kennen, verder inkrimpen en spoort zij dus met de vereenvoudiging die al in december 2002 werd goedgekeurd voor het financieringsinstrument voor de oriëntatie van de visserij (FIOV), waardoor lidstaten nationale steun voor de cofinanciering van maatregelen die FIOV-steun ontvangen, niet langer bij de Commissie hoeven aan te melden. Deze voor vrijstelling voorgestelde categorieën omvatten onder meer steun voor reclame en/of en afzetbevordering van visserijproducten, steun aan producentengroeperingen, steun voor de bescherming en ontwikkeling van de aquatische rijkdommen, steun voor innovatieve acties en technische bijstand, steun voor de uitrusting van havens, steun voor de sloop van vissersvaartuigen, steun voor bepaalde sociaal-economische maatregelen, steun voor investeringen voor de verwerking en/of de afzet van visserijproducten, en steun voor investeringen in de aquacultuur en de visserij in de binnenwateren. Zodra deze groepsvrijstelling is goedgekeurd, zal zij gelden voor steun toegekend aan KMO's voor bedragen minder dan 1 miljoen EUR of voor steun ter financiering van maatregelen waarvan de in aanmerking komende uitgaven maximaal 2 miljoen EUR bedragen. Om ervoor te zorgen dat deze steun naar behoren worden toegewezen, zal monitoring plaatsvinden via verplichtingen inzake ex-postverslaglegging.

Nieuwe ontwerp-richtsnoeren voor het onderzoek van nationale steunmaatregelen in de visserijsector, in de vorm van dienstige maatregelen in de zin van artikel 88, lid 1, van het Verdrag, zullen in een latere fase aan de Commissie worden voorgelegd, nadat in oktober 2003 overleg met de lidstaten heeft plaatsgevonden.

Staatssteun voor de landbouw

In het kader van de mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement over de tussenbalans van het gemeenschappelijk landbouwbeleid heeft de Commissie onlangs een ontwerp-groepsvrijstellingsverordening vastgesteld voor bepaalde soorten staatssteun tot een bepaald plafond die aan KMO's in de landbouwsector wordt toegekend. Door de KMO-definitie - maximaal 250 werknemers, een omzet van 40 miljoen EUR of een balanstotaal van 27 miljoen EUR - zou dit voor bijna alle landbouwbedrijven en bedrijven die in de landbouw actief zijn, gelden.

Deze ontwerp-verordening maakt duidelijk dat de Commissie bereid is moedige stappen te zetten om het regelgevingskader voor de landbouw te vereenvoudigen en om de regels inzake staatssteun te moderniseren en te vereenvoudigen.

Daarom is het voorstel thans dat, wanneer aan alle voorwaarden uit de ontwerp-verordening is voldaan, lidstaten bepaalde soorten staatssteun niet meer vooraf bij de Commissie hoeven aan te melden met het oog op goedkeuring. Dergelijke vormen van steun omvatten onder meer investeringssteun tot 40% voor landbouwbedrijven of tot 50% in probleemgebieden; steun tot 100% van de kosten voor de instandhouding van traditionele landschappen en gebouwen; investeringssteun tot 40% of tot 50% in gebieden van doelstelling 1, aan ondernemingen die landbouwproducten verwerken en afzetten, of steun tot 100 000 EUR per begunstigde over een periode van drie jaar om de productie en afzet van landbouwproducten van hoge kwaliteit te bevorderen [21].

[21] Nadere gegevens over de verschillende soorten steun zijn te vinden op

De ontwerp-verordening werd in juni 2003 met de lidstaten besproken en werd in het Publicatieblad C 194 van 15.8.2003 bekendgemaakt, met het verzoek aan derden hun opmerkingen te maken. Op 6 november zal over dit ontwerp een tweede raadpleging van de lidstaten plaatsvinden, waarna de Commissie de definitieve tekst tegen eind 2003 wil goedkeuren om hem vanaf januari 2004 toepasbaar te maken.

Terugvordering van steun

De Commissie is bevoegd te eisen dat steun die door de lidstaten is verleend en die onverenigbaar is met de gemeenschappelijke markt, door de begunstigden aan de verstrekkende overheidsinstanties wordt terugbetaald. De lidstaat moet de steun onverwijld terugvorderen in overeenstemming met de nationale procedures.

Het feit dat beschikkingen van de Commissie ten uitvoer worden gelegd via de lidstaten volgens hun nationale procedures vormt een zwak punt in het handhavingssysteem. Gezien het inherente belangenconflict (de Staat is zowel verstrekker van de steun als de terugvorderende instantie) staat de uitvoering van een bevel tot terugvordering zelden hoog op de prioriteitenlijst. Dit geldt met name wanneer de begunstigde van de steun failliet is verklaard. Ongeveer een derde van alle gevallen waarin de terugvordering wordt gelast, betreft failliete ondernemingen. In dergelijke gevallen vindt de terugvordering plaats volgens de nationale insolventieprocedures, aangezien er geen geharmoniseerde Europese insolventiewetgeving is. Bovendien heeft een aantal lidstaten, waaronder de toetredende landen, recent insolventiewetgeving aangenomen die in meer of mindere mate het Chapter 11-insolventiestatuut uit de VS als voorbeeld heeft. Evenals in het VS-model beschermen deze nieuwe wetten de economische activiteiten van de insolvente onderneming tegen haar crediteuren, met inbegrip van eisen tot terugbetaling van staatssteun.

In reactie hierop en als onderdeel van de recente reorganisatie van het DG Concurrentie is een nieuwe eenheid opgezet die specifiek als taak kreeg toe te zien op de uitvoering van de beschikkingen waarin terugbetaling wordt gelast. Naast de behandeling van individuele zaken onderzoekt deze eenheid ook de barrières voor terugvordering en zoekt zij naar mogelijke oplossingen. Een dialoog met het veld en met academische deskundigen op het gebied van insolventiewetgeving werd opgezet om een eenzijdige aanpak te vermijden, en juist het doel na te streven van daadwerkelijke terugbetaling binnen de algemene doelstellingen van de interne markt.

Voorbereiding op de uitbreiding

Per 1 mei 2004 zijn de mededingingsregels rechtstreeks van toepassing in de nieuwe lidstaten, met voor staatssteun slechts enkele zeer beperkte overgangsregelingen. De Commissie zal moeten toezien op de toepassing van de regels inzake staatssteun in economieën die voor bepaalde aspecten nog verschillen van die van de huidige lidstaten, en die nog niet steeds de volledige overgang van gecentraliseerde planeconomie naar markteconomie hebben voltooid. De ervaring met de Duitse hereniging illustreert een aantal van de moeilijkheden die zich kunnen voordoen.

Met het oog op de voorbereiding van een geleidelijk invoering van toezicht op staatssteun in de lijn met het EU-acquis werkt de Commissie sinds vele jaren nauw samen met de autoriteiten in de toetredende landen. Sinds het eind van de jaren 1990 heeft de Commissie actief aangemoedigd dat in de kandidaat-lidstaten wetgeving inzake staatssteun werd ingevoerd en dat toezichthoudende autoriteiten op het gebied van staatssteun werden opgericht, aansluitend bij de bepalingen van de Europa-Overeenkomsten. De Commissie heeft zich steeds op het standpunt gesteld dat kandidaat-lidstaten ruim vóór de datum van toetreding blijk moeten hebben gegeven van een geloofwaardig toezicht op het gebied van staatssteun in overeenstemming met acquis. Een en ander heeft ervoor gezorgd dat de toetredende landen hun sterkst verstorende vormen van steun hebben afgebouwd of hebben aangepast: de steun om noodlijdende bedrijven in leven te houden en de onverenigbare fiscale steunmaatregelen, die grotendeels bedoeld waren om internationaal mobiele investeringen aan te trekken. Voorts bevat het in april 2003 ondertekende Toetredingsverdrag een mechanisme dat de Commissie in staat stelt steunmaatregelen te onderzoeken die vóór de datum van toetreding van kracht zijn geworden en die de autoriteiten van de toetredende landen na die datum willen blijven toepassen. De Verdragsbepalingen stellen de Commissie in staat tegen elk van dergelijke maatregelen bezwaar te maken wanneer zij van oordeel is dat deze met de gemeenschappelijke markt onverenigbaar zijn. Het mechanisme biedt de toetredende landen de mogelijkheid de continuïteit te garanderen zonder enige onderbreking in hun staatssteunstelsels onmiddellijk na de toetreding. Terzelfder tijd krijgt de Commissie de mogelijkheid een daadwerkelijk toezicht te verzekeren op alle staatssteun welke in die landen na de toetreding wordt toegekend.

Een overzicht van de situatie op het gebied van staatssteun in de nieuwe lidstaten is gepland voor de najaarseditie 2004 van het scorebord voor staatssteun.

ON-LINESCOREBORD

Meer informatie over methodologische vraagstukken, een stel kernindicatoren en een hele reeks statistische tabellen zijn te vinden in het on-linescorebord. Een selectie van de kernindicatoren wordt in onderstaande tabel gepresenteerd.

De website bevat ook internetlinks naar informatie van de lidstaten en het Europees Parlement over onderwerpen in verband met het beleid inzake staatssteun.

http://europa.eu.int/comm/competition/ state_aid/scoreboard/

Kernindicatoren inzake staatssteun

>RUIMTE VOOR DE TABEL>


AANHANGSEL I: CONCLUSIES VAN DE RAAD OP HET GEBIED VAN STAATSSTEUN

In maart 2000 stelde de Europese Raad van Lissabon zich tot doel van de EU de meest concurrerende en dynamische kenniseconomie ter wereld te maken. De Raad, de Commissie en de lidstaten werd verzocht "hun inspanningen voort te zetten om de mededinging te bevorderen en het algemene niveau van de staatssteun te verlagen".

De Europese Raad van Stockholm heeft in zijn conclusies van 24 maart 2001 aangegeven dat "het niveau van de staatssteun in de Europese Unie moet worden teruggedrongen en het systeem transparanter moet worden gemaakt. (...) Daartoe moeten de lidstaten tegen 2003 een neerwaartse trend in hun staatssteun ten opzichte van het BBP kunnen aantonen, rekening houdend met de noodzaak de steun om te buigen naar horizontale doelstellingen van gemeenschappelijk belang, met inbegrip van cohesiedoelstellingen".

In Barcelona heeft de Europese Raad de lidstaten op 16 maart 2002 opnieuw verzocht "het algemene niveau van de staatssteun, als percentage van het BBP, uiterlijk in 2003 maar ook daarna te verminderen, de steun te heroriënteren op horizontale doelstellingen van gemeenschappelijk belang, met inbegrip van economische en sociale samenhang, en hem te richten op geconstateerde tekortkomingen van de markt. Minder en beter gerichte staatssteun vormt een essentieel onderdeel van doeltreffende mededinging".

Op 5 december 2001 heeft de Raad conclusies betreffende staatssteun goedgekeurd. In die conclusies heeft de Raad de lidstaten verzocht:

- "hun inspanningen voort te zetten om het niveau van de steun uitgedrukt als percentage van het BBP te beperken;

- bij voorrang en met het oog op de afschaffing ervan de steunvormen met de grootste verstorende gevolgen te beperken;

- de steun te heroriënteren naar horizontale doelstellingen, waaronder cohesie en waar nodig het midden- en kleinbedrijf (MKB);

- het gebruik te bevorderen van beoordelingen vooraf en achteraf van de steunregelingen om die op een meer doeltreffende wijze te herschikken; deze evaluaties moeten zich toespitsen op de kwaliteit van de steuninstrumenten, hun gevolgen voor de concurrentie en de effecten ervan;

- de transparantie en de kwaliteit van de rapportering aan de Commissie te verbeteren, met name door de instelling van nationale controle- en follow-upprocedures alsook, waar mogelijk, door de verstrekking van gedetailleerde statistische gegevens".

Daarnaast heeft de Raad de Commissie verzocht:

- "tezamen met de lidstaten statistische instrumenten te ontwikkelen die een follow-up van deze conclusies mogelijk maken en indicatoren voor de doeltreffendheid en de doelmatigheid op te stellen; die indicatoren dienen vervolgens, waar dienstig, te worden toegevoegd aan het scorebord;

- de beoordeling van de gevolgen van de steun voor de concurrentie op basis van economische criteria te versterken;

- uitwisselingen van ervaringen en overeengekomen evaluatieoperaties aan te moedigen, zodat een benchmarking van de doeltreffendheid van de instrumenten op Europees niveau kan worden uitgevoerd;

- haar inspanningen met het oog op de vereenvoudiging van de Europese voorschriften op het gebied van staatssteun voort te zetten, deze te moderniseren en te verduidelijken zodat zij doeltreffender worden, met name wat de duur van de procedures betreft;

- in 2002 een eerste evaluatie van de gemaakte vorderingen voor te leggen".

Op 26 november 2002 heeft de Raad conclusies betreffende staatssteun goedgekeurd. In die conclusies heeft de Raad de lidstaten verzocht:

- "zich te committeren aan voortzetting van hun inspanningen om het algehele niveau van de staatssteun te verlagen, met name van de steunvormen die het grootste risico van concurrentieverstoringen met zich meebrengen;

- alvorens staatssteun toe te kennen, na te gaan of deze is gericht op duidelijk geconstateerde tekortkomingen van de markt of op horizontale doelstellingen van gemeenschappelijk belang, met inbegrip van doelstellingen inzake economische en sociale samenhang, alsmede of interventie in de vorm van staatssteun wel de meest passende en doeltreffende manier is om deze kwesties aan te pakken;

- door te gaan met het ontwikkelen van het gebruik van ex ante- en ex post-evaluaties van afzonderlijke staatssteun en staatssteunstelsels, teneinde na te gaan wat de gevolgen zijn van de steun voor de mededinging en de doeltreffendheid;

- een bijdrage te leveren voor de opstelling van het verslag van de Commissie aan de voorjaarsbijeenkomst van de Europese Raad in 2003 over de maatregelen die zijn getroffen om de staatssteun terug te dringen en te heroriënteren, teneinde op de lange termijn een analytisch kader te ontwikkelen voor de evaluatie van de gevolgen van staatssteun voor markten en economische ontwikkeling".

Daarnaast heeft de Raad de Commissie verzocht:

- "in nauwe samenwerking met de lidstaten onverwijld de werkingssfeer en de inhoud van de EU-voorschriften voor staatssteun te blijven moderniseren, te vereenvoudigen en te verduidelijken, en ze derhalve doeltreffender te maken voor wat betreft de lengte van de procedures en de ermee gemoeide administratieve middelen, en elk jaar in de najaarseditie van het scorebord voor staatssteun een afdeling op te nemen met de resultaten van deze overwegingen;

- de economische criteria te verduidelijken die worden gehanteerd voor de beoordeling van de gevolgen van staatssteun, zowel op bestaande als op nieuwe activiteitsterreinen".

Voorts heeft de Raad de lidstaten en de Commissie, binnen hun respectieve bevoegdheidsgebieden, verzocht:

- "met ingang van 2003 ervaringen uit te wisselen, met name via vergaderingen en studiebijeenkomsten, over hun inspanningen om de staatssteun terug te dringen; van de resultaten daarvan zal verslag worden uitgebracht in het kader van het scorebord, waarin in het gunstigste geval een evaluatie zou kunnen worden opgenomen van de tendens in de staatssteun, op basis van de volgende indicatieve lijst van onderwerpen en vraagstukken:

* ontwikkeling van statistische maatregelen en indicatoren;

* methoden en instrumenten voor de evaluatie van de gevolgen en de doeltreffendheid van staatssteun;

* nationale doelstellingen en resultaten in verband met het streven naar terugdringing van de staatssteun;

* ervaring met het gebruik van ex ante- en ex post-evaluaties van steun;

* andere concrete maatregelen om te voldoen aan de in de conclusies van de Europese Raden van Stockholm en Barcelona opgenomen doelstellingen in verband met terugdringing en heroriëntering van de steun, met inbegrip van voorstellen voor verdere inspanningen en initiatieven;

- in het kader van het scorebord voor staatssteun een op internet gebaseerd netwerk te ontwikkelen voor de uitwisseling van informatie en ervaringen tussen de lidstaten en de Commissie, en de transparantie verder te blijven vergroten".