Bijlagen bij COM(2004)373 - Europees Nabuurschapsbeleid - Strategiedocument - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2004)373 - Europees Nabuurschapsbeleid - Strategiedocument. |
---|---|
document | COM(2004)373 |
datum | 12 mei 2004 |
De Europese Investeringsbank (EIB) heeft leningen aan de mediterrane landen verstrekt (3.445 miljoen euro over de periode 2000-2003). Sinds 2002 zijn de leningstransacties met financiële steun van de EU uitgebreid met een op de particuliere sector georiënteerde faciliteit voor Euro-mediterraan partnerschap (FEMIP). De leningen aan Rusland zijn sinds 2001 opengesteld in het kader van een specifiek mandaat met een totaalplafond van 100 miljoen euro, in de context van de noordelijke dimensie, voor de financiering van milieuprojecten in Noordwest-Rusland.
Macro-financiële bijstand is verstrekt aan derde landen met uitzonderlijke behoeften aan ondersteuning van de betalingsbalans. Van de landen die onder het Europees Nabuurschapsbeleid vallen, zijn in 2002 maatregelen goedgekeurd voor Oekraïne (110 miljoen euro) en Moldavië (15 miljoen euro), waarvoor evenwel nog geen uitbetalingen hebben plaatsgevonden.
In de periode 2000-2003 heeft de Europese Unie eveneens voor 227 miljoen euro humanitaire hulp verstrekt aan landen van het Europees Nabuurschapsbeleid die met rampen te kampen hadden en voor 103,5 miljoen euro aan voedselhulp.
Koppeling tussen de bestaande instrumenten en het beleid
Om de ambities van het Europees Nabuurschapsbeleid waar te maken is evenredige financiële en technische steun noodzakelijk. Dit blijkt uit het voorstel van de Commissie voor de komende financiële vooruitzichten [13], waarin een grote prioriteit aan dit beleid wordt toegekend. De Commissie heeft voorgesteld dat een nieuwe reeks geharmoniseerde instrumenten de bijstand aan derde landen, met inbegrip van die welke thans onder Tacis en MEDA vallen, zullen ondersteunen. Deze instrumenten zullen zodanig worden opgezet dat de implementatie van het Europees Nabuurschapsbeleid wordt ondersteund, en daartoe zullen afdoende financiële middelen worden uitgetrokken.
[13] COM (2004)101 van 11 februari 2004 "Bouwen aan onze gemeenschappelijke toekomst: beleidsuitdagingen en begrotingsmiddelen in de uitgebreide Unie 2007-2013".
Het Europees Nabuurschapsinstrument kwam voor het eerst ter sprake in de mededeling van de Commissie van maart 2003 en werd verder ontwikkeld in de mededeling van juli 2003 "De weg effenen voor een nieuw Nabuurschapsinstrument" [14]. Gelet op het aantal juridische en budgettaire vraagstukken die moeten worden opgelost heeft de Commissie een aanpak in twee fasen uitgestippeld. Daarbij zijn voor de periode 2004-2006 Nabuurschapsprogramma's op basis van een versterkte coördinatie tussen de bestaande instrumenten ingevoerd, terwijl na 2006 een nieuw Nabuurschapsinstrument zal worden vastgesteld.
[14] COM(2003)393 van 1 juli 2003.
In aansluiting op de mededeling van juli 2003 zijn binnen de bestaande financiële instrumenten middelen voor de Nabuurschapsprogramma's toegewezen. Het totale bedrag van de financiering over de periode 2004-2006 uit hoofde van de instrumenten voor buitenlandse bijstand beloopt 255 miljoen euro (75 miljoen euro voor Tacis, 90 miljoen euro voor Phare, 45 miljoen euro voor CARDS en 45 miljoen euro voor MEDA). In het kader van het programma Interreg zal circa 700 miljoen euro voor de overeenkomstige binnengrenzen van de EU worden verstrekt.
De verordening Phare-grensoverschrijdende samenwerking is in oktober 2003 gewijzigd zodat ook de buitengrenzen van Roemenië en Bulgarije zijn opgenomen. Het indicatief programma Tacis-grensoverschrijdende samenwerking, dat de grenzen tussen de uitgebreide EU en Rusland, Oekraïne, Belarus en Moldavië bestrijkt, is in november 2003 door de Commissie goedgekeurd. De werkzaamheden betreffende de harmonisatie van de procedures zullen binnenkort worden voltooid. De programmering vordert goed voor alle bestreken grenzen en zou tegen juni 2004 voltooid moeten zijn. Er zijn gezamenlijke beheersstructuren opgezet en de eerste oproepen tot het indienen van voorstellen zullen in juli 2004 worden uitgeschreven.
Tot 2007 zullen Tacis en MEDA de belangrijkste instrumenten voor financiële bijstand aan de partnerlanden blijven. Zij zullen steun verlenen voor het Europees Nabuurschapsbeleid, in het bijzonder voor de tenuitvoerlegging van de actieplannen. De desbetreffende nationale indicatieve programma's 2005-2006 worden aangepast om de prioriteiten van het Europees Nabuurschapsbeleid te integreren. Er zal bijzondere aandacht worden besteed aan institutionele opbouw. Twinning en technische bijstand volgens de richtsnoeren van het EU-bureau voor de uitwisseling van informatie over technische bijstand (Taiex) zullen tot de partnerlanden worden uitgebreid.
De regionale en grensoverschrijdende samenwerking zullen gerichte communautaire bijstand blijven ontvangen. De regionale indicatieve programma's van Meda en Tacis voor 2005-2006 verstrekken steun voor de regionale dimensie van het Europees Nabuurschapsbeleid.
Vanaf 2007 zal het nieuw Europees Nabuurschapsinstrument steun verlenen voor grensoverschrijdende samenwerking en voor regionale samenwerkingsprojecten waaraan zowel de EU-lidstaten als de partnerlanden deelnemen. Bovendien zal het instrument voor economische samenwerking en ontwikkeling dat in de mededeling van de Commissie over de komende financiële vooruitzichten wordt voorgesteld, zowel voor regionale als voor grensoverschrijdende samenwerking tussen de partnerlanden worden gebruikt.
De leningcapaciteit van de EIB is eveneens versterkt. In november 2003 heeft de Raad zich in het kader van de toetsing halfweg van het mandaat van de EIB voor leningen buiten de Gemeenschap aangesloten bij het voorstel van de Commissie om het leningsplafond voor de mediterrane landen met 2,180 miljoen euro op te trekken. Bovendien is besloten tot een voorwaardelijke uitbreiding van het leningsmandaat van de EIB zodat ook Rusland en de Westelijke Nieuwe Onafhankelijke Staten kunnen worden opgenomen. De uitbreiding zal de EIB in staat stellen tot eind 2006 leningen tot 500 miljoen euro te sluiten zonder sectorale beperking. De juridische grondslag voor het implementeren van deze beslissing is in voorbereiding. Er is overleg met de EIB gaande om ervoor te zorgen dat de noodzaak van steun aan de landen van het Europees Nabuurschapsbeleid afdoende tot uiting komt in de komende generatie leningsmandaten.
Het Europees Nabuurschapsbeleid in het algemeen en de actieplannen in het bijzonder zullen een oriënterend kader voor andere instrumenten voor financiële bijstand vormen. De Commissie is van oordeel dat bij onderhandelingen met de partnerlanden van het Europees Nabuurschapsbeleid over toekomstige maatregelen voor macro-financiële bijstand en andere maatregelen met macro-economische doelstellingen, het element conditionaliteit moet worden gebaseerd op de economische prioriteiten en maatregelen van de actieplannen, zodat ervoor wordt gezorgd dat deze vorm van bijstand een bijkomende stimulans voor het uitvoeren van politieke en economische hervormingen is.
Ook de EIDHR-programmering zal in overeenstemming zijn met de beleidsdoelstellingen en steun verlenen aan de civiele samenleving op terreinen zoals democratie, rechtsstaat, mensenrechten en fundamentele vrijheden. Er zijn werkzaamheden aan de gang om de mogelijkheid van steun op regionale basis met ingang van 2005 te onderzoeken.
Er wordt eveneens overleg gepleegd met de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling en andere financiële instellingen teneinde te zorgen voor een betere coördinatie van de programma's.
Het Europees Nabuurschapsinstrument
In haar voorstel voor de financiële vooruitzichten 2007-2013 neemt de Commissie het nieuw Europees Nabuurschapsinstrument op als een van de zes financiële instrumenten die na 2006 op het gebied van de buitenlandse betrekkingen zouden moeten functioneren.
Het Europees Nabuurschapsinstrument zal een aanvulling vormen op de steun die uit de bestaande financiële instrumenten of de vervolginstrumenten daarvan wordt verstrekt en zal specifiek op grensoverschrijdende samenwerking en aanverwante activiteiten worden toegespitst. De Commissie is van plan een ontwerp-verordening in te dienen als onderdeel van haar pakket voorstellen voor financiële instrumenten die binnen de komende financiële vooruitzichten van kracht zullen zijn.
In de mededeling van juli 2003 worden drie alternatieven uitgestippeld die voor de uitwerking van het Nieuw Nabuurschapsinstrument in aanmerking kunnen komen:
A uitbreiding van de inhoud en het geografisch toepassingsgebied van een bestaand samenwerkingsinstrument;
B uitwerking van één enkele nieuwe verordening betreffende een Nabuurschapsinstrument voor de financiering van activiteiten zowel binnen als buiten de Unie;
C verdere concentratie op coördinatie tussen bestaande instrumenten.
De Commissie heeft de mogelijkheden bekeken en is tot de conclusie gekomen dat optie A niet volledig in overeenstemming zou zijn met de doelstelling te beschikken over een financieel instrument dat externe beleidsdoelstellingen en economische en sociale cohesie combineert. Zij heeft ook geconcludeerd dat er beperkingen bestaan op de mate van coördinatie die tussen verschillende financiële instrumenten kan worden bereikt (optie C).
Optie B is bijgevolg het meest in overeenstemming met de aard van het geplande instrument en zou een efficiënte implementatie mogelijk maken waarbij de bestaande coördinatieproblemen worden opgelost. Hoewel het Europees Nabuurschapsinstrument zowel de interne als de externe maatregelen omvat, stelt de Commissie bovendien voor om voor het volledige bedrag van het instrument gebruik te maken van een enkel begrotingshoofdstuk, waarbij de financiering plaatsvindt uit de begrotingslijnen van het cohesiebeleid en het buitenlands beleid van de voorgestelde nieuwe financiële vooruitzichten. Het instrument zou functioneren met een enkel beheersmechanisme en een enkele reeks procedures.
Rechtsgrondslag
Er zijn geen juridische precedenten voor een instrument met een tweeledig mandaat, dat zowel het buitenlands beleid als de economische en sociale cohesie binnen de EU omvat en tot doel heeft aan beide zijden van de buitengrens van de EU op gelijke basis te functioneren. De Commissie is van oordeel dat artikel 181a van het Verdrag betreffende de Europese Gemeenschap de passende rechtsgrondslag voor het nieuw Nabuurschapsinstrument zou zijn, aangezien dat een belangrijk instrument van het EU-beleid ten aanzien van de buurlanden zal vormen. Aangezien dit artikel betrekking heeft op samenwerking met derde landen, zou het de mogelijkheid moeten bieden tot financiering van gezamenlijke maatregelen waarbij begunstigden uit zowel de lidstaten als de partnerlanden zijn betrokken. De gunstige resultaten van de maatregel zullen zich doen gevoelen in de in aanmerking komende gebieden, ongeacht of die binnen of buiten de grenzen van de Unie zijn gesitueerd. Het instrument zal voortbouwen op de beginselen van bestaande grensoverschrijdende programma's zoals partnerschap, meerjarenprogrammering en cofinanciering.
Geografisch toepassingsgebied
Overeenkomstig de mededeling van juli 2003 zal het Europees Nabuurschapsinstrument alle grenzen bestrijken tussen de lidstaten van de EU aan de ene kant en de landen die onder het Europees Nabuurschapsbeleid vallen aan de andere. Het instrument zal ook de transnationale samenwerking ondersteunen waarbij begunstigden in ten minste een lidstaat en een partnerland betrokken zijn, en de bestaande interne en externe grensoverschrijdende programma's vervangen in de lidstaten en de regio's van de partnerlanden die langs de toekomstige buitengrens van de EU zijn gelegen.
Aangezien het Europees Nabuurschapsinstrument bijzonder geschikt zal zijn om in te spelen op de specificiteit van de samenwerking over de buitengrenzen van de EU heen, kan op het ogenblik van opstelling van de betrokken verordening worden overwogen het geografisch toepassingsgebied van het instrument uit te breiden tot kandidaat-lidstaten en landen die nog geen kandidaat zijn.
Belangrijkste elementen van het nieuw Nabuurschapsinstrument
Het Europees Nabuurschapsinstrument zal voortbouwen op de ervaring die is opgedaan bij de vaststelling van de Nabuurschapsprogramma's voor de periode 2004-2006. Het zal worden toegespitst op de vier essentiële doelstellingen die in de mededeling van juli 2003 zijn omschreven:
- bevordering van een duurzame ontwikkeling in de regio's aan beide zijden van de gemeenschappelijke grenzen;
- samenwerking via gezamenlijke maatregelen om gemeenschappelijke problemen aan te pakken op terreinen zoals milieu, volksgezondheid en de preventie en bestrijding van georganiseerde misdaad;
- zorgen voor doeltreffende en veilige gemeenschappelijke grenzen via gezamenlijke maatregelen;
- bevordering van plaatselijke grensoverschrijdende intermenselijke activiteiten.
Binnen dit kader is het van belang ervoor te zorgen dat de prioriteiten van de partnerlanden voldoende in aanmerking worden genomen in een geest van partnerschap. Dit is met name van belang voor het Middellandse-Zeegebied, waar bij de prioritering rekening moet worden gehouden met het strategisch kader dat is vastgesteld in de context van de associatieovereenkomsten en op de Euro-mediterrane ministersconferenties die deel uitmaken van het proces van Barcelona.
Met het oog daarop zullen uit het Europees Nabuurschapsinstrument gezamenlijke projecten worden gefinancierd die worden voorgesteld door en ten behoeve van partners uit zowel de lidstaten van de EU als de partnerlanden. Op die manier zal het instrument een aanvulling vormen op de externe en interne financieringsinstrumenten die slechts aan een kant van de grenzen van de Unie kunnen worden toegepast.
Het Europees Nabuurschapsinstrument zal via twee afzonderlijke financieringscomponenten functioneren:
Component één zal steun verlenen voor de grensoverschrijdende samenwerking. Alle betrokken land- en zeegrenzen zullen in aanmerking komen [15]. De programma's zullen in hoofdzaak een bilateraal karakter hebben, hoewel ook multilaterale programma's in aanmerking kunnen komen, in het bijzonder betreffende zeeovertochten waarvoor als gevolg van afstand en andere factoren geen efficiënte bilaterale grensoverschrijdende samenwerking mogelijk is. Er zullen meerjarige programma's worden vastgesteld voor afzonderlijke grenzen of groepen grenzen, die door de betrokken partners in de begunstigde landen aan beide zijden van de grens zullen worden uitgewerkt. Het beheer zal door de Commissie worden gedelegeerd naar een beheersorgaan dat via een gezamenlijk beheer of andere passende regelingen functioneert. De selectie van de projecten en de uitvoering van de programma's zullen worden uitgevoerd via gezamenlijke structuren met medewerking van nationale, regionale en plaatselijke instanties van de EU-lidstaten en de partnerlanden.
[15] De samenwerking binnen component één zal normaal plaatsvinden op het niveau NUTS III, met uitzondering van multilaterale maritieme programma's waarvoor samenwerking op het niveau NUTS II mogelijk zal zijn.
Component twee zal een meer flexibele steun verlenen voor een ruimere transnationale samenwerking waarbij actoren en begunstigden uit de EU-lidstaten en de partnerlanden zijn betrokken. De samenwerking zal hoofdzakelijk worden toegespitst op specifieke thema's die in de verordening moeten worden vastgesteld aan de hand van aangetoonde gemeenschappelijke problemen op gebieden zoals milieu, integratie in de energie-, telecommunicatie- en vervoersnetwerken, volksgezondheid en de preventie en bestrijding van georganiseerde misdaad. De Commissie zal ook de mogelijkheid hebben projecten van bijzonder technologisch of politiek belang voor financiering te identificeren, te selecteren en voor te stellen. De mogelijkheid tot subsidie strekt zich uit tot het gehele grondgebied van de lidstaten van de EU en de desbetreffende delen van het grondgebied van de partnerlanden. De programmering zal binnen de Commissie worden gecentraliseerd. Ook de tenuitvoerlegging zal worden gecentraliseerd, hoewel indirect beheer via delegatie naar externe organen zoals uitvoerende agentschappen kan worden overwogen.
Begroting
De Commissie is zinnens een substantiële verhoging voor te stellen van de jaarlijkse bedragen voor het instrument, vergeleken met de bedragen die over de periode 2004-2006 voor de Nabuurschapsprogramma's zijn uitgetrokken.
De verdeling van de financiering over de twee componenten zal in een latere fase worden bepaald, rekening houdend met het relatieve belang van de twee vormen van samenwerking, de specifieke kenmerken van de verschillende grenzen, de wenselijkheid van een juist evenwicht bij de verdeling van de financiering over de bestreken geografische gebieden en de noodzaak om de directe deelname van de Commissie aan implementatie en beheer te beperken. Teneinde de hinderpalen voor absorptie van de middelen weg te werken en goede resultaten te belonen zal worden voorzien in de mogelijkheid van reallocatie van de middelen tussen de componenten en binnen de componenten, tussen programma's en projecten.
De financiële toewijzingen binnen component één zullen aan de hand van objectieve criteria per programma worden vastgesteld en betrekking hebben op een enkele grens of een groep grenzen. Bij deze toewijzingen zal ook rekening worden gehouden met de specifieke kenmerken van de grenzen en de potentiële absorptiecapaciteit.
Conclusies
De Commissie verzoekt de Raad zijn goedkeuring te hechten aan de richtsnoeren in deze mededeling en conclusies te formuleren over de wijze waarop dit initiatief verder moet worden ontwikkeld, rekening houdend met de inhoud van mogelijke actieplannen en de landen waarmee zij moeten worden opgesteld, waarbij het engagement voor gedeelde waarden goed voor ogen moet worden gehouden.
Op basis daarvan zal de Commissie samen met het Voorzitterschap en de Hoge Vertegenwoordiger contact opnemen met de betrokken partnerlanden, teneinde samen met hen uiterlijk eind juli 2004 de actieplannen te voltooien. De lidstaten zullen volledig van het verloop van dat overleg op de hoogte worden gehouden.
De Commissie beveelt aan dat de desbetreffende associatie- en samenwerkingsraden worden verzocht de actieplannen goed te keuren.
De controle van de naleving van de actieplannen zal plaatsvinden in de instellingen van de desbetreffende associatie- of partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomsten.
Op basis van haar beoordeling van de resultaten van dit monitoringproces en van de door de partners verstrekte informatie zal de Commissie, met de bijdrage van de Hoge Vertegenwoordiger voor kwesties in verband met politieke samenwerking en het GBVB, een toetsing halfweg presenteren van de vooruitgang na twee jaar en een verdere toetsing binnen drie jaar na de formele goedkeuring van ieder actieplan.
De Commissie beveelt aan dat besluiten in verband met de verdere ontwikkeling van de contractuele banden van de EU met de verschillende partners in het licht van deze toetsingen worden genomen.
De Commissie zal het nodige voorstel voor de vaststelling van het in deze mededeling genoemde Europese Nabuurschapsinstrument bij de Raad indienen. In de periode vóór de inwerkingtreding van dat instrument zal de EU de Nabuurschapsprogramma's met de partnerlanden verder in het kader van de bestaande financiële instrumenten blijven ontwikkelen.
De Commissie zal de regionale en subregionale samenwerking met de partnerlanden op basis van de richtsnoeren in deze mededeling bevorderen.
Bijlage
Bijstand uit MEDA en Tacis aan ENP-partnerlanden over de periode 2000-2003
Land // Bedrag 2000-2003
Miljoen euro
Onder Tacis vallende landen //
Rusland // 599,6
Oekraïne // 435,6
Moldavië // 46
Belarus // 10
Meerlandenprogramma's // 241
Totaal Tacis // 1332,2
Onder Meda vallende landen //
Algerije // 181,8
Egypte // 194,5
Jordanië // 169,4
Libanon // 55,7
Marokko // 525,3
Syrië // 82,7
Tunesië // 306,6
Westelijke Jordaanoever en Gazastrook // 277,8
Regionale programma's // 590,1
Totaal Meda // 2383,9
Totaal ENP-partnerlanden // 3716,1
Belangrijkste economische indicatoren 2002
op basis van statistieken van de Wereldbank
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
Bron: Gegevens Wereldbank in: www.worldbank.org/data/countrydata/countrydata.html, behalve wanneer anders vermeld.
* De gegevens betreffende de consumentenprijzenindex, het saldo van de lopende rekening en het overheidssaldo zijn gebaseerd op gegevens 2002 van de EBWO.
IMF-ramingen voor Libië
BELANGRIJKSTE INTERNATIONALE VERDRAGEN: STAND VAN RATIFICATIE
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
na: niet van toepassing