Bijlagen bij COM(2004)343 - Versterkt partnerschap voor de ultraperifere regio's

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

dossier COM(2004)343 - Versterkt partnerschap voor de ultraperifere regio's.
document COM(2004)343 NLEN
datum 26 mei 2004
bijlage III.


- Milieu: De Commissie zal systematisch de concrete verzoeken van de ultraperifere regio's aanmoedigen voor de verbetering van het milieu met alle beschikbare instrumenten, inclusief het zesde communautaire actieprogramma voor het milieu, dat de mogelijkheid inhoudt om het milieu in de ultraperifere regio's te beschermen.

3.2. Maatregelen in verband met de knelpunten in de ultraperifere regio's

3.2.1. Toegankelijkheid

Het terugschroeven van de gevolgen van de moeilijke toegang van de ultraperifere regio's tot het Europese vasteland vormt een van de hoofdprioriteiten van het optreden van de Gemeenschap ten gunste van de ultraperifere regio's. In het algemeen wordt het gebruik van de bestaande instrumenten op het gebied van luchtvaart en zeevaart (openbare-dienstverplichtingen, sociale en regionale steun) actief aangemoedigd. Het gaat om vervoerverbindingen tussen de ultraperifere regio's en het Europese vasteland (in beide richtingen), tussen de ultraperifere regio's onderling en binnen de ultraperifere regio's zelf.

In ieder geval zal de Commissie zich nauwgezet op de hoogte houden van de concurrentievoorwaarden die uit het vastgestelde systeem voortvloeien. Er moet worden voorkomen dat de toegekende steun wordt aangewend om de dominante positie van de vervoersondernemingen te versterken.

Op dit gebied formuleert de Commissie de volgende aanbevelingen:

- In verband met de procedure voor de totstandbrenging van openbare-dienstverplichtingen kan worden overwogen versoepelingen te introduceren, met name teneinde een verlenging van de concessietermijn op het gebied van openbare dienstverplichtingen in de luchtvaart te verkrijgen.

- De Commissie is bereid ieder voorstel van de ultraperifere regio's te onderzoeken voor de verbetering van de levensvatbaarheid van korte-vaartdiensten tussen bepaalde ultraperifere regio's en het Europese vasteland.

- Wat het plaatselijk vervoer betreft, zou de toepassing van alternatieve systemen voor openbaar vervoer die gepaard gaan met een betere onderlinge integratie van de verschillende vormen van openbaar vervoer en op communautair niveau worden gecofinancierd, de ernstige congestieproblemen kunnen terugschroeven.

- De verordening van de Commissie betreffende de minimis-steun zal worden gewijzigd teneinde het toepassingsgebied ervan uit te breiden tot ondernemingen in de vervoerssector (alle takken van vervoer zouden worden bestreken, met inbegrip van de binnenvaart, met uitzondering van steun voor de aankoop van rollend materieel door wegvervoerbedrijven).

- Wat de staatssteun voor het zeevervoer betreft, heeft de Commissie zopas toestemming verleend voor het toekennen van exploitatiesteun voor het opstarten van korte-vaartdiensten tussen de havens van de Europese Unie [10]. Deze startsteun, die beperkt is tot de eerste drie jaar van inbedrijfstelling, mag niet meer bedragen dan 30 % van de totale kosten van de nieuw opgerichte diensten. Voorts wordt overwogen vereenvoudigde regels (de minimis-regeling) in te voeren voor het toekennen van openbare-dienstcontracten voor verbindingen met kleine eilanden met een vervoervolume van minder dan 100.000 passagiers per jaar. Deze vereenvoudiging zal bestaan in een vrijstelling van aanmeldingen en aanbestedingen voor vervoer met een zuiver lokaal karakter.

[10] PB C 13 van 17.1.2004, blz. 3.


- In het kader van de herziening van de richtsnoeren voor staatssteun ten behoeve van de regio's wordt voorgesteld toestemming te verlenen voor de compensatie van extra kosten veroorzaakt door het goederenvervoer binnen de markt van de Unie en niet langer uitsluitend binnen de grenzen van het betrokken land, indien een dergelijke regeling door een lidstaat ten gunste van een ultraperifere regio wordt voorgesteld. Deze extra kosten zouden worden berekend op basis van de kosten van het vervoer tussen een ultraperifere regio en de Staat waarvan zij deel uitmaakt, zonder dat de goederen noodzakelijk van deze ultraperifere regio naar het land waarvan zij deel uitmaakt, moeten worden vervoerd alvorens zij hun bestemming in een van de lidstaten van de Unie bereiken.

3.2.2. Staatssteun

Teneinde de doeltreffendheid en coherentie van de ontwikkelingsstrategie ten behoeve van de ultraperifere regio's te waarborgen, dient tegelijk rekening te worden gehouden met de bijzondere situatie van de ultraperifere regio's in het kader van de herziening van de richtsnoeren voor staatssteun ten behoeve van de regio's. Daarom is de Commissie van plan de volgende maatregelen voor te stellen:

- De ultraperifere regio's die onder de doelstelling convergentie vallen, genieten een specifieke behandeling en komen in aanmerking voor artikel 87, lid 3, sub a), van het Verdrag.

- Voor de ultraperifere regio's die onder de doelstelling convergentie vallen maar waarvoor uit hoofde van het cohesiebeleid het "statistisch uitsluitingseffect" geldt of die niet onder de nieuwe doelstelling convergentie vallen, zal een specifieke overgangsregeling inzake staatssteun gelden waarin steunplafonds worden vastgesteld die aanvankelijk vergelijkbaar zullen zijn met die vastgesteld op grond van artikel 87, lid 3, sub a), en vervolgens geleidelijk zullen worden verlaagd.

- Bovendien is de Commissie van plan om aan de ultraperifere regio's een verhoging van 10 procentpunten toe te kennen vergeleken met het percentage van de regionale steun voor initiële investeringen dat ze zal vaststellen voor de regio's die in aanmerking komen voor de afwijking bedoeld in artikel 87, lid 3, sub a) en c) en die zich in een vergelijkbare sociaal-economische toestand bevinden.

Wat de exploitatiesteun betreft, blijft het beginsel van niet-degressiviteit en niet-beperking in de tijd ten gunste van alle ultraperifere regio's gehandhaafd, ongeacht de steunsector (milieu, onderzoek en ontwikkeling, enz.) en onverminderd aanvullende aanpassingen die de Commissie zou invoeren. De bepalingen die tot doel hebben ervoor te zorgen dat de steun evenredig is met de weg te werken handicaps zouden eveneens worden gehandhaafd.

Wat de procedures betreft, wordt in een ontwerpverordening van de Commissie nauwkeurig omschreven welke formaliteiten moeten worden vervuld in verband met de verplichting tot kennisgeving en controle van de staatssteun.

3.2.3. Traditionele landbouw- en visserijproductie

De landbouwproductie in de ultraperifere regio's is gezien de natuurlijke en economische productiefactoren uiterst kwetsbaar. Ze blijft een belangrijk deel van de plaatselijke economie vormen, met name wat werkgelegenheid betreft, en bevordert ook de instandhouding van de plaatselijke levensmiddelenindustrie, die het belangrijkste gedeelte van de industriële productie in deze regio's vormt.

Op landbouwgebied gelden de volgende richtsnoeren:

- In het kader van het toekomstige fonds voor plattelandsontwikkeling zal de Commissie erop toezien dat bij de communautaire maatregelen voor de regionale toewijzing van de financiële middelen en de steunpercentages rekening wordt gehouden met de specifieke handicaps van de ultraperifere regio's.

- Wat de bananensector betreft, heeft de Commissie al een aanvang gemaakt met een evaluatie van de gemeenschappelijke marktordening, teneinde uiterlijk eind 2004 een verslag bij de Raad en het Europees Parlement in te dienen. In dat verband zullen verbeteringen van de steunmechanismen voor communautaire producenten worden overwogen. Met betrekking tot het externe deel van de gemeenschappelijke marktordening heeft de Commissie in de huidige fase van de beraadslagingen over de hervorming van de gemeenschappelijke marktordening voor bananen, het voornemen om aan de hand van de jongste gegevens een passend tariefpeil vast te stellen.

- In de sector suiker zal de Commissie in het kader van de hervorming van de gemeenschappelijke marktordening voor suiker zorgen voor een gedifferentieerde behandeling van de ultraperifere regio's op grond van hun specifieke kenmerken.

- In verband met de Verordeningen (EG) nrs. 1452/2001, 1453/2001 en 1454/2001 van de Raad (verordeningen betreffende de maatregelen POSEI in de landbouwsector) blijft het na de hervorming van het gemeenschappelijk landbouwbeleid in 2003 noodzakelijk te zorgen voor stabiliteit van de middelen die voor de handhaving van de steun voor de perifere regio's worden uitgetrokken en zoveel mogelijk de besluitvorming te decentraliseren en de beheersprocedures te vereenvoudigen.

In de sector visserij acht de Commissie het van groot belang dat bij het gemeenschappelijk visserijbeleid rekening wordt gehouden met de specifieke kenmerken van de ultraperifere regio's. De samenhang tussen het interne en het externe deel van het gemeenschappelijk visserijbeleid verdient eveneens bijzondere aandacht. De overige richtsnoeren kunnen als volgt worden samengevat:

- In het kader van het toekomstige financieringsinstrument voor de oriëntatie van de visserij zal de Commissie erop toezien dat bij de communautaire maatregelen voor het gemeenschappelijk visserijbeleid (bij de regionale toewijzing van de financiële middelen en de steunpercentages) na 2006 rekening wordt gehouden met de specifieke handicaps van de ultraperifere regio's en de aangetoonde behoeften.

- Door de oprichting van regionale overlegraden zullen de ultraperifere regio's een spreekbuis krijgen waardoor ze actief kunnen deelnemen aan de debatten over een duurzame exploitatie van de visbestanden in deze delen van de oceanen. Er zou een vergelijkbare instantie moeten worden opgericht voor de ultraperifere regio's, in het bijzonder de meest afgelegen regio's (met name Guyana en Île de la Réunion) in hun lokale maritieme zone die aan de derde landen grenst.

- De richtsnoeren voor het onderzoeken van de staatssteun in de sector visserij en aquacultuur zullen in 2004 worden herzien. Daarbij zal bijzondere aandacht worden besteed aan de handhaving van de huidige gunstige behandeling van de ultraperifere regio's.

4. Naar een instrument voor de systematische evaluatie van de handicaps in de ultraperifere regio's en van de communautaire maatregelen

Door de tenuitvoerlegging van de communautaire beleidslijnen is de Commissie al op de hoogte van talrijke elementen en nauwkeurige gekwantificeerde gegevens betreffende de extra kosten en de knelpunten van de ultraperifere regio's. Al deze gegevens moeten echter worden geconsolideerd binnen een omvattend en horizontaal systeem voor multisectorale evaluatie van de handicaps van de ultraperifere regio's en van de communautaire maatregelen, in het bijzonder het toekomstige specifieke programma waarin rekening wordt gehouden met de handicaps. In dat verband zal de Commissie erop toezien dat bij de compensatie van extra kosten aan de hand van diverse instrumenten, de regels inzake cumulatie van staatssteun worden nageleefd.

De Commissie is eveneens zinnens de analyse van de factoren die het concurrentievermogen van de ultraperifere regio's beïnvloeden, verder te verdiepen.

Voor dat onderzoek, dat samen met de nationale en regionale autoriteiten moet worden gevoerd, zullen regelmatig statistische gegevens over de ultraperifere regio's moeten worden verzameld. Daartoe is het nodig een netwerk van de betrokken statistiekinstituten te creëren.

Deze analyse zou eveneens kunnen leiden tot een aanpassing van de bestaande programma's in de verschillende sectoren zoals landbouw en visserij, en tot de beoordeling van maatregelen in verband met concurrentie, belastingen en regionaal beleid.

5. Conclusies

De Europese Unie moet het hoofd bieden aan één van de grootste uitdagingen in de geschiedenis van haar bestaan: de uitbreiding, die diepgaande hervormingen op institutioneel niveau vereist, een hernieuwde bevestiging van haar fundamentele waarden en een diepgaande bezinning over de mechanismen voor haar economische, sociale en territoriale cohesie.

Om al haar regio's en al haar burgers gelijke kansen te bieden en voor haar verdere groei te blijven zorgen, dient zij relevante en doeltreffende mechanismen vast te stellen en de toepassing ervan te garanderen.

In deze context dienen de ultraperifere regio's de resultaten die zij tot nog toe hebben behaald, met name door de toepassing van de communautaire maatregelen, te handhaven en zich bovendien in te schakelen in een strategie voor aanpassing aan de Europese realiteit en aan hun eigen specifieke realiteit.

Deze aanbevelingen van de Commissie bieden een horizontale analyse van de belangrijkste vraagstukken in verband met de ontwikkeling en integratie van de ultraperifere regio's. Ze zijn opgebouwd rond drie belangrijke componenten van analyse en maatregelen: toegankelijkheid van de ultraperifere regio's, concurrentievermogen en samenwerking met de rest van de Europese regio's en integratie in hun geografische zone.

Aan de hand daarvan zal de Commissie de in deze mededeling beschreven maatregelen ten behoeve van de ultraperifere regio's uitwerken. Deze strategie zal geleidelijk worden geïmplementeerd, rekening houdend met de verschillende tijdschema's van de beleidslijnen die op de vereiste maatregelen betrekking hebben. Naast de voorstellen voor maatregelen op de verschillende communautaire beleidsterreinen worden bovendien twee nieuwe initiatieven voorgesteld: een specifiek programma waarin rekening wordt gehouden met de extra kosten en een actieplan voor het grote nabuurschap. De Commissie zal in het kader van de toekomstige regelgeving inzake het cohesiebeleid de passende wetgevende bepalingen voor de vaststelling van deze twee initiatieven voorstellen. Zoals blijkt uit de balans in het uitvoerige verslag van de Commissie over de maatregelen, heeft zij al concrete stappen ondernomen door aan de Raad uiteenlopende maatregelen voor te stellen en het actieprogramma dat zij in haar verslag van maart 2000 had beschreven, voort te zetten. Nu moet zij in het kader van het proces van Lissabon en Göteborg op de ingeslagen weg voortgaan, opdat de ultraperifere regio's tot volledige ontwikkeling kunnen komen.