Bijlagen bij COM(2005)482 - Jaarverslag van de Europese Commissie aan het Europees Parlement over de werking van het systeem van de Europese Scholen

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

bijlage 1.

Leerlingenbestand199520012004% groei sedert 1995% groei sedert 2001
Totaal aantal leerlingen15756169851986226,116,9
Categorie 1 leerlingen8965100701241238,423,3
De grote ES in Brussel en Luxemburg verstrekken onderwijs aan meer dan 12.000 leerlingen oftewel 60% van alle leerlingen in alle ES. Deze grote scholen verschaffen bovendien onderwijs aan 78% van alle leerlingen van categorie 1 in het systeem, terwijl de overige 8 scholen slechts 22% van deze categorie leerlingen voor hun rekening nemen.4


De meerderheid van de leerlingen uit de nieuwe lidstaten, zo niet alle, zal naar de ES in Brussel of Luxemburg gaan. Deze scholen hebben al met een aanzienlijke overbevolking te kampen en in combinatie met een “babyboom” onder het bestaande personeel, zou de druk hier in de nabije toekomst wellicht te groot kunnen worden. De overbevolking in Brussel en Luxemburg heeft bovendien een negatief effect op het leerklimaat en het algemene welzijn van de leerlingen. Deze situatie is ook van invloed op de werkomstandigheden van het personeel en de algemene sfeer op school. Hoewel de nodige besluiten zijn genomen en de locaties van de tweede ES in Luxemburg en de vierde ES in Brussel al zijn bepaald (Luxemburg II wordt gebouwd in Mamer en Brussel IV komt in Laken) zullen deze scholen hun deuren pas in achtereenvolgens 2008 en 2009 openen. Het aantal categorie 1 leerlingen dat er voor die datum bijkomt in de Brusselse ES wordt geraamd op 900 en dat in Luxemburg op 200. De Commissie heeft de nationale autoriteiten in kwestie reeds dringend verzocht de data waarop deze scholen klaar moeten zijn in acht te nemen en zal de situatie op de voet volgen.

Het totale aantal leerlingen in de kleine ES is de afgelopen paar jaar afgenomen. De overgrote meerderheid van de leerlingen in deze scholen valt onder categorie 3 (ongeveer 80%), hetgeen er op duidt dat deze scholen hoofdzakelijk kunnen standhouden dankzij deze categorie leerlingen (zie bijlage 2). Het inkomen van het schoolgeld dat door deze categorie leerlingen wordt betaald vertegenwoordigt echter slechts 20% van de respectievelijke ES-begrotingen.

2.2.Personeel

Het lesgevend personeel van de Europese Scholen bestaat hoofdzakelijk (+/-80%) uit docenten die voor een beperkte periode door de nationale ministeries van onderwijs bij deze scholen worden gedetacheerd.5. Sommige leerkrachten (docenten met een beperkte leeropdracht/‘chargés de cours’) en het administratief en dienstpersoneel (ADP) worden plaatselijk aangeworven door de directeuren van de scholen. Alleen gedetacheerde leerkrachten beschikken over een uitgebreid statuut waarin de voorwaarden van hun tewerkstelling zijn vastgelegd. Voor het ADP-personeel gelden in grote lijnen de nationale regelingen die van toepassing zijn in het land waar de school is gevestigd. Docenten met een beperkte leeropdracht (chargés de cours) worden plaatselijk aangeworven en hebben over het algemeen een beperkt contract met de ES van 1 jaar dat kan worden verlengd. Zij worden betaald naar gelang het aantal lesuren dat zij per week geven.

Rekening houdend met de stijging van het aantal leerlingen, is ook het aantal personeelsleden bij de ES en het Bureau van de Secretaris-generaal (OSG) uitgebreid. De aanvullende posten voor leerkrachten zijn in veel gevallen het resultaat van de uitbreiding en de hieruit voortvloeiende oprichting van 3 nieuwe taalafdelingen zowel in Brussel als in Luxemburg (Pools, Tsjechisch en Hongaars). Onderstaande tabel toont de verhouding leerlingen/leerkrachten in de verschillende ES.


Omdat in de nieuwe taalafdelingen tot op heden alleen de kleuter- en lagere scholen zijn geopend is niet geheel duidelijk wat de volledige impact van de oprichting van deze taalafdelingen zal zijn. Het secondair onderwijs zal geleidelijk worden geopend zodat pas tegen 2010 duidelijk zal zijn hoeveel nieuwe leerkrachten voor deze taalafdelingen zullen moeten worden aangeworven. Tegen die tijd zullen als gevolg van een nieuwe uitbreidingsronde waarschijnlijk opnieuw leerkrachten moeten worden aangeworven voor de ES. Naast de 6 nieuwe taalafdelingen die in Brussel en Luxemburg zijn geopend (3 in elke plaats) zijn leerkrachten in dienst genomen in de verschillende ES om les te geven in de moedertaal in de overige 6 talen van de nieuwe lidstaten waarvoor nog geen taalafdelingen werden opgericht omdat weinig leerlingen werden verwacht.

Sedert de opening van 3 nieuwe ES in 2001: Alicante, Frankfurt en Luxemburg 2 is met name het aantal administratieve en dienstpersoneelsleden (ADP) aanzienlijk gestegen. Daarnaast was vooral de stijging van het aantal ADP-posten in München van 2001 tot 2005 (een stijging van 37% van het aantal ADP posten vergeleken met een stijging van 9,3% van het aantal leerlingen in dezelfde periode) en bij het Bureau van de Secretaris-generaal (een stijging van 33,8% vergeleken met een stijging van 16,9% van het aantal leerlingen in het ES-systeem) opmerkelijk. Onderstaande tabel toont de ontwikkeling van het personeelsbestand ten opzichte van 20016. In bijlage 3 wordt meer informatie verstrekt, met inbegrip van een gedetailleerde opsplitsing van het aantal gedetacheerde leerkrachten en het ADP-personeel in alle ES voor het schooljaar 2005-2006. Het aantal plaatselijk aangeworven docenten met een beperkte leeropdracht blijft het komende jaar waarschijnlijk gelijk, dat wil zeggen ongeveer 430, met eventueel een geringe aanpassing afhankelijk van de plaatselijke situatie; dat wil zeggen de fluctuering in het aantal leerlingen dat van invloed is op het aantal klassen dat nodig is en/of de beschikbaarheid van gedetacheerde leerkrachten.

Gedetacheerde leerkrachtenPlaatselijk aangeworven leerkrachtenTotaal leerkrachtenStijging aantal leerkrachtenADP (plaatselijk aangeworven)Stijging ADP personeelLeerlingenbestandStijging aantal leerlingen
2001200520012005200120052005/2001200120052005/2001200120052005/2001
119913903114301510182020,5%24331127,8%169851986216,9%

2.3.Pedagogische kwesties

De Europese scholen genieten reeds lang een goede reputatie op het gebied van de kwaliteit van het meertalig- en multicultureel onderwijs dat zij verstrekken, de bijzondere wijze waarop dit gebeurt alsmede hun unieke opzet. Het Europees Baccalaureaat (EB), het einddiploma van de ES, wordt in de lidstaten bovendien algemeen erkend en biedt toegang tot universiteiten en hogescholen in de lidstaten onder dezelfde voorwaarden als ingezetenen.

De resultaten van leerlingen die het EB examen afleggen vertonen ieder jaar een stijgende lijn. Het percentage leerlingen dat slaagt voor het EB is aanzienlijk gestegen evenals het percentage leerlingen met eindresultaten van meer dan 75%7. Het gemiddelde slagingspercentage van het EB in alle ES was in 2004 98,1 vergeleken met 96,4 in 2000. Het gemiddelde cijfer dat in 2004 bij het EB werd behaald is met 2 procentpunten gestegen van 74% in 2000 tot 76% in 2004. In 2004 behaalde bijna de helft van de leerlingen die het EB aflegden (49,6%) een score van 75% of meer. Het aantal leerlingen met een score van meer dan 80% op hun examen steeg tot 29%. 3 ES hebben sedert 2000 een slagingspercentage van 100%.

De slagingspercentages en de resultaten vertonen voorts tussen de taalafdelingen verschillen. In 6 van de 11 taalafdelingen waarin het Europees Baccalaureaat momenteel kan worden afgelegd, bereikte de helft van de leerlingen in 2004 goede resultaten (>75%), terwijl voor de overige vijf taalafdelingen het aantal leerlingen met goede resultaten onder het gemiddelde lag (49,6%). In bijlage 4 worden meer details verstrekt over de slagingspercentages en de resultaten van de leerlingen bij het Europees Baccalaureaat terwijl bijlage 5 de percentages toont van het aantal leerlingen dat per school en per taalafdeling ieder jaar voorafgaand aan het baccalaureaat, het jaar moet overdoen.

Dat de ES ook daadwerkelijk goed onderricht verschaffen blijkt uit de resultaten van de ES in Luxemburg bij de PISA II 2003 test van de OESO. De resultaten van de 192 15-jarigen (in de Engelstalige, Franstalige en Duitstalige taalafdelingen) die aan deze test deelnamen waren iets hoger dan die van leerlingen in equivalente scholen in Luxemburg. De Europese Commissie onderzoekt of ook andere ES de PISA III 2006 test kunnen afleggen. Voorts gaan de diensten van de Commissie na of een onderzoek kan worden uitgevoerd naar de academische studies en/of de loopbaan van leerlingen na hun baccalaureaat en de redenen voor hun slagen of falen.

De afgelopen paar jaar heeft de commissie van inspecteurs een aantal programma’s voor de ES ontwikkeld of aangepast. Veel van de programma’s voor taal- en vreemde talenonderricht die dateren van het begin van de jaren zeventig en tachtig zijn herzien en goedgekeurd door de RvB. Voorts zijn diverse programma’s voor de bijvakken verbeterd en aangepast. De helft van de bestaande programma’s voor de ES-leerplannen is tussen 2000 en 2005 geschreven of herschreven. Een aantal programma’s dateert echter nog uit de jaren tachtig. Een belangrijke aanvulling op het leerplan van de ES zijn de programma’s ter ondersteuning van leerlingen met leermoeilijkheden of specifieke behoeften.

De ES kunnen nu onderwijsassistentie en individuele hulp geven aan leerlingen met leermoeilijkheden en/of handicaps. Het nieuwe beleid voor leerlingen met speciale onderwijsbehoeften (SEN) en kinderen die ondersteuning bij het leren nodig hebben (LS) is erop gebaseerd dat de leerling in de klas is geïntegreerd en actief kan deel nemen aan een minimum aantal collectieve activiteiten op cognitief niveau. Desondanks zijn er gevallen waarin de ES niet kunnen voorzien in de concrete behoeften van een leerling. De Commissie pleit ervoor dat kinderen met bijzondere behoeften assistentie wordt geboden. Om optimale SEN en LS-diensten te kunnen verstrekken en de impact hiervan te evalueren is echter beter toezicht nodig op deze programma's. De Commissie heeft de RvB om meer gedetailleerde verslagen gevraagd en om een evaluatie van de tenuitvoerlegging en het welslagen van deze programma’s in elke ES.

Met het oog op de uitbreiding en de toevloed van leerlingen waarvoor geen taalafdeling kon worden opgezet zijn andere bijzondere programma’s ontwikkeld. De RvB heeft onlangs zijn goedkeuring gehecht aan programma’s die leerlingen moeten helpen zich te integreren in een taalafdeling die niet overeenstemt met hun moedertaal. De SWALS (Students Without A Language Section), SEN en LS programma’s worden door de Commissie nadrukkelijk gesteund en de ES-begroting voor zowel uitrusting als menselijke hulpbronnen werd dienovereenkomstig verhoogd.

Het aantal leerlingen dat deelneemt aan een SEN-programma is sedert 1999, toen de RvB het eerste SEN-beleid goedkeurde, spectaculair gestegen. Onderstaande tabel laat de ontwikkeling zien van de SEN-begroting in de ES8. Zoals u ziet, vertonen de middelen die worden uitgetrokken om deze leerlingen te helpen, een dienovereenkomstig stijgende lijn en wordt momenteel €8700 per kind uitgetrokken9.

Ontwikkeling van de ES-begrotingslijn voor SEN- programma’s (studenten met specifieke onderwijsbehoeften)
Jaar2003200420052006
TOTAAL (in euro)1.680.6702.045.4992.331.2332.604.399
Aantal leerlingen197214273Est 300
Hoewel meer financiële middelen worden uitgetrokken om kinderen met specifieke behoeften of leermoeilijkheden te helpen, laat de toepassing van deze programma’s nogal wat verschillen zien. Dit blijkt onder meer uit het aantal klachten dat werd ingediend bij de Europese Ombudsman.


Onderzoek van het percentage kinderen dat in het secundair onderwijs aan de ES moet doubleren10 toont dat dit vooral een piek vertoont in het vierde en vijfde leerjaar van het secundair onderwijs, wanneer de leerlingen een groot aantal verplichte vakken moeten volgen in wetenschap, talen en wiskunde op een hoog niveau (zie bijlage 5). Dit betekent dat, ook al gezien het aantal vroegtijdige schoolverlaters, een ander beleid moet worden gevoerd om kinderen bij het leerproces beter te kunnen ondersteunen zodat dergelijke pieken kunnen worden vermeden. Bovendien hebben een aantal ouders al enige tijd de wens geuit om ook een andere opleiding te bieden met een alternatief diploma voor het Europees Baccalaureaat. De RvB heeft derhalve een nieuwe Werkgroep opgericht die zich over deze kwestie moet buigen en in september 2005 voor het eerst bijeen zal komen.

2.4.Financiering

De begroting van de ES wordt gefinancierd door bijdragen van de lidstaten, inkomsten van het schoolgeld van leerlingen van de categorieën 2 en 3 en een kostendekkende toewijzing van de EU-begroting. De bijdrage van de lidstaten bestaat uit de nationale bezoldiging van de leerkrachten die zij detacheren (waarbij de EU het verschil voor haar rekening neemt tussen het nationale salaris en het ES-salaris). In 2004 kwam de bijdrage van de lidstaten neer op ongeveer 22% van de totale ES-begroting. De inkomsten van het schoolgeld voor de leerlingen van categorie 2 en 3 vertegenwoordigden respectievelijk 5% en 8%. Nog eens 2% is afkomstig van verschillende kleine rechtstreekse bijdragen aan de individuele scholen (bijvoorbeeld ouders die de kosten voor verzekering en fotokopieën enz. voor hun rekening nemen). De overige 56% werd door de Commissie ter beschikking gesteld uit de EU- begroting. Voor de ES in München neemt het Europees Octrooibureau een soortgelijke financiële rol op zich als die van de Commissie bij de andere ES. De financiële bijdrage van het Europees Octrooibureau vertegenwoordigt ongeveer 7% van het totale ES-systeem.

De afgelopen paar jaar is de totale begrotingstoewijzing van het Europese Schoolsysteem niet volledig besteed. Het niet-bestede bedrag is gestegen van 1 tot 14,4 miljoen euro per jaar (zie bijlage 6). Hoewel dit vooral kan worden toegeschreven aan te hoge ramingen van de personeelskosten, ligt de onderbesteding in de begrotingslijnen voor de werking van de scholen, zoals uitgaven voor SEN-leerlingen, hulp van deskundigen, opleiding van leerkrachten, enz. proportioneel hoger, zoals blijkt uit de tabel in bijlage 7. Gezien de verschillen tussen de lidstaten, zowel wat betreft hun aanvankelijke begrotingsverzoeken als de bedragen die uiteindelijk worden besteed, lijkt het nuttig een diepgaande analyse uit te voeren om na te gaan of hier sprake is van een goed financieel beheer.

De ES-begroting en de bijdragen van de verschillende bronnen laten ieder jaar een gestage stijging zien. De door de Commissie beheerde subsidie uit hoofde van de EU-begroting is gestegen van 81,6 miljoen euro in 1995 tot 118,4 miljoen euro in 2004 (een stijging van 45%). In diezelfde periode steeg het aantal leerlingen van bijna 15.000 tot bijna 20.000 (een toename van 33%). Het aantal scholen steeg van 9 in 1995 tot 12 in 2004, en de begroting van het Bureau van de Secretaris-generaal liet in diezelfde periode meer dan een verdubbeling zien van 4,0 miljoen euro in 1995 tot een toewijzing van 8,2 miljoen euro in 2005. De EG-subsidie voor het Bureau van de Secretaris-generaal bedraagt ongeveer 80%. De geraamde EU-bijdrage aan de ES-begroting voor 2005 is 127 miljoen euro, hetzelfde bedrag als voor 2004. De onderbesteding van de ES-begroting voor 2004 bedroeg echter 14,4 miljoen euro omdat de behoeften minder waren dan verwacht. De EU-bijdrage van 127 miljoen euro zou dan ook meer dan genoeg moeten zijn voor de ES-behoeften in 2005. Onderstaande tabel geeft een overzicht van de totale ES-begroting en de EU bijdrage van de afgelopen tien jaar11.


Het ligt in de lijn der verwachtingen dat met de groei van de EU-instellingen en het aantal personeelsleden, ook de begroting van de ES zal toenemen. Er is echter geen duidelijke correlatie tussen het toenemend aantal leerlingen van categorie 1 op een ES en de EU-financiering van die school zoals blijkt uit onderstaande tabel. De grote ES ontvangen namelijk een geringer percentage EU-middelen dan hun percentage leerlingen van categorie 1, terwijl de kleine ES een veel hoger percentage EU-middelen ontvangen dan het percentage leerlingen van categorie 1 op hun school zou rechtvaardigen. Het aantal leerlingen van categorie 1 in de 4 ES Bergen, Culham, Karlsruhe en Mol vertegenwoordigt 3,8% van het totale aantal leerlingen van deze categorie aan de ES. De bijdragen van de EU aan de begrotingen van deze 4 ES vertegenwoordigt daarentegen 18,8% van de totale EU-bijdrage aan het ES-systeem.

Vergelijking tussen categorie 1 leerlingen en EU subsidie per ES
20032004
% van cat 1 in ES systeem% of totale EU subsidie aan ES% van cat 1 in ES systeem% of totale EU subsidie aan ES
Alicante2,13,12,54,8
Bergen0,95,80,95,4
Brussel 114,514,414,714,4
Brussel 220,714,520,415,0
Brussel 318,413,618,713,2
Culham1,05,50,94,7
Frankfurt2,12,72,73,5
Karlsruhe1,13,71,03,3
Lux 124,517,419,117,1
Lux 20,04,81,0
Mol1,16,01,05,4
München8,40,98,20,8
Varese5,16,85,26,6
OSG5,54,8

Meer informatie over de financiële EU-bijdrage per ES en de ontwikkeling van de ES-begrotingen is te vinden in bijlagen 8 en 9.

Onderstaande tabel toont de gegevens voor 2004 voor de kosten per leerling en het aantal leerlingen per ES12. De ES zijn ingedeeld in orde van grootte, van de grootste naar de kleinste13.


lu = Luxemburg 1; b2, b3, b1 = Brussel 2,3,1; mu = München; va = Varese; ka = Karlsruhe; al = Alicante; cu = Culham; ff = Frankfurt; be = Bergen; mo = Mol;l2 = Luxemburg 2
3.VOORNAAMSTE UITDAGINGEN VOOR DE EUROPESE SCHOLEN

3.1.Uitbreiding

Recente en toekomstige uitbreidingen oefenen meer druk uit op het ES-systeem door de toenemende complexiteit en omvang als gevolg van de nieuwe talen en de toename van het aantal leerlingen. Volgens de herziene prognoses zullen er tussen 2004 -2007 1100 leerlingen uit de nieuwe lidstaten bijkomen, hoofdzakelijk in Brussel (80%) en Luxemburg (20%). De andere ES zullen waarschijnlijk minder gevolgen ondervinden van uitbreidingen. Tabel 10 toont een raming van het aantal leerlingen in de ES in Brussel en Luxemburg voor de komende vijf jaar, met inbegrip van kinderen uit de nieuwe lidstaten.

Maatregelen die zijn genomen

Het onderwijsstelsel voor kinderen van personeel van de 10 nieuwe lidstaten is op dezelfde grondslag gebaseerd als dat voor kinderen van personeel uit de oude lidstaten. De RvB heeft numerieke criteria vastgesteld voor de oprichting van taalafdelingen en wanneer aan deze criteria is voldaan kan een nieuwe taalafdeling worden opgericht14 Dit betekent dat tot dusverre alleen Poolse, Tsjechische en Hongaarse taalafdelingen zijn geopend en alleen in Brussel en Luxemburg omdat deze landen de grootste bevolking hebben van de nieuwe lidstaten en verwacht wordt dat zij zonder problemen aan de numerieke criteria zullen voldoen.

Leerlingen uit 6 van de nieuwe lidstaten15 (Estland, Litouwen, Letland, Slowakije, Slovenië en Malta) hebben momenteel derhalve geen taalafdeling voor hun moedertaal en worden geïntegreerd in de overige taalafdelingen. Zij hebben voor het grootste deel de Engelse taalafdeling gekozen en in veel mindere mate de Duitse en Franse. Hierdoor is een situatie ontstaan waarin bijna een kwart van de leerlingen in een klas de taal van die klas niet als moedertaal heeft.

Om deze leerlingen extra taallessen te kunnen bieden zijn twee specifieke programma’s opgezet. In de eerste plaats wordt ervoor gezorgd dat alle leerlingen van categorie 1 en 2 (tot maximaal 5 lesuren per week) taalonderricht krijgen in hun moedertaal. Dit beleid wordt gehanteerd in alle ES en wordt nu ook toegepast op leerlingen uit de nieuwe lidstaten, wanneer een gekwalificeerde docent beschikbaar is. In de tweede plaats zullen leerlingen in een taalafdeling die niet overeenkomt met hun moedertaal extra onderricht krijgen in de taal van de afdeling om hun achterstand in te kunnen halen. Omdat deze nieuwe programma’s nog in de kinderschoenen staan zal de situatie in de betrokken afdelingen nauwlettend moeten worden gevolgd en geëvalueerd.

Gevolgen voor het aanbod van diensten in de grote ES

De uitbreiding heeft tot op heden nog geen belangrijke gevolgen gehad voor de personeelsbezetting van de ES. Er zijn een aantal leerkrachten in dienst genomen voor het onderricht in de moedertaal en andere docenten om les te geven in de nieuwe taalafdelingen. Rond 2010, d.w.z. wanneer het aantal leerlingen uit de 10 nieuwe lidstaten zich zou moeten hebben gestabiliseerd, zal waarschijnlijk een andere reeks uitbreidingen hebben plaatsgevonden. Wat de gevolgen hiervan zullen zijn voor het ES-systeem is nog niet duidelijk maar zal de komende jaren wel worden onderzocht. De ervaring wijst echter uit dat voor zelfs een kleine taalafdeling ongeveer 15 gedetacheerde leerkrachten nodig zijn.

3.2.Decentralisatiebeleid en behoeften van de agentschappen

De oprichting van nieuwe agentschappen in de gehele Unie betekent een belangrijke uitdaging voor het meertalig, multicultureel onderwijs (vergelijkbaar met het onderwijs op de ES) aan de kinderen van het personeel van deze agentschappen. Omdat de meeste agentschappen te weinig personeelsleden tellen om de oprichting van nieuwe Europese Scholen te rechtvaardigen, zullen nieuwe modellen moeten worden ontwikkeld zodat op flexibele en aangepaste wijze kan worden voldaan aan de behoeften en de Agentschappen bij de aanwerving van personeel kunnen zorgen voor een geografisch evenwicht en in het algemeen hooggekwalificeerd personeel kunnen aantrekken. Dit wordt moeilijk en in sommige gevallen zelfs onmogelijk wanneer een Agentschap is gevestigd in een plaats of stad waar geen onderricht wordt geboden in ten minste één van de werktalen. Zelfs in standplaatsen waar wel alternatieven beschikbaar zijn voor het nationaal onderwijsstelsel, bijvoorbeeld particuliere scholen, wensen Agentschappen net zo behandeld te worden als andere standplaatsen van de Europese Commissie met een laag aantal kinderen van EU-personeel waar wel een ES is (Culham, Mol, Bergen, Karlsruhe).

Onderstaande tabel toont het aantal kinderen van EU-personeel in de bestaande kleine ES in Culham, Bergen, Karlsruhe en Mol voor het schooljaar 2003-200416.

Europese SchoolCulhamBergenKarlsruheMol
Aantal kinderen van EU-personeel14668385

Ook voor de kinderen van ambtenaren die in andere EU-instellingen werken, bijv. Thessaloniki (CEDEFOP & EAR) en Sevilla (IPTS) en ambtenaren die in Parma (EFSA)17 zullen worden aangeworven, waarbij het in sommige gevallen om nog grotere aantallen gaat, is meertalig onderwijs nodig. Bijlage 11 geeft een schatting van het aantal kinderen in elk Agentschap in 2005.

Afgezien van de toenemende druk om te voorzien in de onderwijsbehoeften van kinderen van personeel in plaatsen waar een Agentschap is gevestigd (of zal worden opgericht), heeft het Europees Parlement de RvB in 200218 gevraagd te onderzoeken of het Europees Baccalaureaat ook buiten de Europese Scholen, bijvoorbeeld in samenwerking met plaatselijke scholen kan worden aangeboden. De RvB heeft in april 2005 zijn goedkeuring gehecht aan het door de desbetreffende werkgroep in zijn verslag voorgestelde kader voor de accrediteringen en de kernelementen van het Europese Schoolwezen.19 In verdere bijeenkomsten zal de Raad van Bestuur de procedurele aspecten van deze samenwerking definiëren en het bijbehorend kostenplaatje evalueren. Wanneer alles geregeld is en door de RvB is goedgekeurd, zal de EU-instellingen worden gevraagd financieel bij te dragen aan het onderwijs van de kinderen van EU-personeel in dergelijke “geassocieerde/geaccrediteerde scholen”.

Dit besluit van de RvB heeft tot gevolg dat de nationale autoriteiten in drie locaties - Parma (Italië), Dunshaughlin (Ierland) en Heraklion (Griekenland)- de nieuwe evaluatieprocedure zullen volgen zodat de diensten die zij aanbieden (of gaan aanbieden) kunnen worden gemeten aan de criteria die zijn vastgesteld voor het Europese schoolwezen. Deze nationale autoriteiten hebben elk op hun beurt de taak op zich genomen om speciaal meertalig onderwijs (Europees georiënteerd onderricht) te verschaffen aan kinderen van EU-personeel dat op hun grondgebied is gevestigd. De wijze waarop zij dit doen varieert afhankelijk van de omvang van het agentschap en het leerlingenaantal (zie bijlage 12). Voorts wordt verwacht dat de RvB het eens wordt over het voorstel leerlingen van dergelijke scholen die het Europees curriculum volgen de mogelijkheid te bieden deel te nemen aan het Europees Baccalaureaat20. Bovendien zou het Europees Baccalaureaat, wanneer dit eenmaal beschikbaar is voor alle leerlingen die Europees georiënteerd onderricht volgen, een beloning betekenen voor de inspanningen van de nationale autoriteiten die aanzienlijke financiële en menselijke hulpbronnen hebben gestoken in de oprichting van een nieuwe school van hoog niveau op hun grondgebied en anderzijds de EU in staat stellen de begroting meer te concentreren op de in het ES-Verdrag vastgestelde prioriteit, d.w.z. onderwijs verschaffen aan kinderen van EU-personeel.

3.3.Bestuur

Van fundamenteel belang voor de Europese Scholen is de wijze waarop ze worden bestuurd, oftewel de efficiëncy en doelmatigheid van hun beheer. Het systeem dat oorspronkelijk was opgezet voor één school in Luxemburg, met vier taalafdelingen en een RvB die was samengesteld uit de zes toenmalige lidstaten moet nu 80 taalafdelingen beheren in 14 verschillende talen in 13 scholen in 7 lidstaten. De RvB en zijn voorbereidende comités bestaat nu uit 29 leden: 25 vertegenwoordigers van de lidstaten (binnenkort meer) plus een vertegenwoordiger van het Europees Octrooibureau21, de ouderverenigingen, het personeelscomité van de leraren en de Europese Commissie. In oktober 2002 werd het nieuwe Verdrag van de Europese Scholen van kracht en vanaf dat moment werd voor de meeste besluiten een tweederde meerderheid verplicht. Ervaringen in de afgelopen twee jaar wezen echter uit dat het na afschaffing van de unanimiteitsregel niet eenvoudiger is geworden voor de RvB om besluiten te nemen. Zoals werd voorgesteld in de Mededeling over de Europese Scholen (COM(2004)519 definitief), zouden scholen bij het beheer meer autonomie moeten hebben. Deze dient echter wel vergezeld te gaan van een grotere verantwoordingsplicht en periodieke evaluaties van de werking van de scholen.

Naast de hoogste autoriteit, de RvB, beschikt de school nog over tal van comités, werkgroepen en subgroepen, zowel op centraal als plaatselijk niveau. Dit zijn onder meer een aantal voorbereidende comités; drie commissies van inspecteurs22, drie pedagogische commissies23, het Administratief en financieel comité24, verschillende andere ad hoc werkgroepen die door de RvB zijn opgericht en bovendien heeft elke school nog een afzonderlijk Dagelijks Bestuur dat driemaal per jaar bijeenkomt. Deze comités geven hun opinie of deskundig advies om de RvB te ontlasten bij het microbeheer. De Commissie die alleen aan een deel van deze comités deelneemt, telde in 2004 meer dan 130 vergaderdagen waaraan door haar ambtenaren werd deelgenomen in het kader van de ES.

Een werkgroep die in 1995 de opdracht had gekregen het algemeen reglement van de Europese Scholen aan te passen kwam deze herziening pas dit jaar presenteren. De consolidering van de besluiten die door de RvB worden genomen is nog niet voltooid. De meest recente “Verzameling van besluiten” dateert van 1995, en de meeste documenten met inbegrip van de besluiten van de RvB worden niet op de website geplaatst. Zowel het Europees Parlement als de Commissie hebben meer transparantie gevraagd in de ES met name het openbaar maken van de notulen en besluiten van de RvB.

Ondanks het grote aantal comités bestaat er nog geen duidelijke procedure voor ouders of leerlingen die in beroep willen gaan tegen besluiten van de scholen of de RvB zelf. Het ES-systeem omvat een Kamer van Beroep tot wie leden van de ES-gemeenschap zich kunnen wenden. Deze kamer verklaarde zich in 2004 echter onbevoegd voor andere zaken dan administratieve kwesties, over het algemeen met betrekking tot ES-personeel.25 Dit betekent dat verzoeken om behandeling van klachten in verband met overplaatsing van leerlingen, toelating van SEN-leerlingen, besluiten van de disciplinaire comités, verhoging van het schoolgeld en cijfers in het EB, zijn afgewezen. Dit stuitte op hevige kritiek van de betrokkenen, die zich voor een aantal kwesties tot de nationale rechtbanken hebben gewend.

Ondanks het feit dat ze maar over één stem beschikt (van de 29) en derhalve beperkte bevoegdheden heeft, leggen ouders en EU-personeel de verantwoordelijkheid voor besluiten van de RvB of directeuren van ES vaak bij de Commissie. Zij wenden zich in sommige gevallen tot de Europese Ombudsman die zich weliswaar bewust is van de beperkte bevoegdheden van de Commissie in de RvB, maar de Commissie herhaaldelijk heeft verzocht goed beheer en transparantie in de ES te bevorderen26.

3.4.Leerlingen van categorie 3 en de levensvatbaarheid van de kleine scholen

De hoogte van het schoolgeld voor leerlingen van categorie 3 is wellicht het meest gevoelige punt in het ES-systeem. Enerzijds hebben het EP en de Commissie gevraagd dit schoolgeld meer af te stemmen op de werkelijke kosten terwijl de vertegenwoordigers van de ouders, docenten en directeuren gekant zijn tegen een belangrijke verhoging van het schoolgeld omdat zij vrezen dat het aantal leerlingen van categorie 3 in de ES dan weleens zou kunnen teruglopen.

Het schoolgeld voor leerlingen van categorie 3 is de afgelopen drie jaar aanzienlijk omhoog gegaan. Dit heeft wellicht geleid tot een lichte daling van het aantal leerlingen van deze categorie in een aantal ES. De overbevolking is de Brusselse scholen betekende eveneens een rem op het aantal leerlingen van deze categorie. Ondanks een geringe daling van hun aantal (van 36% in 2002 tot 32% in 2004), zijn de inkomsten van het schoolgeld van deze categorie in de ES-begroting gestegen van 6,5% in 2002 tot 8,4% in 2004. Het schoolgeld voor 2004-2005 voor leerlingen van categorie 3 in de ES bedraagt momenteel: 2178 euro voor de kleuterschool, 3028 euro voor het lager onderwijs en 4132 euro voor het secondair onderwijs waarbij een korting geldt van 50% voor het tweede en een korting van 75% voor het derde en daaropvolgende kind van een gezin.

De Commissie is ervan overtuigd dat kinderen van categorie 3 een plaats moeten blijven houden in de ES. Wel moet een evenwicht worden gevonden tussen de noodzaak ervoor te zorgen enerzijds dat het schoolgeld betaalbaar blijft en anderzijds dat het subsidiebedrag dat de Europese belastingbetaler bijlegt binnen de perken blijft. Bij sommige kleine ES waar leerlingen van categorie 3 ongeveer 80% vertegenwoordigen van het totale leerlingenbestand wordt deze kwestie steeds prangender en wordt zelfs gevreesd dat de levensvatbaarheid van de scholen in kwestie op lange termijn gevaar loopt (zie bijlagen 2 en 8). Voorts moet een oplossing worden gevonden voor het hoge percentage vrijstellingen van het schoolgeld dat wordt verleend aan leerlingen van categorie 3 aan deze kleine scholen omdat het hier om meer dan 65% van alle vrijstellingen in alle ES gaat (d.w.z. 571 gevallen van in totaal 882).

Op grond van de in 2000 vastgestelde Gaignage criteria27 geldt als voorwaarde voor de oprichting van een ES dat een minimumaantal leerlingen per taalafdeling moet zijn ingeschreven en dat ten minste 50% van de leerlingen in een ES buiten Brussel en Luxemburg tot categorie 1 moet behoren. In datzelfde document wordt verklaard dat een taalafdeling of zelfs een ES kan worden gesloten "wanneer het geringe aantal ingeschreven leerlingen van categorie 1 voortzetting van de school niet langer rechtvaardigt”28. In 2002 heeft het EP zich in het verslag Bösch eveneens over deze kwestie gebogen en de RvB verzocht maatregelen te nemen. Naar aanleiding hiervan worden 7 zeer kleine taalafdelingen in de vier ES van Bergen, Culham, Karlsruhe en Mol (die in alle 7 taalafdelingen slechts 17 leerlingen van categorie 1 hadden29) geleidelijk opgeheven.

Omdat de huidige situatie ook vraagtekens doet rijzen bij de toekomst op lange termijn van deze scholen, laat de Europese Commissie een externe studie uitvoeren over de levensvatbaarheid van de vier kleine ES. De resultaten zouden in 2006 beschikbaar moeten zijn en de Commissie zal deze vanzelfsprekend presenteren aan de RvB. Het is de bedoeling dat de consultants die met het onderzoek zijn belast een bezoek brengen aan de 4 ES, vertegenwoordigers van de schoolgemeenschap treffen en nauw met de Commissie, de Secretaris-generaal en zijn Bureau samenwerken als het gaat om nadere informatie. Voorts wordt van hen verwacht dat zij alternatieve methoden zullen voorstellen om te voorzien in de onderwijsbehoeften van de kinderen van EU-personeel in de 4 betrokken ES die vergezeld gaan van overgangs- en sociale maatregelen indien wordt overgegaan tot sluiting, waarbij rekening wordt gehouden met de problemen van huidige leerlingen om alternatieve oplossingen te vinden.

CONCLUSIE

De Europese Scholen zijn een belangrijk element van het sociaal beleid van de EU-instellingen en hun goede werking. Zij helpen deze instellingen namelijk bij de aanwerving van hoog gekwalificeerd personeel uit geheel Europa. De Europese Commissie is derhalve van oordeel dat het van vitaal belang is dat de ES, voortbouwend op het vernieuwend model van 1954, de middelen krijgen om het hoofd te bieden aan de uitdagingen van de toekomst.

In haar rol als grote werkgever van de voornaamste eindgebruikers en een belangrijke geldschieter van het ES-systeem vindt de Commissie het haar taak nauw toezicht te houden op de werking van het ES-systeem om er voor te zorgen dat de ES blijft werken aan de voorbereiding van onze jeugd op een informatiesamenleving die in toenemende mate onderhevig is aan concurrentie en is gebaseerd op kennis, terwijl tegelijkertijd de EU-instellingen en de Europese belastingbetalers een optimaal gebruik van de middelen moet worden gegarandeerd. Hoewel de scholen binnen een intergouvernementeel kader functioneren dat werd opgezet door het Verdrag, is de Commissie van oordeel dat zij een constructieve rol moet spelen bij het identificeren en vergemakkelijken van verbeteringen aan het systeem.

In juli 2004 heeft de Commissie derhalve een Mededeling gepubliceerd (COM(2004)519 definitief) ‑ Raadpleging over opties voor de ontwikkeling van het systeem van de Europese scholen ‑ waarin met name de noodzaak wordt onderstreept van verbetering van het beheer, de financiering en de onderwijsverstrekking. De Commissie vindt met name dat uit het overzicht van het ES-systeem in dit verslag blijkt dat het systeem wordt geconfronteerd met een aantal belangrijke uitdagingen. Hoewel de ES bij hun oprichting zeer geavanceerd waren, zijn sommige aspecten nu aan modernisering toe. Na 50 jaar is het tijd voor een doorlichting van de werking van de ES zodat de kwaliteit en de aard van het onderwijs dat wordt aangeboden verder kunnen worden verbeterd, zij meer efficiënt en kosteneffectief kunnen worden en een modern en passend beheerssysteem kan worden ingevoerd waarin meer ruimte is voor participatie van de voornaamste belanghebbenden, waarin transparanter kan worden gewerkt en de beste onderwijspraktijken kunnen worden gevolgd. Dit eerste Jaarverslag zou derhalve moeten worden gezien in de context van de Mededeling van de Commissie over de ontwikkeling van het systeem van de Europese Scholen. Met deze twee documenten wil zij de middelen vinden om het systeem verder te ontwikkelen en te verbeteren door overleg en discussie met de nationale autoriteiten en deskundigen en al diegenen die betrokken zijn bij het systeem van de Europese Scholen.

ANNEX 1

Trends in Pupil Numbers in the European Schools 2001-2004

Table 1: Total ES population by school and % comparison to total population in all ES
Schools2001200220032004Difference between 2001 and 2004
Pop% of all ESPop.% of all ESPop.% of all ESPop.% of all ESPop.
Alicante4642,558584,529504,78950
Bergen7984,707283,996953,666643,34-134
Brussels I241114,19213511,7122897.21%23947.21%-17
Brussels II284516,75278215,26276914,59291714,6972
Brussels III175110,31255013,9925924,6627734,481022
Culham9135,389034,958844,668894,48-24
Frankfurt2991,646333,338094,07809
Karlsruhe11666,8611766,4510915,7510745,41-92
Luxembourg I370221,80372420,43375319,77310115,61-601
Luxembourg II8274,16827
Mol6773,996763,716413,386433,24-34
Munich13768,1014217,8014557,6615047,57128
Varese13467,9213697,5113236,9713176,63-29
Total169851001822710018983100198621002877
The Brussels and Luxembourg pupil population is 12012 out of the 19862 in all the ES (i.e. 60%)

Table 2: Category 1 population by School and % comparison to total population in that school
Schools20012002200320042004
Cat 1%Cat 1%Cat 1%Cat 1%Children of school staff% of cat 1 in ES
Alicante11925.65%23627.51%30832.42%5016,23
Bergen12315.41%10914.97%10715.40%10816.27%3532,41
Brussels I173071.75%147068.85%165772.39%182576.23%1186,47
Brussels II235882.88%231183.07%235985.19%253686.94%1013,98
Brussels III134576.81%205180.43%210081.02%231983.63%873,75
Culham10411.39%11312.51%11312.78%10712.04%8276,64
Frankfurt8829.43%23837.60%32940.67%4613,98
Karlsruhe11910.21%12110.29%12311.27%13012.10%4836,92
Lux. I277374.91%278474.76%279774.53%237276.49%1215,10
Lux. II59371.70%274,55
Mol13019.20%14321.15%12719.81%12719.75%3729,13
Munich84661.48%91564.39%96367.77%101866.88%626,09
Varese54240.27%57942.29%58544.22%64048.60%9514,84
Total1007059.29%1080359.27%1140560.19%1241262.45%9097,32

The Brussels and Luxembourg cat 1 population is 9645 out of the 12412 in all the ES (i.e. 78%)

ANNEX 2

Category 3 Pupil Numbers in the European Schools 2001-2004

Schools2001200220032004
Pop.%Pop.%Pop.%Pop.%
Alicante34273.71%61872.03%63967.26%
Bergen67083.96%60482.97%57983.31%54782.38%
Brussels I65227.04%63829.88%59926.17%53222.22%
Brussels II34512.13%33111.90%2659.57%2307.88%
Brussels III37921.64%47918.78%45517.55%41615.00%
Culham76183.35%73481.28%72281.67%73082.11%
Frankfurt20267.56%37358.93%43153.28%
Karlsruhe98284.22%96882.31%85978.74%81075.42%
Luxembourg I70419.02%70919.04%71919.16%57718.61%
Luxembourg II14016.93%
Mol54780.80%52777.96%50178.16%49376.67%
Munich40329.29%37026.04%37425.70%36624.34%
Varese68751.04%66448.50%59945.28%50238.12%
Total613036.09%656836.03%666335.10%641332.29%
Table 3: Category 3 population by School and % comparison to total population in that school


The data for above graph are taken from the Annual Report of the Financial Controller. Ref # 2005-D-163.

Tables 1, 2 and 3 are taken from the Annual Report of the Secretary General to the Board of Governors of the European Schools. Ref # 1612-D-2004 .

ANNEX 3

Staffing Levels in the European Schools for 2005-2006


ANNEX 4

Statistic on Results Obtained in the European Baccalaureate (Bac)

Table 1: % of pupils who successfully passed the in the Bac in the ES, 1995-2004

Year1995199619971998199920002001200220032004
Pass rate95.7%95.7%95.5%97.2%96%96.4%97.2%98.3%97.2%98.1%

Table 2: % of pupils who scored 80% or higher in Bac in the ES, 1995-2004

Year1995199619971998199920002001200220032004
>80%21%21.1%18.8%22.4%23.4%27.3%28%29%33%29%

Table 3: % op pupils who scored 75% or higher in Bac in ES, 1995-2004

Year1995 – 1999 Average20002001200220032004
>75%41.3%45.7%45.9%45.5%51.5%49.6%

Table 4: Average Bac score of all pupils in ES, 2000-2004

Year20002001200220032004
Average EB mark7.47.47.57.67.6


Comparative Data on Language Section Results in the European Baccalaureate, 2004

Table 5: % of pupils succeeding in the Bac in 2004 by Language Section

2004SWFIDKNLITENESDEFRGRPT
pass rate10010010099,299,199,197,797,797,295,595,3

Table 6: % of pupils succeeding in the Bac on average between 1995-2004, by Language Section

Avg 1995-2004FIDKENSWNLDEGRITESFRPT
pass rate10099,898,598,398,397,397,297,295,695,494

Table 7: % of pupils scoring >75% in the Bac in 2004, by Language Section

2004FISWGRDEDKENaveragePTITNLFRES
>75%92716862625849,64439393736

Table 8: % of pupils scoring >75% in the Bac, on average 1995-2004, by Language Section

Avg 1995-2004FISWDKGRDEENaverageITESNLFRPT
>75%79,973,863,260,756,254,4751,639,636.734,934,933,5


ANNEX 5


ANNEX 6


ANNEX 7

Percentage of Budget Utilised in Each European School and the Office of the Secretary General Compared to the Initial Budget Requested for 2004
European SchoolLux ILux IIBrussels IBrussels IIBrussells IIIMunichVareseKarlsruheCulhamAlicanteBergenFrankfurtMolOffice of Sec-GenTOTAL E.S. SYSTEM
Number of pupils383573423962847268814831368116391891475974067419785
Total Salaries: detached and locally hired teachers and managers, administrative staff, staff outside organisgramme, all social charges and benefits.94,0%72,3%93,8%99,4%96,3%87,8%98,7%95,5%87,6%83,0%92,7%82,5%92,7%91,7%93,1%
Operational expenses: Training, conferences, missions, special projects, SEN programme, etc.128,4%71,8%51,7%70,8%98,4%82,7%85,8%64,7%91,7%94,2%64,6%89,0%92,8%92,9%82,3%
Functional and administrative expenses: furniture, equipment, printing, cleaning, tel, fax, insurances, didactic material etc.95,6%93,4%99,7%99,7%103,8%114,4%99,9%101,1%99,6%84,8%99,6%108,9%97,2%90,7%98,6%
UTILISATION OF TOTAL

BUDGET ALLOCATED
94,5%75,6%93,0%99,0%97,1%90,5%98,7%95,5%88,5%83,3%93,0%85,5%93,2%91,2%93,5%


ANNEX 8

ANNEX 9

NB: the 1995 – 2004 figures are actual spent budget whereas the 2005 are the provisional allocated budget to the schools.

ANNEX 10

2006-2010 FORECAST OF PUPIL NUMBERS IN THE BRUSSELS AND LUXEMBOURG EUROPEAN SCHOOLS

All 3 European Schools in Brussels

2003/4

Actual
2004/5

Estimate
2004/5

Actual
2005/6

Estimate
2006/7

Estimate
2007/8

Estimate
2008/9

Estimate

Estimate

2009/10

Estimate

New Cat I pupils from:

new MS

+

old MS

200

+

150

333

300

+

150

300

+

150

250

+

150

250

+

150

0

+

150
Cat. III pupils leaving ES
- 150

-141

- 110

- 140

- 140

- 120

-120

TOTAL


7.930

8.130

8.122

8.470

8.780

9.040

9.320

9.350

The 2 European Schools in Luxembourg

2003/4

Actual
2004/5

Estimate
2004/5

Actual
2005/6

Estimate
2006/7

Estimate
2007/8

Estimate
2008/9

Estimate

Estimat

2009/10

Estimate
New Cat I pupils from:

new MS

+

old MS

25

+

30

68

60

+

40

50

+

50

50

+

50

25

+

60

0

+

60
Cat. III pupils leaving ES
- 50

-65

- 40

- 50

- 35

- 50

-40

TOTAL


3.835

3.840

3.846

3.900

3.950

4.015

4.050

4.070

ANNEX 11

COMMUNITY AGENCIES

AgencyLocationStaff in
2005
Estimated number of pupils30
1.CEDEFOPThessaloniki**9155
2.EUROFOUNDDublin9456
3.AEE / EEA *Copenhague11569
4.ETFTurin10462
5.OEDT/EMCDDA*Lisbon***7746
6.OHMI/OHIM*Alicante675405
7.EU - OSHABilbao3722
8.OCVV/CPVO*Angers3822
9.CdTLuxembourg181108
10.EUMCVienna3722
11.EARThessaloniki**11569
12.EFSAParma194116
13.AESM/EMSA*Lisbon***9557
14.AESA/EASA*Cologne200120
15.ENISAHeraklion4024
16.ECDCStockholm2917
17.EMEALondon379227
18.AFE/ERASI*Lille – Valenciennes7243
19.Galiléo?159
20.FRONTEXWarsaw1710
3rdEurojustThe Hague8752
3rd pilierCEPOLBramshill1811
TOTALAll locations27101622

* English acronym

** Total agency staff in Thessaloniki 91+115 = 206 ; estimated number of pupils = 124
*** Total agency staff in Lisbon 77 + 95 =172; estimated number of pupils = 103

ANNEX 12

Experimental Approaches to Delivering European Schooling in Parma Italy, Dunshaughlin Ireland and Heraklion Greece.

A first alternative model of an “associated or accredited” school is being established in Parma. There, the Italian authorities have almost reproduced a miniature ES which offers the complete range of ES programmes and which is organised in 3 language sections; English, Italian and French. The school, ‘Scuola per l’Europa’, was visited by a team of inspectors from the ES and they and the parents were very pleased with this experiment in an alternative delivery of European Schooling. The nursery and primary levels are operating this year with 35 pupils, the first 3 years of secondary are scheduled to open in Sept 2005, years 4-5 secondary in Sept 2006 and years 6-7 secondary in Sept 2007. Enrolments for Sept 2005 have already reached 210 pupils as the educational provision is attractive to other parents, besides the Agency staff, who are also interested to have their children partake in a European Schooling. The Italian authorities have borne and will continue to bear the full cost of this pilot project for another 3 years.

In a second case, the Irish authorities offer a different type of provision for the children of staff in the “Centre for European Schooling” in Dunshaughlin (near Grange) than that started last year in Parma. The Irish authorities have dealt with this requirement on an individual basis and have discussed and respected the expressed main concerns of the parents: proficiency in the child’s mother tongue, appropriate English and second language programmes, and that the leaving certificate awarded to the child has wide recognition31. The 28 children (most in primary) from the Food and Veterinary Office (FVO) are integrated into national Irish schools where they receive instruction in English (a vehicular language and one that would facilitate mobility to another international or ES school) but also attend special courses at the “Centre for European Schooling”. Unlike the Parma model, no special classes are created for them or others interested in receiving a European Schooling in language sections. They do however receive instruction in foreign languages, European Hours and Mother-tongue tuition as in the ES, and cooperate with the ES in Mol for some exchanges and teaching by distance learning of some courses. After the latest BoG decision, the Irish authorities will try to organise lessons to meet the core criteria for European Schooling for the secondary.

A third model is the planned cooperation of a national school with the ES system in Heraklion, Greece is yet again a different model in providing European Schooling. As the children of the European Network and Information Security Agency (ENISA) will be very few (about 20 at most) the Parma example with 3 language sections cannot be functional. The Dunshaughlin model on the other hand where the children are integrated into the local schools (taught in English) is not feasible as the national schools in Heraklion provide instruction in Greek. The proposed organisation of the “Public School of European Education in Heraklion” is to provide the core elements of European Schooling in two language sections: English and Greek. They will start the project in Sept 2005 and like the Italian and Irish authorities they will bear all costs themselves and will submit their request to be evaluated for compliance to the core criteria for European Schooling and later for accreditation to become an “associated or accredited” school with the ES system.

1Verdrag houdende het statuut van de Europese scholen, artikel 1.

2Verzameling van Besluiten van de Raad van Bestuur van de Europese Scholen Ref nr. 95-D-19, blz. 162 waarin het aantal leerlingen van categorie 3 wordt beperkt tot 20% van een klas.

3Voor 2009 staat een andere ES gepland voor Brussel waardoor het totaal van de ES in Brussel op 4 komt en dat van alle ES op 14.

4De ES in München is bestemd voor de kinderen van het personeel van het Europees Octrooibureau (categorie 1 leerlingen) die 8% vertegenwoordigen van alle leerlingen van categorie 1 in alle ES. De ES in Varese verschaft onderwijs aan leerlingen van het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek in Ispra, en hier vertegenwoordigen de leerlingen 5% van alle leerlingen van categorie 1 in het systeem. Het totale aantal leerlingen van categorie 1 in de nieuwe ES in Alicante en Frankfurt vertegenwoordigt 5% van het totaal van het systeem. Het leerlingen aantal van categorie 1 van de vier kleine ES in Culham, Bergen, Mol en Karlsruhe (waarbij de drie laatstgenoemde onderwijs verschaffen aan de kinderen van het personeel van het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek) vertegenwoordigt tenslotte minder dan 4% van het totaal aantal leerlingen van categorie 1.

5Tot maximaal negen jaar.

6Het Jaarverslag van de Secretaris-generaal van de RvB van de ES. Ref # 1612-D-2004.

7Verslag over het Europees Baccalaureaat. RvB 1-2 Feb 2005. Ref # 2004-D-3210

8De programma’s voor het voortgezet onderwijs voor SWALS en LS zijn nog te nieuw en er zijn momenteel nog geen vergelijkende gegevens beschikbaar.

9Gegevens afkomstig van het Bureau van de Secretaris-generaal van de Europese Scholen.

10De ES hebben een universeel beleid inzake de voorwaarden die van toepassing zijn voor het doubleren van een leerling. Deze zijn te vinden in artikel 60 van het Algemeen Reglement van de ES.

11De totale begroting van de ES en de EU-bijdrage in 2000 en 2001 zijn hoger dan gebruikelijk als gevolg van een besluit van de RvB om de verhuistoelagen te betalen voor alle docenten aan de ES die in het schooljaar 2000-2001 langer dan 9 jaar gedetacheerd waren bij de scholen. Volgens ramingen van de Financieel Controleur van de ES is de begroting van de ES hierdoor in deze twee jaar gestegen met 35 miljoen euro terwijl de begroting de daaropvolgende jaren een daling liet zien van 4 à 5 miljoen euro per jaar.

12Tabel uit het Jaarverslag van de Financieel Controleur. Ref # 2005-D-163, blz 12.

13De gegevens voor Luxemburg 2 ES geven een vertekend beeld en moet buiten beschouwing blijven omdat deze school in 2004 slechts 4 maanden open was.

14De criteria voor het opzetten, sluiten of handhaven van Europese Scholen. Ref # 2000-D-7510. blz. 2. (Om een taalafdeling te open zijn minimaal 75 leerlingen in het basisonderwijs en 84 in het secundair onderwijs vereist)

15Leerlingen uit Cyprus worden opgenomen in de Griekse taalafdeling omdat deze taal overeenstemt met hun moedertaal.

16De gegevens voor de ES in Culham, Bergen, Karlsruhe en Mol zijn afkomstig van hun schoolverslagen voor 2003-2004.

17Verwacht wordt dat het aantal kinderen in Parma, wanneer het EFSA de personeelsaanwerving heeft afgerond, meer dan 200 zal bedragen.

18Verslag Bösch (DEF. A5-0395/2002) over de toekomstige financiering van de Europese Scholen (2002/2083(INI))

19Verslag van de Trojka werkgroep II “Europees Baccalaureaat en samenwerking met andere scholen”. Ref 2005-D-342-en-4

20Dit zou een wijziging kunnen inhouden van het Verdrag.

21Het Europees Octrooibureau heeft een bijzondere regeling getroffen met de Raad van Bestuur waarbij het net als de Commissie voor de overige ES, het grootste deel van de kosten van de ES in München voor zijn rekening neemt waardoor het recht krijgt op een plaats in de Raad van Bestuur.

22Eén voor de kleuter- en lagere scholen, één voor het secundair onderwijs en een gezamenlijke met een vertegenwoordiger uit elke lidstaat

23Eén voor het kleuter-en lager onderwijs, één voor het secundair onderwijs en een gezamenlijke met alle inspecteurs, directeuren en eventueel plaatsvervangende directeuren, vertegenwoordigers van de ouders, docenten en leerlingen en een vertegenwoordiger van de Commssie.

24Dit comité is samengesteld uit vertegenwoordigers van elke lidstaat- meestal van het ministerie van financiën, de directeur, ouders, docenten, leerlingen en de Commissie die deelnemen aan de meeste bijeenkomsten.

25Jaarverslag van de Financieel Controleur. Blz. 6

26De Commissie heeft over deze kwestie een document opgesteld (Proposed Actions for Greater Transparency and Good Administration in the European Schools System) en wacht nu op de tenuitvoerlegging ervan door de ES.

27De criteria voor het opzetten, sluiten of handhaven van Europese Scholen. Ref # 2000-D-7510.

28De criteria voor het opzetten, sluiten of handhaven van Europese Scholen. Ref # 2000-D-7510. blz. 3.

29Bijlage bij het document Toepassing van de criteria van het verslag ‘Gaignage’ voor taalafdelingen dat op de bijeenkomst van de Raad van Bestuur van januari 2004 werd gepresenteerd.

30Statistics show the ration of pupils enrolled in a European School per staff member is 0.6 :1. This ratio is applied for the estimates above.

31Centre for European Schooling in Dunshaughlin, Ireland. April 2005. Ref # 2005-D-34.

NL NL