Bijlagen bij COM(1998)544 - Toepassing van de gemeenschappelijke mededingingsregels op verticale afspraken - Vervolg op het Groenboek betreffende verticale afspraken - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(1998)544 - Toepassing van de gemeenschappelijke mededingingsregels op verticale afspraken - Vervolg op het Groenboek betreffende ... |
---|---|
document | COM(1998)544 |
datum | 30 september 1998 |
- Omwille van de samenhang en eenheid van het beleid wordt voorgesteld geen bijzondere voorschriften voor de sectoren bier en benzine behouden (19). Er bestaan onvoldoende economische of juridische redenen om voor deze sectoren een speciale regeling te behouden. In zoverre een branchespecifieke behandeling verantwoord is, zal daarmee in de richtsnoeren rekening worden gehouden.
- Voorgesteld wordt geen toepassing te maken van de scheidbaarheidsregel, maar de vrijstelling slechts te laten gelden indien de afspraak aan alle voorwaarden van de nieuwe verordening voldoet.
- Er zal in een overgangsperiode voor de aanpassing van bestaande afspraken aan de nieuwe groepsvrijstellingsverordening worden voorzien, maar de duur hiervan moet nog worden vastgesteld.
4. Conclusies
Het voorgestelde nieuwe beleid zal voor een doeltreffender bescherming van de concurrentie zorgen, doordat de mededingingsautoriteiten zich op die gevallen zullen kunnen toeleggen waarin van marktmacht sprake is. Het verstikkend effect van de huidige regelgeving zal verdwijnen en de kosten van de rechtshandhaving zullen voor het bedrijfsleven lager uitvallen. Dit alles zal, zoals de verhoging van de rechtszekerheid, vooral de kleinere marktdeelnemers ten goede komen.
Het nieuwe beleid rust op vier pijlers:
- één algemene, brede groepsvrijstellingsverordening die zowel op producten als op diensten van toepassing is, met (een) marktaandeeldrempel(s) en gebaseerd op een"zwarte lijst";
- richtsnoeren waarin wordt uiteengezet welk beleid zal worden gevoerd boven de drempels en ten aanzien van de mogelijke intrekking van de groepsvrijstelling;
- aanpassing van artikel 4, lid 2, van Verordening nr. 17 om het aantal aanmeldingen te verminderen, een einde te maken aan artificiële processen voor de nationale rechter en de civielrechtelijke handhaving van overeenkomsten te verbeteren;
- een grotere rol voor de nationale mededingingsautoriteiten en voor de nationale rechterlijke instanties bij de toepassing van artikel 85, lid 1, boven de marktaandeeldrempels en bij de intrekking van de groepsvrijstelling beneden die drempels.
HOOFDSTUK VI - PROCEDURE
1. Wijziging van de regelgeving
De tenuitvoerlegging van het in hoofdstuk V beschreven beleidsvoorstel zal drie nieuwe verordeningen vergen, namelijk twee wijzigingsverordeningen van de Raad, waarvan de ene de bevoegdheden van de Commissie op grond van Verordening nr. 19/65/EEG (20) uitbreidt en de andere artikel 4, lid 2, van Verordening nr. 17 van 6 februari 1962 wijzigt, en voorts een groepsvrijstellingsverordening van de Commissie die van toepassing zal zijn op alle verticale afspraken in nagenoeg alle distributiesectoren.
De eerste wijzigingsverordening van de Raad is noodzakelijk om de Commissie de bevoegdheid te verlenen door middel van een groepsvrijstellingsverordening artikel 85, lid 1, buiten toepassing te verklaren voor bepaalde groepen verticale afspraken tussen economische subjecten. De huidige machtigingsverordening geldt immers slechts voor een beperkt aantal verticale afspraken, namelijk alleenverkoop van producten met het oog op wederverkoop, exclusieve afname van producten met het oog op wederverkoop, exclusieve leverings- en afnameverplichtingen met het oog op wederverkoop en beperkingen die worden opgelegd in verband met de verkrijging of het gebruik van rechten van industriële eigendom. Zij geldt ook slechts voor overeenkomsten tussen twee partijen.
De tweede wijzigingsverordening van de Raad betreft de wijziging van artikel 4, lid 2, van Verordening nr. 17, eerste verordening over de toepassing van de artikelen 85 en 86 van het Verdrag. Deze wijziging is noodzakelijk, omdat volgens de huidige regels een vrijstelling niet eerder van kracht kan worden dan op de dag van de aanmelding. De Commissie wil hierin verandering brengen, omdat onder het nieuwe, op een meer economische grondslag berustende stelsel met marktaandeeldrempels ondernemingen zich misschien bij de beoordeling van hun marktpositie zullen vergissen, en zij daarvoor niet mogen worden gestraft. In hoofdstuk IV, afdeling 5, van dit beleidsdocument worden een aantal maatregelen beschreven die noodzakelijk zijn om ten behoeve van de economische subjecten voor een redelijke mate van rechtszekerheid te zorgen. De voorgestelde wijziging van artikel 4, lid 2, van Verordening nr. 17 is de voornaamste van die maatregelen. Volgens Verordening nr. 17 in haar huidige versie is namelijk, op enkele beperkte uitzonderingen na, de vroegste datum waarop een individuele vrijstelling van kracht kan worden, die van de aanmelding en niet die van de sluiting van de overeenkomst. Dit heeft tot gevolg dat vele verticale overeenkomsten die onder artikel 85, lid 1, vallen, hoewel zij aan de voorwaarden voor een vrijstelling op grond van artikel 85, lid 3, voldoen, ingevolge artikel 85, lid 2, van rechtswege nietig zijn totdat zij bij de Commissie worden aangemeld. Dat dergelijke overeenkomsten in afwachting van de aanmelding van rechtswege nietig zijn, heeft twee negatieve gevolgen. Ten eerste leidt het tot een nodeloos hoog aantal aanmeldingen, en ten tweede brengt het mee dat soms een beroep op de mededingingsregels wordt gedaan als manoeuvre om de handhaving van overeenkomsten te verhinderen, terwijl zij eigenlijk zouden moeten dienen om concurrentieproblemen te verhelpen. Het ontwerp van wijzigingsbepaling strekt ertoe de Commissie de mogelijkheid te geven met terugwerkende kracht een vrijstelling te verlenen, wanneer de aanmelding op een latere datum gebeurt. Het praktische gevolg van deze wijziging van de regelgeving is dat ondernemingen niet langer louter omwille van de rechtszekerheid verticale afspraken zullen moeten aanmelden waartegen volgens hen uit een oogpunt van concurrentie geen bezwaar kan bestaan. Ondernemingen zullen integendeel meer waarde hechten aan hun eigen analyse van de economische effecten van de betrokken verticale afspraken, in de wetenschap dat, mocht het later tot een proces komen, zij nog altijd een verzoek om een vrijstelling op grond van artikel 85, lid 3, kunnen indienen.
De huidige groepsvrijstellingsverordeningen van de Commissie op het gebied van de distributie, die op Verordening nr. 19/65/EEG van de Raad gebaseerd zijn, hebben enkel betrekking op alleenverkoop (21), exclusieve afname (22), franchising (23) en de distributie van motorvoertuigen (24). Deze verordeningen, met uitzondering van die betreffende de distributie van motorvoertuigen, die buiten het bestek van de huidige herziening valt, kunnen niet op bevredigende wijze zodanig worden aangepast dat zij voor de in deze mededeling voorgestelde beleidswijziging zorgen. Daarom zal, onder voorbehoud van de vaststelling van de twee bovenbeschreven verordeningen van de Raad, een nieuwe verordening van de Commissie worden voorgesteld. Deze verordening zal van toepassing zijn op alle verticale afspraken in alle distributiesectoren, met uitzondering van de distributie van motorvoertuigen, en onder meer op selectieve distributie, op diensten, op intermediaire producten en op overeenkomsten tussen meer dan twee partijen die elk in verschillende fasen van de distributieketen werkzaam zijn. Nu er een nieuwe verordening komt, zal de "de minimis"-bekendmaking misschien moeten worden herzien.
2. Verloop van de proceduren en tijdschema
De eerste stap in de procedure zal de vaststelling van de twee nieuwe verordeningen van de Raad zijn. Eerst nadat dat is geschied, kan een aanvang worden gemaakt met de werkzaamheden die tot de vaststelling door de Commissie van een nieuwe groepsvrijstellingsverordening en van richtsnoeren op het gebied van verticale afspraken moeten leiden. De Commissie zal deze twee tezamen voor overleg aan de lidstaten, het bedrijfsleven en andere belanghebbenden voorleggen. Eén en ander in aanmerking genomen, wordt verwacht dat alle wijzigingen van de regelgeving die noodzakelijk zijn om het in deze mededeling beschreven ten uitvoer te leggen, tegen het jaar 2000 verwezenlijkt zullen zijn.
(1) Groenboek betreffende verticale afspraken in het concurrentiebeleid van de Europese Unie, COM(96) 721 def., op 22.1.1997 door de Commissie aangenomen.
(2) Slechts de groepsvrijstellingsverordening (EEG) nr. 4087/88 van 30.11.1988 betreffende franchiseovereenkomsten.
(3) In meer dan 80 % van concentratiezaken die in 1997 op grond van de concentratieverordening werden behandeld, waren de marktaandelen van de afzonderlijke betrokken ondernemingen geringer dan 25 %. Omdat het in deze concentratiezaken steeds om grote ondernemingen gaat en omdat, om de concentratie te kunnen toestaan, in de eerste fase van het onderzoek vaak van de engste marktomschrijving wordt uitgegaan, mag worden verwacht dat gemiddeld in de economie de marktaandelen van ondernemingen nog lager liggen.
(4) De distributie van motorvoertuigen is de enige sector die buiten de voorgenomen herziening valt (zie het Groenboek betreffende verticale afspraken in het concurrentiebeleid van de Europese Unie, blz. 2, voetnoot 2).
(5) Er werden individueel nog andere opties voorgesteld, zoals een op marktaandelen gebaseerd marktafschermingscriterium.
(6) Zie het Groenboek, punt 303.
(7) Zie het Groenboek, punt 67.
(8) Het geijkte argument tegen het sluiten van overeenkomsten inzake "service"-verplichtingen, is dat de kosten van toezicht en de transactiekosten voor de producent prohibitief kunnen zijn wanneer hij met een groot aantal kleine detailhandelaren te maken heeft.
(9) Verordening (EEG) nr. 417/85 van de Commissie van 19.12.1984 betreffende de toepassing van artikel 85, lid 3, van het Verdrag op groepen specialisatieovereenkomsten (PB L 53 van 22.2.1985, blz. 1).
(10) Verordening (EEG) nr. 418/85 van de Commissie van 19.12.1984 betreffende de toepassing van artikel 85, lid 3, van het Verdrag op groepen onderzoek- en ontwikkelingsovereenkomsten (PB L 53 van 22.2.1985, blz. 5).
(11) Bekendmaking van de Commissie inzake de bepaling van de relevante markt voor het gemeenschappelijke mededingingsrecht (PB C 372 van 9.12.1997, blz. 3).
(12) Mededeling betreffende de samenwerking tussen de Commissie en de mededingingsautoriteiten van de lidstaten bij de behandeling van onder de artikelen 85 en 86 van het EG-Verdrag vallende zaken (PB C 313 van 15.10.1997, blz. 3).
(13) Bekendmaking betreffende de samenwerking tussen de Commissie en de nationale rechterlijke instanties voor de toepassing van de artikelen 85 en 86 van het EEG-Verdrag (PB C 39 van 13.2.1993, blz. 6).
(14) Tijdens het overleg over dit document heeft een meerderheid van de lidstaten zich voorstander verklaard van een systeem met één drempel.
(15) Tezamen met deze mededeling wordt een ontwerp van de desbetreffende verordening van de Raad ingediend.
(16) Verordening (EG) nr. 240/96 van de Commissie van 31.1.1996 inzake de toepassing van artikel 85, lid 3, van het Verdrag op groepen overeenkomsten betreffende technologieoverdracht (PB L 31 van 9.2.1996, blz. 2).
(17) Bekendmaking betreffende de beoordeling van toeleveringsovereenkomsten in het licht van artikel 85, lid 1, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap (PB C 1 van 3.1.1979, blz. 2).
(18) Zie arrest van het Hof van Justitie van 28.1.1986 in zaak 161/84, Pronuptia/Schillgalis, Jurispr. 1986, blz. 353, rechtsoverwegingen 23 en 24.
(19) De groepsvrijstellingsverordening voor de motorvoertuigendistributie, die in 2002 verstrijkt, valt buiten het bestek van het huidige voorstel.
(20) PB 36 van 6.3.1965, blz. 533/65.
(21) Verordening (EEG) nr. 1983/83 van de Commissie van 22.6.1983 betreffende de toepassing van artikel 85, lid 3, van het Verdrag op groepen alleenverkoopovereenkomsten (PB L 173 van 30.6.1983, blz. 1).
(22) Verordening (EEG) nr. 1984/83 van de Commissie van 22.6.1983 betreffende de toepassing van artikel 85, lid 3, van het Verdrag op groepen exclusieve-alleenverkoopovereenkomsten (PB L 173 van 30.6.1983, blz. 5).
(23) Verordening (EEG) nr. 4087/88 van de Commissie van 30.11.1988 inzake de toepassing van artikel 85, lid 3, van het Verdrag op groepen franchiseovereenkomsten (PB L 359 van 28.12.1988, blz. 46).
(24) Verordening (EG) nr. 1475/95 van de Commissie van 28.6.1995 betreffende de toepassing van artikel 85, lid 3, van het Verdrag op groepen afzet- en klantenserviceovereenkomsten inzake motorvoertuigen (PB L 145 van 29.6.1995, blz. 25).