Bijlagen bij COM(1999)301 - Zestiende jaarlijks verslag over de controle op de toepassing van het Gemeenschapsrecht (1998) - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(1999)301 - Zestiende jaarlijks verslag over de controle op de toepassing van het Gemeenschapsrecht (1998). |
---|---|
document | COM(1999)301 ![]() ![]() |
datum | 9 juli 1999 |
1.4. Overzicht van de stand van de toepassing van het Gemeenschapsrecht in het algemeen in de verschillende lidstaten
In de hiernavolgende tabel worden de 2982, op 31 december 1998 in behandeling zijnde inbreukdossiers per lidstaat opgesplitst (waarbij zowel de gevallen waarvan de Commissie de inleiding van de inbreukprocedure nog niet heeft aangekondigd als de gevallen waarin de procedure al is ingeleid, zijn inbegrepen).
>PIC FILE= "C_1999354NL.000801.EPS">
Vastgesteld wordt dat Frankrijk de lidstaat is waartegen het grootste aantal procedures is ingeleid door middel van een aanmaning, meer in het bijzonder wat betreft de gevallen van non-conformiteit met of onjuiste toepassing van de communautaire regelgeving. Overigens zij opgemerkt dat Frankrijk de lidstaat is waartegen in 1998 het grootste aantal klachten werd neergelegd, te weten 203 van de 1128, of 18 %. De toepassing van het Gemeenschapsrecht in Italië, Griekenland en België bleeft verontrustend, gedeeltelijk wegens de gevallen van niet-omzetting van de communautaire richtlijnen.
>PIC FILE= "C_1999354NL.000901.EPS">
Ook valt te wijzen op de oververtegenwoordiging van bepaalde lidstaten wat betreft de dossiers die zich op 31 december 1998 in het stadium van het met redenen omkleed advies of de aanhangigmaking bevonden, zoals blijkt uit de onderstaande tabellen. Dit wijst er voor de lidstaten in kwestie op dat zij het moeilijker hebben om de gevallen van inbreuk op het Gemeenschapsrecht snel op te lossen, en wel wegens fundamentele, politieke of juridische problemen, of gewoon als gevolg van de soms aanzienlijke achterstand die deze lidstaten bij het reageren op de aanmaningen of de met redenen omklede adviezen van de Commissie oplopen.
>PIC FILE= "C_1999354NL.000902.EPS">
>PIC FILE= "C_1999354NL.001001.EPS">
1.5. De voortdurende toepassing van het in artikel 171 van het Verdrag bedoelde dwangsommechanisme
In 1998 is de Commissie dit in artikel 171, lid 2, van het Verdrag bedoelde mechanisme blijven toepassen aangezien zij vijfmaal besluiten tot tweede aanhangigmaking met verzoek om dwangsom heeft goedgekeurd(7). Bij het Hof van Justitie zijn in 1998 twee van deze zaken ingediend.
Voor de eerste maal werd een dergelijk besluit genomen op sociaal gebied, terwijl het milieurecht veruit de eerste plaats bij de toepassing van dit instrument bewaart. Ook zal worden vastgesteld dat Luxemburg voor de eerste maal met een besluit tot aanhangigmaking met verzoek om een dwangsom werd geconfronteerd, waardoor het zich aansloot bij Griekenland (vier besluiten), Italië (drie besluiten), Duitsland (drie besluiten), Frankrijk (twee besluiten) en België (één besluit).
De doeltreffendheid van het mechanisme wordt bevestigd aangezien de meeste besluiten tot aanhangigmaking de betrokken lidstaat ertoe hebben aangezet zich snel naar het Gemeenschapsrecht te voegen, ofwel vóór de indiening van het verzoekschrift bij het Hof, of nadien, zoals uit de volgende tabel blijkt.
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
2. SITUATIE IN DE VERSCHILLENDE SECTOREN
2.1. INTERNE MARKT
2.1.1. Tenuitvoerlegging van het actieplan voor de interne markt
Het door de Europese Raad van Amsterdam in juni 1997 goedgekeurde actieplan voor de interne markt behelsde een ambitieus programma van 18 maanden. Aan het einde van deze periode blijkt op 31 december 1998 dat het actieplan een succes is geworden. Er is aanzienlijke vooruitgang geboekt, zowel op wetgevend als op niet-wetgevend terrein. In de meeste - maar niet in alle - gevallen zijn de in het actieplan beoogde resultaten bereikt.
Ondanks de vooruitgang in sommige lidstaten is duidelijk dat niet alle richtlijnen voor eind 1998 zullen zijn omgezet, zoals volgens het actieplan de bedoeling was.
Het percentage richtlijnen dat in een of meer lidstaten nog niet ten uitvoer is gelegd (de "fragmentatiefactor"), is echter gedaald tot 13,7 % (tegen 35 % in juni 1997), hetgeen een grote verbetering is. De mate van vooruitgang verschilt echter van land tot land en de aanhoudende omzettingsachterstand is een zorgwekkende zaak. Deze achterstand moet dringend worden weggewerkt. De Commissie volgt de ontwikkeling van de situatie via het scorebord van de interne markt - waarvan de tweede en de derde editie respectievelijk in mei en oktober zijn gepubliceerd - en zij brengt regelmatig verslag uit over de vooruitgang aan de Raad Interne Markt.
Naar aanleiding van een mededeling van de Commissie van 13 mei 1998(8), getiteld "Doeltreffender regels voor de interne markt", heeft de Raad Interne Markt tijdens zijn vergadering van 24 september onder andere benadrukt dat de hoogste prioriteit moest worden gegeven aan de doeltreffende, volledige en geschikte tenuitvoerlegging van de regels met betrekking tot de interne markt.
De initiatieven tot versterking van het kader voor tenuitvoerlegging en probleemoplossing - door het opzetten van contactpunten en coördinatiecentra - worden op het ogenblik verder ontwikkeld. De contactpunten voor het bedrijfsleven en het grote publiek zijn toegankelijk via Internet. Deze initiatieven worden ondersteund via het Karolus-programma, dat bedoeld is voor uitwisselingen van ambtenaren die in de verschillende lidstaten verantwoordelijk zijn voor de toepassing van de regels met betrekking tot de interne markt. Op 7 april hebben het Europees Parlement en de Raad besloten het programma te verlengen tot 31 december 1999(9).
De doeltreffendheid van de interne markt is ook afhankelijk van een correcte toepassing van de regels betreffende die interne markt in de rechtspraak binnen de Unie. De Robert Schuman-actie(10), die onlangs voor drie jaar is goedgekeurd door het Europees Parlement en de Raad, streeft naar een betere toepassing van het Gemeenschapsrecht door middel van meer opleiding en voorlichting voor rechters en advocaten. De Robert Schuman-actie kan ervoor zorgen dat de juridische beroepskringen meer inzicht krijgen in de praktische aspecten van het Gemeenschapsrecht, en draagt er zo toe bij dat burgers, consumenten en bedrijven de mogelijkheden van de interne markt ten volle kunnen benutten. Bij deze actie wordt samengewerkt met de instellingen die verantwoordelijk zijn voor de opleiding van rechters en advocaten. Deze instellingen kunnen financiële steun aanvragen voor gerichte opleidings- en voorlichtingsprojecten op het gebied van het Gemeenschapsrecht.
In de twee proefperioden in 1997 en 1998 zijn meer dan tachtig projecten op lokaal niveau geselecteerd in het kader van de Robert Schuman-actie. Te oordelen naar de resultaten van de projecten die reeds in een vergevorderd stadium van uitvoering verkeren en de reacties van de betrokken beroepsmensen, is het initiatief een succes en bestaat er bij rechters en advocaten een grote behoefte aan opleiding op het gebied van het Gemeenschapsrecht, waaraan de actie probeert te voldoen. Het eerste jaar van de Robert Schuman-actie gaat van start met een oproep tot het indienen van voorstellen, die begin 1999 in het Publicatieblad zal worden bekendgemaakt.
Verbetering en vereenvoudiging van de wetgeving blijft hoog op de politieke agenda staan. In 1998 werd de derde fase van SLIM afgesloten en ging de vierde fase van start, terwijl uit de conferenties over een betere regelgeving, die door het Britse en Oostenrijkse voorzitterschap werden georganiseerd, bleek dat dit onderwerp ook op nationaal niveau steeds meer aandacht krijgt. Ook werd in het kader van een proefproject het startsein gegeven voor het toetsingspanel voor het bedrijfsleven (Business Test Panel), dat bedrijven in staat stelt om van tevoren te beoordelen hoe groot de administratieve belasting en de nalevingskosten zullen zijn die uit verwachte wetgevingsvoorstellen voortvloeien(11). Het politieke streven naar eenvoudigere en betere regelgeving schept een klimaat waarin bedrijven en burgers ten volle profijt kunnen trekken van de voordelen van de interne markt.
Bij de dialoog met de burger en het bedrijfsleven, waartoe tijdens de Europese Raad van Cardiff het initiatief werd genomen, worden via de telefoon of het Internet inlichtingen verstrekt over de wijze waarop men van zijn uit het Gemeenschapsrecht voortvloeiende rechten gebruik kan maken. Het voorziet de Commissie ook van feedback over de problemen die zich daarbij voordoen. OSIS (de One-stop Internet Shop), die vanaf december in het kader van de dialoog met het bedrijfsleven on line beschikbaar is, biedt gemakkelijk toegang tot allerlei nuttige informatie over het uitoefenen van zakelijke activiteiten in de interne markt.
Drie van de vier in het actieplan als prioriteiten aangemerkte wetgevingsmaatregelen zijn goedgekeurd: die met betrekking tot de interne markt voor gas, de wettelijke bescherming van biotechnologische uitvindingen en het mechanisme voor transparantie bij diensten van de informatiemaatschappij. Het uitblijven van overeenstemming over het vierde prioritaire voorstel, het statuut van de Europese vennootschap, heeft echter tot gevolg gehad dat een aantal aanverwante voorstellen, zoals de tweede richtlijn inzake grensoverschrijdende fusies, niet kon worden goedgekeurd. Voor vele andere wetgevingsmaatregelen zijn de doelstellingen van het actieprogramma wel verwezenlijkt. Er is met name opmerkelijke vooruitgang geboekt op het gebied van de elektronische handel. Daarnaast zijn goede resultaten geboekt op het gebied van de liberalisering van de telecommunicatiesector en de elektriciteitsvoorziening.
Tot de maatregelen om de voordelen van de interne markt voor alle burgers toegankelijk te maken, behoren ook de voorstellen van de Commissie ter verbetering van het recht van binnenkomst en verblijf voor werknemers en haar mededeling van 1 juli, waarin zij haar toekomstig voorstel tot vaststelling van gelijke rechten voor alle burgers van de Unie schetst. Aan de afschaffing van grenscontroles wordt gewerkt in het kader van artikel 62 van het EG-Verdrag, zoals gewijzigd door het Verdrag van Amsterdam.
In haar mededeling aan het Europees Parlement en de Raad over de follow-up van de aanbevelingen van de groep op hoog niveau inzake het vrije verkeer van personen (mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad van 1 juli 1998, COM(1998) 403 def.), wijst de Commissie erop dat de voorlichting aan de burgers over hun rechten verbeterd moet worden, evenals de opleiding en de voorlichting van iedereen die in de praktijk betrokken is bij de uitoefening van het vrije verkeer. Op die manier moet de concrete toepassing van het Gemeenschapsrecht inzake het vrije verkeer van personen worden gewaarborgd.
2.1.2. Vrij verkeer van personen en burgerschap van de Unie
2.1.2.1. Verbod van discriminatie
Met betrekking tot de civiele procedure en de toegang tot de rechter ziet de Commissie, zoals zij al in haar verslag van 1997 heeft aangegeven, erop toe dat de jurisprudentie die het Hof van Justitie in de zaken C-43/95 (Data Delecta)(12), C-323/95 (Hayes)(13) en C-122/96 (Saldanha)(14) met betrekking tot de discriminerende "cautio judicatum solvi" (de verplichting tot zekerheidsstelling voor eventuele proceskosten geldt enkel voor eisers uit de Unie die voor de rechter van een andere lidstaat dan de lidstaat van herkomst een vordering willen instellen) heeft uitgevaardigd, door de nationale autoriteiten wordt nageleefd. Op 8 juli 1998 heeft de Commissie zowel de Duitse als de Spaanse autoriteiten een met redenen omkleed advies gezonden omdat de in de Duitse ZPO en de Spaanse LEC opgenomen verplichting voor communautaire onderdanen om zo'n zekerheid te stellen, strijdig is met artikel 6 van het Verdrag. Vervolgens heeft Duitsland zijn wetgeving gewijzigd en zich geschikt naar het met redenen omklede advies, waarna de zaak is geseponeerd. In Spanje is een wetsontwerp over de civiele procedure in behandeling. Omdat het ontwerp in december nog niet was goedgekeurd, heeft de Commissie besloten de zaak aanhangig te maken bij het Hof.
2.1.2.2. Binnenkomst en verblijf
Op dit moment hebben alle lidstaten de richtlijnen van de Raad betreffende het verblijfsrecht van studenten (93/96/EEG), gepensioneerden (90/365/EEG) en andere niet-werkenden (90/364/EEG) omgezet; Duitsland heeft als laatste aan deze verplichting voldaan. De inbreukprocedures met betrekking tot de onjuiste omzetting van de drie bovengenoemde richtlijnen worden voortgezet.
De Commissie heeft dit jaar besloten Frankrijk en Duitsland voor het Hof van Justitie te dagen in verband met de omzetting van de richtlijnen betreffende de inkomstenaangifte van studenten, de bestaansmiddelenvoorwaarde van gepensioneerden en niet-actieven en de ziekteverzekeringsvoorwaarden van studenten, bejaarden en niet-actieven.
Andere procedures inzake de onjuiste omzetting van de drie richtlijnen bevinden zich in een minder vergevorderd stadium (Duitsland en Oostenrijk).
De procedures die tegen Spanje, Portugal, Finland en Zweden waren ingeleid wegens onjuiste omzetting, konden in 1998 worden geseponeerd dankzij de aanpassing van de betrokken nationale wetgevingen.
Op 30 maart 1998 heeft de Commissie bij het Hof een zaak aanhangig gemaakt tegen Griekenland (Zaak C-85/98(15)). Dit beroep heeft betrekking op de praktijk van de Griekse autoriteiten om voor de afgifte van verblijfsvergunningen aan onderdanen van derde landen die tot de gezinsleden van burgers van de Unie behoren, hogere kosten in rekening te brengen dan voor de afgifte van een verblijfsvergunning aan burgers van de Unie. De Commissie is van oordeel dat deze verschillende behandeling in strijd is met de richtlijnen inzake het recht van verblijf.
2.1.2.3. Actief en passief kiesrecht
Door de inwerkingtreding van Richtlijn 94/80/EG van de Raad op 1 januari 1996 konden de burgers van de Unie die wonen in een lidstaat waarvan zij geen onderdaan zijn, dit jaar deelnemen aan de gemeenteraadsverkiezingen in Duitsland (Sleeswijk-Holstein, Beieren en Brandenburg), Oostenrijk (Tirol), Nederland, Ierland, Griekenland en Zweden.
Als hoedster van de Verdragen heeft de Commissie in 1998 de procedures voortgezet om zich ervan te vergewissen dat Richtlijn 94/80/EG door alle lidstaten was omgezet. De inbreukprocedure tegen Frankrijk is stopgezet omdat dit land in mei een omzettingswet heeft aangenomen. De procedures die in 1997 tegen Duitsland (Saksen en Beieren) waren ingeleid, zijn voortgezet.
In zijn arrest van 9 juli 1998 in zaak C-323/97(16) heeft het Hof van Justitie België veroordeeld wegens het niet meedelen van de nationale omzettingsmaatregelen voor deze richtlijn.
Tegelijkertijd werden tegen zeven van de negen Oostenrijkse deelstaten inbreukprocedures ingeleid wegens onjuiste omzetting.
Op 7 januari 1998 heeft de Commissie een verslag aangenomen over de toepassing van Richtlijn 93/109/EEG van de Raad betreffende actief en passief kiesrecht bij de verkiezingen voor het Europees Parlement ten behoeve van de burgers van de Unie die verblijven in een lidstaat waarvan zij geen onderdaan zijn. Hoewel in het verslag geen enkele inhoudelijke wijziging van de richtlijn wordt voorgesteld, wordt wel gewezen op bepalingen waarvan de toepassing voor verbetering vatbaar is. Er zijn inbreukprocedures tegen Griekenland en Zweden ingeleid wegens onjuiste omzetting, terwijl de procedure tegen Italië is geseponeerd omdat de betrokken wetgeving is gewijzigd.
2.1.2.4. Gereglementeerde beroepen
Jurisprudentie van het Hof van Justitie
Met betrekking tot de inbreukprocedures die werden ingeleid krachtens artikel 171 van het EG-Verdrag (niet-nakoming van een arrest van het Hof), zij op het volgende gewezen:
- De procedure die tegen Griekenland was ingeleid naar aanleiding van de arresten van 15 maart 1998 (zaak C-147/86(17)) en 30 januari 1992 (zaak C-328/90(18)) in de zaak van de "Frontistiria" (opening van particuliere scholen) en particuliere dans- en muziekscholen, is geseponeerd na de goedkeuring van nieuwe wetgeving die wel in overeenstemming is met het Gemeenschapsrecht.
- De op grond van artikel 171 tegen Italië en Frankrijk ingeleide inbreukprocedures in verband met vrije dienstverlening door toeristengidsen (arrest gewezen op 26 februari in de zaken C-180/89(19) en C-154/89(20)) worden voortgezet. Wat Italië betreft, worden de door de regio's goedgekeurde voorschriften onderzocht en voor Frankrijk geldt dat de Commissie in afwachting is van de inwerkingtreding van het ontwerp-decreet waarvan eerder was kennisgegeven.
- Tegen Griekenland is het Hof voor de tweede maal ingeschakeld, met een verzoek tot oplegging van een dwangsom, in de zaak betreffende de niet-mededeling van de nationale omzettingsmaatregelen voor Richtlijn 89/48/EEG van de Raad (eerste algemene stelsel voor erkenning van diploma's) (zie arrest van het Hof van Justitie van 23 maart 1995 in zaak C-365/93(21)).
Wat de andere nog niet uitgevoerde arresten van het Hof betreft, dient vooral op het volgende te worden gewezen:
- In aansluiting op het arrest van 22 maart 1994 (zaak C-375/92(22)) tegen Spanje met betrekking tot de vrije dienstverlening door toeristengidsen worden de nieuwe decreten, die door de autonome gemeenschappen inzake de uitoefening van het betrokken beroep waren uitgevaardigd, onderzocht in samenwerking met de Spaanse autoriteiten.
Hangende zaken bij het Hof van Justitie
De Commissie heeft de volgende zaken aanhangig gemaakt bij het Hof van Justitie:
- Een zaak tegen Duitsland met betrekking tot de toegang tot het beroep van tandarts (niet in de "tandartsen"-richtlijnen 78/686/EEG en 78/687/EEG van de Raad voorgeschreven eisen voor toelating tot het register van de sociale zekerheid van tandartsen die andere dan Duitse diploma's bezitten, welke echter met deze richtlijnen in overeenstemming zijn).
- Een zaak tegen Spanje betreffende de nationale wetgeving tot omzetting van de "architecten"-richtlijn 85/384/EEG van de Raad, welke wetgeving een beperking oplegt met betrekking tot de maximumduur van de activiteiten van niet-Spaanse architecten. Deze zaak heeft geen betrekking op de maximumduur van de dienstverlening in Spanje die gold voor architecten van andere lidstaten, omdat deze beperking uit de nationale wetgeving is geschrapt.
- Een zaak tegen Frankrijk, in verband met de erkenning van in andere lidstaten verkregen diploma's van psychiatrisch verpleegkundigen, op basis van de artikelen 48, 52 en 59 van het EG-Verdrag. De Franse wetgeving betreffende de erkenning van dergelijke diploma's die niet onder de sectorale richtlijn vallen, behelst een procedure die volgens de Commissie niet in overeenstemming is met het Gemeenschapsrecht.
Nationale uitvoeringsmaatregelen
De procedure die krachtens artikel 169 van het Verdrag tegen Griekenland was ingeleid met betrekking tot Richtlijn 92/51/EEG van de Raad van 18 juni 1992 betreffende een tweede algemeen stelsel van erkenning van beroepsopleidingen ter aanvulling van Richtlijn 89/48/EEG, is geseponeerd nadat Griekenland de nationale omzettingsmaatregelen had medegedeeld.
De procedures die tegen verschillende lidstaten waren ingeleid met betrekking tot Richtlijn 94/38/EG, tot wijziging van Richtlijn 92/51/EEG wat het niveau van bepaalde titels betreft, zijn allemaal geseponeerd.
Niet-conformiteit en onjuiste toepassing van de richtlijnen
In 1998 heeft de Commissie een vijftigtal klachten ontvangen wegens beperkingen die met de artikelen 52 en 59 van het EG-Verdrag in strijd waren, alsook met de richtlijnen ter vergemakkelijking van de wederzijdse erkenning van diploma's voor beroepsdoeleinden. Een aantal hiervan heeft geleid tot de inleiding van inbreukprocedures, terwijl andere werden geseponeerd omdat zij niet gefundeerd waren.
De tegen bepaalde lidstaten wegens onjuiste omzetting of onjuiste toepassing van de richtlijnen ingeleide procedures werden voortgezet. Een voorbeeld hiervan is de procedure tegen België met betrekking tot de duur van de opleiding van verantwoordelijk algemeen ziekenverplegers; deze procedure verkeert momenteel in het stadium van het met redenen omkleed advies. Een ander voorbeeld is de procedure tegen Italië, ook in het stadium van het met redenen omkleed advies, met betrekking tot de vrijheid van dienstverlening en de vestiging van advocaten. Enerzijds verbiedt de Italiaanse wetgeving ter omzetting van Richtlijn 77/249/EEG van de Raad (vrij verrichten van diensten door advocaten) het openen van een advocatenkantoor en is daarmee strijdig met het arrest van het Hof van Justitie van 30 november 1995 in de zaak C-55/94 (Gebhard)(23), en anderzijds is de omzetting van Richtlijn 89/48/EEG (eerste algemeen stelsel voor de erkenning van diploma's) onvolledig wat het beroep van advocaat betreft. Bovendien heeft de Commissie besloten het Hof van Justitie in te schakelen tegen Italië in verband met de verblijfsverplichting voor tandartsen die in Italië hun beroep willen uitoefenen (verplichting die in strijd is met de artikelen 48 en 52 van het Verdrag), en vanwege de onjuiste omzetting van de Richtlijnen 78/686/EEG en 78/687/EEG, met name wat betreft de dubbele toegangsmogelijkheden tot het beroep.
In de procedure tegen Spanje met betrekking tot de voorwaarden voor erkenning van diploma's die in Latijns-Amerika zijn behaald, heeft de Commissie besloten de zaak op te schorten vanwege de positieve ontwikkeling van de situatie. Enerzijds hebben de Spaanse autoriteiten vorderingen geboekt bij de hernieuwde onderhandelingen over de onderdelen van de internationale overeenkomsten die betrekking hebben op de erkenning van diploma's, en anderzijds heeft het Spaanse opperste gerechtshof onlangs bevestigd dat de controle van de Spaanse overheid op opleidingen die in een derde land zijn genoten in overeenstemming is met het recht, evenals het examen dat verplicht moet worden afgelegd om een diploma erkend te krijgen indien gebreken in de opleiding worden geconstateerd.
Dialoog met de nationale autoriteiten
Teneinde de administratieve samenwerking te verbeteren en problemen snel te verhelpen, heeft de Commissie in 1998 regelmatig contact onderhouden met de nationale autoriteiten, zowel in het kader van de coördinatiegroep voor de Richtlijnen 89/48/EEG en 92/51/EEG (algemeen stelsel voor de erkenning van diploma's) als in het kader van de comités van hooggeplaatste ambtenaren (met name van volksgezondheid).
2.1.2.5. Zelfstandige handelsagenten
Op 13 juli 1998 heeft de Commissie krachtens artikel 169 van het Verdrag een met redenen omkleed advies gezonden aan Italië omdat niet alle maatregelen waren goedgekeurd die nodig waren voor de correcte omzetting van Richtlijn 86/653/EEG betreffende zelfstandige handelsagenten. Italië had deze richtlijn in 1991 wel omgezet, maar daarbij verzuimd verschillende bepalingen om te zetten betreffende de voorwaarden waaronder de agent recht heeft op een vergoeding bij beëindiging van de overeenkomst, het recht heeft om een afschrift van de overeenkomst te ontvangen en recht heeft op provisie over transacties die dankzij zijn optreden zijn gesloten na het einde van de agentuurovereenkomst. De Commissie heeft op 2 december 1998 besloten deze zaak aanhangig te maken bij het Hof.
Daarnaast heeft de Europese Commissie een aanmaning gezonden aan het Verenigd Koninkrijk wegens onjuiste omzetting van Richtlijn 86/653/EEG van de Raad. De Richtlijn was in het Verenigd Koninkrijk ten dele omgezet in de "Commercial Agents Regulations (SI Nr. 3053 en SI Nr. 483)" van 1993. Deze wetgeving was echter niet van toepassing op agentuurovereenkomsten wanneer de agent zijn bezigheden uitoefent in een andere lidstaat dan het Verenigd Koninkrijk en de partijen niet de wetgeving van een andere lidstaat hebben gekozen als de toepasselijke wetgeving voor hun overeenkomst. Als bijvoorbeeld een Engelse committent en een Franse agent een agentuurovereenkomst aangaan en daarbij besluiten dat op deze overeenkomst het Britse recht van toepassing is, geldt de Engelse wetgeving ter omzetting van de richtlijn niet en is op deze overeenkomst het reeds eerder bestaande gemene recht van toepassing. Dientengevolge zou de Franse agent geen recht hebben op een vergoeding na beëindiging van het contract volgens de voorwaarden van de richtlijn, hetgeen in strijd is met de doelstelling van die richtlijn. Naar aanleiding van de aanmaning heeft het Verenigd Koninkrijk op 19 november 1998 zijn wetgeving aangepast overeenkomstig de opmerkingen van de Commissie. Dientengevolge is de zaak geseponeerd.
2.1.3. Vrij verkeer van goederen
2.1.3.1. Artikelen 30 en volgende van het Verdrag
Omdat de naleving van het beginsel van vrij verkeer van goederen van wezenlijk belang is voor de goede werking van de interne markt, let de Commissie in het bijzonder op de toepassing van de artikelen 30 tot 36 van het EG-Verdrag. Het aantal dossiers met betrekking tot overheidsmaatregelen die de handel mogelijk belemmeren blijft hoog, hoewel uit de statistieken blijkt dat dit aantal de afgelopen drie jaar stabiel is gebleven. In 1998 werden 132 nieuwe klachten geregistreerd door de Commissie. Per 31 december 1998 waren 323 inbreukdossiers nog niet geseponeerd en dus nog in behandeling.
Deze cijfers wijzen erop dat de zaken met betrekking tot het vrije verkeer van goederen zich verder ontwikkelen: artikel 30 en volgende dienen meer dan ooit als "vangnet". Het afgeleide Gemeenschapsrecht is nu zo ver ontwikkeld dat het uniforme en geharmoniseerde regels behelst ter voorkoming van handelsbelemmeringen in allerlei vormen. Het is echter niet bedoeld als vervanging van de nationale voorschriften. Enerzijds moet het communautaire optreden krachtens het subsidiariteitsbeginsel beperkt blijven tot de gebieden waarop communautaire maatregelen strikt noodzakelijk zijn, dat wil zeggen dat juridische oplossingen moeten worden geboden voor problemen die het nationale kader overstijgen. Anderzijds zijn er zelfs in de op communautair niveau meest gereglementeerde sectoren vaak aspecten die te maken hebben met de producten of de presentatie ervan, of met de activiteiten van ondernemingen in de betrokken sector, die voor problemen tussen de lidstaten zorgen en die moeten worden behandeld op basis van de algemene Verdragsregels inzake het vrije verkeer van goederen. Het onderzoek wordt juridisch gezien bij dit soort zaken steeds ingewikkelder, omdat bij het vaststellen van de reikwijdte van de verplichtingen van de lidstaten moet worden uitgegaan van een veelheid van wetten en voorschriften van zowel het primaire als het afgeleide recht. Ook vanuit technisch oogpunt zijn de zaken ingewikkelder dan voorheen. Nu het beginsel van het vrije verkeer via het afgeleide Gemeenschapsrecht en het optreden van de Commissie op basis van artikel 30 geleidelijk is doorgedrongen in de nationale wetten en administratieve gebruiken, komt het steeds minder vaak voor dat marktdeelnemers met handelsbelemmeringen worden geconfronteerd omdat bijvoorbeeld een bepaalde lidstaat het beginsel van de wederzijdse erkenning niet aanvaardt, en steeds vaker dat de belemmeringen te maken hebben met de concrete toepassing van dit beginsel in een specifiek geval, wanneer een bepaald product niet wordt aanvaard in de lidstaat van bestemming. Voor de Commissie betekent dit dat er vaak grondige technische analyses moeten worden gemaakt van de betrokken producten en de gezondheids- en veiligheidsrisico's ervan, en dat de desbetreffende nationale regels op grond waarvan het product niet wordt aanvaard, ook moeten worden geanalyseerd.
Omdat het om technisch en juridisch ingewikkelde zaken gaat, blijft de Commissie bij het zoeken naar oplossingen voor de geconstateerde problemen zoveel mogelijk samenwerken met de nationale autoriteiten. Door middel van een doeltreffende dialoog kunnen de verschillende belangen zo goed mogelijk op elkaar worden afgestemd en kan het evenwicht worden bewaard tussen enerzijds het legitieme streven van de lidstaten om de volksgezondheid en de veiligheid te bewaken en anderzijds de noodzaak om voor een uniforme en doeltreffende toepassing van de communautaire regels te zorgen. De Commissie geeft er dan ook de voorkeur aan de "pakketvergadering" als instrument te gebruiken, zodat door middel van open en informeel overleg snel oplossingen kunnen worden gevonden voor belemmeringen die door de marktdeelnemers zijn geconstateerd. In 1998 zijn met alle lidstaten behalve Luxemburg pakketvergaderingen gehouden. In het algemeen hebben deze vergaderingen veel succes: 50 % van alle onderzochte gevallen wordt geregeld, ofwel tijdens de vergadering, ofwel door middel van een maatregel die door de betrokken lidstaat wordt getroffen op basis van een tijdens de vergadering gemaakte afspraak. Van de besproken zaken heeft net iets meer dan 10 % tot een conflict geleid.
Door de lidstaten worden de doeltreffende "pakketvergaderingen" als een belangrijk instrument beschouwd. Zij hebben de Commissie verzocht haar in 1997 gelanceerde initiatief om eenmaal per jaar een vergadering te beleggen met de voorzitters van de nationale delegaties die deelnemen aan de pakketvergadering, te herhalen. Deze bijeenkomst is in februari 1998 voor de tweede maal gehouden en heeft het informele netwerk tussen de diensten van de Commissie en de nationale voorzitters, alsmede dat tussen de voorzitters onderling, versterkt. Gebleken is dat via zo'n informeel netwerk snel flexibele oplossingen kunnen worden gevonden voor klachten over specifieke individuele gevallen. De betrokken nationale ambtenaren zijn soms ook betrokken bij de werkgroepen voor de interne markt, die kunnen worden beschouwd als eenheden die zich binnen de overheidsdiensten van een lidstaat bezighouden met de behandeling van de klachten van marktdeelnemers van de betrokken lidstaat die problemen ondervinden in andere lidstaten. Deze werkgroepen richten zich tot de diensten van de Commissie als binnen de netwerken voor administratieve samenwerking geen oplossing kan worden gevonden voor de geconstateerde problemen. Tussen de werkgroepen en de diensten van de Commissie is een flexibel en informeel contact ontstaan. Deze werkgroepen bestaan in Denemarken, het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk en Spanje.
Van de sectoren waarin de Commissie in 1998 het meest heeft moeten optreden, moet in de eerste plaats die van de motorvoertuigen worden genoemd. Onderdanen van de Europese Unie die een lidstaat verlaten om zich in een andere te vestigen, ondervinden nog steeds problemen bij het registreren van hun voertuig in de lidstaat van bestemming, ondanks het feit dat er richtsnoeren bestaan waarin duidelijk uiteen wordt gezet welke formaliteiten krachtens de Verdragsbepalingen inzake het vrije verkeer van goederen zijn toegestaan. Hoewel het aantal klachten op dit gebied dankzij het optreden van de Commissie al jarenlang daalt, vertegenwoordigen zij nog steeds 20 % van alle klachten die de Commissie ontvangt over belemmeringen van het vrije verkeer van goederen. In 1998 is de Commissie erin geslaagd problemen op te lossen in Frankrijk, Portugal en Duitsland. De bevoegde nationale autoriteiten hebben de registratieprocedure voor auto's en motorrijtuigen die door particulieren worden ingevoerd, vereenvoudigd, bijvoorbeeld door de tijd die nodig is voor het afwikkelen van de formaliteiten, te verkorten.
Ook over het in de handel brengen van voedingssupplementen en met vitaminen en voedingsstoffen verrijkte voedingsmiddelen komen veel klachten binnen bij de Commissie. Ook de verhouding tussen handel en milieu houdt het Europese bedrijfsleven bezig. De Commissie heeft zich bijvoorbeeld moeten buigen over bepaalde nationale regelingen inzake afvalverwerking, met name met betrekking tot verpakkingen, en over bepaalde regelingen tot instelling van een "ecotaks". Andere gebieden waarop de Europese marktdeelnemers een beroep blijven doen op de Commissie, zijn de parallelimport van bestrijdingsmiddelen, de criteria voor het vaststellen van de prijzen van farmaceutische specialiteiten, de verkoopbenaming van chocoladeproducten en het in de handel brengen van werken van edelmetaal.
Wat de jurisprudentie van het Hof van Justitie betreft moeten twee opmerkelijke arresten worden vermeld. Om met het jongste arrest te beginnen: het Hof heeft de Commissie in het gelijk gesteld dat Frankrijk heeft verzuimd in de wetgeving met betrekking tot ganzenlever en bereidingen op basis van ganzenlever een wederzijdse erkenningsclausule op te nemen op grond waarvan dit soort producten die in een andere lidstaat rechtmatig geproduceerd en/of in de handel gebracht zijn, in Frankrijk kunnen worden toegelaten. Het Hof bevestigt dat de lidstaten verplicht zijn zo'n clausule op te nemen in hun wetgeving als zij aan het in de handel brengen van een product bepaalde eisen inzake de samenstelling en andere voorwaarden verbinden waaraan het product moet voldoen (arrest van 22 oktober 1998 in zaak C-184/96, "Commissie tegen Franse Republiek"(24)). Dit bevestigt de werkwijze van de Commissie om de lidstaten altijd (met name in het kader van de kennisgevingsprocedures van Richtlijn 98/34/EG van het Europees Parlement en de Raad - zie volgende rubriek) te vragen dit soort clausules in hun nationale wetgeving op te nemen om te voorkomen dat er technische handelsbelemmeringen worden opgeworpen.
Een ander uiterst belangrijk arrest van het Hof is dat van 9 december 1997, in de zaak van de Commissie tegen de Franse Republiek (zaak C-265/95(25)). Ook in dit geval heeft het Hof de Commissie gevolgd in het verwijt dat Frankrijk artikel 30 van het EG-Verdrag heeft geschonden door niet alle noodzakelijke en passende maatregelen te treffen om te voorkomen dat acties van particulieren een belemmering vormden voor het vrije verkeer van groenten en fruit, voornamelijk afkomstig uit Spanje. Met dit arrest heeft het Hof het beginsel vastgesteld dat de lidstaten actief moeten bijdragen aan het waarborgen van het vrije verkeer van goederen, ook als er sprake is van acties van particulieren, en dat zij anders inbreuk plegen op de Verdragsbepalingen.
Het hierboven genoemde arrest bevestigt overigens de noodzaak van het voorstel dat de Commissie heeft ingediend naar aanleiding van het verzoek van de Europese Raad van Amsterdam van 16 en 17 juni 1997 om een instrument te ontwikkelen waarmee de Gemeenschap snel en doeltreffend kan reageren als het vrije verkeer van goederen ernstig wordt belemmerd. De Raad heeft op 18 mei 1998 een politiek akkoord bereikt over het voorstel voor een verordening van de Raad tot instelling van een mechanisme voor optreden van de Commissie ter opheffing van bepaalde handelsbelemmeringen(26), en het Europees Parlement heeft op 5 november 1998 een positief advies uitgebracht. De Raad keurde het voorstel goed op 7 december 1998 (Verordening (EG) nr. 2679/98)(27). De Commissie verheugt zich erover dat alle instellingen zo snel gehoor hebben gegeven aan het verzoek van de Europese Raad om een instrument te ontwikkelen dat zowel op de behoeften van de nationale autoriteiten als op die van de marktdeelnemers inspeelt.
Ten slotte is de Commissie verheugd dat steeds vaker gebruik wordt gemaakt van het instrument ter bevordering van de doorzichtigheid dat is ingesteld bij Beschikking nr. 3052/95/EG van het Europees Parlement en de Raad, op grond waarvan de lidstaten verplicht zijn nationale maatregelen waarbij wordt afgeweken van het beginsel van het vrije verkeer van goederen, te melden bij de Commissie. In 1998 zijn 68 nationale maatregelen gemeld, waarvan de meeste betrekking hadden op het op de markt brengen van voedingssupplementen.
2.1.3.2. Preventievoorschriften van Richtlijn 98/34/EG(28) (ex 83/189/EEG)
De informatieprocedure die werd ingevoerd bij Richtlijn 98/34/EG vormt een essentieel instrument ter voorkoming van handelsbelemmeringen en voor wederzijdse informatie. Krachtens deze richtlijn zijn de lidstaten verplicht de ontwerpen van technische voorschriften in het kader van de informatieprocedure vóór de definitieve goedkeuring ervan aan een controle te onderwerpen. Technische voorschriften die worden vastgesteld om te voldoen aan de uit communautaire besluiten voortvloeiende verplichtingen, vallen niet onder deze procedure.
In 1998 heeft de Commissie 604 ontwerpen van technische voorschriften ontvangen, die zijn onderzocht door de betrokken diensten van de Commissie. Dit aantal bedroeg in 1996 523(29) en in 1997 900(30). Uit deze cijfers blijkt dat de lidstaten, ondanks de voltooiing van de interne markt, grote aantallen technische voorschriften blijven vaststellen. Deze voorschriften dreigen het voortbestaan van deze markt en een deel van de voordelen die deze oplevert voor alle betrokken deelnemers aan het economisch leven in gevaar te brengen.
Van de 604 in 1998 ontvangen kennisgevingen hebben er 60(31) aanleiding gegeven tot een uitvoerig gemotiveerde mening van de zijde van de Commissie, volgens welke de beoogde maatregel moet worden gewijzigd teneinde de belemmeringen voor het vrije verkeer van goederen die er eventueel uit kunnen voortvloeien op te heffen. De lidstaten hebben hunnerzijds 99(32) uitvoerig gemotiveerde meningen uitgebracht. De Commissie heeft één(33) maatregel met een jaar uitgesteld daar hij betrekking had op een onderwerp dat onder een bij de Raad ingediend voorstel voor een richtlijn of een verordening viel.
Sedert 1989 zorgt de Commissie voor de naleving van de verplichting tot kennisgeving door stelselmatig de officiële publicaties van alle lidstaten door te nemen. Wanneer de Commissie een schending van Richtlijn 98/34/EG vaststelt, treedt zij in overleg met de betrokken lidstaat om de situatie te corrigeren, of wordt een inbreukprocedure ingeleid overeenkomstig artikel 169 van het EG-Verdrag. Eind 1998 liepen ongeveer 30 van dit soort procedures.
Op 16 juni 1998 heeft het Hof in het kader van een prejudiciële procedure verduidelijkt wat de reikwijdte is van het beginsel dat technische voorschriften die in strijd met Richtlijn 98/34/EG zijn goedgekeurd alvorens te zijn gemeld, niet kunnen worden tegengeworpen, zoals het Hof had bepaald in zijn CIA-Securitel-arrest van 30 april 1996 (zie arrest Lemmens, C-226/97).
2.1.3.3. Geharmoniseerde wetgeving
De wetgeving op het gebied van de landbouwproducten wordt behandeld in punt 2.13.2.
2.1.3.3.1. Levensmiddelen
In de sector levensmiddelen stellen de lidstaten hun nationale omzettingsmaatregelen in het algemeen vast zonder daarbij altijd volledig rekening te houden met de termijnen die in de betrokken richtlijnen zijn voorgeschreven.
In 1998 is een groot aantal omzettingsmaatregelen aan de Commissie meegedeeld. Daardoor konden 89 inbreukprocedures wegens niet-mededeling vóór het einde van het jaar worden geseponeerd. In 1998 heeft de Commissie in 32 gevallen een aanmaning verzonden. Daarnaast zijn 15 met redenen omklede adviezen verzonden en heeft de Commissie zich in twee gevallen tot het Hof van Justitie gewend.
Met betrekking tot de gevallen van onjuiste toepassing van de richtlijnen en verordeningen inzake levensmiddelen heeft de Commissie besloten twee aanmaningen te verzenden en twee dossiers in verband waarmee een met redenen omkleed advies was verzonden, te seponeren.
Voorts is een tiental klachtendossiers ingediend. Enkele van deze zaken konden worden opgelost door middel van een briefwisseling tussen de diensten van de Commissie en de nationale autoriteiten.
2.1.3.3.2. Farmaceutische producten
In 1998 zijn bijna alle omzettingsmaatregelen die nog moesten worden gemeld, aan de Commissie meegedeeld. Eind oktober 1998 hadden de 13 van de 15 lidstaten alle richtlijnen met betrekking tot de sector farmaceutische producten omgezet. Alleen in Frankrijk en België is de omzetting nog niet voltooid. In het kader van door de Commissie ingeleide inbreukprocedures heeft het Hof van Justitie in 1998 de volgende arresten in verband met niet-omzetting gewezen:
- 12 februari 1998 in zaak C-144/97: Niet-omzetting van Richtlijn 92/74/EEG door Frankrijk;
- 12 maart 1998 in zaak C-163/97: Niet-omzetting van Richtlijn 92/74/EEG door België;
- 15 oktober 1998 in zaak C-283/97: Niet-omzetting van Richtlijn 92/74/EEG door België;
- 15 oktober 1998 in zaak C-284/97: Niet-omzetting van Richtlijn 93/40/EEG door Frankrijk.
Er doen zich nog steeds enkele algemene problemen voor in verband met de uitlegging en de toepassing van de richtlijnen inzake geneesmiddelen door de lidstaten: deze gevallen betreffen hoofdzakelijk de uiteenlopende interpretaties die de lidstaten aan het begrip "geneesmiddel" geven (en die soms leiden tot belemmeringen voor het vrije verkeer van goederen), evenals klachten in verband met beweerde niet-inachtneming van bepaalde voorschriften in de doorzichtigheidsrichtlijn 89/105/EEG van de Raad door de nationale autoriteiten. Tevens lopen inbreukprocedures in verband met de omzetting en de toepassing van artikel 4, lid 8, onder a), punten i) tot en met iii), van Richtlijn 65/65/EEG door de lidstaten en het opnieuw verlenen van vergunningen voor "oude" geneesmiddelen.
De Commissie onderzoekt deze problemen en klachten grondig. Opgemerkt moet worden dat een ontwerp van codificatie van de wetgeving inzake geneesmiddelen (zowel voor menselijk als voor dierlijk gebruik) reeds in een zeer vergevorderd stadium verkeert en dat deze codificatie de duidelijkheid van de wetgeving en uiteindelijk de doeltreffendheid van de toepassing ervan vergroot. De mededeling van de Commissie over de communautaire procedures voor vergunningen om geneesmiddelen in de handel te brengen (98/C 229/03), die op 22 juli 1998 is gepubliceerd en die erop is gericht de gecentraliseerde en wederzijdse erkenningsprocedures te verduidelijken, zal waarschijnlijk hetzelfde effect hebben.
2.1.3.3.3. Chemische producten
De laatste richtlijnen voor deze sector, die betrekking hebben op het beperken van het op de markt brengen van gevaarlijke stoffen en preparaten en op meststoffen, zijn door de meeste lidstaten omgezet in nationale wetgeving, vaak nadat een inbreukprocedure was ingeleid.
De niet-mededeling van de omzettingsmaatregelen voor de Richtlijnen 96/55/EG, 97/10/EG en 97/64/EG van de Raad betreffende beperking van het op de markt brengen van bepaalde gevaarlijke stoffen, voor Richtlijn 96/65/EG van de Commissie inzake de indeling, de verpakking en het kenmerken van gevaarlijke preparaten, en voor Richtlijn 97/63/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende meststoffen, heeft ertoe geleid dat 19 met redenen omklede adviezen zijn verzonden aan de lidstaten. Richtlijn 97/63/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende meststoffen had aanleiding gegeven tot een groot aantal inbreukprocedures, waarvan er eind 1998 nog slechts vier liepen.
De omzettingstermijn voor Richtlijn 97/56/EG van het Europees Parlement en de Raad, houdende zestiende wijziging van Richtlijn 76/769/EEG van de Raad betreffende de beperking van het op de markt brengen en het gebruik van bepaalde gevaarlijke stoffen is eind 1998 verstreken, maar slechts twee lidstaten hebben de richtlijn omgezet. Richtlijn 98/3/EG van de Commissie betreffende meststoffen, waarvoor hetzelfde gold, is echter door zeven lidstaten omgezet.
Meer in het algemeen gezegd, waren eind 1998 51 omzettingsmaatregelen voor acht richtlijnen nog niet medegedeeld. De omzettingsmaatregelen zijn meestal in overeenstemming met de omgezette richtlijn.
2.1.3.3.4. Motorvoertuigen, trekkers en motorrijwielen
Sedert 1 januari 1996 is de communautaire goedkeuringsprocedure verplicht voor nieuwe voertuigen van het type M1. De bijzondere richtlijnen zijn bijgevolg eveneens bindend geworden.
Met de goedkeuring op 14 juli 1997 van Richtlijn 97/24/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 1997 betreffende bepaalde onderdelen of eigenschappen van motorvoertuigen op twee of drie wielen werd de communautaire goedkeuringsprocedure voor bromfietsen, motorfietsen en driewielers voltooid. Deze richtlijn moest uiterlijk op 18 december zijn omgezet. Na deze datum kunnen gedurende zes maanden voertuigen op vrijwillige basis worden gekeurd; vanaf 17 juni 1999 is de goedkeuring verplicht.
Het omzettingspercentage is bijzonder hoog en er is nauwelijks sprake van achterstand. In de betrekkelijk zeldzame gevallen waar toch een achterstand is ontstaan, vindt de omzetting meestal snel plaats nadat een inbreukprocedure is ingeleid. Voor sommige richtlijnen was de omzetting echter eind 1998 nog onvolledig. Zeven lidstaten hadden Richtlijn 97/24/EG betreffende bepaalde onderdelen of eigenschappen van motorvoertuigen op twee of drie wielen nog niet omgezet, en zes lidstaten moesten Richtlijn 98/14/EG betreffende de goedkeuring van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan, en Richtlijn 97/54/EG betreffende de door de constructie bepaalde maximumsnelheid van landbouw- en bosbouwtrekkers op wielen nog omzetten. De Richtlijnen 98/77/EG (maatregelen tegen luchtverontreiniging door emissies van motorvoertuigen) en 98/90/EG (deuren van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan), waarvan de omzettingsdatum op 31 december 1998 verstreek, zijn slechts door één lidstaat binnen de gestelde termijn omgezet.
2.1.3.3.5. Voor de bouw bestemde producten
Nadat België door het Hof van Justitie werd veroordeeld (arrest van 18 december 1997), heeft deze lidstaat op 26 augustus 1998 de tekst van het koninklijk besluit tot omzetting van Richtlijn 89/106/EEG medegedeeld aan de Commissie.
Tegen Oostenrijk is in verband met de omzetting van Richtlijn 89/106/EEG een inbreukprocedure ingeleid omdat bepaalde onderdelen van de Oostenrijkse wetgeving niet in overeenstemming zijn met de richtlijn.
Op 4 december 1998 is in het kader van een lopende inbreukprocedure tegen Griekenland in verband met de kwaliteitscontrole van bepaalde soorten ingevoerd staal, een met redenen omkleed advies gezonden aan deze lidstaat.
2.1.3.3.6. Duurzame verbruiksgoederen
(machines, elektrotechniek, persoonlijke beschermingsmiddelen, gastoestellen, voorverpakking, wettelijke metrologie, medische hulpmiddelen en pleziervaartuigen)
In 1998 is aanzienlijke vooruitgang geboekt bij de omzetting van de richtlijnen die betrekking hebben op deze sectoren. De meeste richtlijnen waarvoor de omzettingstermijn op 31 december 1998 verstreek, waaronder de Richtlijnen 73/23/EEG, 88/378/EEG, 89/336/EEG, 89/392/EEG, 89/686/EEG, 90/385/EEG en 90/396/EEG, die werden genoemd in het vijftiende jaarlijks verslag, zijn in alle lidstaten in nationale wetgeving omgezet. Bij vier richtlijnen doen zich echter nog problemen voor, die hieronder worden besproken.
Ook wat de onjuiste toepassing van de richtlijnen of de non-conformiteit van het nationale recht met de richtlijnen betreft, is grote vooruitgang geboekt. Dat neemt niet weg dat er nog problemen zijn, met name bij Richtlijn 89/392/EEG (machines), 89/686/EEG (persoonlijke beschermingsmiddelen) en 90/396/EEG (gastoestellen), waarop ongeveer twee derde van de problemen betrekking heeft.
In 1998 werden 78 inbreukgevallen behandeld, waarvan er 24 in 1998 werden geregistreerd. Eind 1998 liepen er nog 37, waarvan negen in verband met niet-mededeling en 28 in verband met andere problemen.
In totaal zijn in 1998 negen met redenen omklede adviezen verzonden en is één keer het Hof van Justitie ingeschakeld.
Wat de gevallen van niet-mededeling betreft, is de situatie als volgt:
Richtlijn 93/42/EEG van de Raad betreffende medische hulpmiddelen is nog niet omgezet door België.
Voor Richtlijn 94/9/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende apparaten en beveiligingssystemen bedoeld voor gebruik op plaatsen waar ontploffingsgevaar kan heersen, is een met redenen omkleed advies gezonden aan België. Daarnaast is het Hof van Justitie ingeschakeld wegens het niet omzetten van deze richtlijn door Ierland.
Voor Richtlijn 95/16/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende liften is een met redenen omkleed advies gezonden aan Frankrijk, Italië en Luxemburg.
Voor Richtlijn 97/53/EG van de Commissie betreffende elektrisch materieel bestemd voor gebruik in "explosieve omgeving" is een met redenen omkleed advies gezonden aan Griekenland, Luxemburg en Portugal. De in deze richtlijn bedoelde overgangsperiode is op 16 juni 1998 verstreken.
Richtlijn 94/25/EG met betrekking tot pleziervaartuigen moest begin 1998 nog door drie lidstaten worden omgezet, te weten België, Spanje en Ierland. In Finland was de richtlijn slechts gedeeltelijk omgezet, de omzetting gold niet voor de Ålandseilanden.
De procedures uit hoofde van artikel 169 die in dit verband tegen Spanje, Ierland en België liepen, zijn geseponeerd, alsmede die tegen Finland, nadat deze lidstaten de desbetreffende nationale omzettingsmaatregelen hadden meegedeeld.
2.1.3.3.7. Cosmetische producten
In 1998 heeft de Commissie geconstateerd dat vooruitgang is geboekt bij de tenuitvoerlegging van de communautaire regelgeving inzake cosmetische producten.
Een groot aantal inbreukprocedures die waren ingeleid wegens niet-mededeling van de nationale maatregelen ter omzetting van de communautaire richtlijnen, kon worden geseponeerd. De Commissie betreurt het echter dat voor elke richtlijn die zij sinds 1995 heeft goedgekeurd om Richtlijn 76/768/EEG van de Raad aan te passen aan de technische vooruitgang, alsmede voor de richtlijnen betreffende de analysemethoden voor de controle op de samenstelling van cosmetische producten, geldt dat zij tot nu toe nog steeds door ten minste één lidstaat van de Gemeenschap niet worden toegepast. In dat verband wordt erop gewezen dat Richtlijn 97/18/EG (tot uitstel van de ingangsdatum voor het verbod op dierproeven met ingrediënten of combinaties van ingrediënten van cosmetische producten) uiterlijk op 31 december 1997 in nationale wetgeving had moeten zijn omgezet, teneinde de marktdeelnemers de nodige rechtszekerheid te verschaffen, ongeacht of dergelijke proeven wel of niet in de lidstaten worden uitgevoerd. Het feit dat de Commissie voornemens is binnenkort bij de Raad en het Europees Parlement een voorstel in te dienen voor een richtlijn betreffende een verbod op dierproeven voor het testen van cosmetische eindproducten en de ingrediënten daarvan, ontheft de lidstaten niet van hun omzettingsverplichtingen. Bovendien wijst de Commissie erop dat vanwege de technische aard van de teksten bij elke nationale omzettingsmaatregel duidelijk moet worden aangegeven welke richtlijn er wordt omgezet.
Het optreden van de Commissie in verband met Richtlijn 93/35/EEG van de Raad tot zesde wijziging van Richtlijn 76/768/EEG is in 1998 gedeeltelijk beloond, want deze richtlijn is in alle lidstaten omgezet, hoewel niet overal volledig.
De inbreukgevallen die betrekking hebben op andere problemen dan het niet-mededelen van de nationale omzettingsmaatregelen worden grondig onderzocht door de Commissie, waarbij in overleg met de nationale autoriteiten oplossingen worden gezocht die zowel voor de cosmetische industrie als voor de bevoegde autoriteiten bevredigend zijn.
2.1.3.3.8. Textielproducten en schoeisel
De omzettingstermijn van Richtlijn 97/37/EG tot aanpassing aan de technische vooruitgang van bijlagen I en II van Richtlijn 96/74/EG van het Europees Parlement en de Raad inzake textielbenamingen is op 1 juni 1998 verstreken. In de loop van 1998 is een aantal nationale omzettingsmaatregelen in verband met deze richtlijn geregistreerd. Alleen Italië, België en Luxemburg hebben Richtlijn 97/37/EG niet omgezet en tegen deze drie lidstaten lopen inbreukprocedures.
Met betrekking tot Richtlijn 94/11/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 maart 1994 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten inzake de etikettering van de in de belangrijkste onderdelen van voor de verbruiker bestemd schoeisel gebruikte materialen is een inbreukprocedure tegen Luxemburg ingeleid wegens niet-mededeling van de nationale omzettingsmaatregelen.
2.1.3.3.9. Aansprakelijkheid voor producten met gebreken
Door de goedkeuring van Wet nr. 389-98 van 19 mei 1998 inzake de aansprakelijkheid voor producten met gebreken(34) heeft Frankrijk uiteindelijk Richtlijn 85/374/EEG van de Raad omgezet. Op 31 maart 1998 had de Commissie besloten het Hof van Justitie op grond van artikel 171 van het Verdrag in te schakelen in verband met het ontbreken van de omzettingsmaatregel. Het was de eerste maal dat de Commissie uit hoofde van deze bepaling verzocht om de oplegging van een dwangsom aan Frankrijk (158250 ECU per dag)(35).
2.1.3.4. Bijzondere regelingen inzake vrij verkeer
Cultuurgoederen
Op 24 juni 1998 heeft de Commissie besloten met redenen omklede adviezen tot vijf lidstaten te richten wegens niet-mededeling van de nationale maatregelen tot omzetting van Richtlijn 96/100/EG van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van de bijlage bij Richtlijn 93/7/EEG van de Raad betreffende de teruggave van cultuurgoederen die op onrechtmatige wijze buiten het grondgebied van een lidstaat zijn gebracht. Naar aanleiding van de meegedeelde omzettingen heeft de Commissie de betrokken procedures in december 1998 voor vier landen kunnen seponeren. De Commissie zet de procedure tegen Frankrijk voort.
Met betrekking tot de zaken C-413/97 (Duitsland) en C-415/97 (Italië), die zijn ingeleid wegens niet-mededeling van de maatregelen tot omzetting van de oorspronkelijke Richtlijn 93/7/EG van de Raad, heeft de Commissie haar beroep kunnen intrekken omdat in 1998 maatregelen zijn meegedeeld.
Explosieven
Met betrekking tot Richtlijn 93/15/EEG van de Raad van 5 april 1993 betreffende de harmonisatie van de bepalingen inzake het in de handel brengen van en de controle op explosieven voor civiel gebruik zijn de omzettingsmaatregelen in het algemeen in overeenstemming met de richtlijn, met uitzondering van twee gevallen waarin inbreukprocedures wegens onjuiste omzetting zijn ingeleid.
2.1.3.5. Douane-unie
Op douanegebied concentreert het optreden van de Europese Commissie zich op enkele taken, waarvan de voornaamste betrekking heeft op de ontwikkeling, de tenuitvoerlegging en het beheer van de noodzakelijke douane-instrumenten voor de toepassing van de gemeenschappelijke beleidsvormen van de Europese Gemeenschap (handelsbeleid, landbouwbeleid, milieu, volksgezondheid, ...); aldus wordt beoogd controle op de buitengrenzen uit te oefenen, een bijdrage tot de veiligheid van de Europese burgers te leveren en de billijkheid van het handelsverkeer voor het bedrijfsleven in het kader van de interne markt en de Economische en Monetaire Unie te garanderen.
In deze context blijft het toezicht op de juiste toepassing van de communautaire bepalingen vanzelfsprekend een wezenlijk onderdeel van het optreden van de Commissie in de betrokken sector. Zo heeft Italië naar aanleiding van dit optreden zijn wetgeving aan het communautair douanewetboek aangepast, teneinde haar in overeenstemming te brengen met de regels inzake directe of indirecte douanevertegenwoordiging.
Voorts zij er in dit verband op gewezen dat Duitsland zich heeft gevoegd naar het arrest van het Hof van Justitie van 10 september 1996 in zaak C-61/94(36) betreffende de invoer van zuivelproducten in het kader van de regeling actieve veredeling. De Commissie had namelijk betwist dat deze invoer kon worden toegestaan, omdat de douanewaarde beneden de minimumprijzen lag die zijn vastgesteld overeenkomstig de Internationale Regeling inzake zuivelproducten, die de Gemeenschap heeft goedgekeurd bij Besluit 80/271/EEG van de Raad van 10 december 1979 betreffende de sluiting van multilaterale overeenkomsten waarover tijdens de handelsbesprekingen 1973-1979(37) overeenstemming is bereikt, en krachtens Verordening (EEG) nr. 1999/85 van de Raad van 16 juli 1985 betreffende de regeling actieve veredeling(38).
2.1.4. Vrij verrichten van diensten en recht van vestiging
2.1.4.1. Artikelen 52 en volgende, alsmede artikelen 59 en volgende
Wat de vrijheid van vestiging betreft, heeft de Commissie het Hof van Justitie ingeschakeld in verband met de onverenigbaarheid van twee Belgische wetten van 1919 en 1921 betreffende verenigingen zonder winstoogmerk, omdat deze wetten bepalingen bevatten die strijdig zijn met het algemene beginsel van non-discriminatie op grond van de nationaliteit.
Voorts heeft de Commissie, wederom in verband met een nationaliteitsvereiste, een met redenen omkleed advies tot de Franse autoriteiten gericht, dat verband houdt met de voorwaarden die worden opgelegd aan producenten en distributeurs van wapens die door particuliere organisaties of door particulieren kunnen worden gebruikt.
Met betrekking tot het vrij verrichten van diensten legt de Nederlandse wetgeving in verband met de registratie van een octrooi, uitsluitend niet in Nederland gevestigde aanvragers de verplichting op domicilie in Nederland te kiezen bij een professionele gevolmachtigde. Aangezien een dergelijke eis in strijd is met het beginsel van artikel 59, heeft de Commissie een met redenen omkleed advies tot de Nederlandse autoriteiten gericht.
Ook aan de Italiaanse autoriteiten is een met redenen omkleed advies uitgebracht, omdat op grond van een wet tot vaststelling van de lijsten van vergunningen voor expediteurs elke natuurlijke of rechtspersoon die dergelijke activiteiten uitoefent, verplicht is zich in te schrijven in een specifiek register dat wordt bijgehouden door de in het betrokken gebied bevoegde kamer van koophandel. Deze verplichte inschrijving belemmert een niet in Italië gevestigde ondernemer die bij gelegenheid diensten in deze lidstaat wenst te verrichten overeenkomstig artikel 59.
In Portugal mogen buitenlandse dienstverrichters (entiteiten of personen) op grond van de terzake geldende voorschriften enkel in naar behoren gerechtvaardigde gevallen luchtfoto's nemen. Ook in dit geval heeft een dergelijke discriminatie op grond van de nationaliteit, die uitsluitend om redenen van openbare veiligheid gerechtvaardigd kan zijn, geleid tot de betekening van een met redenen omkleed advies aan de Portugese autoriteiten.
In Frankrijk bepaalt een verordening inzake de reglementering van apparaten voor de productie of opslag van gas dat de controle van deze drukapparaten slechts in uitzonderingsgevallen buiten Frankrijk mag plaatsvinden. Dit is nadelig voor niet in Frankrijk gevestigde ondernemingen die op dit terrein hun diensten willen aanbieden, en om deze reden is een met redenen omkleed advies tot de Franse autoriteiten gericht.
De detachering van werknemers in andere lidstaten met het oog op het vrij verrichten van diensten stuit op talrijke problemen. Bijgevolg zijn met redenen omklede adviezen tot de Belgische autoriteiten gericht, in de eerste plaats wegens de verplichting voor buitenlandse dienstverrichters om bij te dragen aan het Fonds voor Bestaanszekerheid voor de metaalverwerkende nijverheid in België, in de tweede plaats in verband met de verplichting voor werkgevers in de bouwsector om getrouwheids- en weerverletszegels te kopen en ten slotte wegens de verplichte betaling van voedings- en huisvestingstoelagen in dezelfde sector. Voorts heeft de Commissie besloten een zaak voor het Hof van Justitie te brengen omdat de Oostenrijkse wetgeving bepaalt dat klanten van buitenlandse dienstverrichters medeaansprakelijk zijn voor de betaling van de salarissen aan gedetacheerde werknemers, terwijl een dergelijke voorwaarde niet geldt voor ondernemingen die in Oostenrijk zijn gevestigd. Ten slotte heeft de Commissie een met redenen omkleed advies tot de Duitse autoriteiten gericht in verband met de oplegging van discriminerende voorwaarden aan buitenlandse ondernemingen in de bouwsector die samen met andere ondernemingen diensten wensen te verrichten in het kader van een speciaal daartoe opgezet samenwerkingsverband (werkverband).
Op dit vlak doet zich overigens een specifiek probleem voor met betrekking tot de voorwaarden waaronder onderdanen uit derde landen kunnen worden gedetacheerd (toekenning van visa, verblijfs- en werkvergunningen). In verband hiermee heeft de Commissie met redenen omklede adviezen tot de Belgische en Duitse autoriteiten gericht.
Ten slotte duiden bepaalde inbreuken op problemen die zowel verband houden met het beginsel van vrije dienstverrichting als met het beginsel van vrijheid van vestiging. Zo leiden de Italiaanse - nationale en regionale - voorschriften met betrekking tot beurzen en tentoonstellingen tot ernstige problemen, omdat zij de organisatie van dergelijke evenementen tot bepaalde instanties beperken, met name door het stellen van criteria inzake het sociale karakter, de samenstelling of de herkomst van de organiserende instantie. Om deze reden is een met redenen omkleed advies aan de Italiaanse autoriteiten verzonden.
Wat de particuliere beveiligingsdiensten betreft, is het standpunt dat de Commissie in het kader van de inbreukprocedures heeft ingenomen, door het Hof van Justitie bekrachtigd. Deze sector kan op zichzelf niet worden beperkt door discriminerende voorwaarden op basis van de nationaliteit of de vestigingsplaats, met name om redenen van openbare veiligheid. Integendeel, de fundamentele vrijheden van de interne markt, zoals de vrijheid van vestiging, het vrij verrichten van diensten en het vrije verkeer van werknemers zijn onverkort van toepassing (Commissie/Spanje, zaak C-114/97(39)). Om deze reden heeft de Commissie voor het Hof van Justitie een beroep tegen België aangespannen en besloten dezelfde stappen tegen Italië te ondernemen.
Burgers van de Unie die niet over een woning in Spanje beschikken, dienen zich voor de aankoop van onroerend goed op Spaans grondgebied tot een Spaanse notaris te wenden, ook al is de akte reeds voor een buitenlandse notaris verleden. De tussenkomst van de Spaanse notaris heeft geen betrekking op de akte van aankoop, maar beoogt slechts een fiscale controle van de akte die reeds tussen de betrokken partijen is verleden. Volgens de Commissie is deze regeling strijdig met het recht van vestiging, het vrij verrichten van diensten, het vrije verkeer van kapitaal en het vrije verkeer van werknemers. Daarom heeft zij besloten deze zaak bij het Hof van Justitie aanhangig te maken.
2.1.4.2. Financiële diensten
Dialoog met de nationale autoriteiten
Om de administratieve samenwerking te verbeteren en spoedig oplossingen te vinden voor de ontdekte problemen, heeft de Commissie in 1998 regelmatig contact onderhouden met de nationale autoriteiten, zowel in het kader van de institutionele comités (Raadgevend Comité voor het Bankwezen, Comité voor het Verzekeringswezen, Contactcomité Instelling voor collectieve belegging in effecten - ICBE), als in het kader van ad-hocgroepen voor de interpretatie van richtlijnen (bankrichtlijnen, verzekeringsrichtlijnen, richtlijn "kapitaaltoereikendheid", enz.) en van groepen op hoog niveau (High Level Security Supervisors Committee voor het effectenbedrijf).
Klachten en vastgestelde inbreuken
In de banksector heeft de Commissie in 1998 naar aanleiding van klachten in verband met de overtreding van de artikelen 52 en 59 van het EG-Verdrag en van de betrokken richtlijnen twee nieuwe inbreukprocedures ingeleid. In het eerste geval betreft het een vermoeden van discriminatie op basis van de nationaliteit bij de terugbetaling van belastingkredieten aan banken in Italië. Er is een aanmaningsbrief aan deze lidstaat verzonden, teneinde vast te stellen welke criteria zijn gehanteerd bij het opstellen van de lijst op basis waarvan een deel van deze kredieten is terugbetaald. Het tweede geval betreft de verplichting voor een architect in Luxemburg om een borg te stellen bij een bank van Luxemburgse oorsprong. Deze procedure bevindt zich thans in de onderzoeksfase.
Op verzekeringsgebied zijn naar aanleiding van de overtreding van de artikelen 52 en 59 van het EG-Verdrag en van de betrokken richtlijnen in 1998 door de Commissie op grond van artikel 169 van het Verdrag twee nieuwe inbreukprocedures ingeleid. Aan beide gevallen lagen klachten ten grondslag. Van de vóór 1998 ingeleide procedures is er een geseponeerd, omdat de betrokken lidstaat zich naar de eisen van het Gemeenschapsrecht had gevoegd.
Een groot aantal procedures die naar aanleiding van vastgestelde inbreuken waren ingeleid, heeft in 1998 het stadium van het met redenen omkleed advies en de aanhangigmaking bereikt. De stijging van het aantal procedures wegens non-conformiteit of onjuiste toepassing in de verzekeringssector wordt veroorzaakt doordat enkele lidstaten nog steeds geen einde hebben gemaakt aan hun inbreuken. Enkele zaken, waarin het overleg met de nationale autoriteiten niet tot een oplossing heeft geleid, zullen voor het Hof moeten worden gebracht teneinde de bijzonder ernstige problemen bij de toepassing van het Gemeenschapsrecht op te lossen.
In de effectensector heeft de Commissie in 1998 op basis van een klacht twee nieuwe procedures ingeleid tegen Italië (artikelen 59 en 73 B) en Frankrijk (artikelen 52, 59 en 73 B). Volgens de Commissie hebben de Italiaanse en de Franse wetgeving geleid tot discriminaties tussen de binnenlandse markt en de markten van de andere lidstaten, alsmede tussen nationale dienstverrichters en dienstverrichters van de andere lidstaten.
Verdrag
In de banksector is de inbreukprocedure tegen Griekenland in verband met de wetgeving betreffende subsidies voor duurzame verbruiksgoederen die via leasing worden verkregen, geseponeerd. Op grond van de Griekse wetgeving kwamen uitsluitend goederen die werden verworven via een in Griekenland gevestigde leasemaatschappij, in aanmerking voor staatssubsidies. Deze wetgeving is verruimd tot alle communautaire leasemaatschappijen.
Op het gebied van verzekeringen heeft de Commissie in 1998 aan Spanje een met redenen omkleed advies toegezonden omdat de Spaanse wetgeving niet verenigbaar is met de bepalingen van het Verdrag op het gebied van het vrij verrichten van diensten (artikel 59). De Spaanse autoriteiten stellen niet alleen voor beroepsbeoefenaren die zich in Spanje willen vestigen, maar ook voor degenen die voor een beperkte tijd diensten willen verlenen, een voorafgaande vergunning verplicht. Volgens de vaste jurisprudentie van het Hof van Justitie is deze eis evenwel in strijd met artikel 59 van het Verdrag, omdat dienstverleners niet aan dezelfde voorwaarden mogen worden onderworpen als die welke op het gebied van de vrijheid van vestiging gelden. Voorts wordt deze eis niet gerechtvaardigd door overwegingen van algemeen belang, zoals de bescherming van de consument op de Spaanse markt, omdat hij niet noodzakelijk is en niet in verhouding staat tot de beoogde doelstelling.
Nationale uitvoeringsmaatregelen
Gevallen van niet-mededeling
In de banksector zijn alle inbreukprocedures tegen het Verenigd Koninkrijk wegens niet-omzetting voor het grondgebied van Gibraltar van verschillende richtlijnen op het gebied van het bankwezen, met name Richtlijn 89/117/EEG van de Raad betreffende de jaarstukken voor bijkantoren van banken, Richtlijn 86/635/EEG van de Raad betreffende de jaarrekeningen van banken, Richtlijn 93/6/EEG van de Raad inzake de kapitaaltoereikendheid van beleggingsondernemingen en kredietinstellingen, Richtlijn 94/19/EG van het Europees Parlement en de Raad inzake de depositogarantiestelsels en Richtlijn 96/10/EG inzake contractuele verrekening, geseponeerd omdat het Verenigd Koninkrijk alle wetten en verordeningen tot omzetting van deze richtlijnen voor het grondgebied van Gibraltar aan de Commissie heeft meegedeeld.
De met redenen omklede adviezen wegens niet-omzetting van Richtlijn 95/26/EG ("post-BCCI") van de Raad aan Duitsland, Spanje, Italië, Luxemburg, België, Ierland, Frankrijk en Griekenland zijn alle toegezonden. Op basis van de antwoorden die zij tot dusver heeft gekregen, heeft de Commissie besloten de procedures tegen Griekenland en het Verenigd Koninkrijk (wegens niet-omzetting van deze richtlijn voor het grondgebied van Gibraltar) te seponeren, omdat deze lidstaten de wetgeving tot omzetting van deze richtlijn inmiddels aan de Commissie hebben meegedeeld. Andere lidstaten zijn niet in staat geweest een duidelijk tijdschema voor de omzetting van de richtlijn over te leggen. In deze gevallen heeft de Commissie besloten wegens niet-mededeling het Hof van Justitie in te schakelen. Het gaat hierbij om Frankrijk, Spanje en Luxemburg.
Aangezien Duitsland Richtlijn 94/19/EG inzake de depositogarantiestelsels en Richtlijn 93/6/EEG inzake de kapitaaltoereikendheid van beleggingsondernemingen en kredietinstellingen heeft omgezet en meegedeeld, zijn de desbetreffende bij het Hof van Justitie aanhangige procedures stopgezet.
Op verzekeringsgebied handhaaft de Commissie de opschorting van haar in 1996 genomen besluit om Spanje voor het Hof te dagen wegens niet-mededeling van de nationale omzettingsmaatregelen voor Richtlijn 92/96/EEG van de Raad (derde richtlijn levensverzekering); bij arrest van 18 december 1997 in zaak C-361/95(40) betreffende Richtlijn 92/49/EEG van de Raad (derde richtlijn schadeverzekering) heeft het Hof Spanje veroordeeld om dezelfde redenen (gedeeltelijke omzetting) als in de zaak betreffende Richtlijn 92/96/EEG. De Spaanse autoriteiten hebben echter in december 1998 de omzettingsmaatregelen voor deze twee richtlijnen meegedeeld. De diensten van de Commissie verifiëren momenteel of de omzetting thans volledig is zodat zij, in voorkomend geval, in 1999 om seponering van deze zaken kunnen verzoeken.
Wat betreft Richtlijn 91/674/EEG van de Raad (jaarrekening en geconsolideerde jaarrekening van verzekeringsondernemingen), is de inschakeling van het Hof waartoe in 1998 werd besloten, uiteindelijk niet uitgevoerd naar aanleiding van de mededeling van de nationale omzettingsmaatregelen; de zaak is derhalve geseponeerd. Het Hof heeft Spanje bij arrest van 18 december 1997 tevens veroordeeld wegens gedeeltelijke omzetting van Richtlijn 91/371/EEG van de Raad (overeenkomst EEG-Zwitserland) (zaak C-360/95(41)). Thans is de procedure opgeschort in afwachting van de onlangs door de Spaanse autoriteiten aangekondigde officiële mededeling van de omzettingsmaatregelen.
Hoewel de meeste lidstaten voor de derde richtlijn schadeverzekering en voor de derde richtlijn levensverzekering reeds maatregelen hebben meegedeeld, zijn de omzetting en de toepassing van deze richtlijnen niet probleemloos. Er zijn immers verschillende gevallen van gedeeltelijke omzetting of niet-conforme omzetting te melden.
Op het gebied van effecten heeft de Commissie wegens niet-omzetting van de Richtlijnen 85/611/EEG, 89/298/EEG en 89/592/EEG van de Raad door Gibraltar een met redenen omkleed advies aan het Verenigd Koninkrijk toegezonden. Het Verenigd Koninkrijk heeft de omzettingsmaatregelen medegedeeld. Vervolgens is de procedure geseponeerd.
Gevallen van niet-conformiteit en onjuiste toepassing
Op het gebied van verzekeringen heeft de Commissie in 1998 een met redenen omkleed advies aan Duitsland toegezonden wegens onjuiste toepassing van Richtlijn 92/49/EEG van de Raad. Duitsland heeft immers in de tekst tot omzetting van de richtlijn in kwestie formeel het verbod van cumulatie van de ziektekostenverzekering met andere verzekeringstakken afgeschaft voor niet-Duitse ondernemingen die een bijkantoor in Duitsland wensen te openen of daar als dienstverlener wensen op te treden, zulks overeenkomstig de derde richtlijn "schadeverzekeringsbranche", waardoor de mogelijkheid wordt opgeheven om niet-cumulatie op te leggen. Niettemin werd een nieuwe bepaling aan de sociale wetgeving toegevoegd die erop neerkomt dat werknemers alleen dan op grond van de werkgeversbijdrage zijn verzekerd wanneer de verzekeringsmaatschappij, ongeacht de plaats waar het hoofdkantoor is gevestigd, geen cumulatie toepast. Derhalve gaat het in dit geval om een indirecte schending van Richtlijn 92/49/EEG.
Bij het Hof aanhangige zaken
In de banksector wordt een arrest van het Hof van Justitie verwacht over de vraag of het aanhouden van anonieme rekeningen op het grondgebied van Oostenrijk onverenigbaar is met de verplichting tot identificatie van klanten bij de opening van een rekening krachtens artikel 3, lid 1, van Richtlijn 91/308/EEG van de Raad betreffende het witwassen van geld.
Wat de prejudiciële zaken betreft, heeft het Hof nog geen arrest gewezen in zaak C-410/96 (Procureur de la République/André Ambry). Volgens het Franse recht moet voor het verkrijgen van een vergunning om het beroep van reisagent uit te oefenen, een onmiddellijk opeisbare financiële garantie worden afgegeven. Indien de instelling die de garantie afgeeft in een andere lidstaat is gevestigd, moet deze instelling volgens de Franse wet een overeenkomst hebben met een Franse bank of een Franse verzekeringsmaatschappij. De vraag of een dergelijke vereiste verenigbaar is met het Gemeenschapsrecht, is aan het Hof van Justitie voorgelegd.
Op het gebied van verzekeringen zijn in 1998 vier nieuwe zaken bij het Hof aanhangig gemaakt. De Commissie heeft Frankrijk wegens onvolledige omzetting van de Richtlijnen 92/49/EEG en 92/96/EEG voor het Hof gedaagd omdat tot nu toe geen enkele maatregel tot wijziging van de ziekenfondswet werd meegedeeld om die aan de derde verzekeringsrichtlijnen aan te passen. Voorts werd Frankrijk wegens onjuiste toepassing van de derde verzekeringsrichtlijnen voor het Hof gedaagd omdat de Franse regelgeving de verplichting oplegt een "fiche de commercialisation" in te vullen voordat nieuwe verzekeringspolissen op de markt mogen worden gebracht, wat in strijd is met de Richtlijnen 92/49/EEG en 92/96/EEG, die de lidstaten verbieden bepalingen in te voeren waarbij de voorafgaande goedkeuring of de systematische mededeling van de algemene en bijzondere voorwaarden van verzekeringspolissen wordt vereist.
Ook België werd voor het Hof gedaagd omdat Richtlijn 92/49/EEG volgens de Belgische wetgeving inzake de controle op verzekeringsmaatschappijen niet op arbeidsongevallenverzekeringen van toepassing is. De Commissie is van mening dat deze risico's wel onder de betrokken richtlijn vallen wanneer zij worden gedekt door particuliere verzekeringsmaatschappijen. Deze zelfde inbreuk is ook vastgesteld voor Finland, aan welk land in 1996 een aanmaning is toegezonden.
Ten slotte werd Spanje voor het Hof gedaagd omdat in de Spaanse wetgeving tot omzetting van de richtlijn in kwestie niet de in artikel 1, lid 4, van Richtlijn 84/5/EEG bedoelde verplichting is opgenomen om het slachtoffer een met redenen omkleed antwoord met betrekking tot zijn tussenkomst te geven voor het orgaan dat in de lidstaten is ingesteld om de door niet-geïdentificeerde voertuigen veroorzaakte schade te vergoeden.
Wat betreft de diensten op het gebied van beleggingen in effecten (Richtlijn 93/22/EEG van de Raad), is tegen Spanje en Luxemburg een zaak aanhangig gemaakt. Spanje heeft echter in november 1998 zijn omzettingswet meegedeeld. De zaak tegen Duitsland is geseponeerd.
2.1.4.3. Commerciële mededelingen
Er is geen richtlijn van kracht betreffende commerciële mededelingen uit het gezichtspunt van de interne markt. Toch heeft de Commissie in de loop van het jaar drie klachten op dit gebied ontvangen. Zij heeft het onderzoek van de lopende inbreukprocedures voortgezet. Zij heeft een dialoog met de Franse autoriteiten op gang gebracht over de uitlegging van de wet-Evin, die televisiereclame voor alcoholische dranken verbiedt, in het specifieke geval van sportevenementen in het buitenland. In het kader van deze procedure is in 1997 een met redenen omkleed advies verzonden. De Commissie heeft tevens een met redenen omkleed advies verzonden aan Duitsland, omdat de Duitse wetgeving inzake premies en kortingen in strijd met artikel 59 van het Verdrag werd geacht. Deze procedure is ingeleid op grond van een klacht van een ondernemer die goederen en diensten aanbiedt via een "club" die vanuit een andere lidstaat opereert.
2.1.4.4. Media
Op het gebied van de media heeft de Commissie een tiental nieuwe klachten ontvangen, waarvan er enkele in de loop van het jaar zijn geseponeerd. Voorts heeft zij ruim honderd klachten ontvangen over de belasting op schotelantennes in een lidstaat. Wat betreft de lopende inbreuken, heeft de Commissie de procedure tegen de Spaanse regelgeving inzake reclamevluchten in het Spaanse luchtruim beëindigd. Spanje heeft zich namelijk gevoegd naar het met redenen omkleed advies van de Commissie.
2.1.5. Vrij verkeer van kapitaal
De situatie op het gebied van het vrije verkeer van kapitaal en betalingen binnen de EU en van en naar derde landen is over het geheel genomen tamelijk bevredigend. In de loop van het jaar is nogmaals vooruitgang geboekt met de opheffing van beperkingen voor de verwerving van onroerende goederen in Oostenrijk (Wenen). Hoewel nog steeds bepaalde beperkingen worden ontdekt, wordt gestaag vooruitgang geboekt met de opheffing ervan. Het merendeel van het geringe aantal klachten van marktdeelnemers heeft betrekking op belemmeringen van de verwerving van onroerende goederen in andere EU-landen. In verband met dergelijke beperkingen in Tirol die sterk lijken op die in Wenen, is een met redenen omkleed advies verzonden, terwijl de Commissie besloten heeft het Hof van Justitie in te schakelen in verband met de Griekse procedures voor de verwerving van onroerende goederen.
Teneinde de grensoverschrijdende investeringen te vergemakkelijken zijn, naar aanleiding van de mededeling betreffende bepaalde juridische aspecten van de intracommunautaire investeringen (PB C 220 van 19.7.1997, blz. 15), alsmede de verzending van een vragenlijst om inlichtingen over de nationale praktijken in te winnen, tegen verschillende lidstaten inbreukprocedures ingeleid in het licht van de in de mededeling gedefinieerde beginselen. Zo is besloten met redenen omklede adviezen te verzenden aan België (in twee afzonderlijke gevallen) en Frankrijk. Er is besloten een aanmaning toe te zenden aan Ierland, het Verenigd Koninkrijk en Spanje; aan dit laatste land zal nog een aanmaning worden toegezonden wegens de specifieke procedures voor het verlenen van toestemming voor intracommunautaire investeringen, in verband waarmee reeds een met redenen omkleed advies is verzonden. Andere gevallen worden nog onderzocht. Voorts is besloten het Hof in te schakelen in verband met de in Italië geldende beperkingen op het gebied van de overdracht van staatsactiva. Aan België en Finland is een aanmaning toegezonden in verband met de belemmeringen voor buitenlandse beleggingen door pensioenfondsen en aan Frankrijk in verband met de evenredigheid van boetes wegens niet-aangifte van fysieke verplaatsingen. Voorts is besloten het Hof in te schakelen in verband met de Belgische beperkingen voor de aankoop door bepaalde categorieën ingezetenen van in het buitenland uitgegeven bijzondere staatsobligaties.
2.1.6. Ondernemingsklimaat
2.1.6.1. Vennootschapsrecht
Op het gebied van het vennootschapsrecht heeft het Hof van Justitie op 29 september 1998 arrest gewezen in het beroep dat door de Commissie tegen Duitsland was ingesteld (zaak C-191/95(42)) wegens onjuiste toepassing van de Richtlijnen 68/151/EEG (register van vennootschappen) en 78/660/EEG (jaarrekeningen) van de Raad.
In deze twee richtlijnen is immers bepaald dat de jaarrekeningen van kapitaalvennootschappen openbaar moeten worden gemaakt en dat de lidstaten passende sancties moeten invoeren voor vennootschappen die zulks nalaten. In Duitsland wordt de jaarrekening van ongeveer 90 % van de vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid niet bij de griffie van het handelsregister neergelegd.
In het genoemde arrest heeft het Hof geoordeeld dat de sancties voor deze nalatigheid waarin de Duitse rechtsorde voorziet, niet van dien aard zijn dat de naleving van de bij de twee genoemde richtlijnen ingevoerde openbaarmakingsverplichting wordt afgedwongen. Het Hof heeft dan ook verklaard dat Duitsland zijn verplichtingen krachtens deze richtlijnen niet is nagekomen.
Voorts heeft de Commissie in 1998 vele inbreukprocedures wegens niet-mededeling geseponeerd, met name die tegen Luxemburg met betrekking tot de omzetting van Richtlijn 92/101/EEG van de Raad (wijziging van Richtlijn 77/91/EEG betreffende het kapitaal van naamloze vennootschappen) en die tegen Finland in verband met de omzetting van de Richtlijnen 78/660/EEG, 83/349/EEG, 90/604/EEG en 90/605/EEG van de Raad. In al deze gevallen zijn de betrokken richtlijnen omgezet.
Daarentegen heeft de Commissie in 1998 het Hof van Justitie ingeschakeld in verband met de niet-mededeling van de omzettingsmaatregelen voor Richtlijn 92/101/EEG door Griekenland.
2.1.6.2. Intellectuele en industriële eigendom
Industriële eigendom
Op het gebied van de industriële eigendom zijn thans drie richtlijnen van kracht. Het gaat om Richtlijn 89/104/EEG van de Raad betreffende het merkenrecht en de Richtlijnen 98/44/EG betreffende de rechtsbescherming van biotechnologische uitvindingen en 98/71/EG inzake de rechtsbescherming van modellen, beide van het Europees Parlement en de Raad.
Krachtens de richtlijn betreffende het merkenrecht verleent het ingeschreven merk de houder ervan een uitsluitend recht, op grond waarvan deze iedere derde die niet zijn toestemming hiertoe heeft verkregen, het gebruik van het betrokken teken in het economisch verkeer mag verbieden.
De harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten op het gebied van de nationale merken is niet volledig, doch blijft beperkt tot de aspecten die de meest rechtstreekse invloed hebben op de werking van de interne markt. Buiten de geharmoniseerde aspecten blijven de lidstaten volledig vrij in het bepalen van de regeling die het best bij hun traditie past, met name ten aanzien van de procedurele aspecten. In beginsel geldt de richtlijn alleen op het gebied van het materieel recht betreffende ingeschreven merken; zij bevat geen enkele bepaling met het oog op harmonisatie van de procedures.
Het gebied van de harmonisatie kan aldus worden afgebakend, want de richtlijn is van toepassing op uitsluitend ingeschreven merken (ten aanzien van de stelsels van bescherming van merken die voortkomen uit het gebruik, zijn de lidstaten vrij); op alle categorieën ingeschreven merken die de nationale wetgevingen kennen (merken voor waren en diensten en individuele, collectieve, garantie- en kwaliteitsmerken) zonder dat dit betekent dat de lidstaten verplicht zijn deze verschillende categorieën merken in hun wetgeving op te nemen, en op merken die het voorwerp zijn geweest van een internationale inschrijving die rechtsgevolgen in de lidstaat heeft.
Aangezien een uiteenlopende ontwikkeling van de nationale wetgevingen inzake de rechtsbescherming van biotechnologische uitvindingen in de Gemeenschap de industriële ontwikkeling van deze uitvindingen en de goede werking van de interne markt nadelig kan beïnvloeden, werd communautaire wetgeving op dit gebied noodzakelijk geacht. Het werd echter niet nodig geacht een specifiek recht te creëren dat de plaats zou innemen van het nationale octrooirecht. Het communautaire raamwerk kan beperkt blijven tot de omschrijving van een aantal beginselen die ten doel hebben het verschil aan te geven tussen uitvindingen en ontdekkingen op het stuk van de octrooieerbaarheid van bepaalde delen van menselijke oorsprong, tot de omvang van de bescherming die door een octrooi op een biotechnologische uitvinding wordt geboden, tot de mogelijkheid om de schriftelijke uiteenzetting aan te vullen met een depot, en tot de mogelijkheid wegens afhankelijkheid tussen plantenrassen en uitvindingen niet-exclusieve dwanglicenties te verkrijgen.
De lidstaten moeten ervoor zorgen dat uiterlijk op 30 juli 2000 de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van kracht zijn om aan Richtlijn 98/44/EG te voldoen.
De harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten op het gebied van modellen is, evenals de harmonisatie van de wetgevingen op het gebied van de nationale merken, niet volledig, doch blijft beperkt tot bepaalde aspecten die de meest rechtstreekse invloed hebben op de werking van de interne markt. Hierbij gaat het om identieke voorwaarden voor de inschrijving van een model, een eenvormige omschrijving van het begrip "model" en van de voorwaarden inzake nieuwheid en eigen karakter waaraan een model moet voldoen om te kunnen worden ingeschreven, en een gelijkwaardige bescherming in alle lidstaten. Buiten de geharmoniseerde aspecten blijven de lidstaten volledig vrij in het bepalen van de regeling die het best bij hun traditie past.
De lidstaten moeten ervoor zorgen dat uiterlijk op 28 oktober 2001 wettelijke bepalingen van kracht zijn om aan Richtlijn 98/44/EG te voldoen.
Intellectuele eigendom
In het algemeen treffen de lidstaten de nationale maatregelen ter uitvoering van de richtlijnen in deze sector veel te laat, en vaak pas nadat een inbreukprocedure is ingeleid.
Toch is deze situatie aanzienlijk verbeterd, met name in het afgelopen jaar. Thans hebben alle lidstaten, met uitzondering van Ierland, de nationale uitvoeringsmaatregelen meegedeeld voor alle richtlijnen die op 1 januari 1997 van toepassing waren. Slechts negen lidstaten hebben de nationale uitvoeringsmaatregelen meegedeeld voor de richtlijn betreffende databanken, die vóór 1 januari 1998 moest worden omgezet.
De Commissie zal zich ervoor blijven inzetten dat alle lidstaten de richtlijnen in nationaal recht omzetten, en zij zal tevens toezien op een correcte toepassing van de betrokken teksten. Hierop heeft namelijk een aanzienlijk deel van de geschillen betrekking.
Alle lidstaten hebben de nationale omzettingsmaatregelen meegedeeld voor Richtlijn 87/54/EEG van de Raad betreffende de rechtsbescherming van topografieën van halfgeleiderproducten, Richtlijn 91/250/EEG van de Raad betreffende de rechtsbescherming van computerprogramma's en Richtlijn 93/98/EEG van de Raad betreffende de harmonisatie van de beschermingstermijn van het auteursrecht en van bepaalde naburige rechten.
Tegen Griekenland, Ierland, Italië, Luxemburg, Nederland en Portugal zijn inbreukprocedures ingeleid wegens niet-mededeling van de nationale uitvoeringsmaatregelen van Richtlijn 96/9/EEG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de rechtsbescherming van databanken. Deze procedures hebben het stadium van het met redenen omkleed advies bereikt.
Voorts zijn inbreukprocedures ingeleid tegen België wegens niet-ratificatie van de Berner Conventie (Akte van Parijs van 1971) en het Verdrag van Rome (1961), tegen Portugal wegens niet-ratificatie van het Verdrag van Rome (1961) en tegen Ierland wegens niet-ratificatie van de Berner Conventie (Akte van Parijs van 1971). Ook deze procedures hebben het stadium van het met redenen omkleed advies bereikt.
Er zijn twee inbreukprocedures ingeleid die het stadium van de aanmaning hebben bereikt, namelijk tegen Italië wegens niet-conformiteit met Richtlijn 93/98/EEG van de Raad en tegen het Verenigd Koninkrijk wegens niet-conformiteit met Richtlijn 92/100/EEG van de Raad betreffende het verhuurrecht en het uitleenrecht.
Ten slotte is besloten bij het Hof twee zaken tegen Ierland aanhangig te maken. De ene wegens niet-mededeling van de nationale uitvoeringsmaatregelen voor Richtlijn 92/100/EEG en de andere wegens niet-mededeling van de nationale uitvoeringsmaatregelen voor Richtlijn 93/83/EEG betreffende de satellietomroep en de doorgifte via de kabel.
2.1.6.3. Gegevensbescherming
De Richtlijnen 95/46/EG en 97/66/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de gegevensbescherming in de telecommunicatiesector zijn op 25 oktober 1998 in werking getreden.
Vijf lidstaten hebben de nationale omzettingsmaatregelen voor Richtlijn 95/46/EG meegedeeld. Hiervan hebben er twee, namelijk Griekenland en Zweden, deze richtlijn volledig omgezet. De drie andere lidstaten, Spanje, Verenigd Koninkrijk en Denemarken, hebben deze richtlijn gedeeltelijk omgezet. De genomen maatregelen worden onderzocht om vast te stellen of het gaat om volledige en juiste omzettingen.
Aan alle lidstaten die geen volledige omzetting hebben meegedeeld, is een aanmaning toegezonden, behalve wanneer zij de Commissie hebben gemeld dat de kennisgevingsprocedure is gestart (Portugal).
Drie lidstaten, namelijk Spanje, Italië en Duitsland, hebben de omzetting van Richtlijn 97/66/EG meegedeeld. Voor meer informatie zie punt 2.10 Telecommunicatie.
2.1.6.4. Overheidsopdrachten
De voltooiing van de interne markt op een kernonderdeel van de Europese economie, zoals de overheidsopdrachten, kan niet worden bereikt zonder de correcte omzetting van de communautaire richtlijnen op dit gebied. Een aantal van deze richtlijnen was in 1998 nog steeds niet omgezet. Zo heeft de Commissie een inbreukprocedure ingeleid tegen Griekenland, dat geen nationale uitvoeringsmaatregelen voor Richtlijn 93/38/EEG van de Raad betreffende de bijzondere sectoren en voor Richtlijn 92/13/EEG van de Raad betreffende de beroepsmogelijkheden in deze sectoren had meegedeeld.
Naar aanleiding van het onderzoek van de medegedeelde nationale maatregelen zijn in totaal 30 procedures wegens niet-conformiteit ingeleid, waarvan er zes ten minste in het stadium van het met redenen omklede advies verkeren. Sommige van deze gevallen hebben betrekking op principekwesties die een hinderpaal kunnen vormen voor het openstellen van de overheidsopdrachten in de betrokken lidstaten.
Maar ook als de richtlijnen wel zijn omgezet, moet erop worden toegezien dat de regels daadwerkelijk worden toegepast. De Commissie heeft derhalve haar controle op de toepassing van de bepalingen van het Gemeenschapsrecht bij bijzondere aanbestedingsprocedures voortgezet, met name aan de hand van klachten en door middel van analyse en follow-up van de ambtshalve ontdekte gevallen.
In dit verband heeft zij in de loop van het jaar 397 dossiers behandeld, waaronder 237 nieuwe gevallen. 115 dossiers konden worden geseponeerd, in de meeste gevallen omdat de aanbestedende diensten of de autoriteiten waar zij onder vallen, maatregelen hadden genomen om de onregelmatigheden te verhelpen. De procedure van dialoog en overleg ("pakketvergaderingen") die is ingesteld om de lidstaten de mogelijkheid te bieden voor de lopende geschillen in onderlinge overeenstemming oplossingen te zoeken die verenigbaar zijn met het Gemeenschapsrecht, heeft beslist bijgedragen aan dit resultaat.
Enkele voorbeelden:
Naar aanleiding van de tussenkomst van de Commissie hebben de Italiaanse autoriteiten een aantal overheidsopdrachten waarover klachten waren ontvangen geannuleerd, met name een opdracht voor restauratiediensten aan boord van veerboten, een concessie voor drinkwatervoorziening en een opdracht voor diensten op het gebied van klinische technieken.
In een geval in Portugal hebben de autoriteiten een rondzendbrief aan de aanbestedende diensten toegezonden waarbij het werd verboden om in de systemen voor de evaluatie van de offertes bepalingen op te nemen die voordelen toekennen aan ondernemingen die in het verleden reeds overeenkomsten in de regio hebben uitgevoerd, omdat dergelijke praktijken niet verenigbaar zijn met het Gemeenschapsrecht.
Duitsland heeft onlangs de federale wet tegen concurrentiebeperkingen aangepast naar aanleiding van de bezwaren die de Commissie in een met redenen omkleed besluit met betrekking tot de beroepsmogelijkheden op het gebied van de overheidsopdrachten had geuit. De nieuwe Duitse wetgeving, die op 1 januari 1999 in werking treedt, zal ervoor zorgen dat iedereen die tracht een specifieke overheidsopdracht in de wacht te slepen en die door een vermoede overtreding is of dreigt te worden benadeeld, de beschikking heeft over doeltreffende onderzoeksprocedures.
In andere gevallen is het Hof van Justitie ingeschakeld of zal dit alsnog gebeuren.
Zo heeft de Commissie besloten Italië voor het Hof te dagen omdat dit land bij de toekenning van contracten voor het onderhoud, het beheer en de ontwikkeling van het geïntegreerde informatiesysteem van de Ragioneria Generale dello Stato en de Rekenkamer zonder voorafgaande bekendmaking gebruik heeft gemaakt van de procedure van gunning via onderhandelingen overeenkomstig Richtlijn 92/50/EEG van de Raad.
In een zaak tegen België heeft het Hof de mening van de Commissie bevestigd dat een wetgevend lichaam zoals de Vlaamse Raad onder de definitie van staat valt en aldus een opdrachtgever vormt in de zin van Richtlijn 93/37/EEG van de Raad inzake overheidsopdrachten voor de uitvoering van werken.
2.1.6.5. Directe belastingen
De nieuwe algemene aanpak op het gebied van het fiscaal beleid, waartoe de Commissie in het kader van de door Commissielid Monti voorgezeten werkgroep fiscaal beleid de aanzet heeft gegeven, wordt voortgezet. In dit verband hoopt de Commissie binnenkort overeenkomstig de conclusies van de Raad Ecofin van 1 december 1997 voorstellen goed te keuren met betrekking tot de afschaffing van de inhouding bij de bron op de betaling van rente en vergoedingen tussen verbonden ondernemingen en met betrekking tot de beginselen van de overeenkomst inzake de belasting van inkomsten uit spaargelden.
Zoals in de voorgaande verslagen werd uiteengezet, is wegens het ontbreken van een hoog niveau van harmonisatie op het gebied van de directe belastingen sprake van veel obstakels, maar kan slechts een zeer gering aantal gevallen als inbreuk op het Gemeenschapsrecht worden aangepakt. De meeste geschillen worden namelijk beslecht in het kader van de prejudiciële vragen die door de nationale rechters aan het Hof van Justitie worden gesteld.
De kwestie van de fiscale behandeling van premies en betalingen in het kader van grensoverschrijdende werkzaamheden van verzekeringsmaatschappijen wordt op juridisch vlak onderzocht in het kader van de bij de artikelen 8 A, 48, 52, 59 en 73 B van het EG-Verdrag gewaarborgde rechten; parallel hiermee wordt op politiek vlak een nieuw initiatief voorbereid inzake harmonisering van de wetgeving. In dit verband heeft de Commissie aan alle lidstaten schriftelijk gevraagd mede te delen welke maatregelen zij voornemens zijn te nemen teneinde zich te voegen naar het arrest van 28 april 1998 in de zaak Jessica Safir C-118/97, waarbij het Hof voor recht heeft verklaard dat artikel 59 van het EG-Verdrag zich verzet tegen de toepassing van een nationale wettelijke regeling betreffende de belastingheffing op levensverzekeringen in de vorm van kapitaalverzekeringen zoals die in het hoofdgeding aan de orde was, indien de betrokken nationale regeling zou afwijken van deze jurisprudentie.
In zijn arrest van 16 juli 1998 in de zaak C-264/96 (Imperial Chemical Industries)(43), over de vraag of de regel volgens welke belastingaftrek voor verliezen van onderdelen van het consortium is voorbehouden aan consortia waarvan de dochtermaatschappijen voornamelijk in het Verenigd Koninkrijk zijn gevestigd, verenigbaar is met artikel 52 van het EG-Verdrag, heeft het Hof zijn constante rechtspraak op dit gebied bevestigd en verklaard dat dit artikel "zich verzet tegen een wettelijke regeling van een lidstaat die het recht op een belastingaftrek voor in deze lidstaat gevestigde vennootschappen die deel uitmaken van een consortium door middel waarvan zij een houdstermaatschappij bezitten, en die hun recht op vrije vestiging uitoefenen om via deze houdstermaatschappij in andere lidstaten dochtermaatschappijen op te richten, afhankelijk stelt van de voorwaarde, dat de activiteit van de houdstermaatschappij geheel of hoofdzakelijk bestaat in het houden van aandelen van in de betrokken lidstaat gevestigde dochtermaatschappijen". Wat de strekking van artikel 5 van het EG-Verdrag voor de nationale rechter betreft, indien de Britse wetgeving strijdig met het Gemeenschapsrecht zou zijn, in die zin dat de houdstermaatschappij voornamelijk dochtermaatschappijen controleert die hun zetel in een derde land hebben, heeft het Hof het volgende bepaald: "Wanneer een aan de nationale rechter voorgelegd geschil betrekking heeft op een situatie die niet onder de werkingssfeer van het Gemeenschapsrecht valt, verplicht het Gemeenschapsrecht de nationale rechter niet, zijn wetgeving in overeenstemming met het Gemeenschapsrecht uit te leggen of buiten toepassing te laten.".
Er dient te worden gewezen op de procedure bij het Hof in het Griekse dossier met betrekking tot de onjuiste toepassing van Richtlijn 69/335/EEG van de Raad van 17 juli 1969 betreffende de indirecte belastingen op het bijeenbrengen van kapitaal(44). In Griekenland geldt namelijk bij de oprichting of een kapitaalsverhoging van een bedrijf een kapitaalsbelasting van 1,3 %, hoewel in de richtlijn slechts een maximum van 1 % wordt toegestaan; daar komt nog een bijdrage van 0,5 % aan het sociaal fonds van de advocaten bij, die op dezelfde basis wordt geheven als de kapitaalsbelasting. Daarentegen heeft de Commissie de tegen deze lidstaat ingeleide procedure wegens het niet tijdig omzetten van Richtlijn 90/434/EEG van de Raad van 23 juli 1990 betreffende de gemeenschappelijke fiscale regeling voor fusies, splitsingen, inbreng van activa en aandelenruil met betrekking tot vennootschappen uit verschillende lidstaten(45), kunnen seponeren nadat Griekenland uiteindelijk de maatregelen tot omzetting van de richtlijn had genomen bij Wet nr. 2578 van 16 februari 1998, dus vlak voor de wijzing van het arrest van het Hof wegens niet-nakoming van 19 februari 1998 (zaak C-8/97)(46).
De Commissie heeft talrijke klachtendossiers kunnen seponeren in verband met niet-terugbetaling van ontvangen belastingen, waarvan het Hof eerder had vastgesteld dat zij in tegenspraak waren met het Gemeenschapsrecht; het gaat hier met name om de "concessione governativa", die onverenigbaar is verklaard met Richtlijn 69/335/EEG (arrest van 20 april 1993, Ponente Carni en Cispadana Costruzioni, zaken C-71/91 en C-178/91)(47).
Tevens moet worden opgemerkt dat het Hof, in zijn arrest van 5 maart 1998 in de prejudiciële zaak C-347/96 (Solred SA)(48), zijn ruime interpretatie van artikel 10 van Richtlijn 69/335/EEG heeft bevestigd, waarbij het, rekening houdend met de doelstellingen van de richtlijn, heeft verklaard dat het verbod om indirecte belastingen te heffen op het bijeenbrengen van kapitaal, dat in dit artikel is vervat, ook geldt voor belastingen die weliswaar niet worden geheven over de inbreng van kapitaal als zodanig, maar die worden geheven terzake van formaliteiten die verband houden met de rechtsvorm van de vennootschap, dat wil zeggen het medium dat voor het bijeenbrengen van kapitaal wordt gebruikt, zodat de handhaving van deze belastingen de doelstellingen van de richtlijn zou dreigen te doorkruisen (r.o. 21). Daarom heeft het Hof, gezien het feit dat een algemeen zegelrecht wordt geheven op alle notariële akten, de heffing van dit recht in verband met het bijeenbrengen van kapitaal verworpen (r.o. 23-25). Daarnaast heeft het Hof in zijn arrest van 27 oktober in de zaken C-31/97 en C-32/97 (Fecsa)(49) verklaard dat artikel 11, onder b), van de richtlijn aldus moet worden uitgelegd, dat het verbod om obligatieleningen aan belasting te onderwerpen, ook geldt voor de belasting op notariële akten waarbij de terugbetaling van een lening wordt vastgesteld. Een dergelijke belasting kan niet onder de in artikel 12, lid 1, onder d), van de richtlijn bedoelde afwijking vallen.
In het kader van dezelfde richtlijn heeft het Hof naar aanleiding van de hem gestelde prejudiciële vragen de verplichtingen van de lidstaten inzake terugvordering van het onverschuldigd betaalde uitgelegd (gevoegde zaken C-10/97 tot en met 22/97). In zijn arresten van 22 oktober 1998 heeft het Hof gewezen op de verplichting van de nationale rechter om een nationale wettelijke regeling waarbij een met het Gemeenschapsrecht strijdige belasting werd ingevoerd, niet toe te passen(50). Deze moet hem er in beginsel toe brengen, vorderingen tot terugbetaling van die belasting toe te wijzen. Hij dient deze terugbetaling evenwel te verzekeren overeenkomstig de bepalingen van zijn nationale recht, met dien verstande dat die bepalingen niet ongunstiger mogen zijn dan die voor soortgelijke nationale procedures. In zijn arrest van 17 november 1998 (zaak C-228/96) heeft het Hof bovendien vastgesteld dat het Gemeenschapsrecht er niet aan in de weg staat, dat een lidstaat zich bij vorderingen tot terugbetaling van in strijd met bepalingen van Gemeenschapsrecht geheven belastingen beroept op een nationale vervaltermijn, ook al heeft die lidstaat zijn nationale voorschriften nog niet gewijzigd om deze met die bepalingen in overeenstemming te brengen. De vervaltermijn begint dus te lopen vanaf de belastingheffing en niet slechts vanaf een later besluit dat een nationale belasting niet in overeenstemming is met het Gemeenschapsrecht.
2.1.6.6. BTW
Hoewel de indirecte belastingen als zodanig geen deel uitmaken van het in december 1997 door de Raad Ecofin goedgekeurde fiscaal pakket, dat vooral betrekking had op de hervorming van de directe belastingen, dient de Commissie tevens een geheel van maatregelen te nemen om de bestaande verstoringen in de interne markt op dit gebied, en meer in het bijzonder op dat van de BTW, uit te schakelen. In dit verband blijft het hoofddoel de goedkeuring van een gemeenschappelijk stelsel op grond van het beginsel van het land van herkomst; alle werkzaamheden op dit gebied zijn trouwens hierop gericht. Gezien het tempo van de werkzaamheden tracht de Commissie evenwel bovendien vorderingen te maken op het gebied van de vereenvoudiging en de modernisering van het BTW-stelsel, evenals in het kader van de onvermijdelijke harmonisering ten gevolge van specifieke technische problemen.
Tevens dienen met het oog op dit fiscaal beleid de reeds genomen beslissingen inzake BTW strikt te worden nageleefd, in het bijzonder Zesde Richtlijn 77/388/EEG van de Raad(51) inzake de uniforme grondslag. Talrijke procedures werden in dit kader ingeleid omdat de lidstaten hun verplichtingen niet zijn nagekomen om de volgende redenen:
Oostenrijk: In tegenstelling tot het bepaalde in de artikelen 2 en 28 bis, lid 1, onder a), van de zesde richtlijn, stelt Oostenrijk levering, invoer en aankoop binnen de Gemeenschap van goudstaven, als wettig betaalmiddel beschouwde goudstukken en onbewerkt goud, evenals de hiermee verbonden werkzaamheden van tussenpersonen vrij van BTW. Een vrijstelling voor niet voor industrieel gebruik bestemd goud is slechts als overgangsmaatregel toegestaan aan de lidstaten die deze reeds toepasten toen de vermelde richtlijn werd goedgekeurd of die hiervoor de toelating hebben verkregen in de Toetredingsakte. Oostenrijk valt dus niet onder deze overgangsbepaling.
België: De commissie die een in België gevestigd reisagentschap ontvangt van een Duitse touroperator waarvan het de reizen verkoopt, wordt dubbel belast. België gaat ervan uit dat het Belgische reisagentschap namens en in opdracht van de reiziger handelt, dat het optreedt als reisagentschap in de zin van artikel 26, lid 1, van de zesde richtlijn en dat de BTW dus in België moet worden geheven. De activiteit van het Belgische reisagentschap bestaat er echter in namens en in opdracht van de Duitse touroperator de door deze georganiseerde reizen aan te bieden. Daar het agentschap niet in eigen naam handelt ten aanzien van de reiziger, verleent het diensten aan de touroperator. Derhalve moet de dienstverlening, overeenkomstig artikel 28 ter, deel E, lid 3, van de zesde BTW-richtlijn, worden belast in het land van de afnemer van de diensten, de in Duitsland gevestigde touroperator.
Spanje: Er dient te worden opgemerkt dat de Commissie een nieuwe procedure heeft ingeleid nadat Spanje het BTW-tarief op tol voor autowegen heeft verminderd van 16 % naar 7 %. De Commissie is immers van mening dat deze maatregel een inbreuk op de zesde richtlijn vormt daar hij niet valt binnen het werkingsgebied van bijlage H, waarin de verrichtingen zijn opgesomd waarvoor het is toegestaan een verminderd BTW-tarief toe te passen.
Finland: De Finse wetgeving stelt de verkoop van kunstwerken door kunstenaars of hun vertegenwoordigers, evenals de invoer van kunstwerken die rechtstreeks bij de schepper ervan zijn gekocht, vrij van BTW. Deze vrijstelling wordt evenwel niet gedekt door de Toetredingsakte van Finland, waarbij dit land overeenkomstig de zesde richtlijn tijdens een overgangsperiode vrijstelling van BTW kan verlenen voor verlening van diensten door auteurs, kunstenaars en vertolkers, noch door de vrijstelling van artikel 13, deel A, lid 1, onder n), van deze richtlijn die betrekking heeft op "bepaalde culturele diensten alsmede nauw daarmee samenhangende goederenleveringen, verricht door publiekrechtelijke culturele instellingen of door andere culturele instellingen die door de betrokken lidstaat worden erkend".
Frankrijk: Een eerste inbreukprocedure is ingeleid tegen de weigering van de Franse fiscale diensten om honoraria voor het doorgeven van resultaten van medische analyses tussen laboratoria vrij te stellen van BTW, omdat dit niet rechtstreeks in verband zou staan met het medisch optreden. Deze opvatting strookt evenwel niet met artikel 13 van de zesde BTW-richtlijn en de communautaire jurisprudentie over nevenverrichtingen bij vrijgestelde verrichtingen. Een tweede inbreuk heeft betrekking op de BTW die wordt geheven op vergoedingen die huurders van een wagen aan het verhuurbedrijf moeten betalen indien de huurwagen wordt gestolen of beschadigd, daar het toepassingsgebied van de BTW dergelijke schadevergoedingen niet bestrijkt. De derde procedure die tegen Frankrijk is ingeleid, betreft een geval dat vergelijkbaar is met dat van Duitsland wat betreft het gebruik van kortingsbonnen(52). De vierde inbreuk heeft betrekking op het onderscheid dat in de Franse wetgeving wordt gemaakt tussen twee soorten prothesen voor gehandicapten: enerzijds de prothesen die zijn opgenomen in de lijst van het TIPS (Tarif interministériel des prestations sanitaires), die derhalve worden betaald door de sociale zekerheid en waarvoor een verminderd tarief van 5,5 % geldt, en anderzijds de niet door de sociale zekerheid betaalde prothesen met CE-merkteken, waarvoor het normale tarief van 20,6 % geldt. Het gevolg hiervan is dat twee identieke prothesen, waarvan de ene is opgenomen in de lijst van het TIPS en de andere niet, tegen twee verschillende tarieven worden belast op grond van een administratief criterium dat niets te maken heeft met de intrinsieke kwaliteiten van het product. Het beginsel dat voor identieke goederen of diensten geen verschillende tarieven mogen gelden is echter, hoewel niet expliciet vermeld in de communautaire BTW-richtlijnen, inherent aan de aard van deze belasting. Een laatste procedure heeft betrekking op de Franse regelgeving die het bepaalde belastingschuldigen onder bepaalde voorwaarden toelaat het percentage van de prijs die overeenstemt met de in de factuur inbegrepen dienst (bijv. in instellingen als hotels, restaurants, ziekenhuizen...), af te trekken van de BTW-grondslag. Deze bepaling wordt aangeduid als een "administratieve tolerantiemaatregel". Overeenkomstig artikel 11, deel A, lid 1, onder a), van de zesde BTW-richtlijn, moet dit percentage evenwel worden geacht integraal deel uit te maken van de prijs en dus van de BTW-grondslag, aangezien de klant verplicht is dit bedrag voor de dienst te betalen. Deze tolerantie geldt bovendien slechts voor bepaalde instellingen en kan dus de mededinging vervalsen, wat ingaat tegen een van de basisbeginselen van de BTW, namelijk dat de BTW concurrentieneutraal moet zijn.
Verenigd Koninkrijk: De wetgeving van het Verenigd Koninkrijk staat de belastingaftrek van een deel van de forfaitaire onkostenvergoeding aan werknemers voor het gebruik van hun eigen wagens voor beroepsdoeleinden, of van de BTW op werkelijk door werknemers betaalde brandstofkosten toe voor BTW-plichtige werkgevers. Deze bepalingen zijn in strijd met de artikelen 17 en 18 van de zesde richtlijn, omdat deze aftrek plaatsvindt zonder dat de belastingplichtige ontvanger is van deze dienst en zonder dat hij over een factuur op zijn naam beschikt.
In het kader van het toezicht op de correcte toepassing van deze zesde BTW-richtlijn, moet er ook op worden gewezen dat de Commissie het Hof van Justitie heeft ingeschakeld in verband met vier eerder ingeleide procedures. Het eerste geval betreft Portugal en handelt over de toepassing van een verminderd tarief voor dieselolie, stookolie en soortgelijke mengsels, evenals voor landbouwbenodigdheden en -machines; het tweede geval betreft Nederland, dat voor BTW-plichtigen de aftrek mogelijk maakt van een percentage van de compenserende vergoeding die zij aan hun werknemers uitkeren voor de kosten van het gebruik van hun eigen auto ten dienste van het bedrijf; de derde inbreuk betreft Griekenland dat geen BTW heft op de tol die het int voor het gebruik van bepaalde autowegen, hoewel dit een belastbare transactie is in de zin van artikel 2 van de zesde richtlijn en deze inbreuk negatieve gevolgen heeft voor de inning van de eigen middelen voor de Gemeenschap. Een vierde en laatste procedure is ingeleid tegen Duitsland dat de regularisatie van het recht op belastingaftrek verhindert voor producenten van waren die a posteriori kortingsbonnen hebben vergoed die door eindverbruikers zijn gebruikt om de betrokken waren tegen een verminderde prijs te verkrijgen. Het Hof van Justitie heeft de gegrondheid van deze regularisatie overeenkomstig artikel 11 van de zesde richtlijn bevestigd in een arrest van 24 oktober 1996 in de zaak C-317/94 (Elida Gibbs Ltd.)(53). Ondanks deze jurisprudentie heeft Duitsland nog geen uitvoeringsmaatregelen genomen; hierdoor kunnen zijn belastingplichtigen nog niet worden vergoed.
Een aantal eerder ingeleide BTW-procedures kon worden geseponeerd:
Frankrijk: Naar aanleiding van het optreden van de Commissie heeft Frankrijk de nodige maatregelen genomen om zich te voegen naar de artikelen 11 en 13 van de zesde richtlijn, zoals uitgelegd door het Europese Hof van Justitie in zijn arrest van 27 oktober 1993 (prejudiciële zaak C-281/91 - Muys en De Winter's Bouw)(54), waaruit blijkt dat de interesten die een belastingplichtige na de levering van waren ontvangt voor een gespreide betaling, moeten worden vrijgesteld van BTW uit hoofde van artikel 13 van de zesde richtlijn. Het Hof heeft evenwel niet ingestemd met het standpunt van de Commissie in het beroep wegens niet-nakoming C-43/96, want in zijn arrest van 18 juni 1998 stelt het dat Frankrijk, door wettelijke bepalingen te handhaven volgens welke de aftrekbaarheid van de BTW is uitgesloten voor vervoermiddelen die voor de belastingplichtige het gereedschap van zijn werkzaamheid vormen, niet is tekortgeschoten in zijn verplichtingen krachtens de zesde richtlijn, met name artikel 17, lid 2, daarvan. Tevens dient te worden opgemerkt dat de Commissie de in 1989 ingeleide procedure met betrekking tot een kwestie van dubbele BTW-heffing op het gebied van reclame heeft kunnen seponeren. Op 17 november 1993 had het Hof hierover een arrest gewezen (zaak C-68/92)(55).
Spanje: De Commissie had Spanje verweten artikel 18, lid 4, van de zesde richtlijn niet na te komen; overeenkomstig deze bepaling hebben belastingplichtigen het recht de niet afgetrokken belasting te laten terugbetalen indien voor een bepaalde aangifteperiode het bedrag van de toegestane aftrek groter is dan dat van de verschuldigde belasting. De Spaanse autoriteiten hebben hun wetgeving aangepast in de door de Commissie gewenste zin. Tevens dient erop te worden gewezen dat de Spaanse autoriteiten zich hebben gevoegd naar het arrest van 7 mei 1998 in de zaak C-124/96, waarin het Hof vaststelde dat het feit "dat de vrijstelling van BTW voor diensten die nauw samenhangen met de beoefening van sport of met lichamelijke opvoeding, slechts geldt voor particuliere instellingen waarvan de lidmaatschapsgelden of periodieke contributies een bepaald bedrag niet te boven gaan", in strijd is met de communautaire bepalingen.
Wat betreft de follow-up van de mededeling van de nationale uitvoeringsmaatregelen heeft de Commissie, na de mededeling van de desbetreffende maatregelen, de procedure die tegen Frankrijk is ingeleid uit hoofde van Richtlijn 96/95/EG van de Raad(56) tot wijziging, wat de hoogte van het normale BTW-tarief betreft, van de zesde richtlijn, kunnen seponeren, evenals de tegen Duitsland ingeleide procedure met betrekking tot Richtlijn 95/7/EG van de Raad(57) tot invoering van nieuwe vereenvoudigingsmaatregelen op het gebied van de BTW. Zij heeft echter beslist de Helleense Republiek voor het Hof te dagen wegens niet-mededeling van de maatregelen ter uitvoering van Richtlijn 96/42/EG van de Raad(58) tot wijziging van de zesde richtlijn wat betreft het verlaagde tarief dat van toepassing is op landbouwproducten van de sectoren bloementeelt en tuinbouw.
2.1.6.7. Overige indirecte belastingen
De Commissie heeft haar inspanningen op het gebied van de harmonisatie van de accijnzen voortgezet en hoopt dat de Raad binnenkort haar voorstel over de heffing op sigaretten en andere tabaksproducten zal goedkeuren. Zij is eveneens voornemens maatregelen te nemen met het oog op de tenuitvoerlegging van de aanbevelingen van de groep op hoog niveau in verband met fraudebestrijding op het gebied van de accijnzen; in het bijzonder neemt zij zich voor een systeem van voorafgaande kennisgeving in te voeren voor het vervoer en de controle van accijnsgoederen in afwachting van de instelling van een geïnformatiseerd systeem voor deze producten. Hiertoe zal in de loop van 1999 een haalbaarheidsstudie worden uitgevoerd.
In dit verband en gelet op het bepaalde in artikel 95 van het Verdrag is het bijzonder belangrijk te waken over de correcte toepassing van de reeds in werking getreden richtlijnen.
Op dit gebied zijn twee procedures ingeleid tegen Frankrijk: de eerste omdat de vaststelling van het fiscaal vermogen nadelig is voor uit andere lidstaten ingevoerde wagens, en de tweede wegens de belasting die wordt geheven op dranken die worden verkregen door het vooraf mengen van alcoholvrije en bepaalde alcoholhoudende dranken; deze laatste belasting strookt niet met Richtlijn 92/83/EEG van de Raad(59) betreffende de structuur van de accijns, noch met artikel 95 van het Verdrag, omdat blijkt dat deze heffing in het bijzonder de "cocktails" op basis van niet-Franse alcoholhoudende dranken treft.
Een andere procedure heeft betrekking op Finland, dat algemeen het voorwaardelijke gebruik van rode stookolie, d.i. de voor verwarming voorbehouden stookolie waarvoor dus een lager accijnstarief geldt, toelaat als brandstof voor vervoermiddelen; deze maatregel is strijdig met artikel 8, leden 2 en 3, van Richtlijn 92/81/EEG van de Raad van 19 oktober 1992 betreffende de harmonisatie van de structuur van de accijns op minerale oliën(60), en met artikel 5, lid 1, van Richtlijn 92/82/EEG van de Raad van 19 oktober 1992 betreffende de onderlinge aanpassing van de accijnstarieven voor minerale oliën(61).
De Commissie heeft ook bezwaren tegen de recente Italiaanse wetgeving waarbij alcohol die alleen bestemd is voor de productie van parfum en cosmetica die "buon gusto" of "neutro" zijn, kan worden vrijgesteld van accijnzen. Dezelfde voorwaarde wordt gesteld voor gedenatureerde alcohol die afkomstig is uit andere lidstaten waar de denaturatie plaatsvond in overeenstemming met de nationale voorschriften. Op grond van de Gemeenschapswetgeving en meer bepaald artikel 27, lid 1, onder a) en b), van Richtlijn 92/83/EEG van de Raad(62) zijn de lidstaten echter verplicht voor alcohol die gedenatureerd is overeenkomstig de voorschriften van een lidstaat, vrijstelling van de geharmoniseerde accijns in hun land te verlenen en mogen zij geen aanvullende nationale voorwaarden met betrekking tot de denaturatie stellen.
Ten slotte dient erop te worden gewezen dat Griekenland voor het Hof is gedaagd in verband met de nationale bepalingen die het ministerie van Financiën de bevoegdheid toekennen de minimumkleinhandelsverkoopprijs van tabaksfabrikaten te bepalen. In artikel 9 van Richtlijn 95/59/EG van de Raad(63) betreffende de structuur van de accijns op tabaksfabrikaten is evenwel uitdrukkelijk bepaald dat de fabrikanten of importeurs van deze producten de maximumkleinhandelsverkoopprijs bepalen.
2.2. MEDEDINGING
Wat de individuele gevallen betreft, is het aantal tegen lidstaten ingeleide procedures nauwelijks veranderd ten opzichte van 1997. Meer nog dan in de voorbije jaren hebben de inbreuken van de lidstaten op de mededingingsregels grotendeels betrekking op de sector telecommunicatie, waar in 1998 driekwart van de door de Commissie behandelde inbreuken op het gebied van de mededinging heeft plaatsgevonden. Het aantal onderzochte gevallen in de sectoren vervoer en luchthavendiensten is evenwel aanzienlijk verminderd.
Wat de tenuitvoerlegging van de richtlijnen inzake mededinging in de telecommunicatiesector betreft, heeft het in 1997 opgerichte gemeenschappelijke team ("joint team"), belast met de controle op de stand van omzetting van deze richtlijnen, zijn werkzaamheden voortgezet. Het heeft twee verslagen opgesteld, die met name handelen over de stand van omzetting van deze richtlijnen. De Commissie heeft het eerste verslag op 8 februari en het tweede op 25 november 1998 goedgekeurd. In dit laatste verslag wordt vooral aandacht geschonken aan de werkelijke toepassing binnen de lidstaten. Het is gedeeltelijk gebaseerd op de resultaten van audits van onafhankelijke consultants over de situatie in de lidstaten. Parallel hiermee heeft de Commissie de reeds tegen bepaalde lidstaten ingeleide procedures uit hoofde van artikel 169 van het Verdrag voortgezet en nieuwe procedures ingeleid.
2.2.1. Openbare bedrijven
In de sector telecommunicatie zijn in de loop van het jaar negen procedures geseponeerd en twaalf nieuwe procedures ingeleid.
In het kader van deze procedures heeft de Commissie in 1998 beslist met redenen omklede adviezen toe te zenden aan België, Luxemburg, Griekenland en Italië. België heeft namelijk de beginselen van kostencompatibiliteit, die Belgacom zal moeten toepassen bij het bepalen van de in het interconnectietarief opgenomen kostenelementen, nog niet vastgelegd. Luxemburg heeft zijn nationaal nummeringsplan nog niet meegedeeld, waardoor de Commissie niet kan nagaan of alle telecommunicatiediensten over een passende nummering beschikken. Portugal heeft de vestiging en de levering van infrastructuur voor het aanbieden van andere diensten dan spraaktelefonie nog niet volledig geliberaliseerd, terwijl Griekenland nog niet alle hiertoe genomen maatregelen heeft meegedeeld. Bovendien heeft Griekenland zijn goedkeuring niet gehecht aan het regelgevingskader waarbij het aanbod van mobiele diensten DECT en DCS 1800 mogelijk wordt; het verplicht mobiele operatoren nog altijd tot interconnectie met buitenlandse netwerken via de overheidsdienst OTE. Ten slotte heeft Italië Telecom Italia niet toegestaan zijn tarieven te herzien en heeft het geen gedetailleerd tijdschema meegedeeld voor de geleidelijke opheffing van de onevenwichtigheid binnen de tarieven.
De Commissie heeft voorts beslist Luxemburg voor het Hof van Justitie te dagen in verband met de onvolledige omzetting van Richtlijn 94/46/EG waarbij levering van diensten via satellietcommunicatie wordt geliberaliseerd.
Wat de individuele gevallen betreft, heeft de Commissie een procedure uit hoofde van de artikelen 90 en 86 van het Verdrag ingeleid in verband met de vergunning die de Italiaanse regering aan Telecom Italia, een onderneming met bijzondere rechten, heeft verleend om zijn DECT-dienst ("Fido") uit te baten. Deze vergunning was op een zodanige wijze aan Telecom verleend dat deze onderneming ertoe werd aangezet zijn eigen DECT-dienst te bevoordelen ten nadele van soortgelijke diensten die mededingers zouden willen aanbieden vanuit het vaste openbare net van Telecom. Bovendien heeft Italië niet aan alle mogelijke mededingers van Telecom die hierom hadden verzocht, een soortgelijke vergunning verleend. Niettemin werd deze procedure opgeschort, nadat Telecom besliste om de actieve marketing van zijn dienst Fido stop te zetten.
Met betrekking tot Richtlijn 93/84/EEG tot wijziging van Richtlijn 80/723/EEG betreffende de doorzichtigheid in de financiële betrekkingen tussen de lidstaten en openbare bedrijven en naar aanleiding van de op 15 oktober 1997 besloten toezending van een met redenen omkleed advies aan Griekenland wegens een meningsverschil over de draagwijdte van de bij deze richtlijn aan de lidstaten opgelegde verplichting tot mededeling, hebben de Griekse autoriteiten de Commissie op 2 juli 1998 de bepalingen medegedeeld die zij hebben goedgekeurd teneinde de richtlijn in Grieks recht om te zetten. Deze bepalingen zijn vervat in artikel 27 van Wet nr. 2579. Aangezien de Commissie en Griekenland nog steeds een meningsverschil hebben over de draagwijdte van de bij de richtlijn aan de lidstaten opgelegde verplichtingen, heeft de Commissie de Griekse autoriteiten aanvullende gegevens gevraagd voordat zij een uitspraak doet over een eventuele afsluiting van de inbreukprocedure.
Op vervoergebied had de Commissie op 28 juni 1995(64) een beschikking op grond van artikel 90, lid 3, juncto artikel 86 goedgekeurd waarin werd vastgesteld dat België op artikel 90, lid 1, juncto artikel 86 inbreuk had gepleegd door de Regie der luchtwegen, een met de exploitatie van de luchthaven van Brussel belaste openbare onderneming, een stelsel van kortingen op de landingsvergoedingen op te leggen dat tot discriminatie leidde. Daar België zich niet naar deze beschikking had gevoegd, vroeg de Commissie op 19 maart 1997(65) het Hof de niet-nakoming van de beschikking door België vast te stellen. Bij Koninklijk Besluit van 20 januari 1998 heeft de Belgische regering de inbreuk beëindigd en dientengevolge heeft de Commissie beslist afstand te doen van instantie.
Op 21 oktober 1997 had de Commissie een formele beschikking op grond van artikel 90, lid 3, juncto artikel 86 goedgekeurd met betrekking tot de kortingsregeling inzake de loodstarieven in de haven van Genua(66). Bij decreet van 8 juni 1998, waarin deze tarieven vanaf 1 juli 1998 werden vastgesteld, heeft de Italiaanse regering een einde gemaakt aan de inbreuk.
2.2.2. Monopolieposities
In 1998 is geen enkel geval van inbreuk op artikel 37 van het Verdrag vastgesteld.
2.3. ONDERNEMINGSBELEID, HANDEL, TOERISME EN SOCIALE ECONOMIE
In 1998 werden twee klachten ontvangen. De ene, tegen Oostenrijk gerichte klacht betreft de discriminerende tarieven voor skiforfaits voor buitenlandse ingezetenen van de Europese Unie die niet in de regio wonen; de andere, tegen Italië gerichte klacht betreft discriminatie op grond van de nationaliteit tussen Italiaanse burgers en andere burgers van de Unie betreffende preferentiële tarieven voor personen van 60 jaar en ouder voor de toegang tot het Dogenpaleis in Venetië.
In 1996 en 1997 werd in vier klachten tegen Griekenland melding gemaakt van de aanhoudende discriminatie op het gebied van het verbod voor niet-Grieken om in de Griekse wateren te vissen. In aansluiting op een aanmaningsbrief heeft Griekenland op 18 september 1998 circulaire nr. 253866 goedgekeurd, die met het Gemeenschapsrecht in overeenstemming is.
Een klacht tegen de verplichting tot vestiging in Oostenrijk om een vergunning te verkrijgen voor het uitoefenen van raftingactiviteiten werd in 1998 voortgezet. In het in juli 1998 van de Oostenrijkse autoriteiten ontvangen antwoord werd melding gemaakt van een wijziging van de betrokken wet. Omdat bij het onderzoek van deze wet was gebleken dat er van inbreuk geen sprake meer was, werd het dossier geseponeerd.
Een klacht betreffende discriminerende tarieven voor de toekenning van visvergunningen in Spanje voor buitenlandse ingezetenen van de Europese Unie die niet in Spanje wonen, werd in 1995 ontvangen. In aansluiting op een aanmaningsschrijven heeft Spanje de desbetreffende wetteksten van de 15 autonome gemeenschappen aan de Commissie toegezonden. Omdat bij het onderzoek van deze wetten was gebleken dat er van inbreuk geen sprake meer was, werd het dossier geseponeerd.
2.4. ONDERWIJS, BEROEPSOPLEIDING EN JEUGDZAKEN
Er moet worden gewezen op de positieve resultaten die de Commissie heeft bereikt in het kader van het onderzoek naar de klachten die bij haar door de burgers worden ingediend met betrekking tot het hoger onderwijs.
De bij de autoriteiten van de lidstaten ondernomen stappen en het grotere gebruik van de middelen die werden ingevoerd om snelle oplossingen te vinden voor de vermoede inbreuken die ter kennis van de Commissie worden gebracht via het Naric-netwerk (netwerk van de nationale informatiecentra voor academische erkenning), en de administratieve samenwerking zijn doeltreffend gebleken om tot naleving van de regels van het Verdrag te komen.
Er werden verschillende klachten geregistreerd betreffende situaties die vermoedelijke inbreuken op de artikelen 6, 126 en 127 van het EG-Verdrag vormen wegens het bestaan van discriminerende administratieve handelwijzen ten aanzien van studenten uit andere lidstaten. De discriminaties op grond van de nationaliteit betreffende de toegang tot het hoger onderwijs aan de hand van een quotasysteem, aanvullende examens, "numerus clausus" en deelneming in de financiering van de studie (collegegeld), waarbij strengere voorwaarden voor onderdanen van andere lidstaten gelden, vormen een belangrijk deel van de problemen waarmee studenten worden geconfronteerd die de rechten wensen te doen gelden welke hun door het Verdrag werden verleend.
Zo heeft Frankrijk onlangs een aantal administratieve procedures gewijzigd die waren opgelegd door middel van een circulaire waardoor studenten uit de andere lidstaten maar in beperkte mate werden toegelaten omdat de studies in kwestie ook in het land van herkomst konden worden gevolgd, en de opvangcapaciteit van de betrokken instellingen beperkt was. Een en ander vormt een discriminatie bij de toegang tot het onderwijs die in strijd is met artikel 6 van het EG-Verdrag, zoals uitgelegd door de jurisprudentie van het Hof van Justitie. Nadat de Commissie stappen had ondernomen, is Frankrijk overgegaan tot de wijziging van bedoelde circulaire waartegen klacht was ingediend.
2.5. SOCIALE ZAKEN
Er werden grote inspanningen gedaan met betrekking tot de juiste omzetting in het interne recht van de richtlijnen op dit gebied. Op een totaal van 69 richtlijnen zijn er reeds 54 in werking getreden, waarvoor de goedkeuring van omzettingsmaatregelen in de 15 lidstaten nodig was(67). 64 % van deze richtlijnen, te weten 35 richtlijnen, is reeds omgezet in alle lidstaten, waarvan er vier (Denemarken, Finland, Spanje en Zweden) een omzettingspercentage van 100 % hebben bereikt. De Commissie wenst thans met name aandacht te besteden aan het kwalitatieve aspect, waarbij zij de situaties van niet-conforme omzetting wil vaststellen en eventueel corrigeren. Zoals zij heeft uiteengezet in haar mededeling aan het Europees Parlement en de Raad over de follow-up van de aanbevelingen van de groep op hoog niveau inzake het vrije verkeer van personen(68), ziet zij er tevens op toe dat vervolging wordt ingesteld tegen falende administratieve handelwijzen.
Het op 29 april 1998(69) goedgekeurd sociaal actieprogramma 1998-2002 bevat de volgende etappes van de sociale politiek, en wel door voor de vernieuwing ervan een raamwerk te verstrekken.
2.5.1. Vrij verkeer van werknemers
Er lopen verschillende inbreukprocedures tegen diverse lidstaten inzake de toepassing van de Verordeningen (EEG) nr. 1612/68 en (EEG) nr. 1408/71 van de Raad.
De inbreukprocedure uit hoofde van artikel 171 van het EG-Verdrag betreffende de uitvoering van het arrest van het Hof van Justitie van 1 juni 1994 in zaak C-123/94(70) met betrekking tot de voorwaarden waaraan onderdanen van andere lidstaten moeten voldoen om in Griekenland een buitenlandse taal te mogen onderwijzen, werd geseponeerd na de goedkeuring van het presidentieel decreet nr. 394/97 overeenkomstig de eisen van het Gemeenschapsrecht, zoals uitgelegd door het Hof van Justitie in zijn arrest. De tegen België wegens niet-uitvoering van het arrest van het Hof in zaak C-47/93(71) ingeleide inbreukprocedure betreffende de financiering van Belgische universiteiten voor de opvang van studenten uit andere lidstaten die in dat land uitsluitend verblijven met het doel er een universitaire opleiding te volgen, wordt daarentegen voortgezet.
Het Hof heeft op 24 september 1998 een arrest gewezen in zaak C-35/97(72) betreffende de discriminatie die door Frankrijk ten aanzien van grensarbeiders wordt toegepast. Vooral de uitsluiting van in België wonende grensarbeiders van de toekenning van punten inzake aanvullend pensioen wanneer zij hun beroepswerkzaamheden vervroegd hebben beëindigd, werd beschouwd als onverenigbaar met artikel 48, lid 2, van het EG-Verdrag en artikel 7 van Verordening (EEG) nr. 1612/68.
De tegen Duitsland lopende inbreukprocedures betreffende enerzijds de toekenning van sociale bijstand aan migrerende werknemers bij gezinshereniging, en anderzijds het feit dat de toekenning van sociale uitkeringen van de voorlegging van een verblijfsvergunning afhankelijk wordt gesteld, worden voortgezet. In aansluiting op de door de Commissie ondernomen stappen heeft het Verenigd Koninkrijk zijn voorschriften betreffende de verlagingen van het collegegeld voor toegang tot de universiteit alsook van studiebeurzen voor echtgenoten van burgers van de Unie die in dat land werkzaam zijn, gewijzigd.
De Commissie heeft tot Denemarken een met redenen omkleed advies gericht betreffende de Deense regelgeving en handelwijzen waardoor het gebruik in Denemarken door in dat land wonende grensarbeiders wordt beperkt voor in een andere lidstaat ingeschreven voertuigen die behoren tot hun daar gevestigde werkgever. Ook werden met redenen omklede adviezen gericht tot Frankrijk, Luxemburg, Spanje en België met betrekking tot de uitsluiting van grensarbeiders van verlaagde tarieven voor grote gezinnen bij de openbare vervoermiddelen van genoemde landen omdat zij daar niet wonen. Frankrijk heeft positief gereageerd op het met redenen omklede advies.
Ten slotte heeft de Commissie tot Nederland een met redenen omkleed advies gericht wegens de uitsluiting van werkloze Belgische grensarbeiders van een fonds voor de financiering van de aanvullende pensioenverzekering tijdens de periode van vergoede werkonderbreking. Zij blijft de aandacht van de Nederlandse autoriteiten vestigen op de kwestie van de belastingen voor de uitreiking van de documenten voor permanent verblijf.
Wat de toegang tot overheidsbetrekkingen betreft, heeft het Hof van Justitie zich op 12 maart 1998 in zaak C-187/96, Commissie/Griekenland(73) betreffende de inaanmerkingneming van de anciënniteit in een overheidsdienst van een lidstaat (in dit concreet geval Frankrijk) bij indiensttreding bij de Griekse overheid uitgesproken. Het Hof heeft geoordeeld dat artikel 48 Griekenland de verplichting oplegt om met deze anciënniteit op dezelfde wijze rekening te houden als wanneer deze bij de Griekse overheid zou zijn verworven. In een recente prejudiciële zaak(74) had het Hof dit beginsel reeds geformuleerd met betrekking tot de collectieve arbeidsovereenkomsten voor de overheidssector. Uit deze jurisprudentie blijkt dat de lidstaten gehouden zijn met de anciënniteit van een werknemer in een overheidsdienst van een lidstaat rekening te houden wanneer die door hun overheidsdienst is aangeworven. De anciënniteit in overheidsdienst heeft immers in bepaalde landen aanzienlijke professionele gevolgen, zoals beroeps- en salarisgroep en bevorderingsmogelijkheden.
Anderzijds ziet de Commissie erop toe dat de lidstaten alle niet-gemotiveerde beperkingen voor de toegang tot overheidsfuncties afschaffen, en heeft zij daarom besloten de procedure uit hoofde van artikel 171 voort te zetten wegens niet-omzetting door Luxemburg van het arrest van 2 juli 1996 in zaak C-473/93(75) betreffende de nationaliteitsvoorwaarde voor toegang tot een overheidsbetrekking in Luxemburg. Om dezelfde reden heeft zij aan Spanje een met redenen omkleed advies toegezonden.
Op het gebied van de coördinatie van de nationale stelsels inzake sociale zekerheid werden de zaken betreffende de heffing door de Franse autoriteiten van de "Contribution sociale généralisée" (CSG)(76) en van de "Cotisation pour le remboursement de la dette sociale" (CRDS)(77) op de inkomsten uit arbeid of vervangende inkomsten van grensarbeiders bij het Hof aanhangig gemaakt.
De Commissie heeft tot Frankrijk een met redenen omkleed advies gericht betreffende de uitlegging van de administratieve voorwaarden vervat in artikel R313.5 van het Franse wetboek betreffende de sociale zekerheid die gelden wanneer de om een invaliditeitsuitkering verzoekende persoon op het Franse grondgebied niet werkzaam was op het ogenblik waarop de oorzaak van de invaliditeit zich voordeed.
De Commissie heeft de zaak tegen België betreffende de heffing van een persoonlijke bijdrage van 13,07 % op Belgische pensioenen voor begunstigden die in een andere lidstaat wonen en daar een ander door deze lidstaat toegekend pensioen ontvangen, voortgezet, en heeft het Hof ingeschakeld(78). Daar de Belgische instelling niet meer verantwoordelijk is voor de verstrekkingen in de lidstaat waar de begunstigde woont, is een dergelijke heffing immers niet verantwoord.
Een met redenen omkleed advies werd gericht tot Duitsland, dat, krachtens een bijzondere wet op socialezekerheidsuitkeringen voor kunstenaars (Künstlersozialversicherungsgesetz - KSVG), bijdragen heft op bezoldigingen die door Duitse uitgevers worden betaald aan schrijvers die niet zijn onderworpen aan de Duitse wetgeving, zulks op grond van de bepalingen van Verordening (EEG) nr. 1408/71 betreffende de vaststelling van de van toepassing zijnde wet.
2.5.2. Gelijke behandeling van mannen en vrouwen
De Commissie heeft een inbreukprocedure afgesloten die op grond van artikel 171 van het EG-Verdrag tegen België was ingeleid omdat dit land niet de nodige maatregelen had genomen om zich te voegen naar het arrest van het Hof van 17 februari 1993 in zaak C-173/91(79), dat betrekking had op wetgeving waardoor vrouwelijke werknemers van ouder dan 60 jaar geen aanvullende vergoedingen voor ontslag ontvingen. De procedure werd beëindigd nadat België de Commissie de maatregelen had meegedeeld tot wijziging van de wetgeving die in strijd was met artikel 119 van genoemd Verdrag. Daarentegen heeft de Commissie twee inbreukprocedures op grond van artikel 171 tegen Frankrijk (met redenen omkleed advies) en Italië (aanmaningsschrijven) voortgezet omdat deze beide landen niet de maatregelen hadden genomen die werden geëist in de arresten wegens niet-nakomen die tegen deze lidstaten in 1997(80) werden gewezen en die betrekking hadden op nachtwerk van vrouwen.
Wat Richtlijn 92/85/EEG van de Raad betreffende de bescherming van zwangere vrouwen betreft, heeft de Commissie de tegen Luxemburg ingeleide inbreukprocedure afgesloten nadat dit land haar de nationale omzettingsmaatregelen had medegedeeld.
De Commissie heeft besloten het Hof tegen Griekenland(81), Frankrijk(82) en Luxemburg(83) in te schakelen wegens niet-mededeling van de maatregelen tot omzetting van Richtlijn 96/97/EG van de Raad tot wijziging van Richtlijn 86/378/EEG betreffende de tenuitvoerlegging van het beginsel van gelijke behandeling van mannen en vrouwen in ondernemings- en sectorale regelingen inzake sociale zekerheid. Overeenkomstig artikel 3 van deze richtlijn hadden de genoemde lidstaten de omzettingsmaatregelen uiterlijk op 1 juli 1997 moeten goedkeuren.
2.5.3. Arbeidsvoorwaarden
Er is nog een aantal procedures aan de gang tegen verschillende lidstaten. Zo heeft de Commissie met betrekking tot Richtlijn 93/104/EG van de Raad betreffende een aantal aspecten van organisatie van de arbeidstijd een met redenen omkleed advies toegezonden aan Frankrijk, Griekenland, Luxemburg en Portugal, en heeft zij zich, wat Italië betreft, tot het Hof gewend(84); deze lidstaten hadden de nodige betrokken nationale maatregelen immers nog niet medegedeeld of hadden dit op onvolledige wijze gedaan.
De omzetting van Richtlijn 94/33/EG van de Raad betreffende de bescherming van jongeren op het werk vordert. Toch lopen in dit verband nog steeds procedures tegen Frankrijk, Italië en Luxemburg. Wat Italië betreft, werd het Hof ingeschakeld(85).
Richtlijn 94/45/EG van de Raad inzake de instelling van een Europese ondernemingsraad is verder nog niet omgezet door Luxemburg en Portugal, tegen welke lidstaten de Commissie zich tot het Hof heeft gewend(86).
2.5.4. Veiligheid en gezondheid op het werk
Wat Kaderrichtlijn 89/391/EEG van de Raad en de bijzondere richtlijnen ervan(87), alsmede de zogeheten "zelfstandige" richtlijn (92/29/EEG, medische hulpverlening aan boord van schepen) betreft, hebben alle lidstaten aan de Commissie hun nationale uitvoeringsmaatregelen meegedeeld, behalve Luxemburg, Ierland en Italië(88). Wat dit betreft, heeft het Hof in zijn arresten van 27 en 29 oktober 1998 geconstateerd dat Ierland en Luxemburg hun verplichtingen niet waren nagekomen door respectievelijk Richtlijn 93/103/EG(89) en Richtlijn 92/29/EEG(90) niet om te zetten.
Wat betreft de richtlijnen waardoor de basisrichtlijnen worden gewijzigd of waardoor de bijzondere richtlijnen aan de technische vooruitgang worden aangepast(91), schenkt de stand van mededeling van omzettingsmaatregelen, ondanks een zekere verbetering, nog niet ten volle bevrediging. Bijgevolg worden inbreukprocedures, waarvan een aantal zich in het stadium van behandeling door het Hof bevindt, voortgezet ten aanzien van lidstaten die alle nationale uitvoeringsmaatregelen nog niet hebben meegedeeld.
De analyse van de conformiteit van de nationale uitvoeringsmaatregelen van de kaderrichtlijn en de bijzondere richtlijnen ervan wordt voortgezet, en in dit verband heeft de Commissie aan Duitsland, Italië en Nederland met redenen omklede adviezen toegezonden wegens niet-conforme omzetting van Richtlijn 89/391/EEG.
2.5.5. Volksgezondheid
Overeenkomstig artikel 129 van het EG-Verdrag vormen de eisen inzake gezondheidsbescherming een bestanddeel van het Gemeenschapsbeleid op andere gebieden. De Commissie maakt regelmatig bekend op welke wijze zij met deze voorwaarde rekening houdt. Het vierde verslag, dat de activiteiten bestrijkt die in 1997 hebben plaatsgevonden, wordt in 1999 gepubliceerd.
2.6. REGIONAAL BELEID EN COHESIE
Artikel 7 van Verordening (EEG) nr. 2052/88 betreffende de taken van de fondsen met structurele strekking, alsook artikel 8, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1164/94 tot oprichting van het Cohesiefonds bevatten het beginsel dat maatregelen die door de Gemeenschap mee worden gefinancierd, in overeenstemming met het Gemeenschapsrecht moeten zijn. Uit dit beginsel volgt dat, telkens wanneer wordt vastgesteld dat het Gemeenschapsrecht niet wordt nageleefd, dit kan leiden tot het opschorten en vervolgens verminderen of intrekken van de steun (zie artikel 24 van Verordening (EEG) nr. 4253/88 en artikel H in bijlage II van Verordening (EG) nr. 1164/94).
Voorts kan de Commissie, overeenkomstig de richtsnoeren vervat in document "Netto financiële correcties in het kader van de toepassing van artikel 24 van Verordening (EG) nr. 4253/88" (C(97) 3151 def.-II) vragen om de definitieve intrekking van steun, zij het dat zij ook een vervanging van het project kan voorstellen. De Commissie is echter helemaal niet juridisch verplicht om de vervanging van een project door een ander toe te staan indien er sprake is van onverenigbaarheid met het Gemeenschapsrecht.
Voor de nieuwe programmeringsperiode (2000-2006) is het voorstel van de Commissie voor de goedkeuring van een verordening betreffende algemene bepalingen over de structuurfondsen erop gericht haar beleid inzake de naleving van het Gemeenschapsrecht kracht bij te zetten.
In het kader van de door deze fondsen meegefinancierde projecten behoort de controle op de toepassing van het Gemeenschapsrecht in de eerste plaats en krachtens het subsidiariteitsbeginsel tot de bevoegdheid van de nationale autoriteiten. Dit doet geen afbreuk aan de rechten van de Commissie uit hoofde van artikel 169 van het Verdrag en artikel 24 van Verordening (EEG) nr. 4253/88 of de overeenkomstige bepalingen van Verordening (EG) nr. 1164/94.
Hoewel de onafhankelijkheid van de inbreukprocedure ten aanzien van die van artikel 24 van Verordening (EEG) nr. 4253/88 werd bevestigd door de communautaire jurisprudentie (T-461/93, An Taisce - The National Trust for Ireland and WWF, arrest van 23 september 1994), is samenhang tussen deze beide procedures noodzakelijk.
Aldus wordt in beginsel bij toezending van een aanmaningsschrijven in het kader van de inbreukprocedure de betaling van de steun opgeschort. Voorts moet na de toezending van het met redenen omkleed advies met de procedure tot vermindering of intrekking van de steun worden begonnen. Evenzo impliceert seponering van een geval van inbreuk uit hoofde van artikel 169 van het EG-Verdrag niet noodzakelijkerwijs dat de Commissie haar recht verliest om de communautaire medefinanciering in te trekken.
Voordat een besluit aangaande de intrekking of vermindering van de communautaire steun wordt genomen, beoordeelt de Commissie evenwel per geval de ernst van de inbreuk. Hierdoor kan worden vermeden dat ernstige inbreuken geen gevolgen op het gebied van de communautaire medefinanciering hebben of dat minder belangrijke inbreuken naar verhouding te grote negatieve gevolgen hebben voor achtergebleven regio's of regio's die zich in een omschakelingsfase bevinden. Bij een besluit van de Commissie tot vermindering of intrekking van de steun heeft de betrokken lidstaat het recht uit hoofde van artikel 173 van het EG-Verdrag bij het Hof van Justitie daartegen beroep aan te tekenen.
De inbreuken in verband met door het EFRO of het Cohesiefonds meegefinancierde maatregelen betreffen voornamelijk de naleving van de richtlijnen op milieugebied en die van de communautaire regels op het gebied van de gunning van overheidsopdrachten. Het meest voorkomende bezwaar is dat Richtlijn 85/337/EEG (milieu-effectbeoordeling) niet wordt nagekomen. Toch werd ook een toeneming geconstateerd van de klachten betreffende niet-naleving van Richtlijn 92/43/EEG ("natuurlijke habitats").
Ten aanzien van het totale aantal inbreuken op de regels inzake milieu en gunning van overheidsopdrachten is het aantal (vermoede of vastgestelde) inbreuken die verband houden of eventueel verband houden met communautaire medefinanciering, betrekkelijk gering: 6,2 % van de gevallen betreft milieu, en 6,9 % betreft overheidsopdrachten. Voorts moet worden vermeld dat procedures op grond van artikel 24 van Verordening (EEG) nr. 4253/88 werden ingeleid voor andere gevallen van onregelmatigheden die daarom nog geen inbreuk vormen op de communautaire regels inzake milieu en overheidsopdrachten.
Hierbij gaat het om cijfers met een indicatief karakter, gezien de objectieve moeilijkheden voor de Commissie om de omvang van het probleem van de met communautaire medefinanciering samenhangende inbreuken in te schatten. Gezien de wijze waarop de communautaire steun in het kader van het EFRO plaatsvindt (steun voor operationele programma's en niet per afzonderlijk project), en gezien het feit dat de Commissie in de nationale beheersystemen geen inzicht heeft, komen bepaalde inbreukgevallen immers niet ter kennis van de Commissie; voor andere is het moeilijk een rechtstreeks verband te leggen tussen de inbreuk en het bestaan van communautaire medefinanciering. Inbreuken ten aanzien van het Cohesiefonds kunnen daarentegen wel gemakkelijker worden vastgesteld omdat afzonderlijke projecten en geen programma's worden gesteund.
Ondanks de hierboven genoemde moeilijkheden werd steun in bepaalde gevallen niettemin opgeschort. Voor op het gebied van overheidsopdrachten vastgestelde en voldoende ernstig geachte inbreuken (geen publicatie in het PBEG, inschrijvers moeten opgenomen zijn in een nationaal beroepsregister) vond bovendien opschorting plaats voor steun in verband met gewraakte projecten. In andere, minder ernstig geachte gevallen werd vervanging door de lidstaat van gewraakte projecten door andere aanvaard. Op het gebied van milieu wordt de mogelijkheid van intrekking van steun momenteel onderzocht voor een vastgesteld inbreukgeval.
2.7. BEGROTINGSVRAAGSTUKKEN
In het kader van de traditionele eigen middelen was de Commissie ertoe genoodzaakt inbreukprocedures in te leiden tegen:
- België, dat, in geval van aan de schuldenaar verleende toestemming om zijn schuld gespreid te betalen, de betrokken eigen middelen pas ter beschikking stelt nadat het gehele bedrag is ontvangen, en
- Italië, dat niet voldoende gerechtvaardigde kortingen heeft toegepast bij de terbeschikkingstelling van de eigen middelen uit de douanerechten op ingevoerde goederen met bestemming San Marino.
2.8. ENERGIE
2.8.1. Inleiding
In de loop van 1998 hebben de onderhandelingen over de interne markt voor aardgas geleid tot een akkoord over de goedkeuring van Richtlijn 98/30/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 juni 1998 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor aardgas(92). Wat de toepassing van het geheel van de richtlijnen betreft, is het omzettingspercentage ten opzichte van 1997 gestegen.
2.8.2. Interne markt van elektriciteit en aardgas
Richtlijn 96/92/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 december 1996 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit, die uiterlijk op 19 februari 1999 moet zijn omgezet, werd reeds omgezet door Oostenrijk en Spanje.
Op 22 juni 1998 werd Richtlijn 98/30/EG aangenomen. Zij moet uiterlijk op 10 augustus 2000 zijn omgezet.
2.8.3. Energie-efficiëntie
Richtlijn 96/57/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de normen voor de energie-efficiëntie van huishoudelijke elektrische koelkasten, diepvriezers en combinaties daarvan werd nog niet omgezet door België en Italië.
De inbreukprocedures met betrekking tot de uitvoeringsrichtlijnen van Kaderrichtlijn 92/75/EEG betreffende de vermelding van het energieverbruik worden voortgezet.
Richtlijn 94/2/EG van de Commissie, die betrekking heeft op koelkasten, diepvriezers en combinaties daarvan, is omgezet door alle lidstaten. Richtlijn 95/12/EG van de Commissie, die van toepassing is op huishoudelijke wasmachines, is omgezet door alle lidstaten. Richtlijn 95/13/EG van de Commissie betreffende huishoudelijke droogtrommels is omgezet door alle lidstaten. Richtlijn 96/60/EG van de Commissie betreffende de etikettering van het energieverbruik van huishoudelijke wasdroogcombinaties is nog niet omgezet door België. Richtlijn 96/89/EG van de Commissie tot wijziging van Richtlijn 95/12/EG is nog niet omgezet door België. Richtlijn 97/17/EG van de Commissie betreffende de etikettering van het energieverbruik van huishoudelijke afwasmachines, die uiterlijk op 15 juni 1998 moest zijn omgezet, is slechts omgezet door Spanje, Frankrijk, Griekenland, Ierland, Luxemburg en Nederland. De Commissie heeft Richtlijn 98/11/EG van 27 januari 1998 betreffende de etikettering van het energieverbruik van lampen voor huishoudelijk gebruik(93) goedgekeurd.
2.8.4. Koolwaterstoffen
Richtlijn 94/22/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de voorwaarden voor het verlenen en het gebruik maken van vergunningen voor de prospectie, de exploratie en de productie van koolwaterstoffen is omgezet door alle lidstaten.
2.9. VERVOER
Het aantal geldende richtlijnen op vervoersgebied blijft stabiel in vergelijking met 1997, aangezien tien oude richtlijnen zijn ingetrokken en de omzettingstermijn van tien nieuwe in de loop van 1998 is verstreken.
De intrekking van richtlijnen is voor het merendeel het gevolg van het algemene streven naar rationalisatie en verduidelijking van de Commissie die streeft naar consolidatie van de geldende wetgeving met het oog op grotere doorzichtigheid. Zo zorgt Richtlijn 96/96/EG voor omwerking van de documenten betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake de technische controle van motorvoertuigen en aanhangwagens door de opheffing van de basisrichtlijn uit 1977 en haar zes opeenvolgende wijzigingen.
De meeste nieuwe richtlijnen waarvan de omzettingstermijn in 1998 is verstreken, zijn goedgekeurd om de communautaire normen op het gebied van de maritieme veiligheid aan te passen aan de nieuwe voorschriften die zijn vervat in internationale overeenkomsten, en de inspanningen tot controle van de schepen die gevaarlijke of verontreinigende goederen vervoeren, voort te zetten.
Zoals voor de voorbije jaren moet jammer genoeg worden opgemerkt dat de meeste lidstaten hun nationale omzettingsmaatregelen pas met grote vertraging nemen. Het gevolg hiervan is dat slechts voor een zeer gering percentage van de richtlijnen waarvan de omzettingstermijn in 1998 verstreek, nationale omzettingsmaatregelen zijn meegedeeld.
Zodra inbreukprocedures worden ingeleid, kan evenwel worden vastgesteld dat de omzettingsmaatregelen sneller worden meegedeeld. Zo hadden meer dan tweederde van de ongeveer honderd geseponeerde inbreukprocedures die in 1997 of in de eerste maanden van 1998 waren ingeleid, betrekking op gevallen van niet-mededeling.
2.9.1. Wegvervoer
Nu de wetgeving betreffende de onderlinge aanpassing van de normen van de lidstaten op het gebied van het vervoer van gevaarlijke goederen in 1997 in werking is getreden, moet erop worden gewezen dat in verband met het wegvervoer van deze goederen de regelgeving die de ADR (Europese overeenkomst betreffende het internationale vervoer van gevaarlijke goederen over de weg) op het nationale en het internationale vervoer toepast, door 13 lidstaten is goedgekeurd, wat de basisrichtlijn (94/55/EG) betreft, en door elf, wat de richtlijn tot wijziging (96/86/EG) betreft. Bovendien heeft slechts één lidstaat de nationale uitvoeringsmaatregelen niet meegedeeld met betrekking tot Richtlijn 95/50/EG, die de procedures voor de controle op het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg beoogt te harmoniseren om het toezicht op de naleving van de veiligheidsnormen efficiënter te maken.
Aanzienlijke vooruitgang is geboekt bij de wetgeving inzake de maximaal toegestane gewichten en afmetingen van voertuigen, aangezien slechts drie lidstaten hun nationale maatregelen tot omzetting van Richtlijn 96/53/EG niet hebben meegedeeld; deze richtlijn verenigt de maatregelen betreffende de gewichten, de afmetingen en andere technische kenmerken van bepaalde wegvoertuigen evenals die betreffende het bewijs dat voertuigen voldoen aan de desbetreffende richtlijn.
Er moet worden toegegeven dat bij het dossier van het rijbewijs in 1998 weinig vorderingen zijn gemaakt. De omzetting van Richtlijn 91/439/EEG blijft onbevredigend. Bij het onderzoek van de nationale omzettingsmaatregelen is namelijk aan het licht gekomen dat deze niet conform zijn op vele punten, zoals de minimumleeftijd voor een categorie voertuigen, de verlenging van het rijbewijs van burgers die niet meer verblijven in de lidstaat waar het is afgegeven, de criteria voor de examenvoertuigen, de duur van het praktische examen en de minimumnormen inzake lichamelijke en geestelijke geschiktheid. Bovendien zijn procedures voor het systematisch registreren van de rijbewijzen wanneer de houders zich in een andere lidstaat vestigen, in strijd met het beginsel van de onderlinge erkenning van rijbewijzen. Voorts lopen nog steeds drie inbreukprocedures wegens niet-mededeling van de nationale uitvoeringsmaatregelen van de recentste richtlijn tot wijziging van Richtlijn 97/26/EG.
Op fiscaal gebied kon de inbreukprocedure tegen Frankrijk wegens niet-mededeling van de nationale maatregelen ter omzetting van Richtlijn 93/89/EEG (betreffende belastingen, tolgelden en gebruiksrechten) worden geseponeerd. De procedure tegen België wegens non-conformiteit van de uitvoeringsmaatregelen wordt echter voortgezet. De Commissie heeft een zaak wegens onjuiste toepassing van de richtlijn door Oostenrijk in het kader van de verhoging van het tolgeld op de Brenner-autosnelweg aanhangig gemaakt bij het Hof van Justitie.
Wat de technische controle van voertuigen betreft zijn in 1998 Richtlijn 77/143/EEG en haar zes opeenvolgende wijzigingen opgeheven na de inwerkingtreding van Richtlijn 96/96/EG voor een omwerking van de documenten betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake de technische controle van motorvoertuigen en aanhangwagens tot één communautaire wettekst. De oude richtlijnen zijn evenwel opgeheven onverminderd de verplichtingen van de lidstaten inzake de termijnen voor de omzetting en de tenuitvoerlegging; derhalve worden de lopende procedures tegen Ierland (Richtlijn 91/328/EEG) en Portugal (Richtlijn 94/23/EG) voortgezet. Bovendien lopen nog steeds drie inbreukprocedures wegens niet-mededeling van de nationale uitvoeringsmaatregelen van de nieuwe richtlijn.
De follow-up van de situatie op het gebied van het wegvervoer toont aan dat de ontwikkeling over het geheel genomen positief is, met uitzondering van de problemen in verband met de toepassing van de nieuwe voorschriften op het gebied van het rijbewijs. De Commissie ontvangt immers weinig klachten over de toepassing van de communautaire wetgeving in deze sector, waaruit blijkt dat de oudere richtlijnen op correcte wijze zijn omgezet en ten uitvoer worden gelegd.
2.9.2. Gecombineerd vervoer
Hoewel alle lidstaten weliswaar Richtlijn 92/106/EEG houdende vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor bepaalde vormen van gecombineerd vervoer van goederen tussen lidstaten hebben omgezet, lopen twee procedures wegens onjuiste toepassing of non-conformiteit van de nationale uitvoeringsmaatregelen.
2.9.3. Vervoer over de binnenwateren
De omzetting van Richtlijn 96/75/EG houdende voorschriften inzake bevrachting en prijsvorming in de sector nationaal en internationaal goederenvervoer over de binnenwateren in de Gemeenschap, waarvoor de termijn in 1997 is verstreken, is thans voltooid in de drie betrokken lidstaten, te weten België, Frankrijk en Nederland.
Twee procedures lopen wegens niet-mededeling van de nationale uitvoeringsmaatregelen van Richtlijn 96/50/EG betreffende de harmonisatie van de voorwaarden voor de afgifte van nationale vaarbewijzen voor binnenvaartuigen.
Ten slotte heeft de Commissie beslist aanmaningen te zenden ter aanvulling van de voortzetting van de procedures die zijn ingeleid tegen twee lidstaten die met derde landen bilaterale overeenkomsten hadden gesloten op het gebied van de binnenscheepvaart, terwijl uitsluitend de Gemeenschap terzake bevoegd is.
2.9.4. Spoorwegvervoer
Richtlijn 91/440/EEG betreffende de ontwikkeling van de spoorwegen, waarmee werd beoogd de aanpassing van de communautaire spoorwegen aan de vereisten van de interne markt te vergemakkelijken en hun efficiëntie te vergroten, met name door het beheer van de spoorweginfrastructuur en de exploitatie van de vervoersdiensten van spoorwegondernemingen van elkaar te scheiden, is aangevuld met Richtlijn 95/18/EG betreffende de verlening van vergunningen aan spoorwegondernemingen en Richtlijn 95/19/EG inzake de toewijzing van spoorweginfrastructuurcapaciteit en de heffing van gebruiksrechten voor de infrastructuur. Deze twee richtlijnen, waarvan de omzettingstermijn in 1997 is verstreken, bieden de mogelijkheid om het spoorwegvervoer een nieuwe impuls te geven door middel van de invoering van een zekere mededinging.
Hoewel de helft van de inbreukprocedures wegens niet-mededeling in verband met de Richtlijnen 95/18/EG en 95/19/EG in 1998 kon worden geseponeerd, betreurt de Commissie dat de procedures met betrekking tot de andere dossiers worden voortgezet en dat voor sommige hiervan een procedure bij het Hof van Justitie is ingeleid.
Voorts blijven, met name in Luxemburg, Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk, problemen bestaan in verband met de omzetting van artikel 10 van Richtlijn 91/440/EEG dat betrekking heeft op het recht op toegang tot de infrastructuur. In het geval van de twee laatstgenoemde lidstaten betreft de vertraging bij de omzetting van artikel 10 de tunnel onder het Kanaal, die beide landen verbindt en waarvoor een binationale regelgeving wordt opgesteld.
Hoewel in de loop van 1998 ontegensprekelijk vooruitgang is geboekt, blijft de situatie nog zorgwekkend omdat de omzetting van de Richtlijnen 95/18/EG en 95/19/EG die beogen de toegang tot de spoorwegnetten in zekere mate open te stellen voor mededinging, van het grootste belang is voor de ontwikkeling van de communautaire strategie op het gebied van de spoorwegen.
2.9.5. Zeevervoer
De Commissie blijft zich inzetten voor de verbetering van de veiligheid van het zeevervoer en de voorkoming van de vervuiling van de zee, zowel door de internationale normen beter te doen naleven door de staten waarvan schepen de vlag voeren, als door de instelling van een geharmoniseerd stelsel van controles door de staat waar de haven is gelegen als middel om toezicht te houden. De Commissie betreurt in dit verband de vertraging waarmee de correcte omzetting van de richtlijnen terzake gepaard gaat in alle lidstaten.
Richtlijn 93/75/EEG, die beoogt op communautair niveau de internationale normen toe te passen inzake minimumeisen voor schepen die gevaarlijke of verontreinigende goederen vervoeren, is omgezet met drie jaar vertraging en er zijn nog problemen met de conformiteit in België, Duitsland en het Verenigd Koninkrijk. Bovendien is de omzettingstermijn van de Richtlijnen 96/39/EG en 97/34/EG, die zijn goedgekeurd om Richtlijn 93/75/EEG aan de jongste geldende internationale normen aan te passen, in 1997 verstreken zonder dat België, Portugal en het Verenigd Koninkrijk de nationale omzettingsmaatregelen hebben meegedeeld. Geen enkele lidstaat heeft nationale maatregelen meegedeeld ter omzetting van de laatste wijziging, Richtlijn 98/55/EG, waarvan de omzettingstermijn is vastgesteld op 31 december 1998.
Er is aanzienlijke vooruitgang bij de omzetting door de lidstaten van Richtlijn 94/57/EG, die voorschriften bevat die moeten worden toegepast door de lidstaten en de organisaties die belast zijn met de inspectie, de controle en de certificatie van schepen in verband met de naleving van de internationale verdragen betreffende de veiligheid op zee en ter voorkoming van verontreiniging van de zee. Hoewel alle ingeleide inbreukprocedures wegens niet-mededeling konden worden geseponeerd, heeft de Commissie evenwel twee inbreukprocedures wegens niet-conforme omzetting moeten inleiden en vooral negen dossiers moeten openen tegen lidstaten (Oostenrijk, Finland, Frankrijk, Duitsland, Luxemburg, Nederland, Portugal, Spanje en het Verenigd Koninkrijk) die de nationale maatregelen ter omzetting van Richtlijn tot wijziging van Richtlijn 97/58/EG, waarvan de omzettingstermijn op 30 september 1998 verstreken was, niet hadden meegedeeld.
In verband met de menselijke factor heeft de Commissie beslist België voor het Hof van Justitie te dagen wegens gedeeltelijke omzetting van Richtlijn 94/58/EG inzake het minimumopleidingsniveau van zeevarenden, in het bijzonder voor aspecten in verband met de communicatie aan boord van schepen.
De twee inbreukprocedures tegen België en Portugal wegens onjuiste toepassing van Verordening (EG) nr. 2978/94 zijn geseponeerd. Deze verordening heeft tot doel het gebruik van olietankers met gescheiden-ballasttanks aan te moedigen en het zeemilieu te beschermen tegen vervuiling door klassieke olietankers. Slechts een enkele procedure wegens onjuiste toepassing van deze verordening door een lidstaat loopt nog.
Er blijven problemen bestaan in verband met Richtlijn 95/21/EG (havenstaatcontrole), die de criteria voor de inspectie van schepen, alsmede de voorwaarden voor de aanhouding en/of de weigering van de toegang tot de havens in de Gemeenschap harmoniseert. Alle lidstaten hebben hun omzettingsmaatregelen aan de Commissie meegedeeld, behalve Italië, dat voor het Hof van Justitie gedaagd werd; procedures wegens niet-conforme wetgeving zijn evenwel ingeleid tegen België, Ierland en Portugal. Deze trend van te late mededeling lijkt ook voor te komen bij de Richtlijnen tot wijziging van de Richtlijnen 98/25/EG en 98/42/EG, waarvan de omzettingstermijn respectievelijk op 1 januari 1998 en 30 september 1998 is verstreken; de meerderheid van de lidstaten heeft de desbetreffende nationale uitvoeringsmaatregelen nog niet meegedeeld. Een gemeenschappelijk model voor een identiteitskaart voor inspecteurs die optreden in het kader van Richtlijn 95/21/EG, is vastgesteld bij Richtlijn 96/40/EG, waarvoor alle procedures wegens niet-mededeling zijn geseponeerd, terwijl tegen één lidstaat een procedure is ingeleid wegens niet-conformiteit van de nationale omzettingsmaatregelen.
Richtlijn 96/98/EG inzake uitrusting van zeeschepen is een goed voorbeeld van het probleem van de laattijdige omzetting van richtlijnen in de sector zeevervoer. Er zijn namelijk twaalf procedures ingeleid wegens niet-mededeling van de nationale omzettingsmaatregelen (enkel Duitsland en Frankrijk hebben hun nationale maatregelen meegedeeld voor het verstrijken van de omzettingstermijn van de richtlijn; Griekenland heeft zijn maatregelen na die datum meegedeeld).
Er blijven problemen bestaan met betrekking tot de omzetting van de communautaire wetgeving op het gebied van de inschrijving van schepen en de toekenning van de vlag. België, Frankrijk en Nederland hanteren namelijk nog steeds discriminerende voorwaarden voor de inschrijving van schepen in de scheepsregisters en de toekenning van de nationale vlag. De inbreukprocedures tegen deze lidstaten worden derhalve voortgezet. In 1997 had het Hof van Justitie Ierland(94) en Griekenland(95) veroordeeld voor het handhaven van nationaliteitsvereisten die in tegenspraak waren met het Gemeenschapsrecht inzake de inschrijving van koopvaardijschepen; overeenkomstig artikel 171 van het Verdrag heeft de Commissie tegen deze lidstaten procedures wegens niet-uitvoering van een arrest van het Hof van Justitie moeten inleiden.
Inzake cabotage in het zeevervoer heeft de Commissie Frankrijk voor het Hof van Justitie gedaagd omdat het in zijn wetgeving bepalingen handhaaft waarbij vervoer tussen nationale havens wordt voorbehouden aan schepen die de Franse vlag voeren, hetgeen in strijd is met Verordening (EEG) nr. 3577/92, die de cabotage in het zeevervoer met ingang van 1 juli 1993 heeft geliberaliseerd voor reders uit de Gemeenschap die met in een lidstaat geregistreerde schepen varen welke de vlag van deze lidstaat voeren.
Er is aanzienlijke vooruitgang geboekt op het gebied van overeenkomsten over vrachtverdeling tussen lidstaten en derde landen. Het beginsel van het vrij verrichten van diensten, dat wordt gewaarborgd door Verordening (EEG) nr. 4055/86, wordt in deze sector evenwel nog steeds niet door alle lidstaten nageleefd. De Commissie heeft in 1998 de procedures kunnen seponeren die zij had ingeleid tegen Italië wegens zijn overeenkomsten met Marokko, Senegal en Ivoorkust, en tegen Spanje wegens zijn overeenkomsten met Tunesië en Gabon. Ook Portugal heeft zijn overeenkomsten die het met Senegal, Sao Tomé en Principe, evenals met Kaapverdië verbonden, aangepast. Naar aanleiding van het arrest van het Hof van Justitie van 11 juni 1998 ten aanzien van België en Luxemburg(96) is tevens de clausule betreffende de vrachtverdeling uit de overeenkomst van deze landen met Maleisië opgeheven. Drie lidstaten (België, Luxemburg en Portugal) hebben zich nog niet gevoegd naar de verordening. Ten gevolge van de inschakeling van het Hof van Justitie door de Commissie lopen namelijk rechtsprocedures tegen België wegens zijn overeenkomst met Congo (ex-Zaïre), tegen België en Luxemburg wegens hun overeenkomsten met Ivoorkust, Senegal, Mali en Togo, en tegen Portugal wegens zijn overeenkomsten met Angola en de staten die uit het voormalige Joegoslavië zijn voortgekomen.
De diensten van de Commissie nemen systematisch maatregelen om de toepassing van het Gemeenschapsrecht te verbeteren op het gebied van het zeevervoer en meer in het bijzonder op het gebied van de maritieme veiligheid en het vrij verkeer van diensten. Er moet evenwel op worden gewezen dat met vele richtlijnen in de specifieke sector van de maritieme veiligheid een snellere tenuitvoerlegging of zelfs een versterking binnen de Gemeenschap van de op internationaal niveau opgestelde regels wordt beoogd. Voor sommige lidstaten is het vaak moeilijk om maatregelen die reeds geheel of gedeeltelijk zijn opgenomen in internationale verdragen waartoe zij zijn toegetreden, snel om te zetten in hun nationale wetgeving.
2.9.6. Luchtvervoer
Het proces van liberalisering van de burgerluchtvaart binnen de Gemeenschap is voltooid in 1997. Dit ging gepaard met de goedkeuring van verscheidene richtlijnen op technisch gebied of in verband met het eigenlijke luchtvervoer. Einde 1998 was de omzetting van deze richtlijnen echter nog niet volledig bevredigend. De Commissie maakt zich evenwel meer zorgen over het niet of laattijdig omzetten dan over een onjuiste omzetting door de lidstaten. Er dient onderscheid te worden gemaakt tussen deze twee aspecten.
Ten eerste worden richtlijnen soms niet omgezet. Zo was Richtlijn 96/67/EG betreffende de grondafhandeling in december 1998 nog niet omgezet in het nationale recht van zes lidstaten, terwijl dit ten laatste in november 1997 had moeten gebeuren, en de grondafhandelingsmarkt voor rekening van derden werd op 1 januari 1999 opengesteld voor mededinging.
Bovendien zijn de bij Richtlijn 94/56/EG vastgestelde grondbeginselen voor het onderzoek van ongevallen en incidenten in de burgerluchtvaart niet omgezet in meer dan de helft van de lidstaten hoewel de omzettingstermijn op 26 november 1996 verstreken is. De Commissie betreurt dat acht lidstaten hun nationale uitvoeringsmaatregelen nog moeten meedelen.
Daarentegen konden alle ingeleide procedures in verband met Richtlijn 93/65/EEG betreffende de vaststelling en het gebruik van compatibele technische specificaties voor de aanschaf van apparatuur en van systemen voor luchtverkeersafhandeling worden geseponeerd. De juiste toepassing van de richtlijn betreffende de harmonisatie van de systemen voor luchtverkeersafhandeling van de lidstaten is des te belangrijker omdat de omzettingstermijn van de wijzigingen die ter aanvulling en ter aanpassing aan de nieuwe Eurocontrol-normen door Richtlijn 97/15/EG zijn aangebracht, op 1 december 1997 is verstreken. Tegen vier lidstaten (Duitsland, Oostenrijk, Griekenland en Luxemburg) die nog geen nationale maatregelen tot uitvoering van deze laatste richtlijn hebben meegedeeld, zijn inbreukprocedures wegens niet-mededeling ingeleid.
Ten tweede gaat het om de omzettingsmaatregelen zelf. Het aantal klachten en procedures in verband met de bewijzen van bevoegdheid voor burgerluchtvaartpersoneel is in 1998 aanzienlijk gedaald. Bovendien waren er in 1998 veel minder problemen met betrekking tot de conformiteit van de nationale maatregelen met Richtlijn 91/670/EEG. Toch zijn niet alle problemen opgelost en lopen de procedures nog die zijn ingeleid wegens onjuiste toepassing van de richtlijn inzake de onderlinge erkenning van bewijzen van bevoegdheid voor burgerluchtvaartpersoneel in België, Duitsland en Frankrijk.
Voorts is het te vroeg om de toepassing door de lidstaten van Richtlijn 96/67/EG betreffende de grondafhandelingsdiensten te beoordelen, want tot nog toe is enkel de zelfafhandeling geliberaliseerd.
De Commissie moest ook verscheidene inbreuken in de sector luchtvervoer behandelen. Zo hanteren bepaalde lidstaten verschillende tarieven voor de luchthaventaksen naargelang van de bestemming van de passagiers (binnenlandse vluchten/ verbindingen binnen de Gemeenschap en/of internationale vluchten). Een dergelijk onderscheid is evenwel in strijd met het beginsel van het vrij verrichten van diensten, dat op het gebied van het luchtvervoer ten uitvoer is gelegd bij Verordening (EEG) nr. 2408/92. Wegens de discriminerende fiscale maatregelen in bepaalde lidstaten heeft de Commissie de inbreukprocedure tegen Ierland, Italië, Spanje, Portugal, Nederland, Griekenland en het Verenigd Koninkrijk voortgezet. Na een wijziging van de Franse wetgeving waardoor het bedrag van de luchthaventaksen op hetzelfde niveau werd gebracht, ongeacht de bestemming van de vlucht, kon het dossier tegen Frankrijk worden geseponeerd.
Voorts zijn in 1998 de inbreukprocedures voortgezet met betrekking tot de door verscheidene lidstaten met de Verenigde Staten van Amerika gesloten bilaterale zogenaamde "open sky"-overeenkomsten. Enerzijds stroken deze overeenkomsten niet met de exclusieve bevoegdheid van de Gemeenschap voor het sluiten van dergelijke overeenkomsten en anderzijds lijken deze overeenkomsten onverenigbaar met artikel 52 van het Verdrag daar wordt gediscrimineerd op grond van de nationaliteit van de luchtvervoerders. Om die reden heeft de Commissie beslist het Hof van Justitie in te schakelen in verband met de door acht lidstaten (België, Denemarken, Duitsland, Finland, Luxemburg, Oostenrijk, Zweden en het Verenigd Koninkrijk) gesloten overeenkomsten; bovendien heeft zij beslist een aanmaning te verzenden naar twee andere lidstaten.
Ten slotte dient te worden opgemerkt dat de Commissie twee beschikkingen heeft goedgekeurd op grond van artikel 8, lid 3, van Verordening (EEG) nr. 2408/92:
- op 22 juli 1998 heeft zij beschikt dat Zweden, buiten operationele beperkingen zoals een tijdspanne waarin een verbod op nachtvluchten geldt (22.00 tot 07.00 uur), de uitoefening van vervoersrechten op luchtroutes tussen de nieuwe luchthaven van Karlstad en andere luchthavens in de Gemeenschap niet mag beperken voor lawaaierige vliegtuigen (d.w.z. vliegtuigen die niet voldoen aan de eisen van bijlage 16 bij het Verdrag inzake de internationale burgerluchtvaart, boekdeel I, deel 2, hoofdstuk 3);
- op 9 september 1998 heeft zij zich verzet tegen de Italiaanse verkeersverdelingsregels voor het luchthavensysteem van Milaan, waarin wordt voorzien in de verplaatsing van alle verbindingen die vanuit de luchthaven Linate worden geëxploiteerd, naar de luchthaven Malpensa, met uitzondering van de verbinding tussen Linate en Rome. Gezien de ontoereikende toegangsinfrastructuur van de luchthaven Malpensa, is de Commissie namelijk van oordeel dat de toepassing van deze regels een discriminatie inhoudt ten voordele van de Italiaanse maatschappij Alitalia; anderzijds vindt zij dat deze regels niet in verhouding staan tot de doelstelling van de Italiaanse autoriteiten om een rendabel knooppunt in Malpensa te creëren. Naar aanleiding van deze beschikking hebben de Italiaanse autoriteiten de verkeersverdelingsregels voor het luchthavensysteem van Milaan gewijzigd.
2.10. TELECOMMUNICATIE
In de communautaire wetgeving betreffende telecommunicatie was 1 januari 1998 vastgelegd als de uiterste termijn voor de volledige liberalisering van de sector. Op een enkele uitzondering na(97), waren alle harmoniseringsrichtlijnen goedgekeurd en liep hun omzettingstermijn in het begin of in de loop van 1998 af, wat verklaart dat de werkzaamheden van de Commissie met het oog op de tenuitvoerlegging door de lidstaten toenamen.
Zoals reeds was aangekondigd in het vijftiende verslag, heeft de Commissie in februari 1998 haar derde verslag over de tenuitvoerlegging van het pakket telecommunicatieregelgeving(98) goedgekeurd. Het verslag bevat een overzicht van de stand van omzetting van het regelgevend kader en een keuze van economische indicatoren die het beeld van de infrastructuur van het openbare net en van de markten van publieke telefonie vervolledigen. In het verslag wordt algemeen geoordeeld dat de omzettingsmaatregelen van de bepalingen van deze regelgeving in januari 1998 grotendeels zijn goedgekeurd in de meeste lidstaten en dat voortaan de nadruk moet worden gelegd op de daadwerkelijke toepassing van de nationale regels om de toegang tot de markt in alle sectoren te waarborgen.
In deze zin heeft de Commissie haar vierde verslag opgesteld, dat op 25 november 1998(99) is goedgekeurd. Zij trekt hierin de volgende conclusies:
- door de vooruitgang die is geboekt bij de recentste richtlijnen, zijn de belangrijkste regels omgezet in de nationale wetgeving;
- de nationale maatregelen die de basis vormen van de regelgeving (nationale regelgevende autoriteiten, vergunningen, interconnectie, universele dienstverlening, tarieven, frequenties, recht van overpad) worden in de praktijk toegepast, hoewel nog een aanzienlijk aantal problemen moet worden opgelost, zoals in een zo complexe operatie kon worden verwacht;
- de dynamische telecommunicatiemarkten evolueren snel in de lidstaten.
Wat betreft de stand van de tenuitvoerlegging van de verschillende richtlijnen, besluiten en beschikkingen, evenals de uit hoofde van artikel 169 van het EG-Verdrag ingeleide procedures, is de toestand als volgt.
De kaderrichtlijn ONP (90/387/EEG) betreffende de beginselen die van toepassing zijn op de tenuitvoerlegging van Open Network Provision, is door alle lidstaten omgezet.
Met betrekking tot Richtlijn 92/44/EEG (toepassing van ONP op huurlijnen) hebben alle lidstaten de Commissie nationale omzettingsmaatregelen meegedeeld. Dientengevolge zijn in 1998 de meeste van de lopende procedures wegens niet-meedeling geseponeerd. Uit het onderzoek van de meegedeelde maatregelen blijkt dat de omzetting van de richtlijn onvolledig is in België, Griekenland, Luxemburg en Portugal.
De twee voorgaande richtlijnen zijn gewijzigd bij Richtlijn 97/51/EG met het oog op de aanpassing aan een door concurrentie gekenmerkte context in de telecommunicatie. De Commissie heeft in december 1998 beslist een met redenen omkleed advies toe te zenden aan de lidstaten die de nationale omzettingsmaatregelen nog niet hebben meegedeeld: Griekenland, Frankrijk, Italië, Portugal en Zweden.
Inzake Richtlijn 95/62/EG inzake de toepassing van Open Network Provision (ONP) op spraaktelefonie hebben alle lidstaten, met uitzondering van Griekenland, omzettingsmaatregelen meegedeeld, ofschoon de maatregelen van België een partieel karakter hebben. In december 1998 is beslist een met redenen omkleed advies aan deze twee lidstaten toe te zenden. Tevens is beslist een met redenen omkleed advies toe te zenden aan Portugal in verband met de bepalingen van de richtlijn met betrekking tot de analytische kostentoerekening.
Enkele lidstaten (Griekenland, Ierland, Italië en Zweden) hebben hun omzettingswetgeving met betrekking tot de nieuwe richtlijn "spraaktelefonie" (98/10/EG) die in werking is getreden op 30 juni 1998 en Richtlijn 95/62/EG vervangt, niet meegedeeld: in december 1998 heeft de Commissie beslist hun een met redenen omkleed advies toe te zenden. De mededelingen van andere lidstaten die een aanmaning hadden ontvangen (Frankrijk, Nederland en Portugal) worden onderzocht.
Wat betreft de Richtlijn "machtigingen en vergunningen" (97/13/EG), heeft de Commissie in december 1998 beslist een met redenen omkleed advies te richten aan België, Frankrijk, Italië, Luxemburg en Oostenrijk, daar de meegedeelde nationale maatregelen niet in overeenstemming zijn met de richtlijn. Griekenland en Nederland hebben aanmaningen ontvangen aangezien zij de Commissie geen nationale uitvoeringsmaatregelen hebben meegedeeld. De Commissie onderzoekt bepaalde aspecten van de door Spanje meegedeelde nationale bepalingen, die mogelijk niet in overeenstemming met het Gemeenschapsrecht zijn.
De richtlijn betreffende interconnectie (97/33/EG) is omgezet door alle lidstaten, behalve Griekenland, Portugal en Zweden; in december 1998 heeft de Commissie besloten tot deze landen een met redenen omkleed advies te richten. Aan Nederland, dat niet alle nationale uitvoeringsmaatregelen had meegedeeld, is een aanmaning gezonden. In december 1998 werd besloten een met redenen omkleed advies wegens niet-conformiteit aan België, Frankrijk en Luxemburg te zenden.
Slechts vijf lidstaten (Duitsland, Spanje, Italië, Oostenrijk en Portugal) hadden de uitvoeringsmaatregelen meegedeeld voor de richtlijn over de bescherming van persoonsgegevens (97/66/EG), waarvan de omzettingstermijn op 24 oktober 1998 afliep. In december 1998 heeft de Commissie beslist de andere lidstaten aanmaningen toe te zenden.
De Richtlijnen 91/263/EEG en 93/97/EEG, respectievelijk betreffende eindapparatuur voor telecommunicatie en apparatuur voor satellietgrondstations, zijn door alle lidstaten omgezet. Er dient op te worden gewezen dat deze beide richtlijnen gecodificeerd zijn bij Richtlijn 98/13/EG van 12 februari 1998.
Met betrekking tot de drie richtlijnen inzake frequentiebanden, te weten de Richtlijnen 87/372/EEG (GSM), 90/544/EEG (Ermes) en 91/287/EEG (DECT), hebben alle lidstaten hun nationale omzettingsmaatregelen meegedeeld.
Alle lidstaten hebben uitvoeringsmaatregelen genomen voor Beschikking 91/396/EEG inzake invoering van een gemeenschappelijk Europees oproepnumer voor hulpdiensten, maar het nummer was einde 1998 nog niet in gebruik in Griekenland.
Alle lidstaten hebben reeds voldaan aan Beschikking 92/264/EEG inzake de invoering van een gemeenschappelijk internationaal toegangsnummer voor het internationaal telefoonverkeer in de Gemeenschap ("00"). Wegens een klacht bij de regionale administratieve rechter, wordt dit prefix evenwel in Zweden blijkbaar niet toegepast.
Ten slotte hebben acht lidstaten (Denemarken, Duitsland, Spanje, Ierland, Luxemburg, Portugal, Finland en het Verenigd Koninkrijk) nationale maatregelen meegedeeld ter omzetting van Richtlijn 95/47/EG inzake het gebruik van normen voor het uitzenden van televisiesignalen. De inbreukprocedures die in 1997 tegen de andere lidstaten zijn ingeleid, werden in 1998 voortgezet met de toezending van met redenen omklede adviezen.
2.11. VOORLICHTING, COMMUNICATIE, CULTUUR EN AUDIOVISUELE SECTOR
Op audiovisueel gebied moet worden gewezen op het feit dat alle lidstaten hun nationale wetgeving tot omzetting van Richtlijn 89/552/EEG over televisie zonder grenzen hebben meegedeeld.
Er lopen inbreukprocedures tegen België, Finland, Frankrijk, Griekenland, Italië en Luxemburg.
Op 30 juli 1997 is de nieuwe richtlijn "Televisie zonder grenzen" in werking getreden (Richtlijn 97/36/EG van het Europees Parlement en de Raad van 30 juni 1997(100)).
Deze richtlijn wijzigt de richtlijn van 1989 tot regeling van de uitoefening van televisieomroepactiviteiten om de bepalingen ervan bij te werken en te verduidelijken. De voornaamste wijzigingen zijn bedoeld voor het preciseren van bepaalde definities zoals de begrippen "televisiereclame", "telewinkelen", "Europese producties", doorgifte van "voor de samenleving belangrijke gebeurtenissen", voor het invoeren van regels betreffende telewinkelen alsook omroeporganisaties die zich uitsluitend met zelfpromotie bezighouden, voor het verbeteren van de bescherming van minderjarigen, in het bijzonder door het invoeren van verplichte waarschuwingen met betrekking tot niet-gecodeerde programma's die voor minderjarigen schadelijk kunnen zijn, en door de Commissie te verzoeken een enquête te verrichten naar de doeltreffendheid van filtersystemen van het type "v-chip" (antigeweldchip), alsook om een comité in te stellen voor overleg tussen de lidstaten en de Commissie over de toepassing en de ontwikkeling van de regelgeving op dit gebied, waarover de Commissie een periodiek verslag zal voorleggen waarin rekening zal worden gehouden met de technologische ontwikkelingen.
De lidstaten moesten ervoor zorgen dat uiterlijk op 30 december 1998 wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van kracht waren om aan deze richtlijn te voldoen.
Op 31 december 1998 had de meerderheid van de lidstaten evenwel nog geen nationale omzettingsmaatregelen aan de Commissie meegedeeld.
2.12. MILIEUZAKEN
De cotrole op de toepassing van het Gemeenschapsrecht op milieugebied wordt door de Commissie uitgeoefend op basis van artikel 155 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en wel door middel van de in artikel 169 vervatte procedure wegens niet-nakoming. In de praktijk betekent dit controle op de mededeling van de omzettingsmaatregelen, de conformiteit daarvan en de toepassing van de richtlijnen alsmede op de tenuitvoerlegging van de verordeningen. Deze controle wordt hetzij ambtshalve, hetzij naar aanleiding van klachten, vragen van leden van het Europees Parlement en bij het Europees Parlement binnengekomen verzoekschriften verricht, wanneer deze wijzen op een potentiële inbreuk op het Gemeenschapsrecht.
Enkele algemene statistische gegevens kunnen een idee geven van de activiteit en de waakzaamheid van de Commissie op het gebied van de controle op de tenuitvoerlegging van het Gemeenschapsrecht op milieugebied. In 1998 heeft de Commissie op milieugebied 15 zaken bij het Hof van Justitie aanhangig gemaakt (waarvan een op grond van artikel 171, zie hieronder) en 118 met redenen omklede adviezen en aanvullende met redenen omklede adviezen aan de lidstaten verzonden (waarvan vier op grond van artikel 171).
In 1998 is de Commissie ten behoeve van de toepassing van het Gemeenschapsrecht op milieugebied blijven gebruikmaken van artikel 171 van het Verdrag. Volgens de bepalingen van artikel 171, lid 2, tweede alinea, zoals gewijzigd bij het Verdrag betreffende de Europese Unie, kan de Commissie, in geval van niet-uitvoering door een lidstaat van een door het Hof van Justitie op basis van artikel 169 gewezen arrest waarbij een verzuim van deze lidstaat bij de tenuitvoerlegging van het Gemeenschapsrecht wordt vastgesteld, de zaak een tweede maal bij het Hof aanhangig maken, en in dat geval de aanhangigmaking vergezeld doen gaan van een verzoek om financiële sancties (boete of dwangsom). De procedure op basis van artikel 171 heeft haar doeltreffendheid ruimschoots bewezen, en men mag aannemen dat de lidstaten nu weten dat zij hun wetgeving na een arrest wegens niet-nakoming zo spoedig mogelijk in overeenstemming met het Gemeenschapsrecht moeten brengen. De meeste zaken op het gebied van het milieurecht konden namelijk worden geseponeerd. Van de tien gevallen waarin de Commissie sinds januari 1997 heeft besloten tot een tweede aanhangigmaking vergezeld van een verzoek om een dwangsom, zijn er zeven opgelost.
In 1998 heeft de Commissie besloten op basis van artikel 171 twee nieuwe gevallen bij het Hof aanhangig te maken, en wel een met betrekking tot de omzetting van Richtlijn 79/409/EEG inzake het behoud van de vogelstand door Frankrijk (zaak C-373/98), en een met betrekking tot de omzetting van de richtlijn inzake de behandeling van stedelijk afvalwater door Italië (aanhangigmaking moet nog geschieden). Voorts zijn twaalf andere procedures wegens niet-mededeling, niet-conformiteit en onjuiste toepassing voortgezet tot in het stadium van de aanmaning of het met redenen omklede advies. Deze verschillende zaken worden nader behandeld in het tweede gedeelte betreffende de sectoren.
Er dient evenwel ook op te worden gewezen dat de controleactiviteit van de Commissie niet beperkt blijft tot geschillen voor het Hof, noch tot de laatste fase van de precontentieuze procedure, namelijk de verzending van met redenen omklede adviezen en de controle van het antwoord dat de lidstaten daarop geven. Deze activiteiten vormen de laatste fasen van de inbreukprocedure, terwijl vele gevallen kunnen worden geseponeerd voordat zij dit stadium bereiken. Vooral op milieugebied blijkt namelijk dat een groot aantal situaties waarop, met name door middel van klachten, parlementaire vragen en verzoekschriften, de aandacht van de Commissie wordt gevestigd, geen inbreuken zijn omdat er geen rechtsgrond in het Gemeenschapsrecht voorhanden is of omdat de beweringen van de klagers of indieners van verzoekschriften in feite of in rechte niet gefundeerd blijken te zijn. Mede in de vorm van een zeer frequente correspondentie en regelmatige contacten van haar diensten met de nationale bestuursinstellingen (pakketvergaderingen of ad-hocvergaderingen) vervult de Commissie dus haar taak als hoedster van het Gemeenschapsrecht op milieugebied.
Voorts blijven de in de voorgaande verslagen aan de orde gestelde problemen op het gebied van de toepassing van het Gemeenschapsrecht op milieugebied grotendeels dezelfde, zowel wat betreft bepaalde moeilijkheden die de lidstaten bij de omzetting en toepassing van dit recht ondervinden, als wat betreft bepaalde beperkingen van het vermogen van de Commissie om deze toepassing te controleren. Dit in aanmerking genomen heeft de Commissie, om haar controlewerkzaamheden op actieve wijze te blijven uitoefenen, de hervorming van de interne regels inzake de behandeling van de inbreukprocedures in 1998 voortgezet om deze sneller en doeltreffender te laten verlopen.
Daarnaast heeft de Commissie in 1998 de follow-up van de in oktober 1996 goedgekeurde mededeling "De tenuitvoerlegging van de communautaire milieuwetgeving"(101) voortgezet.
De Commissie heeft namelijk op 16 december 1998 een voorstel voor een aanbeveling van de Raad betreffende minimumcriteria voor milieu-inspecties in de lidstaten(102) goedgekeurd. In dit voorstel, dat is gebaseerd op de studie verricht door het Impel-netwerk ("Implementation and Enforcement of EU Environmental Law"), een Europees netwerk voor de tenuitvoerlegging van het milieurecht, zijn richtsnoeren vastgesteld die minimumcriteria omvatten inzake de organisatie, uitvoering, follow-up en bekendmaking van de resultaten van de milieu-inspecties. De aanbeveling is van toepassing op industriële installaties en andere installaties waarvan de emissies of lozingen in het milieu onderworpen zijn aan vergunningen, alsmede op nucleaire installaties, inclusief die uit de onderzoekssector en de medische sector. De aanbeveling beoogt de controle op de toepassing van het communautaire milieurecht te intensiveren en ervoor te zorgen dat dit recht in alle lidstaten op gelijke wijze wordt toegepast.
Voorts is, overeenkomstig de mededeling betreffende de tenuitvoerlegging van de communautaire milieuwetgeving, een jaarlijks verslag ("Annual Survey") opgesteld dat de in het onderhavige deel van het jaarlijks verslag over de controle op de toepassing van het Gemeenschapsrecht vervatte gegevens aanvult met andere informatie betreffende het communautaire milieurecht. Dit eerste jaarlijkse verslag behandelt de periode oktober 1996 tot en met december 1997; het volgende verslag zal het volgende kalenderjaar behandelen.
Het eerste jaarlijkse verslag omvat in de eerste plaats een beschrijving van de follow-up van de mededeling betreffende de tenuitvoerlegging van de communautaire milieuwetgeving, met daarin informatie over de door het Impel-netwerk verrichte studie inzake de minimumnormen voor inspecties, over de werkzaamheden in verband met de toegang tot de rechter in de lidstaten en de klachten- en onderzoeksprocedures op milieugebied, over de opleidingsacties voor magistraten die in verschillende lidstaten hebben plaatsgevonden, over een proefproject inzake opleidingsacties met betrekking tot het communautaire milieurecht aan verschillende universiteiten en over de voorstellen met betrekking tot in de toekomst in de communautaire milieuwetgeving op te nemen sancties. In de tweede plaats beschrijft het jaarlijkse verslag de stand van zaken op het gebied van enkele specifieke horizontale acties, zoals het ontwerp-witboek inzake milieuaansprakelijkheid, de herziening van Richtlijn 90/313/EEG inzake de vrije toegang tot milieu-informatie en de vereisten die voortvloeien uit richtlijn 91/692/EEG tot standaardisering en rationalisering van de verslagen over de toepassing van bepaalde richtlijnen op milieugebied. Voorts bevat het jaarlijkse verslag een lijst van de publicaties van de Commissie betreffende de tenuitvoerlegging van het Gemeenschapsrecht of het internationale recht (verslagen, mededelingen, enz.), gedetailleerde gegevens over de structuur en het werkprogramma van het Impel-netwerk en ten slotte enige informatie over de stand van de toepassing van het communautaire milieurecht, inclusief een tabel met gegevens over de nationale maatregelen ter omzetting van de richtlijnen waarvan de omzettingstermijn tijdens de in het jaarlijkse verslag behandelde periode is verstreken.
Meer in het algemeen blijft de Commissie aandacht besteden aan de mogelijkheden die op het gebied van de tenuitvoerlegging van het communautair milieurecht worden geboden door een hele reeks ontwikkelingen waaraan zij een actieve bijdrage levert of die op haar initiatief tot stand zijn gekomen: milieu-overeenkomsten, burgerlijke milieuaansprakelijkheid, uitbreiding van de activiteiten van het informele netwerk IMPEL, waarvan de vergaderingen mee door de Commissie worden voorgezeten, integratie van het milieubeleid in andere beleidstakken van de Gemeenschap. Dit laatste aspect vormde het onderwerp van een mededeling van de Commissie aan de Europese Raad van Cardiff van juni 1998, getiteld "Een strategie voor de integratie van het milieu in het beleid van de Europese Unie"(103).
Zoals reeds is vermeld, heeft de door de Commissie uitgeoefende controle op de toepassing van het Gemeenschapsrecht op milieugebied betrekking op drie aspecten: de mededeling van de nationale uitvoeringsmaatregelen, de verenigbaarheid van deze nationale maatregelen met de richtlijnen waarvan zij de omzetting vormen, en de praktische toepassing van de richtlijnen en verordeningen.
Wat de mededeling van de nationale uitvoeringsmaatregelen door de lidstaten betreft, heeft zich op milieugebied geen belangrijke ontwikkeling voorgedaan in vergelijking met het vorige verslag.
De richtlijnen, die rechtshandelingen zijn die de lidstaten slechts resultaatsverplichtingen opleggen en hen vrij laten in de keuze van de gebruikte middelen en vormen, veronderstellen in het algemeen dat er nationale maatregelen worden genomen die de concrete uitvoering van de betrokken gemeenschapsrechtelijke verplichtingen verzekeren. Elke nieuwe richtlijn staat de lidstaten een termijn toe (meestal één à twee jaar) om hun interne recht overeenkomstig de bepalingen van de richtlijn te wijzigen. Wanneer deze termijn verstreken is, moeten de lidstaten de richtlijn hebben omgezet en de omzettingsmaatregelen aan de Commissie hebben meegedeeld. De Commissie herinnert overigens alle lidstaten er ten aanzien van iedere nieuwe goedgekeurde richtlijn systematisch aan dat de omzetting en de mededeling binnen de gestelde termijnen moeten plaatsvinden.
De vertraging die optreedt bij het meedelen aan de Commissie van de omzettingsmaatregelen vloeit logischerwijs doorgaans voort uit vertragingen bij de goedkeuring van de genoemde nationale maatregelen. Helaas worden echter in een te groot aantal gevallen de goedgekeurde maatregelen met verschillende maanden of meer vertraging aan de Commissie meegedeeld, zodat inbreukprocedures worden ingeleid of voortgezet terwijl dat eigenlijk niet nodig is. Wanneer geen omzettingsmaatregelen worden meegedeeld, leidt de Commissie altijd een inbreukprocedure in.
Voorts hebben de bevoegde instanties van de lidstaten niet alleen de verplichting om binnen de in de richtlijn gestelde termijn de maatregelen ter omzetting van een nieuwe richtlijn mee te delen, maar moeten zij ook, zolang de richtlijn van kracht is, systematisch alle later genomen maatregelen meedelen die binnen het toepassingsgebied van deze richtlijn vallen. De Commissie constateert dat dergelijke maatregelen te vaak niet worden meegedeeld.
De oorzaken van de vertragingen bij de omzetting en de mededeling zijn reeds in voorgaande verslagen beschreven: institutionele en administratieve structuur van de lidstaten, omzettingsmethoden, specifieke moeilijkheden die inherent zijn aan bepaalde in technisch opzicht zeer geavanceerde sectoren (chemie, biotechnologie), mogelijk gebrek aan coördinatie tussen de vertegenwoordigers van de lidstaten die over de richtlijnen onderhandelen en de organen die in de lidstaten met de omzetting van de richtlijnen belast zijn.
De Commissie wijst er dan ook nogmaals op dat het zeer belangrijk is dat tijdig wordt begonnen met de juridische en administratieve werkzaamheden om exact te bepalen wat er moet worden omgezet (bepaalde reeds geldende regels kunnen immers voldoende zijn) en dat vervolgens de nationale rechtsinstrumenten worden toegepast om de omzetting te bewerkstelligen. Gezien de gemiddelde tijd die in het algemeen nodig is voor de aanpassing van de interne rechtsorde om de richtlijnen om te zetten, met name ingeval het nationale Parlement moet optreden om de wet te wijzigen, wijst de ervaring uit dat de gehele termijn moet worden benut om deze omzetting uit te voeren en bijgevolg het inzetten van inbreukprocedures door de Commissie te vermijden.
In dit verband wordt gewezen op het belang van het arrest van het Hof van Justitie van 18 december 1997 in zaak C-129/96 (Inter-Environnement Wallonie ASBL/het Waalse gewest), waarmee gevolg werd gegeven aan een verzoek om een prejudiciële beslissing van de Belgische Raad van State met betrekking tot Richtlijn 91/156/EEG. Het Hof verklaart voor recht: "De artikelen 5, tweede alinea, en 189, derde alinea, van het EEG-Verdrag, alsmede Richtlijn 91/156 houden in, dat de lidstaat tot wie de richtlijn is gericht, zich tijdens de in de richtlijn vastgestelde omzettingstermijn dient te onthouden van de vaststelling van bepalingen die de verwezenlijking van het door de richtlijn voorgeschreven resultaat ernstig in het gedrang zouden brengen." Naar het oordeel van het Hof(104) staat het aan de nationale rechter om te beoordelen of zulks het geval is met de nationale bepalingen waarvan hij de wettigheid dient te toetsen, en zal de nationale rechter bij deze toetsing in het bijzonder moeten onderzoeken of de betrokken bepalingen een volledige omzetting van de richtlijn uitmaken, en welke de concrete gevolgen zijn van de toepassing van met de richtlijn strijdige bepalingen en van de toepassing ervan in de tijd. Indien bijvoorbeeld blijkt, dat de betrokken bepalingen zich aandienen als een definitieve en volledige omzetting van de richtlijn, zou de onverenigbaarheid ervan met de richtlijn het vermoeden kunnen wettigen, dat het door de richtlijn voorgeschreven resultaat niet binnen de gestelde termijn zal worden bereikt indien die bepalingen niet meer tijdig kunnen worden gewijzigd.
De Europese Commissie heeft besloten bij het Hof van Justitie beroep in te stellen in verband met de omzetting door het Verenigd Koninkrijk van bepaalde milieurichtlijnen voor het grondgebied van Gibraltar, waarvan het Verenigd Koninkrijk erkent dat ze op Gibraltar van toepassing zijn, maar waarvoor nog geen uitvoeringsmaatregelen aan de Commissie zijn meegedeeld. Het gaat hierbij om de Richtlijnen 80/51/EEG, 83/206/EEG, 89/629/EEG en 92/14/EEG betreffende de beperking van geluidshinder door subsonische vliegtuigen. Het Verenigd Koninkrijk heeft in 1998 uitvoeringsmaatregelen meegedeeld voor Richtlijn 94/67/EG betreffende de verbranding van gevaarlijke afvalstoffen, waarop dezelfde inbreukprocedure betrekking had.
Opgemerkt zij dat voor verschillende richtlijnen de termijn voor omzetting in 1998 is verstreken:
- Richtlijn 96/59/EG van de Raad van 16 september 1996 betreffende de verwijdering van polychloorbifenylen (PCB's) en polychloorterfenylen (PCT's)(105);
- Richtlijn 96/62/EG van de Raad van 27 september 1996 inzake de beoordeling en het beheer van de luchtkwaliteit(106);
- enkele bepalingen van Richtlijn 96/54/EG van de Commissie van 30 juli 1996 houdende 22e aanpassing aan de technische vooruitgang van Richtlijn 67/548/EEG betreffende de aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen inzake de indeling, de verpakking en het kenmerken van gevaarlijke stoffen(107);
- Richtlijn 96/56/EG van het Europees Parlement en de Raad van 3 september 1996 tot wijziging van de genoemde Richtlijn 67/548/EEG(108);
- Richtlijn 97/68/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 1997 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake maatregelen tegen de uitstoot van verontreinigende gassen en deeltjes door inwendige verbrandingsmotoren die worden gemonteerd in niet voor de weg bestemde mobiele machines(109);
- Richtlijn 97/49/EG van de Commissie van 29 juli 1997 tot wijziging van Richtlijn 79/409/EEG van de Raad inzake het behoud van de vogelstand(110);
- Richtlijn 98/15/EG van de Commissie van 27 februari 1998 houdende wijziging van Richtlijn 91/271/EEG van de Raad ten aanzien van enkele in bijlage I vastgestelde voorschriften(111);
- Richtlijn 97/69/EG van de Commissie van 5 december 1997 tot driëentwintigste aanpassing aan de vooruitgang van de techniek van Richtlijn 67/548/EEG van de Raad betreffende de aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen inzake de indeling, de verpakking en het kenmerken van gevaarlijke stoffen(112).
Net als in het verleden heeft de Commissie in 1998 tegen alle lidstaten ten minste één inbreukprocedure wegens niet-mededeling van de omzettingsmaatregelen moeten inleiden, waarbij tegen Finland slechts één procedure werd ingeleid en tegen Luxemburg twee. Nadere gegevens over deze procedures zijn te vinden in de volgende punten met betrekking tot de sectoren en richtlijnen.
Wat betreft de conformiteit van de nationale omzettingsmaatregelen: in alle sectoren van de milieuwetgeving en tegen alle lidstaten zijn procedures wegens niet-conformiteit ingeleid. De lidstaten hebben de verplichting om niet alleen maatregelen te nemen waardoor de omzetting van de richtlijnen wordt verzekerd, maar er tevens voor te zorgen dat genoemde maatregelen inhoudelijk in overeenstemming zijn met de bepalingen van het Gemeenschapsrecht. Dit is niet altijd het geval.
Enkele van de oorzaken hiervan zijn in het vorige verslag beschreven: de verdeling van de bevoegdheden tussen de verschillende betrokken niveaus binnen een lidstaat (nationaal, regionaal of andere), moeilijkheden die door de omzetting van milieubeschermingsvereisten voor andere nationale sectoren ontstaan (landbouw, vervoer, industrie, enz.), alsmede het bestaan van een vroegere nationale wetgeving die is gebaseerd op andere uitgangspunten dan de richtlijn en die dus moet worden aangepast.
De Commissie ziet er hoe dan ook nauwlettend op toe dat de rechtsordes van de lidstaten in overeenstemming worden gebracht met de verplichtingen die uit de milieurichtlijnen voortvloeien; dit aspect van haar controletaak heeft prioriteit. De precontentieuze fase van de inbreukprocedures biedt de Commissie en de lidstaten de gelegenheid om te bespreken hoe de nationale wetgeving in overeenstemming kan worden gebracht met het Gemeenschapsrecht. De Commissie blijft echter het feit betreuren dat niet alle lidstaten er systematisch voor zorgen (zoals Denemarken, Duitsland, Finland en Zweden doen) de kennisgeving van de wetgevende besluiten en andere bepalingen ter omzetting van de richtlijnen vergezeld te doen gaan van gedetailleerde toelichtingen en tabellen betreffende de concordantie tussen de corresponderende nationale en communautaire bepalingen. Eventuele misverstanden zouden daardoor worden beperkt en problemen zouden gemakkelijker worden gesignaleerd. De controle op de conformiteit die op communautair niveau plaatsvindt, zou eveneens worden vergemakkelijkt, maar ook de lidstaten zouden er rechtstreeks voordeel bij hebben, aangezien het aantal inbreukprocedures tot een minimum beperkt zou blijven. Er moet overigens worden gewezen op het feit dat de keuze van bepaalde wetgevende technieken voor omzetting (bijvoorbeeld gebruik van verschillende juridische instrumenten), waardoor de controletaak van de Commissie bemoeilijkt wordt, in het bijzonder om een nauwere samenwerking vraagt tussen de lidstaten die daarvoor kiezen teneinde de wijze van omzetting toe te lichten.
Er dient melding te worden gemaakt van de wijze waarop bij de drie nieuwe lidstaten, ook nadat zij tot de Gemeenschap zijn toegetreden, de integratie van het Gemeenschapsrecht geschiedt. Toen zij tot de Europese Unie toetraden, kregen deze drie landen namelijk op grond van speciale bepalingen van de Toetredingsakte(113) toestemming om gedurende vier jaar bepaalde nationale volksgezondheids- en milieunormen te handhaven. Deze speciale bepalingen van de Toetredingsakte werden "herzieningsclausule" genoemd. De periode van vier jaar is op 31 december 1998 verstreken. Gedurende deze overgangsperiode heeft de Unie de normen die zij op deze gebieden heeft vastgesteld, opnieuw onderzocht. In bijna alle gevallen heeft het herzieningsproces ertoe geleid dat in de gehele Unie strengere milieunormen zijn voorgesteld of goedgekeurd, bijvoorbeeld wat betreft het zwavelgehalte van benzine(114) en het kenmerken van gevaarlijke stoffen(115). In de overige gevallen zullen de nieuwe lidstaten hun geldende normen gedurende een langere periode handhaven. Deze extra termijn is nodig om het onderzoek voort te zetten en oplossingen op communautaire schaal te vinden(116). Op 11 december 1998 hechtte de Commissie haar goedkeuring aan een mededeling betreffende de "herzieningsclausule", d.w.z. de versterking van de communautaire milieubeschermingsnormen als gevolg van de toetreding van Oostenrijk, Finland en Zweden tot de Europese Unie(117), waarin zij de balans van deze procedure opmaakt.
De Commissie dient eveneens de juiste toepassing door de lidstaten van het communautaire milieurecht (richtlijnen en verordeningen) te verifiëren. Deze controle heeft zowel betrekking op de praktische uitvoering van bepaalde algemene op de lidstaten rustende verplichtingen tot tenuitvoerlegging van het Gemeenschapsrecht (aanwijzing van zones, uitvoering van programma's, e.d.) als op incidentele gevallen waarin bezwaar wordt gemaakt tegen een gegeven administratieve handelwijze of beslissing als strijdig met de uit het Gemeenschapsrecht voortvloeiende verplichtingen. Of het nu echter gaat om algemene of bijzondere problemen, de controle op de toepassing vormt een belangrijk aspect van de door de Commissie verrichte taak.
De klachten van particulieren en niet-gouvernementele organisaties, alsmede de schriftelijke en mondelinge vragen en verzoekschriften die tot het Europees Parlement worden gericht, vormen voor de Commissie een essentiële bron van inlichtingen over de toepassing van de uit de richtlijnen en verordeningen voortvloeiende verplichtingen. Deze inlichtingen vormen voor de Commissie een zeer nuttige aanvulling op de periodieke verslagen over de toepassing van de richtlijnen die worden opgesteld op basis van gegevens die door de lidstaten worden verstrekt en antwoorden van de lidstaten op verzoeken om informatie.
Het aantal klachten is in 1998 weer gestegen, na een daling in de twee afgelopen jaren. Tegen Spanje, Frankrijk en Duitsland waren de meeste klachten gericht, tegen Luxemburg, Finland en Zweden de minste. Ingedeeld naar grote categorieën, en rekening houdend met het feit dat de klachten vaak betrekking hebben op verschillende aspecten tegelijk, hadden de in 1998 geregistreerde klachten betrekking op moeilijkheden in verband met de natuur in bijna de helft van de gevallen, op de evaluatie van de milieueffecten in een vierde van de gevallen, op afvalproblemen in een geval op tien, op luchtverontreiniging in een op de tien gevallen en op waterverontreiniging in eveneens een op de tien gevallen.
Zoals in het voorgaande verslag werd aangegeven, moet de Commissie bij het onderzoek van afzonderlijke gevallen overgaan tot analyse van de meest concrete en de burgers het nauwst rakende feitelijke en juridische situaties, hetgeen echter bepaalde praktische moeilijkheden oplevert. De Commissie is geografisch van de betrokken situatie verwijderd, en zij is slecht toegerust om onderzoekingen uit te voeren, aangezien zij met name de bevoegdheid en de middelen niet heeft om inspecties op milieugebied te verrichten, terwijl voor een dergelijke controle exacte kennis van de situatie vereist is. Toch tracht de Commissie deze taak goed uit te voeren, vooral omdat het gevaar bestaat dat formele omzetting van het Gemeenschapsrecht plaatsvindt zonder dat er in de door de communautaire voorschriften vereiste mate verandering komt in de praktische gedragslijnen. Bovendien telt voor de burgers uiteindelijk alleen de daadwerkelijke toepassing van het recht in een specifieke situatie.
Meestal worden in de klachten, parlementaire vragen en verzoekschriften individuele en zeer concrete problemen gesignaleerd, die de klagers of de indieners van het verzoekschrift rechtstreeks raken: bijvoorbeeld problemen in verband met de milieueffectbeoordeling (Richtlijn 85/337/EEG) en de achteruitgang van beschermde gebieden of de indeling als bijzondere beschermingszones overeenkomstig Richtlijn 79/409/EEG (vogelstand). Deze problemen zijn soms typerend voor een op het grondgebied van een of meer lidstaten bestaande algemene toestand. Een groot aantal vraagstukken dat in het kader van de klachten aan de orde wordt gesteld, vloeit voort uit een onvolledige of onjuiste omzetting van de richtlijnen. Daarom richt de Commissie zich, zonder het onderzoek te verwaarlozen van de gevallen van onjuiste toepassing, met name die waarbij vraagstukken van principiële of horizontale aard, dan wel met de richtlijnen strijdige administratieve praktijken naar voren komen, vooral op de behandeling van aangelegenheden in verband met de conformiteit. In dit verband zou een betere opleiding en een betere voorlichting inzake het Gemeenschapsrecht, met name van de nationale ambtenaren, in bepaalde gevallen een betere toepassing van het Gemeenschapsrecht kunnen vergemakkelijken.
2.12.1. Vrije toegang tot milieu-informatie
Richtlijn 90/313/EEG inzake de vrije toegang tot milieu-informatie is een bijzonder belangrijke wettelijke regeling met algemene strekking aangezien de verspreiding van informatie onder de burgers het mogelijk maakt alle milieuproblemen in aanmerking te nemen, met kennis van zaken daadwerkelijk collectieve keuzen te treffen en een democratische controle uit te oefenen. De Commissie is van mening dat de burgers dankzij dit instrument op nuttige wijze kunnen bijdragen tot de milieubescherming.
Hoewel alle lidstaten de nationale maatregelen ter omzetting van de richtlijn hebben meegedeeld, is het nationale recht in vele gevallen echter nog niet in overeenstemming gebracht met de voorschriften van deze richtlijn. Het Hof van Justitie heeft tot op heden geen arrest gewezen in de door de Commissie tegen Duitsland aanhangig gemaakte zaak C-217/97, die betrekking heeft op de definitie van de onder deze richtlijn vallende autoriteiten, de uitzonderingen op het mededelingsbeginsel, de gedeeltelijke informatieverstrekking en de redelijke kosten van de informatieverstrekking. De Commissie heeft tevens een met redenen omkleed advies aan Duitsland gezonden in verband met bepaalde aspecten van de toepassing van de richtlijn in de deelstaat Sleeswijk-Holstein.
Voorts heeft de Commissie besloten Spanje voor het Hof van Justitie te dagen wegens verschillende punten van niet-conformiteit van de omzetting van deze richtlijn (redelijke kosten, uitgesloten informatie). De Commissie heeft tevens besloten Portugal voor het Hof van Justitie te dagen, in de eerste plaats omdat deze lidstaat het in artikel 8 van deze richtlijn bedoelde verslag niet aan de Commissie heeft toegezonden en in de tweede plaats omdat de wetgeving tot omzetting van deze richtlijn niet conform is wat betreft de definitie van de autoriteiten die onder de richtlijn vallen, de begunstigden van het recht op toegang, alsmede de inhoud van de informatie en de uitgesloten informatie.
Aan België is een met redenen omkleed advies toegezonden in verband met verschillende niet-conforme aspecten van de omzetting door de federale overheid, Brussel, Vlaanderen en Wallonië. Daarentegen heeft het Verenigd Koninkrijk zijn regelgeving naar aanleiding van de door de Commissie ingeleide procedure aangepast. Ook tegen andere lidstaten lopen nog procedures, maar de procedure tegen Italië is geseponeerd. Dit geldt ook voor die tegen Ierland, dat nieuwe wetgeving heeft meegedeeld, en die tegen Nederland, dat een wet van 12 maart 1998 heeft meegedeeld.
De meeste klachten die de Commissie ontvangt, betreffen vraagstukken zoals weigering van de nationale overheidsdiensten gevolg te geven aan verzoeken om inlichtingen, de termijnen waarbinnen wordt geantwoord, de te ruime uitlegging door de nationale overheidsdiensten van de uitzonderingen op het beginsel van mededeling of de eis tot betaling van vergoedingen die redelijke bedragen te boven gaan.
Op basis van het in artikel 8 van deze richtlijn bedoelde verslag moet de Commissie bij het Europees Parlement een verslag indienen, samen met eventuele herzieningsvoorstellen. Op 25 juni 1998 hebben de Gemeenschap en de lidstaten het Verdrag van de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties inzake toegang tot informatie, inspraak voor de bevolking en mogelijkheid van verhaal in milieuzaken ondertekend. Dit verdrag is een stap vooruit die bijdraagt tot de bescherming van ieders recht om te leven in een omgeving waarin gezondheid en welzijn kunnen worden gewaarborgd. De ondertekening van het Verdrag door de Gemeenschap is van groot belang, omdat dit het eerste juridisch bindende instrument is dat uitdrukkelijk op de communautaire instellingen van toepassing is. De Commissie is voornemens aan de ratificatie ervan de hoogste prioriteit toe te kennen.
Ten slotte zij vermeld dat het Hof van Justitie in een arrest van 17 juni 1998 (zaak C-321/96, Wilhelm Mecklenburg/Kreis Pinneberg - Der Landrat) bepaalde begrippen heeft geïnterpreteerd naar aanleiding van een door een Duitse rechter ingediend verzoek om een prejudiciële beslissing. Het Hof heeft voor recht verklaard dat het begrip "milieu-informatie" (artikel 2, onder a), van de richtlijn) aldus moet worden uitgelegd, dat het van toepassing is op een standpunt dat een dienst voor landschapszorg in het kader van zijn deelneming aan een procedure tot goedkeuring van bouwplannen inneemt, indien dit standpunt vanuit het oogpunt van milieubescherming invloed kan hebben op de beslissing tot goedkeuring van die plannen. Het Hof oordeelde aldus dat de gemeenschapswetgever aan het begrip "milieu-informatie" een ruime betekenis heeft willen geven, die zowel de informatie als de activiteiten betreffende de toestand van deze sectoren omvat en die geen enkele overheidsactiviteit zou kunnen uitsluiten. Het Hof voegde daaraan toe dat de term "maatregelen" enkel dient om te preciseren, dat onder de door de richtlijn bedoelde handelingen alle vormen van uitoefening van de overheidstaak moeten worden begrepen. Om milieu-informatie te zijn volstaat het dus dat een standpunt van de overheid een handeling vormt die de toestand van één van de door de richtlijn bedoelde sectoren van het milieu al dan niet ongunstig kan beïnvloeden.
Voorts heeft het Hof in dezelfde zaak voor recht verklaard dat het begrip "opsporingsonderzoek" in artikel 3, lid 2, derde streepje, van de richtlijn aldus moet worden uitgelegd, dat een administratieve procedure die beperkt blijft tot de voorbereiding van een bestuursrechtelijke maatregel, daar slechts onder valt indien zij onmiddellijk aan een contentieuze of quasi-contentieuze procedure voorafgaat en voortvloeit uit de noodzaak, vóór de inleiding van de eigenlijke procedurele fase bewijzen te verkrijgen of een zaak te instrueren. In deze context moet het opsporingsonderzoek dus worden aangemerkt als de fase die onmiddellijk aan de gerechtelijke procedure of de instructie voorafgaat. Aangezien het gaat om een afwijking van het in de richtlijn vervatte beginsel van vrije toegang tot milieu-informatie, mag artikel 3, lid 2, derde streepje, niet aldus worden uitgelegd dat de werking ervan verder gaat dan noodzakelijk is ter vrijwaring van de belangen die het beoogt te beschermen.
2.12.2. Milieueffectbeoordeling
Richtlijn 85/337/EEG betreffende de milieueffectbeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten is op milieugebied het algemene juridische instrument bij uitstek. Deze richtlijn schrijft namelijk voor dat bij talrijke beslissingen met een collectieve draagwijdte rekening moet worden gehouden met milieufactoren.
Naar aanleiding van de door de Commissie tegen België ingeleide inbreukprocedure die leidde tot het arrest van 2 mei 1996 (zaak C-133/94), heeft België de onjuiste omzetting van bijlage I bij de richtlijn(118) gecorrigeerd en de omzetting van de bepalingen inzake grensoverschrijdende raadpleging(119) en bijlage II bij de richtlijn(120) aangevuld, zodat de Commissie de procedure heeft beëindigd.
De omzettingstermijn van Richtlijn 97/11/EG tot wijziging van Richtlijn 85/337/EEG verstrijkt op 14 maart 1999, zodat het nog steeds mogelijk is de omzetting sneller te voltooien.
Voorts heeft het Europees Parlement op 20 oktober 1998 in eerste lezing zijn advies uitgebracht over het in december 1996 door de Commissie goedgekeurde voorstel voor een richtlijn betreffende de beoordeling van de gevolgen voor het milieu van bepaalde plannen en programma's(121). Dit voorstel beoogt het milieuaspect te integreren in de fase van voorbereiding en goedkeuring van besluiten die het kader vormen waarin toekomstige projecten plaatsvinden.
Uit tal van klachten die door de Commissie zijn ontvangen en verzoekschriften die bij het Europees Parlement zijn ingediend blijkt de gebrekkige omzetting van Richtlijn 85/337/EEG door de nationale overheidsinstanties. Deze hebben voornamelijk betrekking op de kwaliteit van de milieueffectbeoordeling (met name op de ontoereikende beoordeling van de indirecte gevolgen van het project) en op het feit dat bij het nemen van een definitieve beslissing niet voldoende rekening wordt gehouden met de aanbevelingen die voortvloeien uit de milieueffectbeoordeling (met name na raadpleging van het betrokken publiek). Zoals in het verleden reeds is gezegd, levert het onderzoek van de gevallen waarin de kwaliteit van de milieueffectbeoordeling ontoereikend is, of onvoldoende rekening met deze beoordelingen is gehouden, voor de diensten van de Commissie aanzienlijke problemen op. Hoewel de richtlijn bepalingen over de inhoud van de milieueffectbeoordelingen bevat(122), is de controle op de naleving van deze bepalingen door de nationale autoriteiten vaak moeilijk; voorts is het wegens het hoofdzakelijk procedurele karakter van de richtlijn niet mogelijk de in laatste instantie door de bevoegde nationale instanties gemaakte keuzen te betwisten wanneer de door de richtlijn voorgeschreven procedure is nageleefd. Bovendien hebben de gevallen van onjuiste omzetting van de richtlijn die aan de Commissie worden voorgelegd, meestal betrekking op concrete feiten (bestaan en omschrijving) en is een gedecentraliseerde controle op eventuele inbreuken door de nationale rechter veel doeltreffender.
Desondanks heeft ook het Hof van Justitie zich in 1998 met de richtlijn beziggehouden; het Hof heeft namelijk twee arresten gewezen waarin de draagwijdte van enkele bepalingen van de richtlijn wordt verduidelijkt.
In zijn arrest van 18 juni 1998 in zaak C-81/96 (Burgemeester en wethouders van Haarlemmerliede en Spaarnwoude e.a./Gedeputeerde Staten van Noord-Holland) heeft het Hof geantwoord op een door de Nederlandse Raad van State ingediend verzoek om een prejudiciële beslissing over de toepassing van de in Richtlijn 85/337/EEG bedoelde milieueffectbeoordelingsprocedure op de toekenning van een nieuwe vergunning voor een bestemmingsplan. De vraag was of het in overeenstemming met de richtlijn zou zijn om een project uit te voeren dat thans onder bijlage I zou vallen (milieueffectbeoordeling in ieder geval verplicht), maar waarvoor vóór de datum van inwerkingtreding van de richtlijn en zonder dat een milieueffectbeoordeling werd verricht, een vergunning werd verleend waarvan niet onmiddellijk gebruik werd gemaakt.
Het Hof oordeelde dat Richtlijn 85/337/EEG een lidstaat niet toestaat, de in bijlage I bij de richtlijn opgenomen projecten te ontheffen van de verplichtingen inzake de milieueffectbeoordeling, wanneer voor die projecten reeds een vergunning was verleend vóór 3 juli 1988, de datum waarop de termijn tot omzetting van de richtlijn afliep, bij de voorbereiding van die vergunning geen milieueffectbeoordeling had plaatsgevonden die voldeed aan de eisen die de richtlijn daaraan stelt, en van die vergunning geen gebruik is gemaakt, en na 3 juli 1988 formeel een nieuwe vergunningsprocedure is ingeleid.
Het tweede arrest van het Hof werd op 22 oktober 1998 gewezen naar aanleiding van een door de Commissie tegen Duitsland ingesteld beroep wegens niet nakoming (zaak C-301/95). Het Hof constateerde in de eerste plaats dat de Duitse regering niet binnen de voorgeschreven termijn de nodige maatregelen heeft getroffen om zich te voegen naar de richtlijn omdat Duitsland de Commissie niet in kennis heeft gesteld van alle maatregelen die zij voor het volgen van de richtlijn heeft getroffen, met name die welke door de deelstaten zijn vastgesteld. Voorts heeft het Hof geconstateerd dat de Bondsrepubliek Duitsland, door niet te voorzien in een verplichte milieueffectbeoordeling voor alle ingevolge de richtlijn aan een dergelijke beoordeling te onderwerpen projecten waarvoor de vergunningprocedure na 3 juli 1988 is ingeleid, de op haar rustende verplichtingen niet is nagekomen. Wat de onvolledige omzetting van artikel 2 van de richtlijn betreft, heeft het Hof vastgesteld dat de Bondsrepubliek Duitsland, door gehele in bijlage II van de richtlijn genoemde categorieën van projecten bij voorbaat aan de verplichte milieueffectbeoordeling te onttrekken, niet aan de richtlijn heeft voldaan. Wat de onvolledige omzetting van artikel 5, lid 2, van de richtlijn betreft, wees het Hof er daarentegen op dat deze bepaling de minimuminhoud van de door de opdrachtgever te verstrekken informatie vermeldt. In dit verband wees het Hof erop dat artikel 13 van de richtlijn de lidstaten de bevoegdheid geeft om strengere regels dan de daarin genoemde vast te stellen, indien om redenen die eventueel verband houden met de federale structuur van deze lidstaat, andere specifieke bepalingen van de bond of van de deelstaten bijzondere vereisten stellen die in voorkomend geval beantwoorden aan behoeften van de verschillende onder de richtlijn vallende gebieden van activiteiten. Om deze reden heeft het Hof dit onderdeel van het beroep verworpen.
De bij het Hof aanhangige zaken tegen Ierland (C-392/96) en Portugal (C-150/97) wegens niet-conformiteit worden voortgezet.
Wat de tegen Ierland ingeleide procedure betreft, heeft advocaat-generaal Tesauro op 17 december 1998 zijn conclusies in zaak C-392/96 bekendgemaakt, waarin hij het Hof voorstelt te verklaren dat Ierland, dat niet alle nodige maatregelen heeft getroffen om ervoor te zorgen dat artikel 4, lid 2, op juiste wijze in nationaal recht wordt omgezet wat betreft de projecten bedoeld in punt 1, onder b), d) en e) en in punt 2, onder a), van bijlage II bij Richtlijn 85/337/EEG, en dat artikel 2, lid 3, en de artikelen 5 en 7 slechts gedeeltelijk in nationaal recht heeft omgezet, niet aan de krachtens artikel 12 van de richtlijn op hem rustende verplichtingen heeft voldaan. De zaak heeft voornamelijk betrekking op de vaststelling door Ierland van drempels voor projecten met betrekking tot de bestemming van woeste gronden of semi-natuurlijke gebieden voor intensieve landbouw, eerste herbebossing wanneer deze negatieve ecologische veranderingen met zich kan brengen, en rooiing met het oog op een ander bodemgebruik, bedrijven met stalruimte voor pluimvee alsmede turfwinning, die dermate hoog zijn dat vele projecten in de praktijk ontsnappen aan de in de richtlijn bedoelde beoordelingsprocedure. De niet-nakoming in verband met de niet-omzetting van artikel 2, lid 3, en de artikelen 5 en 7 van de richtlijn wordt door Ierland niet betwist.
Op 13 oktober 1998 heeft advocaat-generaal Mischo zijn conclusie in zaak C-150/97 (Commissie van de Europese Gemeenschappen/Portugese Republiek) bekendgemaakt, waarin hij het Hof voorstelt te verklaren dat de Portugese Republiek, die heeft nagelaten de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen aan te nemen om volledig en op correcte wijze te voldoen aan de bepalingen van Richtlijn 85/337/EEG, de krachtens artikel 12, lid 1, van deze richtlijn op haar rustende verplichtingen niet is nagekomen. Het beroep beoogt niet alleen te laten vaststellen dat de omzettingsdatum niet is nageleefd, maar ook het feit dat de Portugese wetgeving waardoor de richtlijn te laat werd omgezet(123), niet van toepassing is op de projecten waarvoor de goedkeuringsprocedure gaande was op de datum van inwerkingtreding ervan, namelijk 7 juni 1990. De advocaat-generaal verwijst in dit verband naar de jurisprudentie van het Hof, volgens welke de richtlijn niet aldus mag worden uitgelegd dat het de lidstaten is toegestaan om projecten waarvan de vergunningsprocedures na de uiterste datum voor de omzetting van de richtlijn (3 juli 1988) zijn gestart, uit te zonderen van de verplichting om de gevolgen voor het milieu te beoordelen.
De Commissie heeft besloten Duitsland voor het Hof te dagen in verband met de wet op de autosnelwegen. Voorts heeft de Commissie een aanvullend met redenen omkleed advies aan Italië toegezonden en een met redenen omkleed advies aan het Verenigd Koninkrijk. In het Verenigd Koninkrijk zijn in 1998 nieuwe nationale uitvoeringsmaatregelen voor Engeland, Wales en Schotland goedgekeurd. In verband met de onjuiste toepassing in Ierland lopen enkele inbreukprocedures. Ten slotte heeft de Commissie besloten een aanvullend met redenen omkleed advies aan Spanje toe te zenden wegens het ontbreken van een milieueffectbeoordeling voor de meeste projecten van bijlage II.
2.12.3. Lucht
In deze sector kon een aantal inbreukprocedures worden geseponeerd omdat de situaties die tot deze procedures aanleiding gaven, zijn verholpen. Er blijft echter een aantal problemen bestaan, met name in verband met de richtlijnen inzake verbranding en de richtlijnen waarvan de omzettingstermijn verstrijkt.
De toepassing van Richtlijn 92/72/EEG betreffende de verontreiniging van de lucht door ozon is duidelijk verbeterd, zodat de inbreukprocedures konden worden beëindigd. In 1998 heeft de Commissie besloten bij het Hof van Justitie beroep in te stellen wegens de onjuiste toepassing van de richtlijn door Frankrijk, met name wat betreft de mededeling aan de Commissie van de plaats van de meetstations en de overschrijdingen van de drempelwaarden voor het informeren en het alarmeren van de bevolking (180 µg/m3 respectievelijk 360 µg/m3). Frankrijk heeft inmiddels evenwel maatregelen genomen ten behoeve van een betere toepassing van de richtlijn. Voorts kon de procedure die wegens niet mededeling van de nationale omzettingsmaatregelen tegen Zweden werd ingeleid, worden geseponeerd gezien de goedkeuring van maatregelen door deze lidstaat.
Duitsland heeft nationale maatregelen ter omzetting van Richtlijn 94/63/EG betreffende de beheersing van de uitstoot van vluchtige organische stoffen medegedeeld, en de Commissie heeft de in verband hiermee ingeleide inbreukprocedure geseponeerd.
In verband met de uitlegging en de geldigheid van Verordening (EG) nr. 3093/94 van de Raad betreffende stoffen die de ozonlaag afbreken hebben Italiaanse rechters bij het Hof van Justitie verzoeken om een prejudiciële beslissing ingediend. De vragen betreffen de beperkingen voor de productie en het gebruik van halonen en HCFC (chloorfluorkoolwaterstoffen), gevaarlijke gassen voor het milieu. In zijn arresten van 14 juli 1998 in de zaken C-284/95 en C-341/95 heeft het Hof voor recht verklaard dat artikel 5 van de verordening aldus moet worden uitgelegd dat dit het gebruik en derhalve de verkoop van chloorfluorkoolwaterstoffen als brandbestrijdingsproduct geheel verbiedt en dat bij onderzoek van de gestelde vragen niets is gebleken van feiten of omstandigheden die de geldigheid van artikel 5 van Verordening (EG) nr. 3093/94 kunnen aantasten.
Richtlijn 96/62/EG betreffende de luchtkwaliteit moest uiterlijk op 21 mei 1998 zijn omgezet. Deze nieuwe richtlijn zal de grondslag vormen voor een reeks communautaire besluiten tot vaststelling van nieuwe grenswaarden voor luchtverontreinigende stoffen, in de eerste plaats voor die stoffen waarop bestaande richtlijnen van toepassing zijn, en tot vaststelling van informatie- en alarmdrempels teneinde de methoden voor de beoordeling van de luchtkwaliteit te harmoniseren en een beter beheer van de luchtkwaliteit mogelijk te maken met het oog op de bescherming van de gezondheid en de ecosystemen. De Commissie heeft besloten aan Griekenland, Spanje, Portugal, Ierland, Italië, Zweden en het Verenigd Koninkrijk een met redenen omkleed advies toe te zenden omdat in deze lidstaten op de door de richtlijn voorgeschreven datum omzettingsmaatregelen geheel of gedeeltelijk ontbraken.
Voor Richtlijn 97/68/EG betreffende de uitstoot van verontreinigende gassen en deeltjes door inwendige verbrandingsmotoren die worden gemonteerd in niet voor de weg bestemde mobiele machines moesten uiterlijk op 30 juni 1998 omzettingsmaatregelen worden genomen. De Commissie heeft besloten aan België, Griekenland, Frankrijk, Portugal, Ierland, Italië, Luxemburg, Oostenrijk en het Verenigd Koninkrijk een met redenen omkleed advies toe te zenden omdat in deze lidstaten op de door de richtlijn voorgeschreven datum omzettingsmaatregelen geheel of gedeeltelijk ontbraken.
Ten slotte is in 1998 Richtlijn 98/70/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 1998 betreffende de kwaliteit van benzine en van dieselbrandstof en tot wijziging van Richtlijn 93/12/EEG van de Raad(124) goedgekeurd, die spoedig moet worden omgezet.
2.12.4. Water
De Commissie zet haar werkzaamheden voort in verband met de controle op de tenuitvoerlegging van de geldende richtlijnen. Ongeveer een vierde van alle lopende inbreukprocedures op milieugebied betreffen water. Bovendien moet de Commissie ingaan op de klachten en de verzoekschriften die aan het Parlement worden gericht. De communautaire wetgeving betreffende de kwaliteit van het water blijft dus een groot gedeelte van de werkzaamheden van de Commissie vormen. Dit is een gevolg van de zowel kwalitatieve als kwantitatieve omvang van de verplichtingen die op dit gebied voor de lidstaten voortvloeien uit het Gemeenschapsrecht en van de groeiende waakzaamheid van de burgers voor de vraagstukken in verband met de bescherming van de kwaliteit van het water.
Verschillende inbreukprocedures zijn gaande met betrekking tot Richtlijn 75/440/EEG betreffende de oppervlaktewateren die bestemd zijn voor de productie van drinkwater. Het gaat onder meer om de opstelling van systematische actieprogramma's (artikel 4, lid 2, van de richtlijn), een essentieel instrument voor de bescherming van water (nitraten, pesticiden, enz.), alsmede om de voorwaarden voor de tenuitvoerlegging van de in artikel 4, lid 3, bedoelde afwijkingen. De Commissie heeft de procedure die op basis van artikel 171 naar aanleiding van het arrest van 17 oktober 1991 (zaak C-58/89) tegen Duitsland werd ingeleid, geseponeerd omdat dit land een systematisch organisch actieprogramma voor zijn gehele grondgebied heeft medegedeeld. De Commissie heeft bijgevolg de bij het Hof aanhangig gemaakte zaak C-122/97 ingetrokken.
Voorts heeft het Hof van Justitie twee gevallen van niet-nakoming door Portugal vastgesteld. Het eerste geval is voorwerp van het arrest van 17 juni 1998 (zaak C-214/97), dat betrekking heeft op het ontbreken van een systematisch organisch actieplan voor het gehele Portugese grondgebied. Het Hof heeft vastgesteld dat de door de Portugese autoriteiten verstrekte documenten, ondanks de titels ervan en de beschreven projecten, geen organisch actieprogramma vormden, omdat een tijdschema voor de verbetering van de waterkwaliteit ontbrak, de verstrekte documenten niet alle waterlopen bestreken en evenmin een passend kader vormden dat een verbetering van de kwaliteit van het water kan waarborgen. Overigens heeft de Commissie na dit arrest een organisch actieprogramma ontvangen.
De tweede zaak was aanleiding voor het arrest van 15 oktober 1998 (zaak C-229/97) en betreft de onjuiste en onvolledige monsternemingsmethoden die niet voldoen aan de eisen van Richtlijn 79/869/EEG, die op basis van Richtlijn 75/440/EEG is aangenomen. Met betrekking tot deze zaak heeft Portugal op 1 augustus 1998 een wetsbesluit aangenomen dat beoogt het nationale recht in overeenstemming te brengen met de richtlijn. Dit wetsbesluit is vervolgens aan de Commissie toegezonden.
Voorts heeft de Commissie besloten een zaak wegens niet-nakoming door Frankrijk voor het Hof van Justitie te brengen, omdat in Bretagne door nitraten vervuild water voor de productie van drinkwater wordt gebruikt, zonder dat een waterbeheerprogramma wordt uitgevoerd om de kwaliteit te herstellen.
Aan Italië is een aanvullend met redenen omkleed advies toegezonden dat betrekking heeft op het ontbreken van een systematisch organisch actieplan voor het gehele grondgebied. Het Verenigd Koninkrijk heeft daarentegen in de loop van 1998 nationale maatregelen tot omzetting van de richtlijn meegedeeld, alsmede actieprogramma's.
Bij de toepassing van Richtlijn 76/160/EEG inzake de kwaliteit van zwemwater zijn het toezicht op de badzones en de kwaliteit van het water over het algemeen toegenomen. Ondanks deze vooruitgang lopen echter nog inbreukprocedures tegen ongeveer de helft van de lidstaten, omdat nog lang niet is voldaan aan de eisen van de richtlijn.
De inbreukprocedure tegen Finland wegens niet-mededeling van de omzettingsmaatregelen voor de provincie Åland kon worden geseponeerd; dit geldt evenwel niet voor de procedure tegen Oostenrijk, hetgeen voor de Commissie aanleiding was om het Hof van Justitie in te schakelen. Bovendien heeft de Commissie op dezelfde grond een met redenen omkleed advies aan Duitsland betekend, dat betrekking heeft op de nieuwe deelstaten (Länder). Naar aanleiding van de ingeleide inbreukprocedure zijn voor vijf van de zes nieuwe deelstaten echter omzettingsmaatregelen meegedeeld.
In verband met het geval van Blackpool heeft de Commissie een procedure krachtens artikel 171 van het Verdrag tegen het Verenigd Koninkrijk moeten inleiden, omdat het arrest van het Hof van 14 juli 1993 (zaak C-56/90) nog niet volledig is uitgevoerd. Zaak C-198/97 betreffende de kwaliteit van de wateren en de regelmaat van de monsterneming in Duitsland wordt voor het Hof voortgezet.
In zaak C-92/96, Commissie tegen Koninkrijk Spanje, heeft het Hof op 12 februari 1998 arrest gewezen en vastgesteld dat deze lidstaat niet alle nodige maatregelen heeft getroffen om ervoor te zorgen dat de kwaliteit van de zwembinnenwateren op Spaans grondgebied in overeenstemming is met de bij artikel 3 van Richtlijn 76/160/EEG van de Raad vastgelegde grenswaarden. Dit is de eerste zaak waarin een lidstaat wordt veroordeeld op de grond dat hij heeft nagelaten om voor zijn gehele grondgebied de kwaliteit van zijn zwemwater in overeenstemming te brengen met de richtlijn.
De Commissie heeft eveneens bezwaar bij het Hof aangetekend tegen het onvoldoende toezicht en de non-conformiteit van een aantal badplaatsen in België (zaak C-307/98). Voorts heeft de Commissie een met redenen omkleed advies aan Frankrijk en Nederland toegezonden wegens de kwaliteit van het water en de frequentie van de bemonstering, en besloten dezelfde stappen tegen Portugal te ondernemen. Tegen Italië loopt nog een inbreukprocedure in verband met de toepassing van de richtlijn. Ten slotte heeft de Commissie besloten een met redenen omkleed advies tot Denemarken en Finland te richten omdat geen maatregelen zijn getroffen voor de parameter "colibacteriën totaal", die op grond van de richtlijn verplicht is.
Ten slotte kan met betrekking tot de kwaliteit van het zwemwater worden opgemerkt dat de Commissie talrijke klachten heeft ontvangen over de toekenning van de "blauwe wimpel". Dit initiatief, dat sterk wordt gepromoot onder badgasten, valt echter op generlei wijze onder de bevoegdheid van de Gemeenschap of onder de werkingssfeer van Richtlijn 76/160/EEG; bijgevolg kan de Commissie geen gevolg geven aan deze klachten.
In verband met de tenuitvoerlegging van Richtlijn 76/464/EEG betreffende gevaarlijke stoffen die in het aquatisch milieu worden geloosd, en van de richtlijnen tot vaststelling van specifieke normen per stof zijn inbreukprocedures tegen de meeste lidstaten ingeleid.
Wegens het niet-meedelen van programma's ter vermindering van de waterverontreiniging door gevaarlijke stoffen van lijst II van de bijlage van Richtlijn 76/464/EEG of de ontoereikendheid van de meegedeelde programma's heeft het Hof van Justitie in zijn arrest van 11 juni 1998 het in gebreke blijven van Luxemburg vastgesteld (zaak C-206/96). Dit is het eerste arrest waarin wordt vastgesteld dat een lidstaat op dit punt in gebreke blijft. In het onderhavige geval stelde het Hof vast dat voor 99 stoffen van lijst II reductieprogramma's ontbraken. De betrokken wateren zijn die welke door de vervuiling in de zin van artikel 1 van de richtlijn worden geraakt. Sedertdien heeft Luxemburg een plan ingediend teneinde zich te voegen naar artikel 7 van de richtlijn.
Op 1 oktober 1998 heeft het Hof van Justitie een arrest tegen Italië gewezen (zaak C-285/96), waarin het - evenals in het bovenvermelde arrest tegen Luxemburg - heeft vastgesteld dat deze lidstaat in gebreke is gebleven met betrekking tot de 99 bovenvermelde stoffen; het Hof bevestigde dat alle lidstaten die worden geraakt door de vervuiling tengevolge van de in Richtlijn 76/464/EEG vermelde stoffen, verplicht zijn specifieke programma's op te stellen ter vermindering van de vervuiling door de stoffen van lijst II. Voorts heeft het Hof op 25 november 1998 in zijn arrest in zaak C-214/96, die de Commissie tegen Spanje had ingeleid, vastgesteld dat ook deze lidstaat op dit punt in gebreke was gebleven; in dit geval ging het echter om alle stoffen van lijst II, zodat de procedure niet tot de 99 bovenvermelde stoffen werd beperkt.
De op dezelfde grond gebaseerde en in 1996 of 1997 ingeleide procedures worden voor het Hof van Justitie voortgezet tegen Duitsland (zaak C-184/97), België (zaak C-207/97) en Griekenland (zaak C-384/97). In 1998 heeft de Commissie het geval van Portugal (zaak C-261/98) en Nederland (zaak C-152/98) bij het Hof aanhangig gemaakt. Tegen Frankrijk loopt nog een procedure. De procedure tegen Ierland moet worden voortgezet, ofschoon recentelijk enige vooruitgang is geboekt. Daarentegen heeft de Commissie de procedure tegen Denemarken kunnen seponeren naar aanleiding van de goedkeuring en de tenuitvoerlegging van programma's die in overeenstemming zijn met de eisen van artikel 7 van Richtlijn 76/464/EEG. Bovendien is aanzienlijke vooruitgang geboekt door het Verenigd Koninkrijk, dat wetgeving betreffende Schotland en Noord-Ierland(125) - waarvoor geen enkel programma bestond - heeft uitgevaardigd en meegedeeld. Deze ontwikkelingen bevestigen het standpunt van de Commissie dat de in artikel 7 van Richtlijn 76/464/EEG voorziene programma's tot vermindering van de watervervuiling door gevaarlijke stoffen een belangrijke bijdrage kunnen leveren aan de verbetering van de kwaliteit van het water. De Commissie wil dat deze programma's in alle lidstaten worden uitgevoerd.
Daarnaast heeft het Hof vastgesteld dat Portugal in twee zaken in gebreke is gebleven, die betrekking hebben op de lozing van gevaarlijke stoffen in het water. Enerzijds heeft het Hof in een arrest van 18 juni 1998 (zaak C-208/97) het in gebreke blijven van deze lidstaat vastgesteld wegens het ontbreken van de in Richtlijn 84/156/EEG bedoelde specifieke programma's tot voorkoming van kwiklozingen. Anderzijds heeft het Hof in een arrest van 28 mei 1998 (zaak C-213/97) vastgesteld dat Portugal de gewijzigde Richtlijn 86/280/EEG - die overeenkomstig artikel 6 van Richtlijn 76/464/EEG is vastgesteld en waarin grenswaarden en kwaliteitsdoelstellingen voor bepaalde stoffen worden vastgesteld - niet-conform heeft omgezet. Met betrekking tot deze twee zaken heeft de Commissie besloten de in artikel 171 van het Verdrag neergelegde procedure in te leiden.
De Commissie stelt wederom vast dat de gebrekkige verminderingsprogramma's tal van bijzondere gevallen van slechte toepassing van deze richtlijn tot gevolg hebben (vervuiling van waterlopen door landbouwbedrijven of industrie) en dat deze specifieke moeilijkheden slechts kunnen worden opgelost door een algemene aanpak van het probleem. Bovendien bestaan in diverse lidstaten nog steeds problemen in verband met het ontbreken van voorafgaande vergunningen voor lozingsoperaties. Zo heeft het Hof in zijn arrest van 11 juni 1998 (gevoegde zaken C-232/95 en C-233/95) vastgesteld dat Griekenland geen uitvoering heeft gegeven aan de programma's tot vermindering van de verontreiniging van het Vegoritismeer, de rivier Soulos en de Pagasitikosgolf door de stoffen van lijst II van Richtlijn 76/464/EEG. Het Hof verduidelijkt tevens dat indien programma's in de zin van artikel 7, lid 1, van Richtlijn 76/464/EEG ontbreken, er ook geen lozingsvergunningen kunnen zijn verleend uit hoofde van artikel 7, lid 2, omdat de betrokken vergunningen emissienormen moeten bevatten die voor iedere toegestane lozing gelden en die worden berekend aan de hand van de kwaliteitsdoelstellingen die tevoren zijn vastgelegd in een programma in de zin van lid 1. De Commissie heeft overigens besloten de op artikel 171 van het Verdrag gebaseerde procedure in te leiden.
Zij heeft tevens een met redenen omkleed advies aan Portugal gericht in verband met de lozingen door een voedingsmiddelenfabriek in Santo Tirso; in hun antwoord hebben de Portugese autoriteiten echter op bepaalde maatregelen gewezen waarmee snel een oplossing voor dit probleem kan worden gevonden.
De Nederlandse Raad van State heeft het Hof van Justitie twee - op dit moment nog niet beantwoorde - prejudiciele vragen voorgelegd (zaken C-231/97 en C-232/97) over de interpretatie van Richtlijn 76/464/EEG, inzonderheid over het begrip "lozing" van vervuilde stoom die zich rechtstreeks of onrechtstreeks in de oppervlaktewateren concentreert en de lozing bij het wassen van hout met creosoot (als antisepticum gebruikt derivaat van teer) in de oppervlaktewateren. De tweede vraag heeft eveneens betrekking op het begrip "vervuiling uit belangrijke bronnen", zoals vermeld in Richtlijn 86/280/EEG betreffende de limietwaarden voor de lozing van gevaarlijke stoffen van lijst I van de bijlage van Richtlijn 76/464/EEG.
Met betrekking tot de Richtlijn 78/659/EEG betreffende visteeltwateren en de Richtlijn 79/923/EEG inzake schelpdierwater is vooruitgang geboekt. De procedure inzake Richtlijn 78/659/EEG die op grond van artikel 171 tegen Duitsland was ingeleid naar aanleiding van het arrest van 12 december 1996 (zaak C-298/95), kon worden geseponeerd nadat bevredigende maatregelen waren getroffen. Italië heeft aanzienlijke vooruitgang geboekt bij de tenuitvoerlegging van het arrest van 9 maart 1994 (zaak C-291/93), dat dezelfde richtlijn betrof, aangezien de meeste betrokken wateren zijn aangeduid en de programma's ter vermindering van de vervuiling zijn vastgesteld. Naar aanleiding van het op 4 december 1997 door het Hof van Justitie gewezen arrest (zaak C-225/96), waarin wordt vastgesteld dat Italie zijn verplichtingen niet is nagekomen met betrekking tot de vaststelling van verplichte waarden en richtwaarden voor een aantal gevaarlijke stoffen en de aanduiding van alle wateren die aan de objectieve kenmerken van schelpdierwater overeenkomstig Richtlijn 79/923/EEG beantwoorden, wordt de inbreukprocedure voortgezet. Het Verenigd Koninkrijk heeft in 1998 nieuwe maatregelen tot omzetting van de Richtlijnen 78/659/EEG en 79/923/EEG meegedeeld.
De toepassing van Richtlijn 80/68/EEG betreffende de bescherming van grondwater tegen vervuiling veroorzaakt door bepaalde gevaarlijke stoffen heeft tot een aantal inbreukprocedures geleid. Op 18 juni 1998 heeft het Hof vastgesteld dat Portugal zijn verplichtingen niet is nagekomen omdat de Portugese wetgeving niet-conform is (zaak C-183/97); in dit verband zij echter gewezen op het bovengenoemde wetsbesluit van 1 augustus 1998 dat Portugal heeft meegedeeld en dat de richtlijn beoogt om te zetten. De Commissie heeft besloten een zaak tegen het Verenigd Koninkrijk aanhangig te maken in verband met de grondwatervervuiling door stoffen die bij de schapenteelt worden gebruikt, maar de mogelijkheid bestaat dat deze zaak vóór de inleiding van de gerechtelijke procedure wordt geseponeerd, omdat het Verenigd Koninkrijk diverse regelingen heeft meegedeeld waardoor de kwestie kan worden opgelost. Ten slotte heeft de Commissie bij het Hof een zaak tegen Ierland aanhangig gemaakt (zaak C-331/98), omdat de Ierse wetgeving met betrekking tot bepaalde lozingen niet conform is met Richtlijn 80/68/EEG.
Wat Richtlijn 80/778/EEG betreffende de kwaliteit van water voor menselijke consumptie betreft, is de zaak betreffende de "undertakings" van het Verenigd Koninkrijk, waarin de Commissie deze niet-bindende verplichtingen formeel en inhoudelijk ontoereikend acht, nog altijd aanhangig bij het Hof (zaak C-340/96). De procedure tegen Portugal wegens niet-conformiteit van de wetgeving tot omzetting van de richtlijn wordt voortgezet; Portugal heeft evenwel een wetsbesluit van 1 augustus 1998 meegedeeld, dat met name beoogt de richtlijn om te zetten.
Voorts heeft de Commissie een met redenen omkleed advies tot Oostenrijk gericht in verband met de wijze waarop deze lidstaat de richtlijn heeft omgezet. Daarentegen heeft de Commissie de procedure die naar aanleiding van een petitie van het Europees Parlement tegen Frankrijk was ingeleid wegens de watervoorziening in het departement Eure (aanwezigheid van nitraten in het water), kunnen seponeren omdat uit de laatste meegedeelde resultaten blijkt dat de richtlijn dankzij ingrijpende maatregelen van de Franse autoriteiten thans wordt nageleefd.
De Commissie ontvangt nog steeds talrijke klachten met betrekking tot een onjuiste toepassing; deze leiden echter niet altijd tot inbreukprocedues omdat de bewijslast op de Commissie rust en de bewijselementen soms moeilijk te verkrijgen zijn voor de eisende partij.
Op 3 november 1998 is Richtlijn 98/83/EG van de Raad van 3 november 1998 betreffende de kwaliteit van voor menselijke consumptie bestemd water(126) goedgekeurd, die bedoeld is ter vervanging van Richtlijn 80/778/EEG met ingang van 2003.
De communautaire wetgeving omvat twee instrumenten om het specifieke probleem van vervuiling door fosfaten en nitraten en de eutrofisering als gevolg daarvan te bestrijden.
Het eerste instrument is Richtlijn 91/271/EEG betreffende de behandeling van stedelijk afvalwater. Zij verplicht de lidstaten vanaf 1998, 2000 of 2005 naar gelang van de grootte van de agglomeraties, ervoor te zorgen dat deze beschikken over een systeem voor de opvang en behandeling van afvalwater. Bijgevolg behoefde de Commissie tot dusverre slechts de mededeling van de omzettingsmaatregelen of de conformiteit van de maatregelen te controleren. Deze richtlijn is van essentieel belang voor de waterzuivering en de bestrijding van de eutrofisering, zodat de Commissie bijzonder veel belang hecht aan de spoedige tenuitvoerlegging ervan. In het kader van het Cohesiefonds en het regionaal beleid steunt de Gemeenschap trouwens de inspanningen die de lidstaten leveren om de nodige installaties te bouwen.
Daar de lidstaten de nodige maatregelen hebben goedgekeurd, heeft de Commissie de krachtens artikel 171 tegen Duitsland ingeleide procedure naar aanleiding van het arrest van 12 december 1996 (zaak C-297/95) kunnen seponeren; ook de procedure tegen Portugal die op grond van artikel 169 was ingeleid, is geseponeerd. Daarentegen heeft zij voor de tweede maal (op grond van artikel 171) bij het Hof van Justitie een zaak tegen Italië aanhangig gemaakt wegens het ontbreken van nationale omzettingsmaatregelen. Bovendien zet de Commissie de procedures tegen Griekenland, België en Spanje wegens niet-conforme omzetting of onjuiste toepassing van de richtlijn voort.
Ten slotte heeft de Commissie op 27 februari 1998 haar goedkeuring gehecht aan Richtlijn 98/15/EG houdende wijziging van Richtlijn 91/271/EEG van de Raad ten aanzien van enkele in bijlage I vastgestelde voorschriften(127).
Het tweede instrument voor de bestrijding van de eutrofisering is Richtlijn 91/676/EEG betreffende de bescherming tegen de vervuiling van water door nitraten van landbouwoorsprong. Ook in 1998 heeft de Commissie een groot belang gehecht aan de procedures die zijn ingeleid om deze richtlijn te doen naleven. Zo lopen tegen de meeste lidstaten inbreukprocedures om de verplichtingen van Richtlijn 91/676/EEG te doen naleven. De procedures hebben betrekking op verschillende aspecten: omzetting van de wetgeving, aanduiding van kwetsbare gebieden, opstelling van gedragscodes voor de landbouw, vaststelling van actieprogramma's, toezicht op het nitraatgehalte van het water, indiening van verslagen over de toepassing van de richtlijn. Uit het verloop van deze procedures blijkt dat op bepaalde terreinen sprake is van een - in het algemeen - gunstige ontwikkeling (mededeling van de omzettingsmaatregelen, aanduiding van de zones), maar dat zich op andere terreinen nieuwe problemen voordoen (met name bij de vaststelling en de inhoud van de actieprogramma's).
Zo heeft het Hof van Justitie op 1 oktober 1998 een arrest gewezen in zaak C-71/97, waarin wordt vastgesteld dat Spanje niet heeft voldaan aan zijn verplichting om gedragscodes op te stellen en kwetsbare gebieden aan te duiden. Dit is het eerste arrest inzake de tenuitvoerlegging van de praktische verplichtingen die uit de richtlijn voortvloeien. Spanje staat evenwel op het punt maatregelen te treffen om een einde te maken te maken aan deze inbreuk.
Tegen Spanje is een andere zaak (C-274/98) aanhangig gemaakt wegens het ontbreken van actieprogramma's. De zaak tegen Italië, die op aanverwante klachten is gebaseerd, is nog altijd aanhangig bij het Hof (zaak C-195/97). Daarentegen heeft de Commissie haar aanklacht in de tegen Griekenland en Portugal aangespannen zaken (respectievelijk zaak C-173/97 en C-227/97) kunnen intrekken, omdat de nationale omzettingsmaatregelen zijn meegedeeld en de kwetsbare zones zijn aangewezen.
De Commissie heeft besloten bij het Hof een zaak tegen Italië aanhangig te maken in verband met de vaststelling van de actieprogramma's en de mededeling van de verslagen. Daarnaast heeft zij met redenen omklede adviezen uitgebracht aan België in verband met de mededeling van de nationale omzettingsmaatregelen, de opstelling van gedragscodes en de aanduiding van kwetsbare zones; aan het Verenigd Koninkrijk in verband met de aanduiding van de zones en de vaststelling van de programma's; en aan Luxemburg terzake van de opstelling van gedragscodes, de vaststelling van programma's en de mededeling van de verslagen. De Commissie heeft evenwel de procedures tegen Finland en Portugal wegens het ontbreken van toezicht en actieprogramma's kunnen seponeren. Frankrijk, dat een met redenen omkleed advies van de Commissie had ontvangen, heeft uiteindelijk actieprogramma's voor alle kwetsbare gebieden op zijn grondgebied vastgesteld.
Ten slotte heeft de Commissie een met redenen omkleed advies tot Portugal en Duitsland gericht in verband met bepaalde omzettingsmaatregelen en het niet-conforme karakter van de ten uitvoer gelegde actieprogramma's. De Commissie heeft besloten een met redenen omkleed advies tot Griekenland te richten in verband met de actieprogramma's.
Het Hof van Justitie heeft nog geen uitspraak gedaan over de prejudiciële vraag die een Britse rechtbank heeft gesteld (zaak C-293/97) over de criteria betreffende de "vervuilde wateren". Volgens artikel 3 van Richtlijn 91/676/EEG moeten de zones waarvan bekend is dat zij in deze wateren afwateren, als kwetsbare zones worden aangeduid. De advocaat-generaal heeft op 8 oktober 1998 zijn conclusies in deze zaak bekendgemaakt.
De Commissie heeft uiteindelijk inbreukprocedures tegen diverse lidstaten ingeleid op grond van Richtlijn 91/692/EEG tot standaardisering en rationalisering van de verslagen over de toepassing van de richtlijnen in de sector water. Enkele lidstaten hebben de verslagen die zij over de tenuitvoerlegging van bepaalde richtlijnen moeten opstellen, namelijk in het geheel niet, dan wel op onvolledige wijze of te laat ingediend. Bijgevolg is de Commissie niet in staat op passende wijze te voldoen aan haar verplichting om communautaire verslagen op te stellen. In verband hiermee heeft zij een met redenen omkleed advies aan Ierland uitgebracht en besloten hetzelfde te doen voor Luxemburg, België, Portugal en Italië.
Ten slotte moet worden opgemerkt dat de communautaire wetgeving momenteel wordt herzien om de instrumenten aan te passen aan de ontwikkelingen in de ruim 20 jaar die zijn verstreken sedert de invoering van dit beleid; de huidige eisen moeten strenger worden en er moet een vorm van beheer per waterbekken worden ingevoerd. De kaderrichtlijn inzake water die de Commissie in februari 1997 voorstelde om de kwaliteitsparameters te harmoniseren en alle soorten water te beschermen, doorloopt momenteel de goedkeuringsprocedure. Zodra deze richtlijn is goedgekeurd en ten uitvoer gelegd, zal zij in de plaats komen van een aantal van de huidige richtlijnen met betrekking tot grondwater (Richtlijn 80/68/EEG) of oppervlaktewater dat bestemd is voor de productie van drinkwater (Richtlijn 75/440/EEG), of dat dienst doet als viswater (Richtlijn 78/659/EEG) of schelpdierwater (Richtlijn 79/923/EEG). De regels die voortvloeien uit Richtlijn 76/464/EEG (lozingen in water) en de eruit afgeleide richtlijnen zullen vermoedelijk in deze kaderrichtlijn worden verwerkt.
De herziening van Richtlijn 76/160/EEG (zwemwater) is nog altijd niet afgerond (het gewijzigde herzieningsvoorstel is in november 1997 door de Commissie goedgekeurd). Ten slotte zij erop gewezen dat Richtlijn 96/61/EG inzake geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging regels betreffende de verontreiniging van water bevat.
2.12.5. Natuur
De Gemeenschap beschikt over twee belangrijke juridische instrumenten voor de bescherming van de natuur: Richtlijn 79/409/EEG inzake het behoud van de vogelstand en Richtlijn 92/43/EEG inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna.
Wat de omzetting van Richtlijn 79/409/EEG betreft, blijft de situatie tegenstrijdig. Op enkele punten is vooruitgang geboekt, met name bij de wettelijke regeling inzake de bescherming van bepaalde vogelsoorten (artikel 5) en de omstandigheden waaronder van de verplichte bescherming mag worden afgeweken (artikel 9). Zo kon de op grond van artikel 171 tegen België ingeleide procedure (omzetting van de artikelen 5 en 9) worden geseponeerd, nadat het Vlaams Gewest in december 1997 een besluit had goedgekeurd. Voorts heeft Spanje op 5 november 1997 - rekening houdend met artikel 9 van de richtlijn - een wet uitgevaardigd waarin de mogelijkheden voor afwijkingen zijn opgenomen; Finland heeft op 27 november 1998 een decreet over de beoefening van de jacht uitgevaardigd teneinde aan de verplichtingen van Richtlijn 79/409/EEG te voldoen.
Andere problemen wegens non-conformiteit zijn echter nog niet opgelost. Zo is de op artikel 171 gebaseerde procedure tegen Frankrijk (omzetting van artikel 5 met betrekking tot bepaalde vogelsoorten) voor de tweede maal bij het Hof aanhangig gemaakt (zaak C-373/98) wegens het ontbreken, 17 jaar na de inwerkingtreding van de richtlijn en tien jaar na de bekendmaking van het arrest, van volledige en conforme omzettingsmaatregelen. Tegelijk met de aanhangigmaking heeft de Commissie het Hof voorgesteld Frankrijk na de bekendmaking van het tweede arrest een dwangsom van 105500 ECU per dag op te leggen. In verschillende lidstaten zijn bepaalde activiteiten (jacht, regulering van de soorten, handel) nog altijd niet ingepast in een kader dat in overeenstemming is met artikel 9. Daarom heeft de Commissie besloten het Hof in te schakelen wegens het in gebreke blijven van Italië en Frankrijk met betrekking tot de omzetting van artikel 9, en van België in verband met artikel 6.
Voorts was de Commissie genoodzaakt het Hof in te schakelen in verband met de openings- en sluitingsdata voor de jacht op trekvogels in Frankrijk, die strijdig zijn met het bepaalde in artikel 7, lid 4. In verband met deze zaak is een groot aantal klachten bij de Commissie ingediend en heeft het Europees Parlement talrijke verzoekschriften in ontvangst genomen; deze waren afkomstig van zowel voor- als tegenstanders van de Franse jachtregeling die in het kader van deze inbreukprocedure door de Commissie wordt betwist.
Hoewel de termijn voor de omzetting van Richtlijn 92/43/EEG in juni 1994 afliep, hebben verscheidene lidstaten hun wetgeving tot omzetting van de betrokken bepalingen nog niet of slechts gedeeltelijk meegedeeld. Met name artikel 6 (maatregelen ter bescherming van de habitats in de toekomstige speciale beschermingszones) en de artikelen 12 tot en met 16 (systeem voor de bescherming van de soorten) van de richtlijn moeten worden omgezet.
Naar aanleiding van het arrest van het Hof van Justitie waarin wordt vastgesteld dat Griekenland zijn verplichtingen niet was nagekomen omdat geen omzettingsmaatregelen waren meegedeeld(128), heeft de Commissie de op artikel 171 van het Verdrag gebaseerde procedure ter uitvoering van dit arrest ingeleid; bijgevolg heeft zij een met redenen omkleed advies aan de Helleense autoriteiten uitgebracht. Voorts heeft de Commissie het Hof ingeschakeld omdat Frankrijk artikel 6 van de richtlijn niet heeft omgezet(129). Zij heeft besloten dezelfde stappen tegen Finland te ondernemen (met betrekking tot de provincie van de Ålandseilanden), omdat de recentelijk goedgekeurde wetgeving ontoereikend is om een volledige omzetting van de richtlijn te waarborgen. Intussen heeft Finland naar aanleiding van dit besluit omzettingsmaatregelen voor deze provincie meegedeeld.
Met betrekking tot Duitsland kon de procedure die leidde tot een arrest waarin het in gebreke blijven van deze lidstaat(130) werd vastgesteld, echter worden geseponeerd nadat in 1998 een wet was aangenomen. Voorts heeft Spanje in juni 1998 een koninklijk besluit uitgevaardigd waardoor haar wetgeving met artikel 16 van de richtlijn (voorwaarden waaronder van de verplichte bescherming mag worden afgeweken) in overeenstemming wordt gebracht; Finland heeft op 27 november 1998 het eerdergenoemde decreet over de beoefening van de jacht goedgekeurd, dat volgens de autoriteiten van deze lidstaat beoogt de nationale wetgeving met Richtlijn 92/43/EEG, alsook met Richtlijn 79/409/EEG in overeenstemming te brengen.
Wat de toepassing van de Richtlijnen 79/409/EEG en 92/43/EEG betreft, hebben de voornaamste problemen evenals in het verleden betrekking op de bescherming van de locaties en de habitats; daarbij kan het gaan om de aanwijzing van de speciale beschermingszones voor vogels, om de selectie van gebieden voor opneming in het netwerk Natura 2000, alsmede om de bescherming van bijzondere natuurgebieden.
De aanwijzing - overeenkomstig artikel 4 van Richtlijn 79/409/EEG - van speciale beschermingszones voor wilde vogels zodra de voor deze aanwijzing vereiste objectieve ornithologische criteria verenigd zijn, blijft voor diverse lidstaten problemen opleveren. Hoewel het de bedoeling is dat de speciale beschermingszones voor wilde vogels in het netwerk Natura 2000 worden opgenomen, is de verplichting die voortvloeit uit Richtlijn 79/409/EEG juridisch onafhankelijk van die welke voortvloeit uit Richtlijn 92/43/EEG; hierbij gaat het om de fasegewijze verwezenlijking van het netwerk Natura 2000 als een georganiseerd geheel van zones van communautair belang voor alle in Richtlijn 92/43/EEG genoemde soorten en habitats.
De betrokken gebieden zijn die waar de in bijlage I van de richtlijn genoemde soorten alsmede trekvogels voorkomen. Bijzondere aandacht wordt besteed aan de bescherming van watergebieden, in het bijzonder aan watergebieden van internationale betekenis. Artikel 4 van Richtlijn 79/409/EEG, zoals door het Hof van Justitie onder meer uitgelegd in zijn arrest van 11 juli 1996 (zaak C-44/95) betreffende de zone op de Lappel Bank in het estuarium van Medway in de buurt van de haven van Sheerness in Kent (Verenigd Koninkrijk) is duidelijk: alleen ornithologische en ecologische criteria, met uitsluiting van alle economische of sociale criteria, mogen bij de keuze en de afbakening van een speciale beschermingszone in aanmerking worden genomen.
De Commissie zet dus inbreukprocedures voort die betrekking hebben op verscheidene specifieke gevallen van groot belang. Naar aanleiding van het in 1993 gewezen arrest van het Hof van Justitie in verband met de moerasgebieden van Santoña in Spanje zet de Commissie een op artikel 171 gebaseerde procedure voort, teneinde een volledige tenuitvoerlegging van dit arrest te verkrijgen. De tegen Frankrijk ingeleide procedure met betrekking tot het estuarium van de Seine (zaak C-166/97) wordt voortgezet, en de advocaat-generaal heeft op 10 december 1998 zijn conclusies bekendgemaakt. Voorts heeft de Commissie op dezelfde grond zaken tegen Frankrijk voor het Hof gebracht die verband houden met de Marais Poitevin (zaak C-96/98) en de Basses Corbières/Vingrau (zaak C-374/98). De reeds tegen Frankrijk ingeleide procedures (met betrekking tot de gebieden: Baie de Canche, Platier d'Oye, Plaine des Maures, Basses Vallée de l'Aude) worden voortgezet. Voorts heeft de Commissie om dezelfde reden een zaak tegen Nederland voor het Hof gebracht, die betrekking heeft op het Waddenzee-gebied (zaak C-63/98). Daarentegen heeft de Commissie de procedure tegen Spanje in verband met het eiland Fuerteventura, dat behoort tot de Canarische Eilanden, kunnen seponeren.
Bovendien hadden de speciale beschermingszones reeds aangewezen moeten zijn sedert de inwerkingtreding van de richtlijn in 1981. Het aantal speciale beschermingszones dat in verscheidene lidstaten is aangewezen, alsmede de oppervlakte ervan, is over het algemeen genomen echter ontoereikend.
Het Hof van Justitie heeft op 19 mei 1998 een belangrijk arrest in zaak C-3/96 gewezen, waarin wordt vastgesteld dat Nederland de op hem rustende verplichtingen niet is nagekomen. Het Hof bevestigt, overeenkomstig zijn uitspraak in het arrest van 2 augustus 1993 (Commissie/Spanje, zaak C-355/90), dat de lidstaten ten aanzien van de keuze van de speciale beschermingszones (SBZ) weliswaar over een zekere beoordelingsmarge beschikken, doch dat voor de aanwijzing van die zones bepaalde in de richtlijn aangegeven ornithologische criteria gelden. Dit betekent dat de beoordelingsmarge van de lidstaten bij de keuze van de meest geschikte gebieden om als SBZ te worden aangewezen, geen betrekking heeft op de vraag in hoeverre het opportuun is de gebieden die volgens ornithologische criteria het meest geschikt lijken, als SBZ aan te wijzen, doch enkel op de toepassing van deze criteria om te bepalen welke gebieden het meest geschikt zijn voor de instandhouding van de in bijlage I bij de richtlijn genoemde soorten. De lidstaten zijn derhalve verplicht, alle gebieden die volgens ornithologische criteria het meest geschikt lijken voor de instandhouding van de betrokken soorten, als SBZ aan te wijzen. Heeft dus een lidstaat gebieden als SBZ aangewezen waarvan het aantal en de totale oppervlakte kennelijk kleiner zijn dan het aantal en de totale oppervlakte van de gebieden die het meest geschikt worden geacht voor de instandhouding van de betrokken soorten, dan kan worden gezegd dat deze lidstaat de krachtens artikel 4, lid 1, van de richtlijn op hem rustende verplichting niet is nagekomen. Het Hof verwerpt aldus de stelling van Nederland dat de Commissie per afzonderlijk gebied specifieke inbreuken op deze bepaling moet aantonen.
Bovendien erkent het Hof in deze zaak de bewijskracht van de "Inventory of Important Bird Areas in the European Community", een globale ornithologische inventaris van de gebieden die van groot belang zijn voor het behoud van de vogelstand in de Gemeenschap. Deze inventaris is door de Eurogroup for the Conservation of Birds and Habitats in samenwerking met de International Council of Bird Preservation en deskundigen van de Commissie opgesteld. Weliswaar is deze inventaris voor de betrokken lidstaten niet verbindend, maar de wetenschappelijke waarde ervan is in dit geding erkend; derhalve kan zij in casu door het Hof als maatstaf worden gebruikt om te beoordelen, in hoeverre Nederland zijn aanwijzingsverplichting van SBZ is nagekomen. In casu is deze inventaris het enige document met wetenschappelijke waarde gebleken, aan de hand waarvan kan worden beoordeeld of de verwerende lidstaat zijn verplichting is nagekomen, de naar aantal en oppervlakte voor de instandhouding van de beschermde soorten meest geschikte gebieden als SBZ aan te wijzen. Deze zaak zou anders zijn afgelopen indien Nederland wetenschappelijke bewijzen had overgelegd waaruit met name was gebleken, dat ook aan de aanwijzingsverplichting kan worden voldaan door als SBZ gebieden aan te wijzen waarvan het aantal en de totale oppervlakte kleiner zijn dan uit de genoemde inventaris volgt.
Op basis van artikel 171 van het Verdrag volgt de Commissie de uitvoering van dit arrest door Nederland.
Om dezelfde reden zet de Commissie tevens procedures tegen andere lidstaten voort. Zo heeft zij besloten een met redenen omkleed advies te richten tot Duitsland en Finland; Italië en Portugal hebben een dergelijk advies reeds ontvangen. Bovendien is de procedure tegen andere lidstaten ingeleid. De Commissie is daarentegen overgegaan tot opschorting van haar besluit om een zaak tegen Luxemburg voor het Hof van Justitie te brengen, omdat deze lidstaat in oktober 1998 diverse speciale beschermingszones heeft aangewezen.
Wat de tenuitvoerlegging van Richtlijn 92/43/EEG betreft, is bij de opzet van het netwerk Natura 2000 - het communautaire netwerk van beschermingszones - duidelijk vooruitgang geboekt. Daaruit blijkt dat de innoverende aanpak van Richtlijn 92/43/EEG steeds beter wordt begrepen: fasegewijze verwezenlijking van het netwerk; breed overleg tussen de Commissie en de lidstaten; wettelijke regeling voor de speciale beschermingszones, waardoor beheersplannen en instandhoudings-maatregelen, eventueel van contractuele aard, mogelijk worden en waarin wordt voorzien in de mogelijkheid om op grond van dwingende redenen van bijzonder openbaar belang af te wijken van het verbod de habitats aan te tasten en de soorten ernstig te verstoren.
Ook in 1998 zijn voorstellen van de lidstaten ontvangen inzake gebieden die krachtens Richtlijn 92/43/EEG moeten worden aangewezen; dit is positief, ook al had geen enkele lidstaat op de in de richtlijn vastgestelde uiterste datum (juni 1995) een volledige lijst toegezonden van de gebieden die hij in het kader van deze richtlijn voor bescherming wilde aanwijzen. De procedures die tegen Portugal en Griekenland waren ingeleid omdat de lijst van voorgestelde gebieden ontbrak of onvolledig was, konden worden geseponeerd. Nadat Spanje, Luxemburg, Zweden, Nederland, het Verenigd Koninkrijk, Italië, Oostenrijk en Denemarken uitgebreide lijsten hadden ingediend, die op dit moment worden onderzocht, zijn de inbreukprocedures tegen deze lidstaten eind 1998 opgeschort. Finland heeft eind 1998 een uitgebreide lijst van locaties ingediend, maar daarbij enkele voorbehouden gemaakt. De grootste vertragingen doen zich thans voor bij Ierland, Duitsland en Frankrijk. De Commissie heeft besloten het Hof van Justitie in te schakelen wegens niet-nakoming van deze lidstaten.
Overigens heeft een Brits gerecht op grond van artikel 177 een prejudiciële vraag aan het Hof van Justitie voorgelegd over de reikwijdte van de verplichte selectie van locaties in verband met de opzet van het netwerk Natura 2000 (zaak C-371/98).
Tevens moet worden opgemerkt dat de lidstaten bij de indiening van de lijsten met gebieden vaak onvolledige en onjuiste informatie meedelen met betrekking tot deze gebieden en de soorten die zij herbergen. In een dergelijke context is het moeilijker een begin te maken met de volgende fasen waarin Richtlijn 92/43/EEG voorziet; de Commissie zet haar inspanningen echter voort en gebruikt al haar invloed om te voorkomen dat deze vertragingen de verwezenlijking van het netwerk Natura 2000 bemoeilijken.
De Commissie blijft overigens een strikt beleid voeren ten aanzien van de communautaire financiële steun die uit hoofde van de Life-verordening wordt toegekend voor de bescherming van de gebieden die in het netwerk Natura 2000 zijn of zullen worden opgenomen. Wanneer de Commissie verzoeken om medefinanciering uit hoofde van de structuurfondsen (in het bijzonder de doelstellingen 2 en 5b ontvangt, onderzoekt zij voorts nauwlettend of de regels op milieugebied worden nageleefd.
Het aantal bij de Commissie ingediende klachten en het aantal inbreukprocedures wegens onjuiste toepassing, die betrekking hebben op specifieke en tot een bepaalde plaats beperkte problemen, blijft hoog. Dit illustreert de praktische moeilijkheden die zich soms voordoen, omdat de bescherming van de betrokken gebieden en soorten met bepaalde economische en maatschappelijke belangen kan botsen. Een andere mogelijke verklaring is dat de communautaire milieurichtlijnen 79/409/EEG en 92/43/EEG zeer goed bekend zijn bij de burgers en algemeen wordt erkend dat zij een concrete bijdrage leveren tot de doeltreffende bescherming van de natuur. Daarom moet het grote aantal klachten over de toepassing ervan worden beschouwd als een bewijs van hun succes en tegelijk van de vooruitgang die de lidstaten nog dienen te boeken.
De twee belangrijkste categorieën van problemen die in de klachten aan de orde worden gesteld, hebben enerzijds te maken met het feit dat bepaalde zones die voldoen aan de voor een aanwijzing vereiste objectieve ornithologische criteria niet als speciale beschermingszones worden aangewezen, en anderzijds met de uitvoering van projecten die invloed kunnen hebben op het gebied. Wat de niet-aanwijzing van bepaalde zones als speciale beschermingszone aangaat, blijft de Commissie de klachten aandachtig onderzoeken; zij tracht deze te behandelen in het kader van de bovengenoemde algemene procedure die wordt toegepast wanneer onvoldoende gebieden als speciale beschermingszone worden aangewezen. In de meeste gevallen worden de via klachten aan de orde gestelde problemen trouwens al tijdens de onderzoeksfase opgelost, zonder dat een aanmaningsbrief nodig is. Nochtans zijn in 1998 diverse procedures tegen verschillende lidstaten ingeleid. Er is met name een met redenen omkleed advies tot België gericht in verband met een speciale beschermingszone in Vlaanderen (vallei van de Zwarte Beek).
Wat de uitvoering betreft van projecten die een als speciale beschermingszone aangewezen of aan te wijzen gebied kunnen beïnvloeden, moet erop worden gewezen dat artikel 6 van Richtlijn 92/43/EEG in beginsel aanzienlijke aantastingen en verstoringen verbiedt, maar toestaat dat van dit beginsel wordt afgeweken mits aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan: passende evaluatie van de gevolgen van het project, eventuele alternatieve oplossingen voor de vestiging in het beschermde gebied en, ingeval geen alternatieve oplossingen kunnen worden gevonden, alsmede in gevallen van bijzonder openbaar belang, inclusief in gevallen van bijzonder economisch belang, verwezenlijking van het project nadat compenserende maatregelen zijn genomen en de Commissie op de hoogte is gebracht. Talrijke klachten stellen de niet-naleving van deze bepalingen aan de kaak.
Bepaalde toepassingproblemen in het kader van Richtlijn 92/43/EEG doen zich niet voor bij de bescherming van gebieden, maar wel bij de bescherming van soorten. Zo heeft de Commissie bijvoorbeeld een inbreukprocedure tegen Griekenland ingeleid wegens de bedreigde positie van de schildpadsoort Caretta caretta op het eiland Zakynthos.
Naar aanleiding van de door de Commissie ingeleide inbreukprocedure heeft Griekenland wet nr. 2637 van 27 augustus 1998 meegedeeld, die met betrekking tot bepaalde soorten beoogt Verordening (EG) nr. 338/97 betreffende de toepassing in de Gemeenschap van de Overeenkomst van Washington van 1973 inzake de internationale handel in bedreigde in het wild levende dier- en plantensoorten (ook "Cites-overeenkomst" genoemd) op de juiste wijze om te zetten.
De Commissie heeft de tegen Frankrijk ingeleide procedure, die verband hield met de toepassing van Verordening (EEG) nr. 3254/91 houdende een verbod op het gebruik van de wildklem, kunnen seponeren nadat op 28 november 1997 een besluit is goedgekeurd waardoor de inbreuken op deze verordening worden opgeheven.
2.12.6. Geluidshinder
Net als in het verleden levert de tenuitvoerlegging van de richtlijnen op dit terrein geen grote problemen op. De richtlijnen geven namelijk normen voor nieuwe producten die op de markt worden gebracht, en zijn dus niet van toepassing op omgevingslawaai dat door een combinatie van bronnen ontstaat (bijvoorbeeld stadslawaai als gevolg van verkeersopstoppingen of industriële activiteiten in de nabijheid van woonwijken). De klachten die de Commissie heeft ontvangen, hebben betrekking op omgevingslawaai en kunnen derhalve niet op communautair niveau worden behandeld, omdat er geen algemene communautaire aanpak is die in een specifieke wetgeving op dit vlak tot uitdrukking komt.
De inbreukprocedure die in verband met het gebruik van oude, luidruchtige vliegtuigen op de luchthavens van Brussel-Zaventem en Oostende in België was ingeleid, omdat dit in strijd was met Richtlijn 92/14/EEG betreffende de beperking van het gebruik van bepaalde soorten vliegtuigen, wordt voortgezet; de bevoegde autoriteiten hebben echter maatregelen getroffen en enkele van de betrokken vliegtuigen lijken in aanmerking te komen voor een afwijking krachtens Richtlijn 98/20/EG tot wijziging van Richtlijn 92/14/EEG.
Op 14 juli 1998 heeft het Hof van Justitie naar aanleiding van een verzoek om een prejudiciële beslissing van het Bundesverwaltungsgericht een arrest gewezen in zaak C-389/96 (Aher-Waggon GmbH tegen Bundesrepublik Deutschland). Het arrest betreft een Duitse regeling volgens welke vliegtuigen die tevoren in een andere lidstaat geregistreerd zijn geweest en die de bij deze regeling vastgestelde geluidsnormen overschrijden, niet in Duitsland mogen worden geregisteerd, terwijl vliegtuigen die vóór de uitvaardiging van de betrokken regeling reeds in Duitsland waren geregistreerd, nog steeds mogen worden gebruikt. Het Hof heeft voor recht verklaard dat artikel 30 van het EG-Verdrag zich niet verzet tegen een nationale regeling volgens welke vliegtuigen die tevoren in een andere lidstaat geregistreerd zijn geweest, voor hun eerste registratie op het nationale grondgebied moeten voldoen aan strengere geluidsnormen dan die bepaald in Richtlijn 80/51/EEG inzake de beperking van geluidshinder door subsonische luchtvaartuigen, terwijl vliegtuigen die vóór de uitvoering van die richtlijn reeds aldaar waren geregistreerd, niet aan die normen behoeven te voldoen.
Wat betreft de mededeling van omzettingsmaatregelen van Richtlijn 95/27/EG tot wijziging van Richtlijn 86/662/EEG betreffende de beperking van geluidsemissies van hydraulische graafmachines, kabelgraafmachines, dozers, laders en graaflaadmachines heeft het Hof op 15 oktober 1998 twee arresten gewezen waarin het in gebreke blijven van Italië (zaak C-324/97) en België (zaak C-326/97) wordt vastgesteld. Italië heeft omzettingsmaatregelen meegedeeld (decreet van 26 juni), waarna de procedure tegen deze lidstaat - in tegenstelling tot die tegen België - kon worden geseponeerd.
2.12.7. Chemie en biotechnologie
De communautaire wetgeving op het gebied van de chemie en de biotechnologie bestaat uit diverse rechtsinstrumenten die betrekking hebben op producten of activiteiten met gemeenschappelijke kenmerken: een ingewikkeld technisch karakter, voortdurende aanpassing aan de wetenschappelijke vooruitgang, toepassing zowel op wetenschappelijk als op industrieel gebied, bijzondere risico's voor het milieu. Op dit gebied is het van bijzonder belang dat behoedzaam tewerk wordt gegaan. Nochtans wensen de lidstaten dat de richtlijn het belangrijkste instrument in deze sector blijft, hetgeen als logische consequentie heeft dat zij met grote regelmaat omzettingsmaatregelen moeten aannemen. Bovendien moeten deze maatregelen in overeenstemming zijn met de richtlijnen, hetgeen nog altijd niet het geval is. In een dergelijke situatie is de Commissie genoodzaakt inbreukprocedures in te leiden, teneinde een verbod op het in de handel brengen van stoffen die krachtens de communautaire richtlijnen zijn toegestaan te voorkomen, dan wel om het in de handel brengen van niet-toegestane stoffen te vermijden.
Richtlijn 67/548/EEG van de Raad betreffende de aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen inzake de indeling, de verpakking en het kenmerken van gevaarlijke stoffen heeft herhaaldelijk wijzigingen ondergaan, die noodzakelijk waren in verband met de technische en wetenschappelijke ontwikkelingen. Opgemerkt zij dat voor verschillende richtlijnen tot wijziging van Richtlijn 67/548/EEG de termijn voor omzetting in 1998 is verstreken:
- Richtlijn 96/54/EG van de Commissie van 30 juli 1996 tot tweeëntwintigste aanpassing aan de vooruitgang van de techniek van Richtlijn 67/548/EEG(131);
- Richtlijn 96/56/EG van het Europees Parlement en de Raad van 3 september 1996 tot wijziging van Richtlijn 67/548/EEG(132);
- Richtlijn 97/69/EG van de Commissie(133) tot drieëntwintigste aanpassing aan de vooruitgang van de techniek van Richtlijn 67/548/EEG.
Bovendien heeft de Commissie haar goedkeuring gehecht aan Richtlijn 98/73/EG van 18 september 1998(134) en aan Richtlijn 98/98/EG van 15 december 1998(135) tot respectievelijk vierentwintigste en vijfentwintigste aanpassing aan de vooruitgang van de techniek van Richtlijn 67/548/EEG.
Gelet op deze snelle ontwikkeling van de communautaire wetgeving valt te betreuren dat zich al te veel vertragingen voordoen bij de omzetting. De Commissie leidt echter systematisch procedures in en aarzelt niet het Hof van Justitie in te schakelen wanneer dat nodig is.
Met de goedkeuring van het koninklijk besluit van 13 november 1997, dat op 26 maart 1998 werd bekendgemaakt, heeft België een passend gevolg gegeven aan diverse inbreukprocedures die de Commissie had ingeleid en die betrekking hadden op de omzetting van de Richtlijnen 92/32/EEG, 92/69/EEG, 93/67/EEG, 93/105/EG, 93/21/EEG, 91/410/EEG, 93/90/EEG, 93/72/EEG en 93/101/EG. Naar aanleiding van deze procedures had het Hof op 12 december 1996, 29 mei en 11 december 1997 arresten gewezen. In verband met de niet-omzetting van Richtlijn 94/69/EG is een zaak tegen België voor het Hof gebracht (zaak C-79/98); ook tegen Portugal zal een zaak worden aangespannen. De procedure die in verband met de omzetting van Richtlijn 94/69/EG tegen Ierland was ingeleid, kon na de mededeling van een verordening echter worden geseponeerd.
Op grond van Richtlijn 96/56/EG diende uiterlijk op 1 juni 1998, bij het kenmerken van gevaarlijke stoffen, de afkorting EEG te worden vervangen door EG. Wegens het ontbreken van omzettingsmaatregelen heeft de Commissie besloten een met redenen omkleed advies tot Portugal, Duitsland, Griekenland en België te richten.
Voorts zij gewezen op de goedkeuring van Richtlijn 98/8/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 1998 betreffende het op de markt brengen van biociden(136), die binnenkort door de lidstaten moet worden omgezet.
Met betrekking tot Richtlijn 86/609/EEG betreffende de bescherming van dieren die voor experimentele en andere wetenschappelijke doelstellingen worden gebruikt, heeft het Hof van Justitie op 15 oktober 1998 een arrest gewezen in zaak C-268/97, die de Commissie tegen België had aangespannen, en vastgesteld dat deze lidstaat heeft verzuimd de artikelen 14 (opleiding van degenen die dierproeven nemen) en 22 (onderlinge erkenning) van de richtlijn om te zetten. De tegen Portugal ingeleide zaak met betrekking tot de controle in de instellingen waar proefdieren worden gebruikt (C-299/97), wordt voortgezet. In verband met de onjuiste omzetting van de richtlijn heeft de Commissie besloten een zaak tegen Luxemburg voor het Hof te brengen, een tweede met redenen omkleed advies tot Ierland te richten en een met redenen omkleed advies aan Frankrijk uit te brengen. De inleiding van een inbreukprocedure was voor Zweden aanleiding om eindelijk omzettingsmaatregelen mee te delen; het ging hierbij met name om de wijziging van de wet inzake dierenbescherming, om een wijziging van het dierenbeschermingsreglement en om richtsnoeren betreffende de behandeling van dieren die tijdens experimenten worden gebruikt. Voorts kon de procedure tegen het Verenigd Koninkrijk worden geseponeerd nadat in augustus 1998 de wet van 1986 betreffende wetenschappelijke proeven op dieren was gewijzigd.
Overigens ontvangt de Commissie nog steeds klachten over de toepassing van deze richtlijn (gebruik van zwerfhonden voor experimentele doeleinden, kwaliteit van de verzorging en de huisvesting van de proefdieren, enz.); om deze reden blijft zij op de volledige naleving van het bepaalde in deze richtlijn toezien.
Het gebruik van genetisch gemodificeerde micro-organismen (GGO's) is geregeld bij Richtlijn 90/219/EEG inzake het ingeperkte gebruik van deze organismen en bij Richtlijn 90/220/EEG inzake de doelbewuste introductie ervan in het milieu. Deze richtlijnen werden in 1994 aan de technische vooruitgang aangepast: de eerste bij Richtlijn 94/51/EG en de tweede bij Richtlijn 94/15/EG. Bijlage III van Richtlijn 90/220/EEG werd onlangs gewijzigd bij Richtlijn 97/35/EG.
Voorts is Richtlijn 90/219/EEG inzake het ingeperkt gebruik van genetisch gemodificeerde micro-organismen gewijzigd bij Richtlijn 98/81/EG van de Raad van 26 oktober 1998(137), die uiterlijk op 5 juni 2000 moet zijn omgezet. Deze richtlijn heeft in hoofdzaak betrekking op de aanpassing van de administratieve procedures aan de werkelijke risico's die zijn verbonden aan activiteiten waarbij GGO's zijn betrokken: deze organismen worden voortaan in vier in plaats van in twee risicogroepen ondergebracht; voor iedere risicogroep zijn minimumvoorschriften inzake inperking en controle vastgesteld en de aanpassing van de richtlijn aan de technische vooruitgang wordt gemakkelijker gemaakt.
Het voorstel tot wijziging van Richtlijn 90/220/EEG, dat de Commissie eind 1997 heeft goedgekeurd(138), beoogt de procedure voor het verlenen van een vergunning inzake het in de handel brengen van GGO's transparanter te maken, systematiseert de etikettering van producten waarin deze organismen zijn gebruikt, stelt gemeenschappelijke beginselen voor de beoordeling van de risico's vast, en past de administratieve procedures aan de risico's - ook de indirecte - aan.
In een arrest van 29 mei 1997 (zaak C-357/96) heeft het Hof vastgesteld dat België heeft verzuimd de omzettingsmaatregelen voor Richtlijn 94/15/EG mee te delen. Aangezien dit nog steeds niet is gebeurd, zet de Commissie haar procedure op grond van artikel 171 van het Verdrag voort; zij heeft besloten een met redenen omkleed advies tot deze lidstaat te richten. Op 16 juli 1998 heeft het Hof tevens vastgesteld dat België de op hem rustende verplichtingen met betrekking tot de omzetting van de Richtlijnen 90/219/EEG, 90/220/EEG en 94/51/EEG niet nakomt (zaak C-343/97). Ook in dit geval volgt de Commissie de procedure op grond van artikel 171 van het Verdrag. De Commissie zag zich uiteindelijk genoodzaakt het Hof in te schakelen wegens de niet-omzetting van Richtlijn 97/35/EG door België.
In een ander arrest van 16 juli 1998 (zaak C-339/97) heeft het Hof vastgesteld dat Luxemburg heeft verzuimd de omzettingsmaatregelen voor de Richtlijnen 94/15/EG en 94/51/EG mee te delen. Inmiddels heeft Luxemburg maatregelen voor de omzetting van Richtlijn 94/15/EG(139) meegedeeld, maar dat geldt niet voor de andere richtlijn. Daarom heeft de Commissie een procedure op grond van artikel 171 van het Verdrag ingeleid.
Voorts heeft het Hof, wederom op 16 juli 1998, vastgesteld dat Portugal in gebreke is gebleven (zaak C-285/97) omdat het geen omzettingsmaatregelen voor Richtlijn 94/51/EG heeft meegedeeld. Daar het wetsbesluit van 7 mei 1998 in de omzetting van de richtlijn voorziet, heeft de Commissie de procedure kunnen seponeren. Een ander wetsbesluit van 25 juni 1998 zorgt voor de omzetting van Richtlijn 97/35/EG. Ondanks deze omzetting bestaan nog altijd enkele problemen en de Commissie heeft besloten het Hof in te schakelen omdat de Portugese wetgeving op bepaalde punten niet in overeenstemming is met de Richtlijnen 90/219/EEG en 90/220/EEG.
De zaak die de Commissie voor het Hof van Justitie tegen Duitsland had aangespannen wegens de niet-conforme omzetting van Richtlijn 90/219/EEG - met name ten aanzien van de artikelen 14 (rampenplannen), 15 (de gebruiker stelt de bevoegde instantie op de hoogte van een eventueel ongeval) en 16 (overleg tussen de Commissie en de lidstaten over de rampenplannen en bij ongevallen) - kon eveneens worden geseponeerd. Dit was mogelijk doordat Duitsland een wet(140) tot omzetting van deze richtlijn heeft meegedeeld.
De Commissie heeft tevens besloten het Hof in te schakelen wegens de niet-omzetting van Richtlijn 97/35/EG door Griekenland.
2.12.8. Afvalstoffen
Het aantal inbreukprocedures met betrekking tot afvalstoffen blijft hoog; de procedures hebben zowel betrekking op de formele omzetting als op de praktische toepassing. De problemen bij de toepassing van het Gemeenschapsrecht in deze sector zijn waarschijnlijk terug te voeren op de daartoe noodzakelijke wijziging van het gedrag van particulieren, overheden en ondernemingen enerzijds, alsmede op de daarmee verband houdende kosten anderzijds. Nochtans ziet de Commissie zorgvuldig toe op de naleving van de communautaire wetgeving inzake afvalstoffen.
Wat de kaderrichtlijn betreffende afvalstoffen (Richtlijn 75/442/EEG, gewijzigd bij Richtlijn 91/156/EEG) betreft, heeft de Commissie de inbreukprocedures tegen Spanje en Frankrijk kunnen seponeren; deze waren naar aanleiding van de arresten van 5 juni 1997, waarin het in gebreke blijven van deze twee staten werd vastgesteld (respectievelijk zaak C-107/96 en C-223/96), op basis van artikel 171 ingeleid. Spanje heeft namelijk een wet van 21 april 1998 meegedeeld en Frankrijk een decreet van 30 juli, alsmede de besluiten van 12 augustus en 9 september 1998. Voorts zij erop gewezen dat Italië verschillende besluiten heeft meegedeeld, waaronder het wetsbesluit van 8 november 1997 en twee decreten van 5 februari en 1 april 1998; deze zijn echter nog ontoereikend voor een volledige en conforme omzetting van de richtlijn in Italiaanse wetgeving.
De meeste problemen die door deze kaderrichtlijn worden opgeworpen, betreffen de toepassing ervan. Vooral het storten van afval leidt tot talrijke klachten, die onder meer betrekking hebben op illegale stortingen, betwisting van de lokalisatie, slechte exploitatie van de stortplaats en waterverontreiniging. Volgens de richtlijn moet vooraf een vergunning worden verleend voor de exploitatie van installaties voor afvalverwijdering en -verwerking; met betrekking tot afvalverwijdering moet de vergunning de exploitatievoorwaarden vaststellen teneinde de gevolgen voor het milieu te beperken. Er zij aan herinnerd dat de actiemogelijkheden van de Commissie zeer beperkt zijn, omdat het storten van afval nog niet is geregeld in een specifieke regelgeving van de Gemeenschap. Overigens wordt het beginsel van afvalstortingen op zichzelf niet door de communautaire wetgeving betwist. Overigens zal het Gemeenschapsrecht op dit terrein binnenkort worden gewijzigd, omdat de Raad met het oog op de aanneming van het voorstel voor een richtlijn van de Raad betreffende het storten van afvalstoffen(141) inmiddels een gemeenschappelijk standpunt(142) heeft vastgesteld.
Intussen tracht de Commissie uit deze specifieke gevallen eventuele problemen van meer algemene aard af te leiden, zoals het ontbreken van afvalbeheersprogramma's of de ontoereikendheid van dergelijke programma's - illegale stortingen kunnen er immers op duiden dat het afvalbeheer gebrekkig is. Daarom heeft de Commissie voor de tweede maal op basis van artikel 171 van het Verdrag een zaak tegen Griekenland voor het Hof gebracht (zaak C-387/97) in verband met de niet-uitvoering van het arrest van het Hof van 7 april 1992 (zaak C-45/92); dit arrest betrof het verwijderen van afval zonder respect voor het milieu te Kouroupitos (Kreta) en het ontbreken van een afvalbeheersprogramma. Voor ten dele gelijksoortige feiten met betrekking tot een geval van illegale storting in de San Rocco-vallei heeft de Commissie een zaak tegen Italië voor het Hof gebracht (zaak C-365/97); deze zaak is thans in behandeling.
Gelet op het belang van afvalbeheerplanning, dat duidelijk blijkt uit de bovengenoemde voorbeelden, heeft de Commissie in oktober 1997 besloten inbreukprocedures in te leiden tegen alle lidstaten die, met uitzondering van Oostenrijk, niet stelselmatig afvalbeheersprogramma's hebben opgesteld. Deze procedures betreffen, al naar gelang het geval, leemten in de programma's die zijn voorgeschreven in artikel 7 van de kaderrichtlijn, de in artikel 6 van Richtlijn 91/689/EEG bedoelde beheersprogramma's voor gevaarlijke afvalstoffen, alsmede verpakkingsafval, ten aanzien waarvan artikel 14 van Richtlijn 94/62/EG een specifieke planning eist. De Commissie heeft besloten een zaak tegen Ierland voor het Hof te brengen, die betrekking heeft op de drie bovenbedoelde categorieën plannen, en tegen België in verband met de plannen voor verpakkingsafval. Er is een met redenen omkleed advies uitgebracht aan Frankrijk, Luxemburg, Spanje, Italië, Nederland en Griekenland; het Verenigd Koninkrijk, Duitsland en Zweden zullen ook nog een dergelijk advies ontvangen. Voorts heeft de Commissie in 1998 de op artikel 171 van het Verdrag gebaseerde procedure tegen Duitsland voortgezet wegens de slechts gedeeltelijke uitvoering van het arrest van 10 mei 1995 (zaak C-422/92) over het gebrek aan beheersprogramma's voor gevaarlijke afvalstoffen in verschillende deelstaten. Eind 1998 zijn echter plannen bij de Commissie ingediend.
Volgens het communautaire recht moeten de beheersprogramma's betrekking hebben op alle afvalstoffen die onder deze richtlijnen vallen, het soort, de hoeveelheid en de herkomst van de voor verwerking of verwijdering bestemde afvalstoffen, de algemene technische voorschriften, de speciale bepalingen betreffende bijzondere afvalstoffen, alsmede de plaatsen en de gepaste installaties voor afvalverwerking. De beheersprogramma's moeten bijdragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen inzake beperking van de productie en vermindering van afvalstoffen, de behandeling bij voorkeur door valorisatie, de opruiming van afvalstoffen met minimale milieurisico's en de opbouw van een geïntegreerd en adequaat netwerk van afvalverwerkingsinstallaties. Deze ambitieuze doelstellingen tonen aan dat de lidstaten programma's moeten opstellen voor het gehele grondgebied en ze regelmatig moeten bijwerken.
Richtlijn 75/442/EEG is wat de gevaarlijke afvalstoffen betreft aangevuld door Richtlijn 91/689/EEG. Het Verenigd Koninkrijk, de laatste lidstaat die geen omzettingsmaatregelen voor zijn gehele grondgebied had meegedeeld en die daarom in 1998 een met redenen omkleed advies van de Commissie ontving, heeft uiteindelijk maatregelen voor Noord-Ierland meegedeeld, die op 14 augustus 1998 waren goedgekeurd; bijgevolg kon de zaak worden geseponeerd. Daarentegen heeft een aantal lidstaten de Commissie nog niet alle verplichte informatie doen toekomen over de inrichtingen en ondernemingen die gevaarlijke afvalstoffen verwijderen of terugwinnen. Bijgevolg heeft de Commissie besloten een met redenen omkleed advies tot België, Griekenland, Italië en Portugal te richten.
In 1998 is aanzienlijke vooruitgang geboekt bij de tenuitvoerlegging van de richtlijnen betreffende batterijen en accu's die bepaalde gevaarlijke stoffen bevatten (91/157/EEG en 93/86/EEG). Er is namelijk niet langer sprake van vertraging bij de goedkeuring van omzettingsmaatregelen door Italië, Duitsland en Frankrijk, naar aanleiding waarvan het Hof eerder arresten wegens niet-nakoming door deze lidstaten had gewezen. De Commissie heeft haar beroep tegen Italië in zaak C-286/96, die betrekking had op Richtlijn 93/86/EEG, ingetrokken. Naar aanleiding van het arrest van 11 juli 1996 (zaak C-303/95) wegens niet-omzetting van Richtlijn 91/157/EEG en de inleiding door de Commissie van een op artikel 171 van het Verdrag gebaseerde procedure wegens niet-uitvoering van het arrest, heeft Italië zijn situatie namelijk geregulariseerd door op 20 november 1997 een decreet goed te keuren waarbij de twee richtlijnen worden omgezet. Ook Frankrijk heeft zijn situatie geregulariseerd, nadat op grond van artikel 171 van het Verdrag een procedure was ingeleid wegens niet-uitvoering van het arrest van 29 mei 1997 (gevoegde zaken C-282/96 en C-283/96); in dit arrest werd vastgesteld dat de Richtlijnen 91/157/EEG en 93/86/EEG niet waren omgezet. Frankrijk heeft op 30 december 1997 namelijk een decreet aangenomen, waarbij de twee richtlijnen worden omgezet. Bij arrest van 13 november 1997 (zaak C-236/96) is uiteindelijk vastgesteld dat Duitsland de twee bovenvermelde richtlijnen niet heeft omgezet; deze lidstaat heeft echter omzettingsmaatregelen(143) meegedeeld waardoor de procedure kon worden geseponeerd.
Voorts zet de Commissie de inbreukprocedures voort tegen de lidstaten die de in artikel 6 van Richtlijn 91/157/EEG voorgeschreven programma's nog niet hebben opgesteld. In dit verband heeft het Hof van Justitie op 28 mei 1998 zijn eerste arrest gewezen, dat betrekking had op zaak C-298/97 en waarin het in gebreke blijven van Spanje wordt vastgesteld. Tot de doelstellingen van de in artikel 6 bedoelde programma's behoren onder meer een vermindering van de hoeveelheid zware metalen in batterijen en accu's, de bevordering van het in de handel brengen van batterijen en accu's die een geringere hoeveelheid gevaarlijke stoffen en/of minder verontreinigende stoffen bevatten, vermindering van de hoeveelheid batterijen in het huisvuil, bevordering van het onderzoek en gescheiden verwijdering. Volgens Spanje waren deze doelstellingen verwezenlijkt door middel van diverse maatregelen, zoals investeringen in middelen voor de inzameling van gebruikte batterijen en accu's. Desondanks was geen enkel volledig programma voor de betrokken specifieke doestellingen van de richtlijn opgesteld, hetgeen volgens het Hof betekent dat de lidstaat zijn verplichtingen niet is nagekomen. Naar aanleiding van dit arrest heeft de Commissie de in artikel 171 van het Verdrag bedoelde procedure ingeleid.
Het Hof gaat verder met het onderzoek in zaak C-347/97, dat de Commissie om dezelfde reden tegen België had aangespannen. De Commissie heeft op dezelfde grond een zaak tegen Frankrijk (C-178/98) en tegen Griekenland (C-215/98) voor het Hof gebracht. De procedure tegen Italië kon echter worden geseponeerd, omdat deze lidstaat omzettingsmaatregelen heeft getroffen. Om dezelfde reden is een met redenen omkleed advies tot Portugal gericht.
Ten slotte zij in dit verband gewezen op de in 1998 goedgekeurde Richtlijn 98/101/EG van de Commissie van 22 december houdende aanpassing aan de technische vooruitgang van Richtlijn 91/157/EEG van de Raad inzake batterijen en accu's die gevaarlijke stoffen bevatten(144), die binnenkort moet worden omgezet.
De Commissie heeft inbreukprocedures ingeleid in verband met de omzetting van Richtlijn 94/62/EG betreffende verpakking en verpakkingsafval, waarvan de omzettingstermijn op 30 juni 1996 is verstreken. In verband hiermee heeft zij besloten een zaak tegen Finland, Ierland, Luxemburg, Griekenland en België voor het Hof te brengen. De eerste drie lidstaten hebben hun situatie echter geregulariseerd: Finland heeft besluiten voor de provincie Åland meegedeeld, Ierland verordeningen die op 8 oktober 1998 zijn goedgekeurd, en Luxemburg de groothertogelijke verordening (règlement grand-ducal) van 31 oktober 1998. Voorts heeft de Commissie een met redenen omkleed advies tot het Verenigd Koninkrijk en Portugal gericht. Frankrijk heeft een decreet van 20 juli 1998 betekend, door middel waarvan enkele bepalingen van de richtlijn worden omgezet; de inbreukprocedure wordt echter voortgezet. Bovendien heeft Duitsland de gewijzigde versie betekend van zijn verordening betreffende verpakkingen, die op 28 augustus 1998 werd goedgekeurd; hierin wordt een systeem ter bevordering van het hergebruik van verpakkingen gehandhaafd. Naar aanleiding van deze wetswijziging heeft de Commissie een tweede aanmaningsbrief aan Duitsland verzonden, waarin enkele vragen met betrekking tot dit systeem voor hergebruik worden gesteld.
Naast de formele omzetting van Richtlijn 94/62/EG is ook de conformiteit van de nationale omzettingsmaatregelen van belang. Hierin lijkt Denemarken te zijn tekortgeschoten; de Commissie heeft een met redenen omkleed advies tot dit land gericht wegens het verbod van metalen blikjes voor drank en andere niet opnieuw te gebruiken verpakkingen.
Overigens bevat Richtlijn 94/62/EG een vernieuwende bepaling met betrekking tot de omzetting van richtlijnen. Het gaat om artikel 16, waarin bepaald is dat de Commissie en de andere lidstaten in kennis moeten worden gesteld van de nationale ontwerp-maatregelen voordat deze worden vastgesteld, zodat zij de ontwerpen vooraf kunnen onderzoeken overeenkomstig de procedure die is voorgeschreven in Richtlijn 83/189/EEG(145). Aan deze kennisgevingsprocedure is een blokkeringstermijn van drie maanden gekoppeld waarin de betrokken lidstaat het aangemelde project niet ten uitvoer mag leggen. De Commissie en de lidstaten hebben dus een redelijke termijn om de verenigbaarheid van het project met de communautaire voorschriften inzake vrij goederenverkeer en de richtlijn zelf te beoordelen en de aandacht van de kennisgever te vestigen op de moeilijkheden die in dit opzicht kunnen ontstaan door de uitvoering van het onderzochte project. Deze bepaling, die een voorafgaande dialoog tussen de Commissie en de lidstaten op het gebied van de omzetting van de richtlijn oplegt, draagt bij tot de voorkoming van conformiteitsproblemen en latere moeilijkheden bij de toepassing. Overigens is zij uitdrukkelijk niet alleen van toepassing op de maatregelen die met het oog op de omzetting van de richtlijn zijn aangenomen, maar tevens op alle ontwerp-maatregelen die ten doel hebben bestaande omzettingsteksten te wijzigen.
Wat betreft Verordening (EEG) nr. 259/93 betreffende toezicht en controle op de overbrenging van afvalstoffen binnen, naar en uit de Europese Gemeenschap zet de Commissie nog altijd twee procedures voort tegen Duitsland en Frankrijk wegens ongerechtvaardigde belemmeringen van de overbrenging van bepaalde afvalstoffen. De toepassing van de verordening leidt regelmatig tot moeilijkheden; de aard van de afvalstoffen moet namelijk worden vastgesteld, omdat de regeling verschilt naar gelang van de schadelijkheid. Ook de kwalificatie van de afvalbehandelingsoperatie waarvoor een ondernemer afvalstoffen wil overbrengen, kan problemen opleveren: de te volgen procedures en de mogelijkheden tot verzet van overheidsinstanties tegen een overbrenging zijn immers verschillend naargelang het terugwinning of opruiming betreft.
Het Hof van Justitie heeft zich op 25 juni 1998 uitgesproken over de uitlegging van Verordening (EEG) nr. 259/93, waarover de Nederlandse Raad van State prejudiciële vragen had gesteld naar aanleiding van twee zaken.
In zijn arrest (zaak C-192/96, Beside BV en I.M. Besselsen) heeft het Hof naar aanleiding van vragen over een zaak waarbij Duitse afvalstoffen in Nederland werden ingevoerd, zonder dat de Nederlandse autoriteiten daarvan in kennis werden gesteld, diverse punten van de bovengenoemde verordening verduidelijkt. In de eerste plaats heeft het Hof voor recht verklaard dat het begrip "stedelijk/huishoudelijk afval" (oranje lijst van bijlage III van Verordening (EEG) nr. 259/93) enerzijds omvat afval dat hoofdzakelijk bestaat uit afvalstoffen van de groene lijst van bijlage II bij de genoemde verordening, die vermengd zijn met andere in deze lijst genoemde categorieën afvalstoffen, en anderzijds uit afvalstoffen van de groene lijst, die vermengd zijn met een geringe hoeveelheid aldaar niet genoemde stoffen. In de tweede plaats stelt het Hof vast dat onder de opslag van stoffen (in de zin van bijlage II B bij de gewijzigde Richtlijn 75/442/EEG) niet alleen te verstaan is opslag bij het bedrijf waarbij de overige in die bijlage genoemde handelingen zullen plaatsvinden, maar ook opslag in afwachting van vervoer naar zo'n bedrijf, ongeacht of dat bedrijf binnen of buiten de Gemeenschap is gelegen. Ten derde verklaart het Hof dat de in artikel 11, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 259/93 opgesomde gegevens het bewijsmateriaal vormen dat de bevoegde autoriteit, ingeval een kennisgeving ontbreekt, minimaal kan verlangen om te kunnen vaststellen dat de "groene afvalstoffen" voor nuttige toepassing zijn bestemd. Ten slotte verduidelijkt het Hof dat Verordening nr. 259/93 aldus moet worden uitgelegd dat de lidstaat van bestemming niet eenzijdig tot terugzending van de afvalstoffen naar de lidstaat van verzending mag overgaan zonder voorafgaande kennisgeving aan deze staat; de lidstaat van verzending mag zich niet tegen de terugzending verzetten, wanneer de lidstaat van bestemming een naar behoren gemotiveerd verzoek daartoe indient. Bijgevolg wordt duidelijk bekrachtigd dat elke staat verantwoordelijk is voor de afvalstoffen die op zijn grondgebied zijn ontstaan.
In het kader van de prejudiciële zaak C-203/96 (Chemische Afvalstoffen Dusseldorp BV e.a./ Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer) heeft het Hof voor recht verklaard dat de gewijzigde Richtlijn 75/442/EEG en Verordening (EEG) nr. 259/93 niet aldus kunnen worden uitgelegd dat de beginselen van zelfverzorging en nabijheid van toepassing zijn op de overbrenging van voor nuttige toepassing bestemde afvalstoffen. Artikel 130 T van het EG-Verdrag staat de lidstaten niet toe, deze beginselen uit te breiden tot afvalstoffen die bestemd zijn voor nuttige toepassing, wanneer die beginselen een belemmering voor de uitvoer blijken te vormen, welke noch door een dwingende maatregel verband houdend met de milieubescherming, noch door een van de in artikel 36 van het Verdrag bedoelde afwijkingen wordt gerechtvaardigd. Deze uitspraak bevestigt dat afvalstoffen die voor nuttige toepassing bestemd zijn (recycling, compostering, verbranding met terugwinning van energie), vrijer tussen de lidstaten kunnen circuleren dan afvalstoffen die voor verwijdering zijn bestemd (verbranding zonder terugwinning van energie, storting), benevens dat de lidstaten beide soorten afvalstoffen niet aan een en dezelfde, meer restrictieve regeling mogen onderwerpen.
Ten slotte zij met betrekking tot de overbrenging van afvalstoffen gewezen op de goedkeuring van Verordening (EG) nr. 2408/98 van de Commissie van 6 november 1998 tot wijziging van bijlage V van Verordening (EEG) nr. 259/93 van de Raad betreffende toezicht en controle op de overbrenging van afvalstoffen binnen, naar en uit de Europese Gemeenschap(146).
Voorts moeten enkele andere, meer specifieke richtlijnen worden genoemd, omdat zij tot inbreukprocedures hebben geleid.
Zo heeft Frankrijk in verband met Richtlijn 86/278/EEG betreffende de bescherming van de bodem bij het gebruik van zuiveringsslib in de landbouw een decreet van 8 december 1997 ingediend, alsmede besluiten van 8 januari en 2 februari 1998.
Wat de eerste communautaire richtlijn op het gebied van de afvalstoffen aangaat, te weten Richtlijn 75/439/EEG inzake de verwijdering van afgewerkte olie, heeft de Commissie besloten een zaak tegen Portugal voor het Hof te brengen wegens de niet-conforme omzetting ervan. De Portugese wetgeving stelt namelijk niet verplicht dat in de installaties voor de regeneratie van afgewerkte olie de meest geschikte technologie wordt gebruikt, indien zulks geen buitensporige kosten met zich brengt; daarnaast bevat zij geen verbod op het gebruik van voor verbranding bestemde afgewerkte olie met een PCB-gehalte hoger dan 50 ppm in installaties die reeds vóór de inwerkingtreding van de richtlijn werden gebruikt; en zij voorziet evenmin in een periodieke inspectie van de installaties. Bovendien wordt de voor het Hof van Justitie tegen Duitsland ingeleide procedure (zaak C-102/97) voortgezet. Deze zaak betreft een onjuiste toepassing van de richtlijn, waarbij het gaat om problemen die verband houden met de opwerking van afgewerkte olie.
Met betrekking tot de verwijdering van de bijzonder gevaarlijke PCB's en PCT's zij er ten slotte op gewezen dat Richtlijn 96/59/EG, waardoor de oude Richtlijn 76/403/EEG wordt ingetrokken, uiterlijk op 16 maart 1998 door de lidstaten moet zijn omgezet. Daar geen omzettingsmaatregelen zijn ingediend, heeft de Commissie besloten een met redenen omkleed advies te richten tot Denemarken, Duitsland, Griekenland, Spanje, Italië, Portugal en het Verenigd Koninkrijk.
2.12.9. Milieu en industrie
Op een gebied dat in bepaalde opzichten met dat van gevaarlijke stoffen verwant is, heeft de zogenaamde "Seveso"-Richtlijn 82/501/EEG betrekking op de preventie van risico's van grote industriële ongevallen. De Commissie heeft de tegen Duitsland ingeleide procedure kunnen seponeren, in welk verband bij het Hof van Justitie (zaak C-192/97) een verzoekschrift werd ingediend wegens niet-conformiteit van de wetgeving, die ten aanzien van de richtlijn te restrictief werd geacht op het gebied van de bestreken installaties en stoffen. Genoemde lidstaat had immers op 20 april 1998 een verordening aangenomen waardoor de situatie werd geregulariseerd. Wat daarentegen de tegen Italië ingeleide procedure betreft, blijft het betrokken geval bij het Hof in behandeling (zaak C-336/97), en wel wegens de onjuiste toepassing van de richtlijn met betrekking tot urgentieplannen, inspecties en controlemaatregelen.
Vermeld zij dat Richtlijn 96/82/EG, die uiterlijk op 3 februari 1999 omgezet moet zijn, Richtlijn 82/501/EEG vanaf 3 februari 2001 zal vervangen. Met laatstgenoemde richtlijn wordt met name beoogd de werkingssfeer uit te breiden tot meer instellingen die mogelijkerwijs gevaarlijke ongevallen kunnen veroorzaken, en uitwisseling van informatie tussen de lidstaten tot ontwikkeling te brengen.
De Commissie heeft besloten het Hof tegen Portugal in te schakelen met betrekking tot de omzetting van Richtlijn 84/360/EEG (bestrijding van door industriële inrichtingen veroorzaakte luchtverontreiniging), en wel omdat het vergunningensysteem niet alle door de richtlijn beoogde inrichtingen omvat.
Wat betreft Richtlijn 87/217/EEG inzake voorkoming en vermindering van verontreiniging van het milieu door asbest, wordt een tegen België ingeleide procedure wegens niet-conformiteit voortgezet, in welk verband de Commissie tot genoemde lidstaat in 1998 een met redenen omkleed advies heeft gericht.
Wat betreft de beide richtlijnen ter voorkoming van door installaties voor de verbranding van stedelijk afval veroorzaakte luchtverontreiniging 89/369/EEG (nieuwe installaties) en 89/429/EEG (bestaande installaties), blijven bepaalde problemen aanslepen. De Commissie heeft de tegen Italië op grond van artikel 171 ingeleide inbreukprocedure kunnen seponeren ingevolge het arrest van 26 juni 1996 in zaak C-237/95 betreffende de niet-mededeling van de maatregelen tot omzetting van beide genoemde richtlijnen, en wel omdat Italië op 19 november 1997 een decreet had aangenomen en gepubliceerd. De Commissie heeft daarentegen besloten bij het Hof een zaak tegen België aanhangig te maken wegens niet-conformiteit van de wetgeving tot omzetting van de beide richtlijnen, zulks ondanks de goedkeuring van een besluit van de Brusselse regio van 28 mei 1998 en een besluit van de Vlaamse regio van 24 maart 1998, waardoor bepaalde omzettingsproblemen werden geregeld. Voorts heeft de Commissie een met redenen omkleed advies gericht tot Spanje, welke lidstaat de Canarische Eilanden had toegestaan gebruik te maken van verbrandingsovens die niet aan de eisen van Richtlijn 89/369/EEG voldeden.
Wat de verbranding van afvalstoffen betreft, had Richtlijn 94/67/EG betreffende de verbranding van gevaarlijke afvalstoffen op 31 december 1996 omgezet moeten zijn. De tegen Denemarken, Ierland, Nederland, Portugal, Finland en Zweden ingeleide inbreukprocedures konden worden geseponeerd ingevolge de mededeling door genoemde landen van omzettingsmaatregelen; andere procedures worden evenwel voortgezet. De Commissie heeft bij het Hof een zaak tegen Griekenland wegens niet-nakoming aanhangig gemaakt (zaak C-388/98) en heeft besloten tegen Oostenrijk dezelfde maatregel te nemen. Ook heeft zij een met redenen omkleed advies toegezonden aan het Verenigd Koninkrijk, Italië en België.
Vermeld zij dat Richtlijn 96/61/EG betreffende geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging (zogeheten "IPPC"-richtlijn), die op 24 september 1996 werd goedgekeurd, uiterlijk op 30 oktober 1999 zal zijn omgezet. Deze richtlijn, die behoort tot een nieuwe generatie communautaire initiatieven op milieugebied, bevoorrecht een algemene, subsidiaire en stimulerende benadering van de deelneming van alle betrokken personen en instanties en synergie tussen bedrijfsleven en milieu. De Commissie stelt vast dat niet alle lidstaten beschikken over omzettingsinstrumenten en dat in dit geval door de lidstaten onverwijld moet worden begonnen met de omzetting van de richtlijn. De Commissie heeft trouwens een informele deskundigengroep ingesteld die in de loop van 1998 heeft vergaderd en die tot doel heeft de lidstaten bij de omzetting van deze richtlijn bij te staan. Bovendien kwam in 1998 op grond van artikel 16, lid 2, van de richtlijn regelmatig een forum bijeen voor de uitwisseling van informatie tussen de lidstaten en het bedrijfsleven over de beste beschikbare technieken. Ten slotte heeft in de loop van 1998 het comité vergaderd dat door de artikelen 15 en 19 van de richtlijn wordt beoogd voor het opmaken van de inventaris van de belangrijkste emissies en oorzaken van verontreiniging.
Ook moet worden vermeld dat de Commissie heeft besloten het Hof tegen België in te schakelen met betrekking tot Verordening (EEG) nr. 880/92 inzake een communautair systeem voor de toekenning van milieukeuren ("Ecolabel"). Hiertoe werd besloten omdat er geen nationale maatregelen tot uitvoering van de verordening waren genomen (aanwijzing van een orgaan, wijze waarop de aanvragen moeten worden onderzocht).
Ook met betrekking tot Verordening (EEG) nr. 1836/93 inzake de vrijwillige deelneming van bedrijven uit de industriële sector aan een communautair milieubeheer- en milieuauditsysteem heeft de Commissie tot Griekenland en Portugal een met redenen omkleed advies gericht omdat genoemde landen geen uitvoeringsmaatregelen met betrekking tot de verordening hadden genomen.
Ook zij erop gewezen dat de Commissie in 1998 ertoe heeft besloten tot België een met redenen omkleed advies te richten over een beginselkwestie, te weten de conformiteit met het Gemeenschapsrecht inzake het mechanisme van de stilzwijgende vergunning, d.w.z. een vergunning die wordt gegeven wanneer aan het einde van een toegekende termijn de bevoegde autoriteit er zich niet tegen heeft verzet. Het Hof heeft, wat betreft Richtlijn 80/68/EEG (grondwater), evenwel geoordeeld dat het feit dat een richtlijn bepaalt dat de weigering, de toekenning of de intrekking van vergunningen moet voortkomen uit een expliciete handeling en volgens nauwkeurige procedureregels waarbij een aantal noodzakelijke voorwaarden in acht moet worden genomen (welke voorwaarden de rechten en plichten van particuliere personen vastleggen), tot gevolg heeft dat een stilzwijgende vergunning met de eisen van de richtlijn niet in overeenstemming kan zijn(147). Aldus zijn bepaalde aspecten van de Belgische wetgeving met betrekking tot de Richtlijnen 75/442/EEG (gewijzigd - afvalstoffen), 76/464/EEG (verontreiniging veroorzaakt door bepaalde gevaarlijke stoffen die in het aquatische milieu van de Gemeenschap worden geloosd), 80/68/EEG (grondwater), 85/337/EEG (milieu-effectbeoordeling) en 84/360/EEG (bestrijding van door industriële inrichtingen veroorzaakte luchtverontreiniging) met deze eis van het Gemeenschapsrecht niet conform.
2.12.10. Stralingsbescherming
Hoewel de wetgeving inzake stralingsbescherming gebaseerd is op artikel 2, onder b), en hoofdstuk III van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, blijft deze niet beperkt tot kernenergie, doch geldt ook voor alle blootstelling van bevolking en werknemers aan ioniserende straling, inclusief in medisch verband. Artikel 33 van het Euratom-Verdrag legt verplichte raadpleging van de Commissie op bij de uitwerking van nationale wetgevingsprojecten. Dankzij deze procedure beschikt de Commissie over een doeltreffend werktuig om te vermijden dat nationale wetgeving in strijd met de communautaire wetgeving wordt aangenomen. De controle op de toepassing van het Gemeenschapsrecht inzake stralingsbescherming, die wordt uitgeoefend op grond van artikel 41 van het Euratom-Verdrag, die de bepaling van het Verdrag is die overeenkomt met artikel 169 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, vormt een aanvulling op deze procedure van voorafgaande controle.
Wat betreft Richtlijn 80/836/Euratom tot vaststelling van de basisnormen inzake stralingsbescherming, konden de inbreukprocedures wegens niet-mededeling van de omzettingsmaatregelen tegen Oostenrijk, Finland en Zweden worden geseponeerd. Genoemde lidstaten hadden immers alle omzettingsmaatregelen meegedeeld. Gemeld zij dat Richtlijn 80/836/Euratom zal worden vervangen door Richtlijn 96/29/Euratom, die uiterlijk op 13 mei 2000 omgezet moet zijn. Uitgaande van aanbeveling nr. 60 van de Internationale Commissie voor stralingsbescherming worden daardoor met name de dosisgrenzen voor werknemers en het grote publiek verlaagd. Rekening houdend met de komende vervanging van de oude basisnormen beperkt de Commissie zich in het kader van de inbreukprocedures tegen Luxemburg en Nederland wegens niet-conformiteit tot de bezwaren die zowel voor de oude als voor de nieuwe richtlijn gelden.
De tenuitvoerlegging van Richtlijn 84/466/Euratom betreffende stralingsbescherming van patiënten is verbeterd. Ierland en Italië hebben wetteksten meegedeeld waardoor delen van de richtlijn werden omgezet die nog niet conform waren. Dientengevolge heeft de Commissie de betrokken inbreukprocedures geseponeerd. In antwoord op zijn veroordeling in 1997 door het Hof van Justitie (arrest van 9 oktober 1997, zaak C-96/21) is Spanje bij de omzetting van deze richtlijn ook vooruitgegaan door verschillende bezwaren van de inbreukprocedure wegens niet-conformiteit op te heffen. Daarentegen beantwoordt de meegedeelde Belgische wetgeving nog steeds niet aan de eisen van de richtlijn; de tegen deze lidstaat ingeleide procedure wegens niet-conformiteit wordt voortgezet.
Richtlijn 84/466/Euratom zal worden vervangen door Richtlijn 97/43/Euratom in verband met medische blootstelling, die uiterlijk op 13 mei 2000 omgezet moet zijn. Daarom beperkt de Commissie zich ook tot de follow-up van de gemeenschappelijke elementen van de oude en de nieuwe richtlijn.
Finland heeft zijn maatregelen meegedeeld tot omzetting van Richtlijn 89/618/Euratom betreffende de informatie van de bevolking over de bij stralingsgevaar toepasselijke maatregelen. De Commissie heeft derhalve de zaak wegens niet-mededeling geseponeerd. De tegen Duitsland wegens niet-conformiteit ingeleide procedure wordt voortgezet.
Wat betreft Richtlijn 90/641/Euratom inzake de praktische bescherming van externe werkers, wordt de tegen Frankrijk wegens niet-conformiteit ingeleide inbreukprocedure voortgezet.
Wat betreft Richtlijn 92/3/Euratom betreffende toezicht en controle op overbrenging van radioactieve afvalstoffen tussen lidstaten, heeft de Commissie, ingevolge de mededeling door Duitsland en België van omzettingsmaatregelen, bij het Hof van Justitie afstand van instantie wegens niet-mededeling gedaan (respectievelijk zaak C-97/220 en zaak C-97/277). Thans hebben alle lidstaten de maatregelen tot omzetting van deze richtlijn meegedeeld.
2.13. LANDBOUW
2.13.1. Vrij verkeer van landbouwproducten
Zorgen voor het vrije verkeer van landbouwproducten in de interne markt is een van de grondbeginselen van de werking van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) en de gemeenschappelijke marktordeningen in het kader ervan.
Het Hof van Justitie heeft er herhaaldelijk op gewezen dat de artikelen 30 en 34 van het Verdrag een integrerend deel uitmaken van de gemeenschappelijke marktordeningen, ook al is de uitdrukkelijke vermelding ervan in deze gemeenschappelijke marktordeningen vanaf 1 januari 1970 overbodig geworden.
De Commissie heeft er voortdurend op toegezien dat de hinderpalen voor de handel in landbouwproducten in de Gemeenschap snel werden weggenomen. De in de afgelopen jaren waargenomen tendens tot vermindering van het aantal nieuwe gevallen van klassieke belemmering van het vrije verkeer van landbouwproducten, zoals stelselmatige controles bij de invoer of het vereisen van certificaten, heeft dit jaar doorgezet. De voorwaarde, die in Frankrijk geldt, dat alleen toestemming wordt gegeven voor het op de markt brengen van grasmengsels die uitsluitend bestaan uit rassen die zijn opgenomen in de Franse nationale rassenlijst, is strijdig met artikel 30 van het EG-Verdrag en niet gerechtvaardigd op grond van artikel 36 ervan, gezien het feit dat de sector is geharmoniseerd door middel van de Richtlijnen 66/401/EEG en 70/457/EEG.
De Commissie heeft een met redenen omkleed advies gezonden aan Duitsland omdat dit land weigert het nationale kwaliteitskeurmerk CMA toe te kennen aan producten van andere lidstaten. Op dit keurmerk staat vermeld: "Markenqualität aus deutschen Landen" en het wordt alleen toegekend aan producten die in Duitsland zijn verwerkt, zonder dat specifieke eisen worden gesteld inzake de geografische oorsprong. De Commissie is van mening dat dit inhoudt dat voor het verkrijgen van dit keurmerk het productieproces in ieder geval gedeeltelijk in Duitsland moet plaatsvinden, hetgeen strijdig is met artikel 30 van het EG-Verdrag zoals het Hof van Justitie dat heeft uitgelegd in zijn arrest van 12 oktober 1978 in zaak 13/78 (Eggers), Jurisprudentie 1978, blz. 1935, en zijn arrest van 7 mei 1997 in zaak C-321/94 (Montagne), Jurisprudentie 1997, blz. 2343.
Op 12 november 1998 heeft het Hof van Justitie in zijn arrest in zaak C-102/96 (Commissie/Bondsrepubliek Duitsland) Duitsland veroordeeld wegens het opleggen van de verplichting vers vlees van varkens uit Denemarken van een speciaal merk te voorzien en een warmtebehandeling te doen ondergaan, omdat daardoor de handel in dit vlees wordt belemmerd(148).
Met betrekking tot minder "klassieke" belemmeringen, zoals de herhaalde gewelddadige acties van particulieren in Frankrijk tegen de invoer van groenten en fruit uit andere lidstaten, met name Spanje, en het nalaten van de openbare autoriteiten om passende maatregelen tegen deze acties te treffen, is het goed eraan te herinneren dat het Hof van Justitie in zijn arrest van 9 november 1997 in zaak C-265/95, rechtdoende, het volgende heeft bepaald: "Door niet alle noodzakelijke adequate maatregelen te nemen om te verhinderen dat acties van particulieren het vrije verkeer van groenten en fruit belemmerden, is de Franse Republiek de verplichtingen niet nagekomen die op haar rusten krachtens artikel 30 van het EG-Verdrag in samenhang met artikel 5 van het Verdrag en krachtens de gemeenschappelijke marktordeningen voor landbouwproducten". Het vreedzame verloop van het verkoopseizoen van groenten en fruit uit met name Spanje in 1998 toont aan dat de maatregelen op het gebied van de openbare orde die de Franse overheid heeft getroffen ingevolge het arrest van het Hof van Justitie, doeltreffend hebben gewerkt, in vergelijking met de situatie uit het verleden. De Commissie hoopt dat de komende verkoopseizoenen op dezelfde wijze zullen verlopen.
2.13.2. Markten
Naast haar activiteiten met het oog op de afschaffing van de belemmeringen voor het vrije verkeer van landbouwproducten is de Commissie zich blijven inzetten om een daadwerkelijke en juiste toepassing van de andere bepalingen van de communautaire landbouwwetgeving te bewerkstelligen.
Bij de controle op de toepassing van de bijzondere voorzieningen van de gemeenschappelijke marktordeningen is de Commissie nauwlettend aandacht blijven besteden aan de toepassing van de regelingen voor de beheersing van de productie, in het bijzonder in de zuivelsector, waar de nationale maatregelen die werden aangenomen om de toepassing van de Verordeningen (EEG) nr. 3950/92 en (EEG) nr. 563/93 te garanderen, aan een systematische analyse zijn onderworpen.
De Commissie heeft een met redenen omkleed advies gezonden aan Italië en Spanje wegens de gebrekkige tenuitvoerlegging van de melkquotaregeling. Het voornaamste probleem is daarbij dat de betrokken autoriteiten de extra heffing nog steeds niet definitief hebben geïnd bij de producenten die verantwoordelijk zijn voor de overproductie.
In Italië zijn de kopers weliswaar verplicht een voorschot te innen op de door de producenten verschuldigde heffing, maar zij hebben de geïnde bedragen voor de perioden 1995/1996 en 1996/1997 nog niet hoeven af te dragen aan de bevoegde autoriteiten. De Italiaanse autoriteiten vinden dat eerst bij elke producent de individuele referentiehoeveelheid en de omvang van de productie in de betrokken perioden moeten worden gecontroleerd. De resultaten van deze controles zijn nog niet definitief.
In Spanje is slechts een klein deel van de verschuldigde heffing voor de perioden 1993/1994, 1995/1996 en 1996/1997 werkelijk betaald door de producenten. Zowel producenten als kopers hebben massaal bezwaar aangetekend tegen de besluiten die hen betreffen. De Commissie onderzoekt het standpunt van de Spaanse autoriteiten, die van oordeel zijn dat de verschuldigde heffing grotendeels wordt gedekt door de bij de rechtbanken gestelde zekerheden of nu wordt geïnd door de belastingautoriteiten.
De Commissie had zich in de inbreukprocedure tegen Frankrijk tot het Hof van Justitie gewend omdat dat land door de regeling voor de beëindiging van de melkproductie vrijgekomen referentiehoeveelheden op discriminerende wijze had verdeeld (zaak C-198/96). Bovendien verplichtte de communautaire regeling de lidstaten ertoe de in 1990-1991 ingevoerde lineaire vermindering (2,15 %) door extra toekenningen weg te werken. In Frankrijk werden niet in alle gevallen de correcte hoeveelheden toegekend.
Deze procedure bij het Hof is stopgezet omdat de Franse regering maatregelen heeft goedgekeurd om enerzijds te waarborgen dat de beperking daadwerkelijk wordt weggewerkt en anderzijds de vrijgekomen hoeveelheden bij beëindiging van de melkproductie gedeeltelijk te verdelen. Bij dit laatste aspect houdt de Commissie nauwlettend in het oog of dat in voldoende mate gebeurt.
Voorts heeft de Commissie haar aandacht moeten richten op de niet-naleving van de communautaire regelgeving ter bescherming van de benaming van landbouwproducten.
In de zuivelsector had de Commissie een inbreukprocedure ingeleid tegen Nederland dat toelaat dat een bepaalde soort consumptiemelk (melk waarvan het vetgehalte 25 % bedraagt van dat van volle melk) in de handel wordt gebracht, hetgeen niet is voorzien in Verordening (EEG) nr. 1411/71 houdende aanvullende voorschriften voor de gemeenschappelijke ordening der markten in de sector melk en zuivelproducten, waarin de samenstelling van consumptiemelk op uitputtende wijze is vastgelegd. Deze procedure is geseponeerd nadat het betrokken product uit de handel was genomen.
In de sector gedistilleerde dranken heeft de Commissie een met redenen omkleed advies tot Frankrijk gericht, omdat dit land toelaat dat op zijn grondgebied gedistilleerde dranken die zijn vervaardigd door aan whisky een bepaalde hoeveelheid water toe te voegen, in de handel worden gebracht onder de verkoopbenaming "whisky". Een van de eisen waaraan whisky volgens Verordening (EEG) nr. 1576/89 moet voldoen, is een minimaal alcoholvolumegehalte van 40 %. Voorts is het verboden water aan een alcoholische drank toe te voegen om te vermijden dat hierdoor de aard van het product verandert.
Er zij op gewezen dat de Tribunal de grande instance ("arrondissementsrechtbank") van Parijs een prejudiciële vraag heeft gesteld over dit onderwerp (zaak C-136/96). In zijn arrest van 17 juli 1998 heeft het Hof geoordeeld dat de communautaire regelgeving de betwiste benaming verbiedt.
Omdat de Franse autoriteiten in hun antwoord op het met redenen omklede advies bij hun eerdere standpunt blijven waarin zij het in de handel brengen van de betrokken drank onder de door de Commissie betwiste verkoopbenaming verdedigen, heeft de Commissie besloten zich tot het Hof van Justitie te wenden.
In de tabakssector ten slotte heeft de Commissie een met redenen omkleed advies gericht tot Griekenland in verband met de extra voorwaarden die buiten Verordening (EG) nr. 1067/95 om, in de Griekse regelgeving worden gesteld aan de plaatsen van levering van ruwe tabak.
2.13.3. Geharmoniseerde sectoren
Algemeen
De Commissie heeft vastgesteld dat de stand van de omzetting op landbouwgebied in 1998 in het algemeen licht is verbeterd. In verschillende lidstaten is duidelijk vooruitgang geboekt, met name in Duitsland, Oostenrijk en Italië. In drie lidstaten, namelijk Frankrijk, Luxemburg en Portugal, waar de situatie in 1997 verre van bevredigend was, is de toestand daarentegen min of meer ongewijzigd gebleven. In het algemeen is de duur van de inbreukprocedures verkort. Het aantal zaken dat aan het Hof is voorgelegd en het aantal arresten zijn fors verminderd. Bovendien hoefde dit jaar geen enkele procedure op grond van artikel 171 van het Verdrag te worden ingeleid.
Zaai- en plantgoed
Alle richtlijnen met betrekking tot deze sector zijn omgezet.
Fytosanitaire sector
In deze sector doen zich niet veel ernstige problemen meer voor. Met de nieuwe wetgeving inzake het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen, die de Duitse autoriteiten in 1998 hebben goedgekeurd, is uitvoering gegeven aan het arrest van het Hof van 27 november 1997 in zaak C-96/137, waarin Duitsland werd veroordeeld wegens het niet omzetten van Richtlijn 91/414/EEG.
Wat Frankrijk en België betreft, heeft de Commissie echter besloten zich tot het Hof te wenden omdat deze twee landen Richtlijn 97/57/EG tot wijziging van bijlage VI bij Richtlijn 91/414/EEG niet hebben omgezet.
In Luxemburg en Oostenrijk is een grote achterstand ontstaan bij de omzetting van de Richtlijnen 96/32/EG en 96/33/EG betreffende de maximale hoeveelheden residuen van bestrijdingsmiddelen.
Diervoeders
In deze sector moest een aantal belangrijke richtlijnen uiterlijk in 1998 zijn omgezet. Daarbij gaat het met name om de Richtlijnen 95/53/EG (organisatie van officiële controles), 95/69/EG (erkenning en registratie van bedrijven en tussenpersonen), 96/25/EG (verkeer van voedermiddelen), 96/51/EG (substantiële wijziging van de wetgeving inzake toevoegingsmiddelen) en 98/67/EG (wijziging van de bijlagen bij Richtlijn 96/25/EG). Omdat de communautaire voorschriften die moeten worden omgezet en toegepast, bijzonder ingewikkeld zijn, is in veel gevallen vertraging ontstaan bij de omzetting, waarbij soms sprake is van een ernstige achterstand waardoor het niveau van de omzetting in deze sector aanzienlijk is verslechterd.
In veel lidstaten bleek de nationale wetgeving inzake diervoerders fundamenteel te moeten worden gewijzigd, waardoor in sommige gevallen ook vertraging is ontstaan bij de toepassing van andere richtlijnen.
Daarnaast heeft de Commissie zich tot het Hof gewend in verband met de niet-mededeling door Frankrijk van de omzettingsmaatregelen voor de Richtlijnen 93/74/EG, 94/39/EG, 95/9/EG en 95/10/EG (diervoeders met bijzonder voedingsdoel).
Diergeneeskundige sector
De stand van de omzetting van de richtlijnen met betrekking tot deze sector is aanzienlijk verbeterd.
De Commissie is echter wel ernstig bezorgd omdat acht lidstaten nog geen nationale omzettingsmaatregelen hebben meegedeeld voor Richtlijn 96/43/EG betreffende de financiering van de keuringen en veterinaire controles. Daarom heeft zij besloten zich tot het Hof te wenden. Daartoe heeft zij eveneens besloten in verband met de niet-omzetting door Italië, Frankrijk, Ierland en Portugal van de Richtlijnen 96/22/EG (verbod op het gebruik van bepaalde stoffen met hormonale werking en van bepaalde stoffen met thyreostatische werking, alsmede van ß-agonisten) en 96/23/EG (controlemaatregelen ten aanzien van bepaalde stoffen en residuen daarvan in levende dieren en in producten daarvan).
Oostenrijk heeft eindelijk alle zoötechnische richtlijnen die deel uitmaken van het communautair acquis omgezet. Dat geldt echter niet voor Richtlijn 90/428/EEG (voor wedstrijden bestemde paardachtigen), die nog niet is omgezet.
Richtlijn 96/93/EG inzake de certificering van dieren en dierlijke producten, waarin regels zijn opgenomen ter voorkoming van frauduleuze certificering, moet nog door zes lidstaten worden omgezet. De Commissie zal waarschijnlijk niets anders kunnen doen dan de betrokken lidstaten een met redenen omkleed advies toe te zenden.
Op het gebied van het welzijn van dieren moet worden opgemerkt dat Frankrijk Richtlijn 95/29/EG slechts gedeeltelijk heeft omgezet. In Oostenrijk heeft het Land Salzburg nog geen omzettingsmaatregelen voor Richtlijn 93/119/EG (bescherming van dieren bij het slachten of doden) goedgekeurd.
Non-conformiteit en onjuiste toepassing van de richtlijnen
In tegenstelling tot de afgelopen jaren, waarin in het algemeen slechts zeer weinig inbreukdossiers met betrekking tot onjuiste omzetting of toepassing het stadium van het met redenen omklede advies of de inschakeling van het Hof bereikten, werden in 1998 verschillende met redenen omklede adviezen verzonden wegens de non-conformiteit van de omzettingsmaatregelen van de richtlijnen of de toepassing daarvan. Afgezien van het probleem in verband met de onjuiste omzetting door Luxemburg van Richtlijn 91/414/EEG betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen, zijn voor drie andere gebieden met redenen omklede adviezen verzonden.
Ten eerste hebben de gebreken die bij de controles in de lidstaten zijn geconstateerd op het gebied van de inning van de in Richtlijn 93/118/EG bedoelde retributie voor keuringen en sanitaire controles van vers vlees en van vlees van pluimvee, tot gevolg gehad dat tot Italië, Griekenland en Luxemburg een met redenen omkleed advies is gericht in verband met de keuring van vlees uit derde landen en tot België en Frankrijk in verband met de internemarktaspecten en invoer uit derde landen.
Ten tweede heeft de Commissie in het kader van de inbreukprocedures tegen de lidstaten die niet hadden voldaan aan hun verplichtingen op grond van de communautaire reglementering met betrekking tot boviene spongiforme encefalophatie (ESB), een met redenen omkleed advies tot Frankrijk gericht, omdat deze lidstaat geen toepassing geeft aan Beschikking 96/449/EG inzake de goedkeuring van alternatieve warmtebehandelingssystemen voor de verwerking van dierlijke afvallen met het oog op de inactivering van de agentia van spongiforme encefalopathie. De inbreuk is opgeheven door de goedkeuring van het ministerieel besluit van 6 februari 1998 waarbij de beschikking ten uitvoer wordt gelegd. Daarnaast heeft de Commissie een met redenen omkleed advies gericht tot het Verenigd Koninkrijk omdat bij de bezoeken van de communautaire veterinaire inspectiediensten was geconstateerd dat de veterinaire controles van de Britse inspectiediensten in de slachthuizen en uitsnijderijen ontoereikend waren, hetgeen strijdig is met de Richtlijnen 64/433/EEG en 89/662/EEG en met Beschikking 96/239/EG, hetgeen vooral te wijten is aan een tekort aan dierenartsen. Bovendien is een met redenen omkleed advies gezonden aan Spanje wegens onjuiste toepassing van Beschikking 96/449/EG, omdat de Spaanse autoriteiten hebben verzuimd de beschikking toe te passen op stoffen met een gering risico. Daarna hebben deze autoriteiten de situatie gecorrigeerd. Ten slotte heeft de Commissie een met redenen omkleed advies gericht tot Portugal vanwege de door de communautaire inspecteurs van het voedsel- en veterinair bureau geconstateerde gebreken bij de toepassing van Richtlijn 90/667/EEG en Beschikking 96/449/EG.
Ten derde is een met redenen omkleed advies gezonden aan Frankrijk vanwege de ernstige tekortkomingen op het gebied van hygiëne en structuur die herhaaldelijk door de communautaire inspecteurs tijdens hun bezoeken ter plaatse in bepaalde Franse slachthuizen zijn geconstateerd. De resultaten van de laatste controle wijzen er echter duidelijk op dat de betrokken instellingen eindelijk in overeenstemming met de normen worden gebracht. Overigens heeft de Commissie nog een met redenen omkleed advies gezonden aan de Franse autoriteiten in verband met de verordening van 3 september 1994, waarbij in strijd met de Richtlijnen 64/433/EEG, 71/118/EEG, 91/445/EEG en 91/495/EEG ontheffing van bepaalde gezondheidsvoorschriften wordt verleend aan bepaalde instellingen die vlees of producten op basis van vlees op de markt brengen.
2.13.4. Toepassing van Richtlijn 98/34/EG (normen en technische voorschriften) in de landbouw
Ook 1998 was een vruchtbaar jaar op het gebied van de ontwerp-maatregelen die bij de Commissie werden aangemeld in het kader van Richtlijn 98/34/EG (ex Richtlijn 83/189/EEG), die de lidstaten verplicht alle ontwerp-maatregelen waarin normen en technische voorschriften zijn vervat die de intracommunautaire handel kunnen belemmeren, aan de Commissie te melden voordat ze worden goedgekeurd.
In de landbouwsector zijn in 1998 158, door de lidstaten (143) en de EVA-staten (15), meegedeelde ontwerp-maatregelen getoetst aan artikel 30 van het Verdrag en het afgeleide recht, waarbij de Commissie in een aantal gevallen door middel van een uitvoerig gemotiveerde mening (12) of opmerkingen (17) verzocht heeft de betrokken ontwerp-maatregel te wijzigen. In andere gevallen (drie) is de ontwerp-maatregel overeenkomstig artikel 9, leden 3 en 4, van Richtlijn 98/34/EG gedurende twaalf maanden geblokkeerd, omdat de Commissie een voorstel voor een maatregel op hetzelfde gebied als dat waarop de meegedeelde ontwerp-maatregel betrekking had, had ingediend bij de Raad of voornemens was dat te doen.
Voor het overige zijn als gevolg van het Securitel-arrest van 30 april 1996 aan het Hof verschillende prejudiciële vragen voorgelegd over de onmogelijkheid om voorschriften die niet voorafgaand aan de goedkeuring ervan in het kader van de informatieprocedure van Richtlijn 98/34/EG (ex Richtlijn 83/189/EEG) aan de Commissie zijn medegedeeld, tegen te werpen aan particulieren. In dit verband deden zich in de landbouwsector de prejudiciële zaken C-425/97, C-426/97 en C-427/97 en C-246/98 voor, die betrekking hadden op de in 1991 goedgekeurde Nederlandse regelingen waarbij het toedienen van sympathico-analoge geneesmiddelen die clenbuterol bevatten aan mestrunderen werd verboden, evenals het kopen of verkopen van mestrunderen waaraan de betrokken medicamenten waren toegediend.
Wat de inbreuken in verband met de niet-mededeling van ontwerp-normen of technische voorschriften betreft, moet worden opgemerkt dat de Portugese autoriteiten ermee ingestemd hebben hun wetgeving inzake groenten en fruit te wijzigen om gevolg te geven aan het met redenen omklede advies van de Commissie.
2.14. VISSERIJ
De Commissie blijft toezien op de tenuitvoerlegging door de lidstaten van de maatregelen voor de instandhouding en het beheer van de visbestanden die in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid zijn genomen.
In deze context zijn de nationale wetgevingen met betrekking tot de visserijsector en de aquicultuur evenals in het verleden systematisch door de Commissie onderzocht om de verenigbaarheid ervan met het Gemeenschapsrecht te kunnen beoordelen.
2.14.1. Visbestanden
Op 14 januari 1998 heeft de Commissie een met redenen omkleed advies gericht tot het Verenigd Koninkrijk met betrekking tot de toekenningsvoorwaarden voor quota en de tenuitvoerlegging door de lidstaten van de controleregeling voor het gemeenschappelijk visserijbeleid. Dit gebeurde in het kader van een procedure wegens het niet naleven van de verplichtingen die voortvloeien uit de non-discriminatiebepalingen en het niet-naleven van een eerder arrest van het Hof (arrest van 4 oktober 1991 in zaak C-246/89, Commissie/Verenigd Koninkrijk). De Commissie is van mening dat het Verenigd Koninkrijk, ondanks het arrest van het Hof, nog steeds niet voldoende maatregelen heeft getroffen om een einde te maken aan de discriminatie bij de toekenning van visquota. Daarnaast is op 24 juli 1998 een met redenen omkleed advies gericht tot Denemarken, in het kader van een procedure wegens het niet nakomen van de controleverplichtingen, waardoor de aan deze lidstaat toegekende quota zijn overschreden.
2.14.2. Toekenning van de vlag/Verlening van visvergunningen
De Commissie heeft in 1998 de controle op de verenigbaarheid met het Gemeenschapsrecht van de nationale wetgevingen op het gebied van de toekenning van de vlag aan vissersvaartuigen voortgezet.
De inbreukprocedure tegen Italië in verband met de toekenning van de vlag en de verlening van visvergunningen is geseponeerd omdat in 1998 op dit gebied nationale wetgeving is goedgekeurd die in overeenstemming is met het Gemeenschapsrecht.
2.15. CONSUMENTENBESCHERMING
2.15.1. Veiligheid en gezondheid
Richtlijn 92/59/EEG inzake algemene productveiligheid en Richtlijn 97/357/EG betreffende gevaarlijke namaaklevensmiddelen zijn door alle lidstaten omgezet. Er is tot nu toe geen enkele inbreukprocedure ingeleid.
2.15.2. Bescherming van de economische belangen van de consument
Voor Richtlijn 94/47/EG betreffende de overeenkomsten inzake de verkrijging van een recht van deeltijds gebruik, die op 29 april 1997 omgezet had moeten zijn, hebben Finland en Frankrijk de Commissie in 1998 de nationale omzettingsmaatregelen meegedeeld. Vijf lidstaten hebben echter nog steeds geen omzettingsmaatregelen meegedeeld. De Commissie heeft tegen vier lidstaten het Hof van Justitie ingeschakeld (België, Spanje, Italië en Luxemburg); tegen Griekenland zal zij dat binnenkort doen.
Richtlijn 93/13/EEG betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten is nu door alle lidstaten omgezet. In april 1998 heeft Spanje, als laatste lidstaat, een wet goedgekeurd over oneerlijke bedingen. De procedure die was ingeleid bij het Hof van Justitie is dan ook geseponeerd.
In dit verband moet melding worden gemaakt van twee verzoeken om een prejudiciële beslissing die tot het Hof van Justitie werden gericht. Het ene verzoek (C-82/96, the Queen/Secretary of State and Industry) is ingediend bij beschikking van het High Court of Justice (Queens Bench Division) en heeft betrekking op de vraag welke organisaties het recht hebben een rechtsvordering in te dienen om de stopzetting van het gebruik van oneerlijke bedingen te vragen; omdat de partijen tot een akkoord zijn gekomen, kon deze zaak eindelijk worden geseponeerd. Het andere verzoek (C-240/98, Oceano Grupo Editorial/Murciano Quintero) is ingediend door het Juzgado de Primera Instancia van Barcelona en heeft betrekking op de vraag of het de nationale rechter krachtens Richtlijn 93/13/EEG is toegestaan ambtshalve het oneerlijke karakter te beoordelen van een clausule van een contract dat aan hem is voorgelegd als hij een klacht toetst op ontvankelijkheid.
In verband met de omzetting van Richtlijn 90/314/EEG betreffende pakketreizen zijn aanmaningen gezonden aan Finland en Duitsland, maar deze zaken konden worden geseponeeerd omdat de reacties van beide lidstaten bevredigend waren. Daarnaast lopen inbreukprocedures tegen Italië en Griekenland wegens onvolledige omzetting van artikel 7 van de richtlijn.
De bevoegde dienst van de Commissie verricht momenteel een onderzoek naar de omzetting van artikel 7 van Richtlijn 90/314/EEG betreffende pakketreizen, dat de organisator en/of de doorverkoper die partij zijn bij de overeenkomst, verplicht aan te tonen dat zij over voldoende garanties beschikken om in geval van insolvabiliteit of faillissement te zorgen voor terugbetaling van de reeds voldane bedragen en voor repatriëring van de consument. Dit onderzoek wordt verricht omdat voor dit artikel zeer uiteenlopende nationale omzettingsmaatregelen zijn meegedeeld en in bepaalde lidstaten het niveau van de consumentenbescherming te wensen over lijkt te laten.
Dat de omzetting van artikel 7 van Richtlijn 90/314/EEG veel problemen oplevert, blijkt overigens ook uit het grote aantal prejudiciële vragen dat is voorgelegd aan het Hof van Justitie. In de zaken C-178/94 (Dillenkofer et al./Duitsland) en C-364/96 (Verein für Konsumenteninformation/Österreichische Kreditversicherung AG) heeft het Hof belangrijke beslissingen genomen over de werkingssfeer van dit artikel. De zaken C-140/97 (Rechberger et al./Oostenrijk, met betrekking tot onder andere de vraag welke wettelijke maatregelen voldoende zijn om artikel 7 van Richtlijn 90/314/EEG om te zetten) en C-237/97 (AFS Finland/Kuluttajavirasto, met betrekking tot de vraag of de statutaire activiteit van AFS, het plaatsen van studenten in het kader van uitwisselingen, onder de werkingssfeer van de richtlijn valt en of AFS derhalve over de in artikel 7 bedoelde garanties moet beschikken) zijn nog hangende.
De beslissingen van het Hof van Justitie in verband met deze prejudiciële vragen en de resultaten van het hierboven bedoelde onderzoek zullen voor de Commissie als uitgangspunt dienen bij de behandeling van eventuele inbreuken op artikel 7 van Richtlijn 90/314/EEG.
Over Richtlijn 90/88/EEG betreffende het consumentenkrediet is een verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend (C-208/98, Berliner Kindl Brauerei AG/ Siepert) met betrekking tot de vraag of de richtlijn van toepassing is op waarborgcontracten.
2.15.3. Stand van de mededeling van de nationale maatregelen ter uitvoering van de richtlijnen op het gebied van de consumentenbescherming
Van de twaalf richtlijnen waarop dit hoofdstuk betrekking heeft, zijn er elf door alle lidstaten omgezet. Alleen Richtlijn 94/47/EG moet nog door vijf lidstaten worden omgezet.
2.16. PERSONEEL VAN DE GEMEENSCHAPPEN
De op dit gebied ingeleide inbreukprocedures hebben betrekking op de niet-naleving door de lidstaten van het protocol betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Gemeenschappen en op de gebrekkige tenuitvoerlegging van de nationale maatregelen die nodig zijn voor de juiste toepassing van het Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen en de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van die Gemeenschappen.
Op 13 september 1996 is een met redenen omkleed advies gericht tot de Spaanse autoriteiten wegens het niet nakomen van de verplichtingen die voortvloeien uit artikel 12, onder b), van het protocol betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Gemeenschappen. Nu Spanje niet-Spaanse ambtenaren en andere personeelsleden van de Europese Gemeenschappen een document verstrekt waaruit blijkt dat zij gedurende hun aanstelling in Spanje legaal in dat land verblijven, wil de Commissie, alvorens een beslissing te nemen over de volgende stap in deze inbreukprocedure, nagaan of het verstrekte document de in het met redenen omklede advies genoemde problemen in de praktijk oplost.
Hoewel het Hof van Justitie op 17 juli 1997 (zaak C 52/96, Commissie/Koninkrijk Spanje) heeft vastgesteld dat Spanje op het gebied van de overdracht van pensioenrechten zijn verplichtingen uit hoofde van artikel 11, lid 2, van bijlage VIII bij het Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen niet nakomt, heeft deze lidstaat nog niet de nodige nationale maatregelen getroffen. Daarom loopt de inbreukprocedure nog.
Op ditzelfde gebied heeft Griekenland zich aan de statutaire bepalingen aangepast en interne maatregelen getroffen waardoor ambtenaren en andere personeelsleden pensioenrechten kunnen overdragen naar de communautaire pensioenregeling. Dientengevolge heeft de Commissie de inbreukprocedure tegen Griekenland geseponeerd.
2.17. STATISTIEKEN
De verplichtingen van de lidstaten op het gebied van de statistiek bestaan er met name in de Commissie op gezette tijden op specifieke terreinen en volgens van tevoren vastgelegde regels cijfermateriaal te verstrekken.
Op dit gebied zijn er geen grote problemen, noch wat betreft de toepassing van de statistische methoden, noch wat betreft de naleving van de termijnen die gelden in het rechtsteeks toepasselijke Gemeenschapsrecht.
Omdat de Spaanse en Franse autoriteiten echter niet voldeden aan hun verplichting om maandelijks gegevens te verstrekken over de hoeveelheid en de gemiddelde prijs van de aanvoer van visserijproducten (Verordening (EEG) nr. 1382/91 van de Raad) en evenmin jaarlijkse vangststatistieken hebben verstrekt (Verordening (EEG) nr. 3880/91 van de Raad), zijn de inbreukprocedures tegen deze twee lidstaten in 1998 voortgezet.
Omdat toezeggingen van de Franse en Spaanse autoriteiten om overeenkomstig het Gemeenschapsrecht te handelen, achterwege bleven, heeft de Commissie een met redenen omkleed advies tot deze twee lidstaten gericht.
Als gevolg daarvan is Frankrijk nu begonnen de gevraagde gegevens te verstrekken. De Commissie heeft deze zaak kunnen seponeren nu is gebleken dat Frankrijk een adequaat statistisch systeem heeft opgezet om zich te richten naar Verordening (EEG) nr. 1382/91.
Wat de twee inbreuken van Spanje betreft, moet worden opgemerkt dat de Spaanse autoriteiten al het mogelijke hebben gedaan om hun statistisch systeem in overeenstemming te brengen met de beide visserijverordeningen.
De Spaanse autoriteiten zijn begonnen de gevraagde gegevens te verstrekken en hebben een actieplan betreffende de visserijstatistieken in Spanje ingediend. Het document wordt zeer positief beoordeeld. De werkzaamheden in verband met het opzetten van een volledig statistisch systeem zullen naar verwachting begin volgend jaar worden voltooid. De huidige situatie biedt daarmee uitzicht op een seponering in 1999.
Wat de omzetting van communautaire richtlijnen in nationale wetgeving betreft, is vastgesteld dat de achterstand bij het meedelen van de nationale omzettingsmaatregelen in het algemeen verband houdt met de institutionele en administratieve structuur in de lidstaten.
Verschillende lidstaten hadden de nationale omzettingsmaatregelen voor twee richtlijnen nog niet meegedeeld, te weten die voor Richtlijn 95/57/EG van de Raad van 23 november 1995 betreffende de verzameling van statistische informatie op het gebied van toerisme (zes lidstaten) en Richtlijn 96/16/EG van de Raad van 19 maart 1996 betreffende statistische enquêtes inzake melk en zuivelproducten (14 lidstaten).
Het optreden van de Commissie tegen deze lidstaten in verband met de inachtneming van de in de twee richtlijnen gestelde termijnen heeft effect gehad.
De 20 inbreukprocedures die in 1997 waren ingeleid, zijn in 1998 geseponeerd nadat de nationale omzettingsmaatregelen waren meegedeeld.
Voor Richtlijn 95/57/EG hebben Duitsland, Italië, Portugal en het Verenigd Koninkrijk, evenals België, Denemarken, Duitsland, Griekenland, Spanje, Frankrijk, Italië, Luxemburg, Nederland, Portugal, Finland, Zweden en het Verenigd Koninkrijk voor Richtlijn 96/16/EG, alle informatie (nationale wet of administratief besluit) verstrekt die nodig is om te kunnen besluiten tot seponering van deze inbreukgevallen.
Daarentegen hebben Frankrijk en Ierland pas nadat de Commissie een met redenen omkleed advies had gezonden, hun nationale omzettingsmaatregelen meegedeeld, Frankrijk voor Richtlijn 95/57/EG en Ierland voor beide richtlijnen.
Er kan worden geconcludeerd dat Richtlijn 95/57/EG en Richtlijn 96/16/EG nu in alle lidstaten zijn omgezet.
(1) Zie bijvoorbeeld PB C 339 van 7.11.1998, blz. 31.
(2) Zie het veertiende jaarlijks verslag over de controle op de toepassing van het Gemeenschapsrecht, PB C 332 van 3.11.1997, blz. 9.
(3) D.w.z. 1000 tot 2000 dossiers.
(4) Behalve voor de op artikel 171 van het Verdrag gebaseerde aanmaningen en die betreffende de niet-mededeling van de nationale maatregelen tot uitvoering van de richtlijnen.
(5) Zie het vijftiende jaarlijks verslag over de controle op de toepassing van het Gemeenschapsrecht, PB C 250 van 10.8.1999, blz. 10.
(6) PB C 26 van 1.2.1998, blz. 6.
(7) Hierbij wordt naar het veertiende jaarlijks verslag verwezen wat betreft de mededeling van 6 juli 1996 en de methode van 8 januari 1997.
(8) COM(1998) 296.
(9) Beschikking nr. 889/98/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 april 1998, PB L 126 van 28.4.1998, blz. 6.
(10) Besluit nr. 1496/98/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 juni 1998, PB L 196 van 14.7.1998, blz. 24.
(11) COM(1998) 197, 30 maart 1998.
(12) Arrest van 26 september 1996, Jurisprudentie 1996, blz. I-4661.
(13) Arrest van 20 maart 1997, Jurisprudentie 1997, blz. I-1711.
(14) Arrest van 2 oktober 1997, Jurisprudentie 1997, blz. I-5325.
(15) Nog niet gepubliceerd.
(16) Arrest van 9 juli 1998, Jurisprudentie 1998, blz. I-4281.
(17) Arrest van 15 maart 1988, Jurisprudentie 1988, blz. I-1637.
(18) Arrest van 30 januari 1992, Jurisprudentie 1992, blz. I-425.
(19) Arrest van 26 februari 1991, Jurisprudentie 1991, blz. I-709.
(20) Arrest van 26 februari 1991, Jurisprudentie 1991, blz. I-659.
(21) Arrest van 23 maart 1995, Jurisprudentie 1995, blz. I-499.
(22) Arrest van 22 maart 1994, Jurispr. 1994, blz. I-923.
(23) Arrest van 30 november 1995, Jurisprudentie 1995, blz. I-4165.
(24) Jurisprudentie 1998, blz. I-6197.
(25) Jurisprudentie 1997, blz. I-6959.
(26) COM(97) 619 van 18 november 1997.
(27) PB L 337 van 12.12.1998, blz. 8.
(28) Richtlijn 98/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 juni 1998 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften (PB L 204 van 21.7.1998, blz. 37; bij deze richtlijn worden Richtlijn 83/189/EEG en de wijzigingen daarvan gecodificeerd en ingetrokken), zoals gewijzigd bij Richtlijn 98/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 juli 1998, waarbij de informatieprocedure wordt uitgebreid tot de diensten van de informatiemaatschappij (PB L 217 van 5.8.1998, blz.18).
(29) De statistieken betreffende de voorschriften die in 1996 zijn gemeld, zijn bekendgemaakt in PB C 311 van 11.10.1997.
(30) De statistieken betreffende de voorschriften die in 1997 zijn gemeld, zijn bekendgemaakt in PB C 281 van 10.9.1998. Het grote aantal ontwerp-voorschriften dat in 1997 werd gemeld (900) is te verklaren uit het feit dat de Nederlandse autoriteiten een "inhaaloperatie" uitvoerden, waarbij zij 230 voorschriften bij de Commissie hebben ingediend die waren goedgekeurd zonder dat zij eerst via de informatieprocedure waren aangemeld.
(31) Dit getal heeft betrekking op de kennisgevingen die uiterlijk op 1 maart 1999 moesten zijn verstrekt. De termijn voor het uitbrengen van een uitvoerig gemotiveerde mening over ontwerp-maatregelen die in 1998 werden gemeld, verstrijkt op 31 maart 1999.
(32) Dit getal heeft betrekking op de kennisgevingen die uiterlijk op 1 maart 1999 moesten zijn verstrekt. De termijn voor het uitbrengen van een uitvoerig gemotiveerde mening over ontwerp-maatregelen die in 1998 werden gemeld, verstrijkt op 31 maart 1999.
(33) Dit getal heeft betrekking op de kennisgevingen die uiterlijk op 1 maart 1999 moesten zijn verstrekt. De termijn voor het uitbrengen van een uitvoerig gemotiveerde mening over ontwerp-maatregelen die in 1998 werden gemeld, verstrijkt op 31 maart 1999.
(34) JORF (Publicatieblad van de Franse Republiek) van 21 mei 1998.
(35) JP/98/311 van 1 april 1998.
(36) Jurisprudentie 1996, blz. I-3989.
(37) PB L 71 van 17.3.1980, blz. 1.
(38) PB L 188 van 20.7.1985, blz. 1.
(39) Arrest van 29 oktober 1998, Jurisprudentie 1998, blz. I-6717.
(40) Arrest van 18 december 1997, Jurisprudentie 1997, blz. I-7351.
(41) Arrest van 18 december 1997, Jurisprudentie 1997, blz. I-7337.
(42) Jurisprudentie 1998, blz. I-5449.
(43) Jurisprudentie 1998, blz. I-4695.
(44) PB L 249 van 3.10.1969, blz. 25.
(45) PB L 225 van 20.8.1990, blz. 1.
(46) Jurisprudentie 1998, blz. I-823.
(47) Jurisprudentie 1993, blz. I-1915.
(48) Jurisprudentie 1998, blz. I-937.
(49) Jurisprudentie 1998, blz. I-6491.
(50) Jurisprudentie 1998, blz. I-6307.
(51) PB L 145 van 13.6.1977, blz. 1.
(52) Zie hieronder.
(53) Jurisprudentie 1998, blz. I-823.
(54) Jurisprudentie 1993, blz. I-5405.
(55) Jurisprudentie 1993, blz. I-588.
(56) PB L 8 van 11.1.1997, blz. 12.
(57) PB L 102 van 5.5.1995, blz. 18.
(58) PB L 170 van 9.7.1996, blz. 34.
(59) PB L 316 van 31.10.1992, blz. 21.
(60) PB L 316 van 31.10.1992, blz. 12.
(61) PB L 316 van 31.10.1992, blz. 19.
(62) PB L 316 van 31.10.1992, blz. 21.
(63) PB L 291 van 6.12.1995, blz. 40.
(64) PB L 216 van 12.9.1995, blz. 8; zie het vijftiende jaarverslag, blz. 52.
(65) Zaak C-155/97, Commissie/België.
(66) PB L 301 van 5.11.1997, blz. 27; zie het vijftiende jaarverslag, blz. 53.
(67) Richtlijn 98/59/EG van de Raad betreffende collectief ontslag (PB L 225 van 12.8.1998, blz. 16) codificeert de Richtlijnen 75/129/EEG en 92/56/EEG en trekt deze in. De Richtlijnen 97/74/EG (Europese ondernemingsraad), 97/75/EG (ouderschapsverlof), 98/23/EG (deeltijdarbeid) en 98/52/EG (bewijslast - discriminatie op grond van het geslacht), alle van de Raad, moeten nog uitsluitend door het Verenigd Koninkrijk worden omgezet.
(68) COM(98) 403 def.
(69) COM(98) 259 def.
(70) Jurisprudentie 1995, blz. I-1457.
(71) Jurisprudentie 1994, blz. I-1593.
(72) Jurisprudentie 1998, blz. I-5325.
(73) Jurisprudentie 1998, blz. I-1095.
(74) Arrest van 15 januari 1998 in zaak C-15/96 (Schöning), Jurisprudentie 1998, blz. I-47.
(75) Jurisprudentie. 1996, blz. I-3207.
(76) Zaak C-169/98.
(77) Zaak C-34/98.
(78) Zaak C-347/98.
(79) Jurisprudentie, 1993, blz. I-693.
(80) Zaken C-197/96, Commissie/Frankrijk (Jurisprudentie, blz. I-1489), en C-207/96, Commissie/Italië (Jurisprudentie 1997, blz. I-6869).
(81) Zaak C-457/98.
(82) Zaak C-354/98.
(83) Zaak C-438/98.
(84) Zaak C-386/98.
(85) Zaak C-385/98.
(86) Zaken C-430/98, respectievelijk C-12/99.
(87) Richtlijnen 89/654/EEG, 89/655/EEG, 89/656/EEG, 90/269/EEG, 90/270/EEG, 90/394/EEG, 90/679/EEG, 92/57/EEG, 92/58/EEG, 92/91/EEG, 92/104/EEG en 93/103/EG.
(88) Zaak C-362/98, met betrekking tot Richtlijn 93/103/EG van de Raad (werk aan boord van vissersvaartuigen).
(89) Zaak C-364/97, Jurisprudentie 1998, blz. I-6593.
(90) Zaak C-410/97, Jurisprudentie 1998, blz. I-6813.
(91) Richtlijnen 91/382/EEG, 91/322/EEG, 93/88/EEG, 95/30/EG, 97/59/EG, 96/94/EG en 97/65/EG.
(92) PB L 204 van 21.7.1998.
(93) PB L 71 van 10.3.1998.
(94) Zaak C-151/96, Arrest van het Hof (vijfde kamer) van 12 juni 1997, Commissie tegen Ierland, Jurisprudentie 1997, blz. I-3327.
(95) Zaak C-62/96, Arrest van het Hof (vijfde kamer) van 27 november 1997, Commissie tegen de Helleense Republiek, Jurisprudentie 1997, blz. I-6725.
(96) Gevoegde zaken C-176/97 en C-177/97, Arrest van het Hof (vijfde kamer) van 11 juni 1998, Commissie tegen België en Luxemburg, Jurisprudentie 1998, blz. I-3557.
(97) Het betreft Richtlijn 98/61/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 september 1998 tot wijziging van Richtlijn 97/33/EG wat betreft nummerportabiliteit tussen exploitanten en carriervoorkeuze, waarvan de omzettingstermijn op 31 december 1998 verliep.
(98) COM(98) 80 def.
(99) COM(98) 594 def.
(100) PB L 202 van 30.7.1997, blz. 60.
(101) COM(96) 500 def. van 22 oktober 1996.
(102) COM(98) 772 def. van 16 december 1998.
(103) COM(98) 333 def.
(104) Zie de rechtsoverwegingen 46 tot en met 48 van het arrest.
(105) PB L 243 van 24.9.1996, blz. 31.
(106) PB L 296 van 21.11.1996, blz. 55.
(107) PB L 248 van 30.9.1996, blz. 1.
(108) PB L 236 van 18.9.1996, blz. 35.
(109) PB L 59 van 27.2.1998, blz. 1.
(110) PB L 223 van 13.8.1997, blz. 9.
(111) PB L 67 van 7.3.1998, blz. 29.
(112) PB L 343 van 13.12.1997, blz. 19.
(113) De artikelen 69, 84 en 112 van de Toetredingsakte van Oostenrijk, Finland en Zweden behelzen overgangsmaatregelen voor bepaalde milieunormen.
(114) Voorstel van de Commissie COM(1997) 88 van 12 maart 1997 tot wijziging van Richtlijn 93/12/EEG van de Raad van 23 maart 1993 betreffende de vermindering van het zwavelgehalte van bepaalde vloeibare brandstoffen (PB L 74 van 27.3.1993, blz. 81).
(115) Verschillende technische aanpassingen van Richtlijn 67/548/EEG.
(116) De voortzetting van de herziening heeft betrekking op verschillende aspecten van Richtlijn 67/548/EEG en op Richtlijn 76/769/EEG van de Raad van 27 juli 1976 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen der lidstaten inzake de beperking van het op de markt brengen en van het gebruik van bepaalde gevaarlijke stoffen en preparaten, zoals gewijzigd.
(117) De mededeling dateert van 11 december 1998 en heeft als titel: De herzieningsclausule - Milieu- en gezondheidsnormen vier jaar na de toetreding van Oostenrijk, Finland en Zweden tot de Europese Unie; COM(1998)745 def.
(118) Koninklijk Besluit van 23 december 1993 (bescherming van de bevolking en de werknemers tegen de gevaren van ioniserende straling); Besluiten van de Vlaamse regering van 4 februari 1998 (evaluatie van de gevolgen voor het milieu van bepaalde categorieën hinder veroorzakende inrichtingen; werkzaamheden en besluiten op andere gebieden dan hinder veroorzakende inrichtingen).
(119) Besluit van de regering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest; zie tevens de genoemde besluiten van de Vlaamse regering van 4 februari 1998.
(120) Besluiten van de Vlaamse regering van 10 maart 1998.
(121) COM(96) 511 def.
(122) Met name de artikelen 3 en 5 en bijlage III bij de richtlijn.
(123) Wetsbesluit 278/97 van 8 oktober 1997.
(124) PB L 350 van 28.12.1998, blz. 58.
(125) De "Surface Waters (Dangerous Substances)(Classification) Regulations (Northern Ireland) 1998 (SR.1998 No. 397)"; de "Surface Waters (Dangerous Substances)(Classification)(Scotland)(No.2) Regulations 1998 (SI 1998 No.1344)".
(126) PB L 330 van 5.12.1998, blz. 32.
(127) PB L 67 van 7.3.1998, blz. 29.
(128) Arrest van 26 juni 1997, zaak C-329/96.
(129) Zaak C-256/98.
(130) Arrest van 11 december 1997, zaak C-83/97.
(131) PB L 248 van 30.9.1996, blz. 1.
(132) PB L 236 van 18.9.1996, blz. 35.
(133) PB L 343 van 13.12.1997, blz. 19.
(134) PB L 305 van 16.11.1998, blz. 1.
(135) PB L 355 van 30.12.1998, blz. 1.
(136) PB L 123 van 24.4.1998, blz. 1.
(137) PB L 330 van 5.12.1998, blz. 13.
(138) PB C 139 van 4.5.1998, blz. 1.
(139) "Règlement grand-ducal" (Groothertogelijke verordening) van 17 april 1998 tot vaststelling van de gegevens die de goedkeuringsverzoeken voor projecten inzake de doelbewuste introductie en/of het in de handel brengen van GGO's moeten bevatten (Mémorial A van 28 april 1998, blz. 458).
(140) Gentechnik-Notfallverordnung, bekendgemaakt op 16 december 1997.
(141) PB C 156 van 24.5.1997, blz. 10.
(142) PB C 333 van 30.10.1998, blz. 15.
(143) Batterieverordnung, gepubliceerd op 2 april 1998.
(144) PB L 1 van 5.1.1999, blz. 1.
(145) Deze richtlijn is vervangen door Richtlijn 98/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 juni 1998 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften, PB L 204 van 21.7.1998, blz. 37.
(146) PB L 298 van 7.11.1998, blz. 19.
(147) Arrest van 28 februari 1991, Commissie tegen Italië, zaak C-360/87, Jurisprudentie 1991, blz. I-791, rechtsoverwegingen 30 en 31.
(148) Zaak C-102/96; zie dertiende jaarlijks verslag (1995).
BIJLAGE I
OPSPORING VAN INBREUKEN
Tabel 1.1
Opsporing van inbreuken
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
Tabel 1.2, per openingsjaar
Op 31 december 1998 lopende dossiers
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
>PIC FILE= "C_1999354NL.007101.EPS">
1.3 - OVERZICHT PER LIDSTAAT VAN DE IN 1998 GEOPENDE DOSSIERS
Tabel 1.3.1
In 1998 ambtshalve ontdekte gevallen, per lidstaat
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
>PIC FILE= "C_1999354NL.007201.EPS">
Tabel 1.3.2
In 1998 ontvangen klachten, per lidstaat
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
>PIC FILE= "C_1999354NL.007301.EPS">
Tabel 1.3.3
Dossiers geopend in 1998 wegens niet-mededeling, per lidstaat
(Niet-mededeling van de nationale maatregelen tot omzetting van de richtlijnen of van technische normen krachtens Richtlijn 98/34/EG)
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
>PIC FILE= "C_1999354NL.007401.EPS">
BIJLAGE II
INBREUKPROCEDURES - PER STADIUM, RECHTSGROND, LIDSTAAT EN SECTOR
Tabel 2.1
Inbreuken waarvoor de procedure werd geopend - per stadium en per lidstaat
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
Tabel 2.2
Inbreuken waarvoor de procedure werd geopend - per lidstaat, stadium en rechtsgrond
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
>PIC FILE= "C_1999354NL.007801.EPS">
>PIC FILE= "C_1999354NL.007901.EPS">
>PIC FILE= "C_1999354NL.008001.EPS">
>PIC FILE= "C_1999354NL.008101.EPS">
Tabel 2.3
Lopende dossiers: stand van zaken op 31 december 1998, per lidstaat
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
>PIC FILE= "C_1999354NL.008301.EPS">
>PIC FILE= "C_1999354NL.008401.EPS">
>PIC FILE= "C_1999354NL.008501.EPS">
>PIC FILE= "C_1999354NL.008601.EPS">
Tabel 2.4
Op 31 december 1998 lopende dossiers, per sector
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
>PIC FILE= "C_1999354NL.008801.EPS">
>PIC FILE= "C_1999354NL.008901.EPS">
>PIC FILE= "C_1999354NL.009001.EPS">
>PIC FILE= "C_1999354NL.009101.EPS">
Tabel 2.5
In 1998 aangenomen beslissingen tot seponering
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
>PIC FILE= "C_1999354NL.009301.EPS">
>PIC FILE= "C_1999354NL.009401.EPS">
>PIC FILE= "C_1999354NL.009501.EPS">
Tabel 2.6
Evolutie van de beslissingen tot seponering
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
BIJLAGE III
OVERZICHT VAN DE INBREUKEN OP DE VERDRAGEN, VERORDENINGEN, BESCHIKKINGEN EN BESLUITEN
ECONOMISCHE ZAKEN EN VRIJ VERKEER VAN KAPITAAL
OOSTENRIJK
INBREUK Nr. 96/4512
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): 157E073
ONDERWERP: ADMINISTRATIEVE MACHTIGING VOOR DE AANKOOP VAN (BEBOUWDE EN NIET-BEBOUWDE) GRONDEN DOOR NIET-ONDERDANEN
28 OKTOBER 1998: SEPONERING
OOSTENRIJK
INBREUK Nr. 95/4372
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): 157E073
ONDERWERP: VRIJ VERKEER VAN KAPITAAL - VERBLIJFSRECHT
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES: 29 MEI 1998: SG(98) D/04257
BELGIË
INBREUK Nr. 98/2090
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): 157E052; 157E073
ONDERWERP: GOEDKEURINGSPROCEDURE VOOR OVERSCHRIJDING VAN MINIMUMINVESTERINGSBEDRAGEN "SNTC"
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES: 18 DECEMBER 1998: SG(98) D/12024
BELGIË
INBREUK Nr. 98/2089
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): 157E052; 157E073
ONDERWERP: GOEDKEURINGSPROCEDURE VOOR OVERSCHRIJDING VAN MINIMUMINVESTERINGSBEDRAGEN "DISTRIGAZ"
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES: 18 DECEMBER 1998: SG(98) D/12028
BELGIË
INBREUK Nr. 94/5075
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): 157E073
ONDERWERP: VRIJ VERKEER VAN KAPITAAL - INSCHRIJVING OP EEN LENING IN DEM
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES: 16 APRIL 1997: SG(97) D/2920
AANHANGIGMAKING BIJ HET HOF: 21 DECEMBER 1998
NUMMER VAN DE ZAAK BIJ HET HOF VAN JUSTITIE: C-98/478
SPANJE
INBREUK Nr. 96/2154
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): 157E052; 157E058; 157E073
ONDERWERP: BEPERKINGEN MET BETREKKING TOT BUITENLANDSE INVESTERINGEN
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES: 16 OKTOBER 1998: SG(98) D/8696
FRANKRIJK
INBREUK Nr. 94/2190
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): 157E052; 157E059
ONDERWERP: TOELATING VAN EFFECTEN OP DE KAPITAALMARKT
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES: 14 APRIL 1997: SG(97) D/02812
AANHANGIGMAKING BIJ HET HOF: 8 JULI 1998
NUMMER VAN DE ZAAK BIJ HET HOF VAN JUSTITIE: C-98/245
FRANKRIJK
INBREUK Nr. 94/2209
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): 157E052; 157E073
ONDERWERP: GOEDKEURINGSPROCEDURE VOOR OVERSCHRIJDING VAN MINIMUMINVESTERINGSBEDRAGEN - GOLDEN SHARE ELF-AQUITAINE
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES: 11 DECEMBER 1998: SG(98) D/11608
GRIEKENLAND
INBREUK Nr. 95/4535
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): 157E073
ONDERWERP: BEPERKINGEN OP DE AANKOOP VAN ONROERENDE GOEDEREN
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES: 7 APRIL 1998: SG(98) D/02935
AANHANGIGMAKING BIJ HET HOF BESLOTEN IN 1998
ITALIË
INBREUK Nr. 94/2210
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): 157E052; 157E073
ONDERWERP: BEPERKINGEN MET BETREKKING TOT BUITENLANDSE INVESTERINGEN IN GEPRIVATISEERDE BEDRIJVEN
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES: 10 AUGUSTUS 1998: SG(98) D/06985
NUMMER VAN DE ZAAK BIJ HET HOF VAN JUSTITIE: C-99/058
AANHANGIGMAKING BIJ HET HOF BESLOTEN IN 1998
PORTUGAL
INBREUK Nr. 91/2097
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): 157E052; 157E058; 157E221
ONDERWERP: DISCRIMINATIE MET BETREKKING TOT BUITENLANDSE INVESTERINGEN IN GEPRIVATISEERDE BEDRIJVEN
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES: 29 MEI 1995: SG(95) D/6717
AANHANGIGMAKING BIJ HET HOF: 14 OKTOBER 1998
NUMMER VAN DE ZAAK BIJ HET HOF VAN JUSTITIE: C-98/367
INDUSTRIE
GRIEKENLAND
INBREUK Nr. 94/4276
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): 157E030; 157E036
ONDERWERP: CONTROLE VAN DE KWALITEIT VAN BEPAALDE INGEVOERDE STAALSOORTEN
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES: 4 DECEMBER 1998: SG(98) D/11287
ZWEDEN
INBREUK Nr. 96/2188
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): 393R2309
ONDERWERP: VERORDENING (EEG) Nr. 2309/93
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES: 11 FEBRUARI 1998: SG(98) D/01201
MEDEDINGING
ITALIË
INBREUK Nr. 93/2181
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): 157E003; 157E005; 157E085
ONDERWERP: DOUANE-EXPEDITEURS
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES: 21 JUNI 1995: SG(95) D/7832
AANHANGIGMAKING BIJ HET HOF: 9 FEBRUARI 1996
NUMMER VAN DE ZAAK BIJ HET HOF VAN JUSTITIE: C-96/035
DATUM VAN HET ARREST VAN HET HOF: 18 JUNI 1998
ARREST GUNSTIG VOOR: COMMISSIE
BELGIË
INBREUK Nr. 95/2313
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): 157E086; 157E090; 157E169
ONDERWERP: SYSTEEM VAN LANDINGSRECHTEN DAT OP DE LUCHTHAVEN BRUSSEL-NATIONAAL WORDT GEHANTEERD
AANHANGIGMAKING BIJ HET HOF: 23 APRIL 1997
NUMMER VAN DE ZAAK BIJ HET HOF VAN JUSTITIE: C-97/155
DATUM BESLUIT AFSTAND INSTANTIE: 18 MEI 1998
SPANJE
INBREUK Nr. 91/0755
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): 157E030; 157E034; 157E037; 157E048
ONDERWERP: UITSLUITENDE RECHTEN OP HET GEBIED VAN ELEKTRICITEIT
24 JUNI 1998: SEPONERING
FRANKRIJK
INBREUK Nr. 91/0751
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): 157E030; 157E034; 157E037
ONDERWERP: UITSLUITENDE RECHTEN OP HET GEBIED VAN GAS EN ELEKTRICITEIT
24 JUNI 1998: SEPONERING
ITALIË
INBREUK Nr. 91/0757
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): 157E030; 157E034; 157E037
ONDERWERP: UITSLUITENDE RECHTEN OP HET GEBIED VAN ELEKTRICITEIT
24 JUNI 1998: SEPONERING
NEDERLAND
INBREUK Nr. 91/0759
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): 157E030; 157E037
ONDERWERP: UITSLUITENDE RECHTEN OP HET GEBIED VAN ELEKTRICITEIT
24 JUNI 1998: SEPONERING
BELGIË
INBREUK Nr. 89/0030
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): 157E171; 384D0508
ONDERWERP: STEUNVERLENING AAN IDEALSPUN/BEAULIEU
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES: 30 AUGUSTUS 1989: SG(89) D/11165
AANHANGIGMAKING BIJ HET HOF: 18 DECEMBER 1989
NUMMER VAN DE ZAAK BIJ HET HOF VAN JUSTITIE: C-89/375
DATUM VAN HET ARREST VAN HET HOF: 19 FEBRUARI 1991
ARREST GUNSTIG VOOR: COMMISSIE
SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
DUITSLAND
INBREUK Nr. 97/4182
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): 157E051; 157E052; 157E059; 371R1408
ONDERWERP: BIJDRAGE AAN DE "KÜNSTLERSOZIALVERSICHERUNG"
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES: 7 AUGUSTUS 1998: SG(98) D/06929
AANHANGIGMAKING BIJ HET HOF BESLOTEN IN 1998
DUITSLAND
INBREUK Nr. 94/4125
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): 157E006; 368R1612; 600J1696; 675J0048; 689J0357; 694J0245
ONDERWERP: VERKRIJGEN VAN KINDERBIJSLAG EN VERBLIJFSKAART
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES: 23 MEI 1997: SG(97) D/03956
DUITSLAND
INBREUK Nr. 95/4670
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): 368R1612
ONDERWERP: WEIGERING TOT UITBETALING VAN SOCIALE BIJSTAND
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES: 23 JUNI 1998: SG(98) D/05016
BELGIË
INBREUK Nr. 98/2057
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): 157E052; 368R1612
ONDERWERP: TOEKENNING VAN TARIEFVERLAGINGEN VOOR KINDERRIJKE GEZINNEN TEN BEHOEVE VAN GRENSARBEIDERS
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES: 4 DECEMBER 1998: SG(98) D/11289
BELGIË
INBREUK Nr. 95/4831
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): 157E051; 157E235; 371R1408; 683J0275
ONDERWERP: INHOUDING VAN SOCIALE BIJDRAGEN OP DE BELGISCHE PENSIOENEN
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES: 6 NOVEMBER 1997: SG(97) D/09192
AANHANGIGMAKING BIJ HET HOF: 22 SEPTEMBER 1998
NUMMER VAN DE ZAAK BIJ HET HOF VAN JUSTITIE: C-98/347
BELGIË
INBREUK Nr. 96/4042
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): 371R1408
ONDERWERP: CUMULATIE VAN PENSIOENEN WAARVAN ER EEN GEBASEERD IS OP VRIJWILLIGE BIJDRAGEN
2 DECEMBER 1998: SEPONERING
BELGIË
INBREUK Nr. 96/4041
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): 371R1408
ONDERWERP: MEDISCHE TOESTEMMING VOOR EEN VERBLIJF IN EEN ANDERE LIDSTAAT
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES: 7 AUGUSTUS 1997: SG(97) D/06840
BELGIË
INBREUK Nr. 89/0457
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): 157E007; 157E128; 157E171
ONDERWERP: STUDIEFINANCIERING - DISCRIMINATIE OP GROND VAN NATIONALITEIT
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES: 21 MAART 1991: SG(91) D/5883
AANHANGIGMAKING BIJ HET HOF: 17 FEBRUARI 1993
NUMMER VAN DE ZAAK BIJ HET HOF VAN JUSTITIE: C-93/047
DATUM VAN HET ARREST VAN HET HOF: 3 MEI 1994
ARREST GUNSTIG VOOR: COMMISSIE
VERZENDING AANMANING EX ARTIKEL 171 VAN HET EG-VERDRAG: 3 OKTOBER 1995: SG(95) D/12292
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES EX ARTIKEL 171 VAN HET EG-VERDRAG: 22 APRIL 1998: SG(98) D/03223
BELGIË
INBREUK Nr. 88/0072
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): 157E238
ONDERWERP: HEFFINGEN IN BRUSSELSE GEMEENTEN BIJ AANVRAGEN VAN VERBLIJFS- EN WERKVERGUNNINGEN VOOR TURKSE ONDERDANEN
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES: 4 MAART 1998: SG(98) D/01895
2 DECEMBER 1998: SEPONERING
DENEMARKEN
INBREUK Nr. 96/4516
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): 157E048; 686J0127; 693J0415
ONDERWERP: BEPERKING OP HET GEBRUIK VAN EEN AUTO VOOR BEROEPSDOELEINDEN DOOR EEN GRENSARBEIDER
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES: 18 MEI 1998: SG(98) D/03884
SPANJE
INBREUK Nr. 98/2059
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): 157E052; 368R1612
ONDERWERP: TOEKENNING VAN TARIEFVERLAGINGEN VOOR KINDERRIJKE GEZINNEN TEN BEHOEVE VAN GRENSARBEIDERS
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES: 28 OKTOBER 1998: SG(98) D/09040
SPANJE
INBREUK Nr. 96/4628
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): 157E048
ONDERWERP: TOEGANG TOT DE ARBEIDSMARKT IN DE OVERHEIDSSECTOR - DISCRIMINATIE OP GROND VAN NATIONALITEIT
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES: 17 NOVEMBER 1998: SG(98) D/09628
FRANKRIJK
INBREUK Nr. 96/4305
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): 157E051; 371R1408
ONDERWERP: VERBLIJFSTITEL EN UITKERINGEN VAN DE SOCIALE ZEKERHEID
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES: 16 JULI 1997: SG(97) D/05734
2 DECEMBER 1998: SEPONERING: PV(98)1411
FRANKRIJK
INBREUK Nr. 97/4332
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): 157E051; 371R1408
ONDERWERP: WEIGERING TOT TOEKENNING VAN INVALIDITEITSUITKERINGEN
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES: 9 SEPTEMBER 1998: SG(98) D/07572
FRANKRIJK
INBREUK Nr. 96/4558
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): 157E051; 371R1408
ONDERWERP: HEFFING VAN DE "CONTRIBUTION AU REMBOURSEMENT DE LA DETTE SOCIALE" BIJ GRENSARBEIDERS
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES: 23 JULI 1997: SG(97) D/06031
AANHANGIGMAKING BIJ HET HOF: 12 FEBRUARI 1998
NUMMER VAN DE ZAAK BIJ HET HOF VAN JUSTITIE: C-98/034
FRANKRIJK
INBREUK Nr. 94/5152
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): 157E0051
ONDERWERP: BEREKENING VAN WERKLOOSHEIDSUITKERINGEN
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES: 16 JULI 1997: SG(97) D/05732
FRANKRIJK
INBREUK Nr. 93/4433
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): 157E052; 368R1612
ONDERWERP: SNCF - KORTINGEN VOOR KINDERRIJKE GEZINNEN
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES: 15 MEI 1998: SG(98) D/03849
FRANKRIJK
INBREUK Nr. 93/4403
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): 368R1612; 696J0057; 697J0035
ONDERWERP: BEREKENING VAN AANVULLEND PENSIOEN VOOR GRENSARBEIDERS
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES: 28 JULI 1995: SG(95) D/10329
AANHANGIGMAKING BIJ HET HOF: 24 JANUARI 1997
NUMMER VAN DE ZAAK BIJ HET HOF VAN JUSTITIE: C-97/035
DATUM VAN HET ARREST VAN HET HOF: 24 SEPTEMBER 1998
ARREST GUNSTIG VOOR: COMMISSIE
FRANKRIJK
INBREUK Nr. 93/4947
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): 157E048; 157E051; 371R1408
ONDERWERP: TOEPASSING VAN DE ALGEMENE SOCIALE BIJDRAGE OP GRENSARBEIDERS
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES: 16 DECEMBER 1997: SG(97) D/10625
AANHANGIGMAKING BIJ HET HOF: 7 MEI 1998
NUMMER VAN DE ZAAK BIJ HET HOF VAN JUSTITIE: C-98/169
FRANKRIJK
INBREUK Nr. 95/4801
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): 371R1408; 690J0018; 693J0058; 694J0103
ONDERWERP: SOCIALE ZEKERHEID - NIET-NALEVING VAN HET BEGINSEL VAN GELIJKE BEHANDELING IN INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES: 17 OKTOBER 1997: SG(97) D/08558
GRIEKENLAND
INBREUK Nr. 91/4957
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): 157E048; 692J0419
ONDERWERP: PERIODE VAN ARBEID IN EEN ANDERE LIDSTAAT - BEREKENING VAN ANCIËNNITEIT
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES: 18 MEI 1995: SG(95) D/6530
AANHANGIGMAKING BIJ HET HOF: 4 JUNI 1996
NUMMER VAN DE ZAAK BIJ HET HOF VAN JUSTITIE: C-96/187
DATUM VAN HET ARREST VAN HET HOF: 12 MAART 1998
ARREST GUNSTIG VOOR: COMMISSIE
24 JUNI 1998: SEPONERING
GRIEKENLAND
INBREUK Nr. 90/4816
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): 157E048; 157E171; 368R1612
ONDERWERP: DISCRIMINATIE OP GROND VAN NATIONALITEIT
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES: 3 AUGUSTUS 1993: SG(93) D/13307
AANHANGIGMAKING BIJ HET HOF: 27 APRIL 1994
NUMMER VAN DE ZAAK BIJ HET HOF VAN JUSTITIE: C-94/123
DATUM VAN HET ARREST VAN HET HOF: 1 JUNI 1995
ARREST GUNSTIG VOOR: COMMISSIE
VERZENDING AANMANING EX ARTIKEL 171 VAN HET EG-VERDRAG: 24 JANUARI 1997: SG(97) D/00570
24 JUNI 1998: SEPONERING
GRIEKENLAND
INBREUK Nr. 92/4760
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): 157E048; 157E052; 157E059; 368R1612; 675J0032
ONDERWERP: DISCRIMINATIE OP GROND VAN NATIONALITEIT - STATUUT VAN GROOT GEZIN
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES: 18 MEI 1995: SG(95) D/6528
AANHANGIGMAKING BIJ HET HOF: 3 JUNI 1996
NUMMER VAN DE ZAAK BIJ HET HOF VAN JUSTITIE: C-96/185
DATUM VAN HET ARREST VAN HET HOF: 29 OKTOBER 1998
ARREST GUNSTIG VOOR: COMMISSIE
GRIEKENLAND
INBREUK Nr. 91/0583
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): 157E048; 368R1612; 694J290
ONDERWERP: TOEGANG TOT DE ARBEIDSMARKT IN DE OVERHEIDSSECTOR - DISCRIMINATIE OP GROND VAN NATIONALITEIT
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES: 13 JULI 1992: SG(92) D/9438
AANHANGIGMAKING BIJ HET HOF: 26 OKTOBER 1994
NUMMER VAN DE ZAAK BIJ HET HOF VAN JUSTITIE: C-94/290
DATUM VAN HET ARREST VAN HET HOF: 2 JULI 1996
ARREST GUNSTIG VOOR: COMMISSIE
VERZENDING AANMANING EX ARTIKEL 171 VAN HET EG-VERDRAG: 2 JULI 1998: SG(98) D/05296
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES EX ARTIKEL 171 VAN HET EG-VERDRAG: 30 DECEMBER 1998: SG(98) D/12490
ITALIË
INBREUK Nr. 96/2208
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): 157E005; 157E048; 368R1612
ONDERWERP: DISCRIMINATIE VAN LECTOREN MET EEN VREEMDE MOEDERTAAL
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES: 16 MEI 1997: SG(97) D/03767
ITALIË
INBREUK Nr. 96/4630
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): 157E048
ONDERWERP: TOEGANG TOT HET BEROEP VAN ARTS (BOLZANO) - DISCRIMINATIE OP GROND VAN NATIONALITEIT
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES: 18 MEI 1998: SG(98) D/03879
2 DECEMBER 1998: SEPONERING: PV(98)1411
LUXEMBURG
INBREUK Nr. 98/2058
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): 157E052; 368R1612
ONDERWERP: TOEKENNING VAN TARIEFVERLAGINGEN VOOR KINDERRIJKE GEZINNEN TEN BEHOEVE VAN GRENSARBEIDERS
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES: 28 OKTOBER 1998: SG(98) D/09042
LAATSTE BESLUIT VAN DE COMMISSIE: 2 DECEMBER 1998: AM - P.M.: PV(98) 1411
LUXEMBURG
INBREUK Nr. 91/0222
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): 157E048; 368R1612; 693J047
ONDERWERP: TOEGANG TOT DE ARBEIDSMARKT IN DE OVERHEIDSSECTOR
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES: 14 JULI 1992: SG(92) D/9481
AANHANGIGMAKING BIJ HET HOF: 17 DECEMBER 1993
NUMMER VAN DE ZAAK BIJ HET HOF VAN JUSTITIE: C-93/473
DATUM VAN HET ARREST VAN HET HOF: 2 JULI 1996
ARREST GUNSTIG VOOR: COMMISSIE
VERZENDING AANMANING EX ARTIKEL 171 VAN HET EG-VERDRAG: 17 DECEMBER 1997: SG(97) D/38454
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES EX ARTIKEL 171 VAN HET EG-VERDRAG: 13 JUNI 1998: SG(98) D/05711
AANHANGIGMAKING EX ARTIKEL 171 VAN HET EG-VERDRAG BESLOTEN IN 1998
NEDERLAND
INBREUK Nr. 95/4045
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): 357E048; 368R1612
ONDERWERP: DEELNEMING AAN HET FVP (PENSIOENFONDS)
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES: 16 SEPTEMBER 1998: SG(98) D/07667
VERENIGD KONINKRIJK
INBREUK Nr. 93/4738
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): 157E048
ONDERWERP: MOGELIJKHEID TOT UITWIJZING VAN DE NIET UIT DE GEMEENSCHAP AFKOMSTIGE ECHTGENOOT VAN EEN WERKNEMER UIT DE GEMEENSCHAP
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES: 9 JUNI 1998: SG(98) D/4503
VERENIGD KONINKRIJK
INBREUK Nr. 92/2247
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): 157E048; 368R1612
ONDERWERP: DISCRIMINATIE OP GROND VAN NATIONALITEIT - UNIVERSITAIR ONDERWIJS
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES: 14 NOVEMBER 1995: SG(95) D/14062
2 DECEMBER 1998: SEPONERING
LANDBOUW
SPANJE
INBREUK Nr. 97/2227
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): 392R3950; 393R536
ONDERWERP: ONJUISTE TOEPASSING VAN DE MELKQUOTAREGELING
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES: 7 MEI 1998: SG(98) D/03614
SPANJE
INBREUK Nr. 97/2117
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): 157E005; 392D0562; 394D0381; 394D0382; 396D0449
ONDERWERP: BSE-REGELGEVING
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES: 3 FEBRUARI 1998: SG(98) D/00967
FRANKRIJK
INBREUK Nr. 95/4430
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): 389R1576
ONDERWERP: VERKOOP VAN ALCOHOLHOUDENDE DRANKEN WAARVAN IN DE NAAM HET WOORD "WHISKY" VOORKOMT
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES: 2 MEI 1997: SG(97) D/3504
AANHANGIGMAKING BIJ HET HOF BESLOTEN IN 1998
FRANKRIJK
INBREUK Nr. 94/4466
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): 157E030
ONDERWERP: BELEMMERING VAN DE INVOER VAN SPAANSE AARDBEIEN
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES: 5 MEI 1995: SG(95) D/5798
AANHANGIGMAKING BIJ HET HOF: 4 AUGUSTUS 1995
NUMMER VAN DE ZAAK BIJ HET HOF VAN JUSTITIE: C-95/265
DATUM VAN HET ARREST VAN HET HOF: 9 DECEMBER 1997
ARREST GUNSTIG VOOR: COMMISSIE
GRIEKENLAND
INBREUK Nr. 95/4951
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): 392R3479; 395R1067
ONDERWERP: VASTSTELLING VAN PROCEDURES EN CONTROLES MET BETREKKING TOT RUWE TABAK
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES: 11 JUNI 1998: SG(98) D/04593
AANHANGIGMAKING BIJ HET HOF BESLOTEN IN 1998
ITALIË
INBREUK Nr. 97/2228
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): GEEN
ONDERWERP: ONJUISTE TOEPASSING VAN DE MELKQUOTAREGELING
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES: 4 MEI 1998: SG(98) D/03510
VERVOER
DUITSLAND
INBREUK Nr. 96/2073
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): 157E005; 157E052; 389R2299; 392R2407; 392R2408; 392R2409
ONDERWERP: "OPEN SKY"-OVEREENKOMSTEN MET DE VERENIGDE STATEN
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES: 16 MAART 1998: SG(98) D/02185
AANHANGIGMAKING BIJ HET HOF: 18 DECEMBER 1998
NUMMER VAN DE ZAAK BIJ HET HOF VAN JUSTITIE: C-98/476
VERENIGD KONINKRIJK
INBREUK Nr. 95/2125
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): 157E052; 392R2407
ONDERWERP: EEN "OPEN SKY"-OVEREENKOMST MET DE VERENIGDE STATEN
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES: 16 MAART 1998: SG(98) D/02191
AANHANGIGMAKING BIJ HET HOF: 18 DECEMBER 1998
NUMMER VAN DE ZAAK BIJ HET HOF VAN JUSTITIE: C-98/466
SPANJE
INBREUK Nr. 96/2163
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): 392R2408
ONDERWERP: DISCRIMINERENDE HEFFINGEN BIJ VERTREK VAN EEN LUCHTHAVEN
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES: 14 DECEMBER 1998: SG(98) D/11702
GRIEKENLAND
INBREUK Nr. 93/4037
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): 157E007; 157E059; 392R2408
ONDERWERP: LUCHTHAVENBELASTING
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES: 11 JUNI 1998: SG(98) D/04595
IERLAND
INBREUK Nr. 96/2161
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): 392R2408
ONDERWERP: DISCRIMINERENDE HEFFINGEN BIJ VERTREK VAN EEN LUCHTHAVEN
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES: 2 JULI 1998: SG(98) D/05255
AANHANGIGMAKING BIJ HET HOF BESLOTEN IN 1998
ITALIË
INBREUK Nr. 96/2162
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): 392R2408
ONDERWERP: DISCRIMINERENDE HEFFINGEN BIJ VERTREK VAN EEN LUCHTHAVEN
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES: 14 DECEMBER 1998: SG(98) D/11700
NEDERLAND
INBREUK Nr. 96/2165
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): 392R2408
ONDERWERP: DISCRIMINERENDE HEFFINGEN BIJ VERTREK VAN EEN LUCHTHAVEN
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES: 14 DECEMBER 1998: SG(98) D/11690
PORTUGAL
INBREUK Nr. 96/2164
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): 392R2408
ONDERWERP: DISCRIMINERENDE HEFFINGEN BIJ VERTREK VAN EEN LUCHTHAVEN
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES: 30 JUNI 1998: SG(98) D/05145
AANHANGIGMAKING BIJ HET HOF BESLOTEN IN 1998
VERENIGD KONINKRIJK
INBREUK Nr. 94/4653
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): 157E0006; 157E0059; 392R2408
ONDERWERP: INVOERING VAN EEN NIEUWE BELASTING VOOR DE PASSAGIERS
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES: 23 JUNI 1998: SG(98) D/05024
BELGIË
INBREUK Nr. 93/2101
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): 386R4055
ONDERWERP: OVEREENKOMSTEN OP HET GEBIED VAN ZEEVERVOER OVER HET DELEN VAN LADINGEN MET DERDE LANDEN
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES: 21 DECEMBER 1995: SG(95) D/16798
AANHANGIGMAKING BIJ HET HOF: 5 MEI 1997
NUMMER VAN DE ZAAK BIJ HET HOF VAN JUSTITIE: C-97/176
DATUM VAN HET ARREST VAN HET HOF: 11 JUNI 1998
ARREST GUNSTIG VOOR: COMMISSIE
2 DECEMBER 1998: SEPONERING
INBREUK Nr. 95/2161BELGIË
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): 386R4055
ONDERWERP: OVEREENKOMSTEN MET DE CMEAOC-LANDEN
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES: 16 JUNI 1997: SG(97) D/04503
AANHANGIGMAKING BIJ HET HOF: 25 MEI 1998
NUMMER VAN DE ZAAK BIJ HET HOF VAN JUSTITIE: C-98/201
BELGIË
INBREUK Nr. 91/0600
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): 386R4055
ONDERWERP: VERDELINGSREGELING LADINGEN IN OVEREENKOMST BLEU-TOGO
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES: 11 OKTOBER 1993: SG(93) D/1634
AANHANGIGMAKING BIJ HET HOF: 8 MEI 1998
NUMMER VAN DE ZAAK BIJ HET HOF VAN JUSTITIE: C-98/171
BELGIË
INBREUK Nr. 91/0601
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): 386R4055
ONDERWERP: VERDELINGSREGELING LADINGEN IN OVEREENKOMST BELGIË-ZAÏRE
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES: 11 OKTOBER 1993: SG(93) D/16346
AANHANGIGMAKING BIJ HET HOF: 8 MEI 1998
NUMMER VAN DE ZAAK BIJ HET HOF VAN JUSTITIE: C-98/170
BELGIË
INBREUK Nr. 90/0354
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): 157E007; 157E048; 157E052; 157E058
ONDERWERP: KOOPVAARDIJSCHEPEN - VLAG
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES: 4 JUNI 1993: SG(93) D/9153
AANHANGIGMAKING BIJ HET HOF BESLOTEN IN 1998
SPANJE
INBREUK Nr. 93/2100
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): 386R4055
ONDERWERP: OVEREENKOMSTEN OP HET GEBIED VAN ZEEVERVOER OVER HET DELEN VAN LADINGEN MET DERDE LANDEN
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES: 6 DECEMBER 1995: SG(95) D/15599
AANHANGIGMAKING BIJ HET HOF: 27 JUNI 1997
NUMMER VAN DE ZAAK BIJ HET HOF VAN JUSTITIE: C-97/238
24 JUNI 1998: SEPONERING
SPANJE
INBREUK Nr. 91/0469
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): 386R4055
ONDERWERP: VRIJ VERRICHTEN VAN DIENSTEN IN HET ZEEVERVOER TUSSEN SPANJE EN GABON
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES: 19 JANUARI 1994: SG(94) D/7
24 JUNI 1998: SEPONERING
FRANKRIJK
INBREUK Nr. 96/2168
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): 157E052
ONDERWERP: VOORWAARDEN VOOR TOEKENNING VAN FRANSE VLAG
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES: 14 DECEMBER 1998: SG(98) D/11714
FRANKRIJK
INBREUK Nr. 95/2198
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): 392R3577
ONDERWERP: CABOTAGE IN HET ZEEVERVOER
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES: 25 APRIL 1997: SG(97) D/3208
AANHANGIGMAKING BIJ HET HOF BESLOTEN IN 1998
GRIEKENLAND
INBREUK Nr. 96/2014
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): 386R4055
ONDERWERP: ZEEVERVOER - HANDHAVING VAN NATIONALE WETGEVING DIE IN STRIJD IS MET VERORDENING (EEG) Nr. 4055/86
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES: 6 APRIL 1998: SG(98) D/02867
24 JUNI 1998: SEPONERING
GRIEKENLAND
INBREUK Nr. 90/0356
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): 157E005; 157E007; 157E048; 157E052; 157E221
ONDERWERP: KOOPVAARDIJSCHEPEN - VLAG
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES: 27 JULI 1993: SG(93) D/12698
AANHANGIGMAKING BIJ HET HOF: 7 MAART 1996
NUMMER VAN DE ZAAK BIJ HET HOF VAN JUSTITIE: C-96/062
DATUM VAN HET ARREST VAN HET HOF: 27 NOVEMBER 1997
ARREST GUNSTIG VOOR: COMMISSIE
VERZENDING AANMANING EX ARTIKEL 171 VAN HET EG-VERDRAG: 24 SEPTEMBER 1998: SG(98) D/07968
IERLAND
INBREUK Nr. 90/0357
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): 157E005; 157E007; 157E048; 157E052; 157E058; 157E171
ONDERWERP: KOOPVAARDIJSCHEPEN - VLAG
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES: 18 JUNI 1993: SG(93) D/10001
AANHANGIGMAKING BIJ HET HOF: 6 MEI 1996
NUMMER VAN DE ZAAK BIJ HET HOF VAN JUSTITIE: C-96/151
DATUM VAN HET ARREST VAN HET HOF: 12 JUNI 1997
ARREST GUNSTIG VOOR: COMMISSIE
VERZENDING AANMANING EX ARTIKEL 171 VAN HET EG-VERDRAG: 23 SEPTEMBER 1998: SG(98) D/07925
ITALIË
INBREUK Nr. 97/4482
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): 386R4055
ONDERWERP: HEFFING BIJ HET AAN OF VAN BOORD GAAN VAN PASSAGIERS - VRIJ VERRICHTEN VAN DIENSTEN
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES: 14 DECEMBER 1998: SG(98) D/11696
ITALIË
INBREUK Nr. 95/2197
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): 392R3577
ONDERWERP: CABOTAGE IN HET ZEEVERVOER
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES: 11 MAART 1997: SG(97) D/1926
24 JUNI 1998: SEPONERING
ITALIË
INBREUK Nr. 93/2105
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): 386R4055
ONDERWERP: OVEREENKOMSTEN OP HET GEBIED VAN ZEEVERVOER OVER HET DELEN VAN LADINGEN MET DERDE LANDEN
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES: 21 DECEMBER 1995: SG(95) D/16796
24 JUNI 1998: SEPONERING
ITALIË
INBREUK Nr. 95/2165
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): 386R4055
ONDERWERP: OVEREENKOMSTEN MET DE CMEAOC-LANDEN
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES: 31 OKTOBER 1997: SG(97) D/08968
7 OKTOBER 1998: SEPONERING
ITALIË
INBREUK Nr. 91/2148
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): 157E007; 157E048; 157E052; 157E058; 157E221
ONDERWERP: KOOPVAARDIJSCHEPEN - VOORWAARDEN VOOR VLAG
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES: 30 JUNI 1993: SG(93) D/10928
24 JUNI 1998: SEPONERING
LUXEMBURG
INBREUK Nr. 95/2162
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): 386R4055
ONDERWERP: OVEREENKOMSTEN MET DE CMEAOC-LANDEN
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES: 29 JULI 1997: SG(97) D/06336
AANHANGIGMAKING BIJ HET HOF: 24 MEI 1998
NUMMER VAN DE ZAAK BIJ HET HOF VAN JUSTITIE: C-98/202
LUXEMBURG
INBREUK Nr. 93/2102
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): 386R4055
ONDERWERP: OVEREENKOMSTEN OP HET GEBIED VAN ZEEVERVOER OVER HET DELEN VAN LADINGEN MET DERDE LANDEN
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES: 21 DECEMBER 1995: SG(95) D/16800
AANHANGIGMAKING BIJ HET HOF: 5 MEI 1997
NUMMER VAN DE ZAAK BIJ HET HOF VAN JUSTITIE: C-97/177
DATUM VAN HET ARREST VAN HET HOF: 11 JUNI 1998
ARREST GUNSTIG VOOR: COMMISSIE
12 DECEMBER 1998: SEPONERING
NEDERLAND
INBREUK Nr. 90/0358
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): 157E005; 157E007; 157E048; 157E052; 157E058; 157E221
ONDERWERP: KOOPVAARDIJSCHEPEN - VLAG
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES: 30 JUNI 1993: SG(93) D/10930
PORTUGAL
INBREUK Nr. 95/2163
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): 386R4055
ONDERWERP: OVEREENKOMSTEN MET DE CMEAOC-LANDEN
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES: 6 JUNI 1997: SG(97) D/04244
AANHANGIGMAKING BIJ HET HOF: 27 FEBRUARI 1998
NUMMER VAN DE ZAAK BIJ HET HOF VAN JUSTITIE: C-98/062
PORTUGAL
INBREUK Nr. 95/2164
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): 386R4055
ONDERWERP: OVEREENKOMSTEN OVER HET DELEN VAN LADINGEN MET DERDE LANDEN
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES: 6 JUNI 1997: SG(97) D/04240
AANHANGIGMAKING BIJ HET HOF: 27 MAART 1998
NUMMER VAN DE ZAAK BIJ HET HOF VAN JUSTITIE: C-98/084
BELGIË
INBREUK Nr. 96/2040
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): 394R2978
ONDERWERP: ZEEVERVOER - NIET-MEDEDELING VAN DE NATIONALE MAATREGELEN TER UITVOERING VAN VERORDENING (EG) Nr. 2978/94
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES: 7 FEBRUARI 1997: SG(97) D/00945
24 JUNI 1998: SEPONERING
PERSONEEL VAN DE GEMEENSCHAPPEN
SPANJE
INBREUK Nr. 93/2297
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): 165FPRI; 165FPRO
ONDERWERP: VERBLIJFSVERGUNNING
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES: 13 SEPTEMBER 1996: SG(96) D/08014
SPANJE
INBREUK Nr. 91/2315
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): 368R0259
ONDERWERP: OVERDRACHT VAN PENSIOENRECHTEN
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES: 13 DECEMBER 1993: SG(93) D/20161
AANHANGIGMAKING BIJ HET HOF: 21 JANUARI 1996
NUMMER VAN DE ZAAK BIJ HET HOF VAN JUSTITIE: C-96/052
DATUM VAN HET ARREST VAN HET HOF: 17 JULI 1997
ARREST GUNSTIG VOOR: COMMISSIE
GRIEKENLAND
INBREUK Nr. 93/2139
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): 368R0259
ONDERWERP: OVERDRACHT NAAR HET COMMUNAUTAIRE PENSIOENSTELSEL
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES: 14 AUGUSTUS 1995: SG(95) A/10881
7 OKTOBER 1998: SEPONERING
MILIEU
BELGIË
INBREUK Nr. 97/2165
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): 392R0880
ONDERWERP: ONJUISTE TOEPASSING VAN VERORDENING (EEG) Nr. 880/92
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES: 6 AUGUSTUS 1998: SG(98) D/06865
AANHANGIGMAKING BESLOTEN IN 1998
GRIEKENLAND
INBREUK Nr. 96/2151
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): 393R1836
ONDERWERP: NIET-MEDEDELING VAN DE MAATREGELEN TER UITVOERING VAN DE BEPALINGEN VAN VERORDENING (EEG) Nr. 1836/93
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES: 6 AUGUSTUS 1998: SG(98) D/06873
AANHANGIGMAKING BESLOTEN IN 1998
MEEST RECENTE BESLUIT VAN DE COMMISSIE: 2 DECEMBER 1998: AANHANGIGMAKING: PV(98) 1411
GRIEKENLAND
INBREUK Nr. 93/4663
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): 382R3626; 397R0338
ONDERWERP: CITES - ATHENE
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES: 6 MEI 1998: SG(98) D/03579
AANHANGIGMAKING BESLOTEN IN 1998
PORTUGAL
INBREUK Nr. 96/2153
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): 393R1836
ONDERWERP: ONJUISTE TOEPASSING VAN DE BEPALINGEN VAN VERORDENING (EEG) Nr. 1836/93
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES: 23 JUNI 1998: SG(98) D/05026
AANHANGIGMAKING BESLOTEN IN 1998
VISSERIJ
BELGIË
INBREUK Nr. 90/0248
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): 157E007; 157E034; 157E048; 157E052; 157E058; 381R3796; 383R0170
ONDERWERP: VOORWAARDEN VERGUNNINGEN EN/OF VLAG VISSERSVAARTUIGEN
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES: 23 MAART 1993: SG(93) D/4629
AANHANGIGMAKING BESLOTEN IN 1998
DENEMARKEN
INBREUK Nr. 93/2219
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): 383R0170; 387R2241; 389R4047
ONDERWERP: NIET-NAKOMING VAN DE CONTROLEVERPLICHTING (1990)
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES: 24 JULI 1998: SG(98) D/06263
SPANJE
INBREUK Nr. 88/0356
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): 382R2057; 387R2241
ONDERWERP: VERPLICHTING TOT SAMENWERKING - INSPECTIE EN CONTROLE VISSERIJ
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES: 20 NOVEMBER 1989: SG(89) D/14536
2 DECEMBER 1998: SEPONERING
SPANJE
INBREUK Nr. 92/2256
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): 383R0170; 387R2241; 389R4047
ONDERWERP: NIET-NAKOMING VAN DE CONTROLEVERPLICHTING
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES: 8 JULI 1997: SG(97) D/05307
FRANKRIJK
INBREUK Nr. 90/0418
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): 383R0170; 387R2241; 387R3977
ONDERWERP: NIET-NAKOMING VAN DE CONTROLEVERPLICHTING - OVERBEVISSING 1988
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES: 29 SEPTEMBER 1992: SG(92) D/12966
LAATSTE BESLUIT VAN DE COMMISSIE: 2 DECEMBER 1998: AANHANGIGMAKING - ONVERWIJLDE UITVOERING: PV(98) 1411
FRANKRIJK
INBREUK Nr. 84/0445
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): 157E171; 382R2057; 383R0171
ONDERWERP: VISSERIJ; SLECHTE CONTROLE OP DE NALEVING VAN DE TECHNISCHE INSTANDHOUDINGSMAATREGELEN
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES: 18 NOVEMBER 1986: SG(86) D/13614
AANHANGIGMAKING BIJ HET HOF: 29 FEBRUARI 1988
NUMMER VAN DE ZAAK BIJ HET HOF VAN JUSTITIE: C-88/064
DATUM VAN HET ARREST VAN HET HOF: 11 JUNI 1991
ARREST GUNSTIG VOOR: COMMISSIE
VERZENDING AANMANING EX ARTIKEL 171 VAN HET EG-VERDRAG: 11 OKTOBER 1993: SG(93) D/16336
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES EX ARTIKEL 171 VAN HET EG-VERDRAG: 17 APRIL 1996: SG(96) D/03959
FRANKRIJK
INBREUK Nr. 92/2258
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): 383R0170; 387R2241; 389R4047
ONDERWERP: NIET-NAKOMING VAN DE CONTROLEVERPLICHTING
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES: 4 JUNI 1997: SG(97) D/04238
AANHANGIGMAKING BIJ HET HOF BESLOTEN IN 1998
GRIEKENLAND
INBREUK Nr. 90/0328
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): 157E007; 157E048; 157E052; 157E058; 157E171; 157E221; 383R0170
ONDERWERP: VOORWAARDEN VERGUNNINGEN EN/OF VLAG VISSERSVAARTUIGEN
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES: 27 JULI 1993: SG(93) D/12698
AANHANGIGMAKING BIJ HET HOF: 7 MAART 1996
NUMMER VAN DE ZAAK BIJ HET HOF VAN JUSTITIE: C-96/062
DATUM VAN HET ARREST VAN HET HOF: 27 NOVEMBER 1997
ARREST GUNSTIG VOOR: COMMISSIE
VERZENDING AANMANING EX ARTIKEL 171 VAN HET EG-VERDRAG: 24 SEPTEMBER 1998: SG(98) D/07968
ITALIË
INBREUK Nr. 90/0332
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): 157E007; 157E048; 157E052; 157E058; 157E221; 383R0170
ONDERWERP: VOORWAARDEN VERGUNNINGEN EN/OF VLAG VISSERSVAARTUIGEN
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES: 11 MAART 1993: SG(93) D/3851
24 JUNI 1998: SEPONERING
PORTUGAL
INBREUK Nr. 89/2109
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): 157E007; 157E030; 157E034; 157E052
ONDERWERP: VOORWAARDEN VERGUNNINGEN EN/OF VLAG VISSERSVAARTUIGEN
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES: 30 OKTOBER 1998: SG(98) D/09144
VERENIGD KONINKRIJK
INBREUK Nr. 92/4211
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): 157E007; 157E052; 383R0173
ONDERWERP: WIJZE VAN TOEKENNING VAN DE VANGSTQUOTA IN 1992
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES: 14 JANUARI 1998: SG(98) D/00277
VERENIGD KONINKRIJK
INBREUK Nr. 91/0637
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): 383R0170; 387R2241; 387R3977; 388R4194
ONDERWERP: NIET-NAKOMING VAN DE CONTROLEVERPLICHTING - OVERBEVISSING 1988
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES: 17 APRIL 1996: SG(96) D/3961
AANHANGIGMAKING BIJ HET HOF BESLOTEN IN 1997
VERENIGD KONINKRIJK
INBREUK Nr. 87/0398
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): 382R2057; 383R0170; 385R3721; 385R3732
ONDERWERP: OVERBEVISSING 1985-1986
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES: 9 FEBRUARI 1989: SG(89) D/1749
AANHANGIGMAKING BIJ HET HOF BESLOTEN IN 1998
INTERNE MARKT EN FINANCIËLE DIENSTEN
FINLAND
INBREUK Nr. 96/2033
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): 157E006; 157E008
ONDERWERP: BENODIGDE TOESTEMMING VOOR TOEGANG TOT BEPAALDE DELEN VAN HET FINSE GRONDGEBIED VOOR BUITENLANDERS
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES: 30 DECEMBER 1998: SG(98) D/12494
ITALIË
INBREUK Nr. 94/4523
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): 157E059
ONDERWERP: BRUG OVER DE STRAAT VAN MESSINA - AAN EEN ITALIAANS OVERHEIDSBEDRIJF GEGUNDE OPDRACHT
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES: 24 OKTOBER 1997: SG(97) D/08732
2 DECEMBER 1998: SEPONERING
DUITSLAND
INBREUK Nr. 96/4170
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): 157E030
ONDERWERP: BELEMMERINGEN VAN DE INVOER VAN VITAMINEHOUDENDE VOEDINGSSUPPLEMENTEN
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES: 30 DECEMBER 1998: SG(98) D/12510
DUITSLAND
INBREUK Nr. 94/4521
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): 157E030
ONDERWERP: OVERHEIDSOPDRACHTEN - DISCRIMINATIE VAN IN EEN ANDERE LIDSTAAT VERVAARDIGDE PRODUCTEN
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES: 7 APRIL 1998: SG(98) D/02900
2 DECEMBER 1998: SEPONERING
DUITSLAND
INBREUK Nr. 91/4782
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): 157E030
ONDERWERP: EIERLIKEUR "ADVOCAAT" - VERPLICHTING HET GEBRUIK VAN BETA-CAROTEEN OP HET ETIKET TE VERMELDEN
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES: 10 JULI 1996: SG(96) D/06268
24 JUNI 1998: SEPONERING
OOSTENRIJK
INBREUK Nr. 96/4270
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): 157E030
ONDERWERP: INVOER VAN WORST (SALAMI)
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES: 29 MEI 1998: SG(98) D/04259
OOSTENRIJK
INBREUK Nr. 95/2153
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): 157E030; 157E037
ONDERWERP: MONOPOLIE VOOR TABAKSPRODUCTEN
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES: 21 MEI 1997
BELGIË
INBREUK Nr. 96/4808
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): 157E030
ONDERWERP: PARALLELLE INVOER VAN FARMACEUTISCHE PRODUCTEN
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES: 18 DECEMBER 1998: SG(98) D/12026
BELGIË
INBREUK Nr. 95/2037
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): 157E030
ONDERWERP: ETIKETTERING VAN LEVENSMIDDELEN
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES: 4 FEBRUARI 1998: SG(98) D/00965
AANHANGIGMAKING BIJ HET HOF BESLOTEN IN 1998
BELGIË
INBREUK Nr. 91/2245
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): 157E030; 157E031; 157E032; 157E033; 157E034; 157E035; 157E036
ONDERWERP: GEBRUIK VAN ULTRALICHTE GEMOTORISEERDE VLIEGTUIGEN
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES: 23 MAART 1998: SG(98) D/02363
BELGIË
INBREUK Nr. 82/0316
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): 157E030
ONDERWERP: WEIGERING VAN TOEKENNING VAN VERGUNNINGEN VOOR DE INVOER VAN CODEÏNE
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES: 19 SEPTEMBER 1983: SG(83) D/11374
24 JUNI 1998: SEPONERING
SPANJE
INBREUK Nr. 95/4849
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): 157E030
ONDERWERP: VERKOOP VAN THEE IN BULK
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES: 7 JULI 1997: SG(97) D/05199
SPANJE
INBREUK Nr. 93/2226
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): 157E030; 157E036
ONDERWERP: REGELGEVING MET BETREKKING TOT CHOCOLADE
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES: 29 JULI 1998: SG(98) D/06507
SPANJE
INBREUK Nr. 95/4198
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): 157E030; 157E036; 157E171
ONDERWERP: INSCHRIJVING VAN EEN VOERTUIG - TECHNISCHE KEURING
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES: 3 DECEMBER 1997: SG(97) D/10049
FRANKRIJK
INBREUK Nr. 97/4419
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): 157E030
ONDERWERP: BELEMMERING VAN HET OP DE MARKT BRENGEN VAN PRODUCTEN VOOR DE BEHANDELING VAN ZWEMBADWATER
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES: 23 NOVEMBER 1998: SG(98) D/10966
FRANKRIJK
INBREUK Nr. 97/4239
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): 157E030
ONDERWERP: INBESLAGNEMING VAN ONDERDELEN IN TRANSITO - BESCHERMING VAN TEKENINGEN EN MODELLEN (TEGEN NAMAAK)
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES: 24 JULI 1998: SG(98) D/06273
AANHANGIGMAKING BIJ HET HOF: 2 FEBRUARI 1999
NUMMER VAN DE ZAAK BIJ HET HOF VAN JUSTITIE: C-99/023
FRANKRIJK
INBREUK Nr. 96/4209
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): 157E030
ONDERWERP: WEIGERING TOT AFGIFTE VAN EEN LUCHTWAARDIGHEIDSCERTIFICAAT VOOR EEN HELIKOPTER
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES: 18 JUNI 1998: SG(98) D/04934
FRANKRIJK
INBREUK Nr. 95/2175
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): 157E030
ONDERWERP: MATERIALEN EN VOORWERPEN VAN RUBBER DIE MET LEVENSMIDDELEN IN CONTACT KOMEN
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES: 3 DECEMBER 1997: SG(97) D/10079
FRANKRIJK
INBREUK Nr. 95/2176
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): 157E030
ONDERWERP: BIJ DE VERWERKING VAN LEVENSMIDDELEN GEBRUIKTE TECHNOLOGISCHE HULPMIDDELEN
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES: 27 MAART 1998: SG(98) D/02456
FRANKRIJK
INBREUK Nr. 92/4438
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): 157E030
ONDERWERP: ALCOHOLHOUDENDE DRANKEN MET EEN ALCOHOLVOLUMEPERCENTAGE VAN MEER DAN 25 - PREMIE - ETIKETTERING
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES: 7 JULI 1997: SG(97) D/05215
AANHANGIGMAKING BIJ HET HOF: 1 SEPTEMBER 1998
NUMMER VAN DE ZAAK BIJ HET HOF VAN JUSTITIE: C-98/326
FRANKRIJK
INBREUK Nr. 93/2067
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): 157E030
ONDERWERP: LEVENSMIDDELENADDITIEVEN
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES: 26 OKTOBER 1998: SG(98) D/08993
FRANKRIJK
INBREUK Nr. 94/2150
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): 157E030; 157E036
ONDERWERP: ENZYMPREPARATEN IN BEPAALDE LEVENSMIDDELEN EN DRANKEN VOOR MENSELIJKE CONSUMPTIE
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES: 15 MEI 1998: SG(98) D/03853
FRANKRIJK
INBREUK Nr. 94/2201
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): 157E030; 157E036
ONDERWERP: VOLKSGEZONDHEID - REGISTRATIEVEREISTE VOOR REAGENTIA
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES: 10 AUGUSTUS 1998: SG(98) D/06961
AANHANGIGMAKING BIJ HET HOF BESLOTEN IN 1998
FRANKRIJK
INBREUK Nr. 93/2222
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): 157E030; 157E036
ONDERWERP: BEREIDINGEN OP BASIS VAN GANZENLEVER
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES: 14 OKTOBER 1994: SG(94) D/14519
AANHANGIGMAKING BIJ HET HOF: 31 MEI 1996
NUMMER VAN DE ZAAK BIJ HET HOF VAN JUSTITIE: C-96/184
DATUM VAN HET ARREST VAN HET HOF: 22 OKTOBER 1998
ARREST GUNSTIG VOOR: COMMISSIE
FRANKRIJK
INBREUK Nr. 94/4226
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): 157E030; 157E036
ONDERWERP: VERBOD VAN HET OP DE MARKT BRENGEN VAN DE RECTELLA-BARBECUE
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES: 19 MEI 1998: SG(98) D/03925
AANHANGIGMAKING BIJ HET HOF BESLOTEN IN 1998
FRANKRIJK
INBREUK Nr. 85/0269
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): 157E030
ONDERWERP: WEIGERING VAN TOEKENNING VAN VERGUNNINGEN VOOR DE INVOER VAN CODEÏNE
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES: 12 NOVEMBER 1987: SG(87) D/13711
24 JUNI 1998: SEPONERING
FRANKRIJK
INBREUK Nr. 91/0555
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): 157E030
ONDERWERP: HET VERPLICHT AANBRENGEN VAN HET STEMPELMERK VAN DE VERANTWOORDELIJKE BIJ DE INVOER VAN EDELMETAALPRODUCTEN
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES: 10 JULI 1996: SG(96) D/06266
FRANKRIJK
INBREUK Nr. 91/0562
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): 157E030; 157E036
ONDERWERP: REGELGEVING MET BETREKKING TOT DEEGWAREN
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES: 29 JULI 1998: SG(98) D/06501
AANHANGIGMAKING BIJ HET HOF BESLOTEN IN 1998
GRIEKENLAND
INBREUK Nr. 95/4580
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): 157E030
ONDERWERP: PRIJS VAN GENEESMIDDELEN
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES: 23 SEPTEMBER 1997: SG(97) D/07834
AANHANGIGMAKING BIJ HET HOF BESLOTEN IN 1998
GRIEKENLAND
INBREUK Nr. 96/4609
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): 157E030
ONDERWERP: BELEMMERINGEN VOOR HET OP DE MARKT BRENGEN VAN VOEDINGSSUPPLEMENTEN
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES: 31 AUGUSTUS 1998: SG(98) D/07391
GRIEKENLAND
INBREUK Nr. 92/2222
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): 157E030
ONDERWERP: OPSLAG EN AFZET VAN AARDOLIEPRODUCTEN
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES: 17 JUNI 1997: SG(97) D/04572
AANHANGIGMAKING BIJ HET HOF: 6 NOVEMBER 1998
NUMMER VAN DE ZAAK BIJ HET HOF VAN JUSTITIE: C-98/398
IERLAND
INBREUK Nr. 92/2085
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): 157E030
ONDERWERP: INVOER VAN WERKEN VAN EDELMETALEN
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES: 11 NOVEMBER 1996: SG(96) D/09650
AANHANGIGMAKING BIJ HET HOF: 5 FEBRUARI 1999
NUMMER VAN DE ZAAK BIJ HET HOF VAN JUSTITIE: C-99/030
IERLAND
INBREUK Nr. 89/0335
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): 157E030
ONDERWERP: REGELING INZAKE DE PRIJS VAN TABAKSFABRIKATEN
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES: 12 JULI 1990: SG(90) D/24400
ITALIË
INBREUK Nr. 97/4579
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): 157E030
ONDERWERP: BEPERKINGEN OP DE INVOER VAN VOEDINGSMIDDELEN VOOR SPORTERS
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES: 18 DECEMBER 1998: SG(98) D/12016
ITALIË
INBREUK Nr. 95/2314
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): 157E030
ONDERWERP: CHOCOLADE EN CHOCOLADEPRODUCTEN
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES: 29 JULI 1998: SG(98) D/06503
ITALIË
INBREUK Nr. 96/2243
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): 157E030
ONDERWERP: WET OP GEWICHTEN EN MATEN
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES: 23 MAART 1998: SG(98) D/02377
ITALIË
INBREUK Nr. 93/4698
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): 157E030; 157E036
ONDERWERP: BEPERKINGEN OP HET IN DE HANDEL BRENGEN VAN DIEETPRODUCTEN VOOR SPORTERS
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES: 4 SEPTEMBER 1996: SG(96) D/07694
24 JUNI 1998: SEPONERING
ITALIË
INBREUK Nr. 92/2116
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): 157E030
ONDERWERP: INVOER VAN WERKEN VAN EDELMETALEN
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES: 8 MAART 1996: SG(96) D/02953
AANHANGIGMAKING BIJ HET HOF BESLOTEN IN 1998
ITALIË
INBREUK Nr. 93/4146
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): 157E030; 157E171
ONDERWERP: GOEDKEURING EN INSCHRIJVING VAN EEN VOERTUIG (KOPPELINRICHTING)
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES: 7 APRIL 1998: SG(98) D/02937
ITALIË
INBREUK Nr. 91/4303
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): 157E030
ONDERWERP: LEVERING VAN MATERIAAL
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES: 18 JUNI 1993: SG(93) D/10007
24 JUNI 1998: SEPONERING
ITALIË
INBREUK Nr. 94/4883
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): 157E030; 157E036
ONDERWERP: BEPERKINGEN OP DE INVOER VAN NIET-ALCOHOLISCHE DRANKEN
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES: 23 SEPTEMBER 1997: SG(97) D/07828
ITALIË
INBREUK Nr. 94/4248
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): 157E030; 157E036; 157E171
ONDERWERP: PRIJS VAN GENEESMIDDELEN
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES: 9 SEPTEMBER 1998: SG(98) D/07570
ITALIË
INBREUK Nr. 90/0397
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): 157E030
ONDERWERP: IN DE HANDEL BRENGEN VAN VOLKORENBROOD
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES: 18 MAART 1991: SG(91) D/5566
24 JUNI 1998: SEPONERING
NEDERLAND
INBREUK Nr. 97/2060
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): 157E030
ONDERWERP: REGELING VAN 24 MEI 1996 BETREFFENDE DE TOEVOEGING VAN MICROVOEDINGSSTOFFEN AAN LEVENSMIDDELEN
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES: 31 AUGUSTUS 1998: SG(98) D/07383
NEDERLAND
INBREUK Nr. 94/5125
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): 157E030; 157E036
ONDERWERP: BEPERKINGEN OP DE INVOER VAN MET VITAMINES VERRIJKTE LEVENSMIDDELEN
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES: 23 SEPTEMBER 1997: SG(97) D/07832
AANHANGIGMAKING BIJ HET HOF BESLOTEN IN 1998
NEDERLAND
INBREUK Nr. 94/4810
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): 157E030; 157E036; 157E171
ONDERWERP: BEPERKINGEN OP DE INVOER VAN GEVITAMINEERDE MARGARINE
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES: 31 AUGUSTUS 1998: SG(98) D/07377
NEDERLAND
INBREUK Nr. 94/4075
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): 157E030; 157E036
ONDERWERP: INVOER VAN MET VITAMINES EN IJZER VERRIJKTE LEVENSMIDDELEN
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES: 23 SEPTEMBER 1997: SG(97) D/07824
AANHANGIGMAKING BIJ HET HOF BESLOTEN IN 1998
PORTUGAL
INBREUK Nr. 92/2082
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): 157E030
ONDERWERP: INVOER VAN WERKEN VAN EDELMETALEN
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES: 24 FEBRUARI 1997: SG(97) D/01372
24 JUNI 1998: SEPONERING
VERENIGD KONINKRIJK
INBREUK Nr. 82/0320
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): 157E030
ONDERWERP: WEIGERING VAN TOEKENNING VAN VERGUNNINGEN VOOR DE INVOER VAN CODEÏNE
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES: 6 SEPTEMBER 1983: SG(83) D/10910
24 JUNI 1998: SEPONERING
VERENIGD KONINKRIJK
INBREUK Nr. 89/0034
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): 157E030
ONDERWERP: VERGUNNINGEN VOOR OCTROOIEN
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES: 28 AUGUSTUS 1989: SG(89) D/11009
AANHANGIGMAKING BIJ HET HOF: 31 JANUARI 1990
NUMMER VAN DE ZAAK BIJ HET HOF VAN JUSTITIE: C-90/030
DATUM VAN HET ARREST VAN HET HOF: 18 FEBRUARI 1992
ARREST GUNSTIG VOOR: COMMISSIE
BELGIË
INBREUK Nr. 95/4631
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): 157E030
ONDERWERP: PARALLELLE INVOER VAN PESTICIDEN
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES: 22 SEPTEMBER 1997: SG(97) D/07778
2 DECEMBER 1998: SEPONERING
ZWEDEN
INBREUK Nr. 95/4466
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): 157E030
ONDERWERP: INVOER VAN TANKWAGENS VOOR HET VERVOER VAN AARDOLIEPRODUCTEN
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES: 31 AUGUSTUS 1998: SG(98) D/07385
ZWEDEN
INBREUK Nr. 95/4665
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): 157E030
ONDERWERP: BEPERKINGEN OP DE INVOER VAN DRUKVATEN
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES: 11 JUNI 1998: SG(98) D/04601
DUITSLAND
INBREUK Nr. 96/4509
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): 157E052; 157E059
ONDERWERP: TERBESCHIKKINGSTELLING VAN WERKNEMERS IN HET KADER VAN EEN WERKGROEP
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES: 22 DECEMBER 1998: SG(98) D/12233
DUITSLAND
INBREUK Nr. 95/4563
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): 157E059
ONDERWERP: BEPERKING VAN DE BEWEGINGSVRIJHEID VAN ONDERDANEN VAN DERDE LANDEN IN HET KADER VAN HET VRIJ VERRICHTEN VAN DIENSTEN
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES: 7 AUGUSTUS 1998: SG(98) D/06915
DUITSLAND
INBREUK Nr. 95/4441
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): 157E006; 157E059
ONDERWERP: BIJ DE NATIONALE RECHTER INGESTELDE VORDERING - GEËIST BEDRAG VAN IN EEN ANDER LAND GEVESTIGDE ONDERNEMINGEN
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES: 8 JULI 1998: SG(98) D/05439
DUITSLAND
INBREUK Nr. 92/4643
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): 157E059
ONDERWERP: VERPLICHTING EEN FILIAAL IN DUITSLAND TE VESTIGEN
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES: 12 NOVEMBER 1997: SG(97) D/09388
OOSTENRIJK
INBREUK Nr. 96/4150
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): 157E059
ONDERWERP: DISCRIMINATIE OP HET GEBIED VAN DE BETALING VAN SALARISSEN VAN GEDETACHEERDE WERKNEMERS
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES: 25 MEI 1998: SG(98) D/04040
AANHANGIGMAKING BIJ HET HOF BESLOTEN IN 1998
BELGIË
INBREUK Nr. 96/2248
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): 157E006; 157E048; 157E052; 157E059
ONDERWERP: DISCRIMINERENDE HEFFING DOOR DE BELGISCHE ELEKTRICITEITSMAATSCHAPPIJ
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES: 23 NOVEMBER 1998: SG(98) D/10968
BELGIË
INBREUK Nr. 95/2105
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): 157E048; 157E052; 157E059
ONDERWERP: BEPERKINGEN OP HET GEBIED VAN PARTICULIERE BEVEILIGINGSONDERNEMINGEN
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES: 10 JUNI 1997: SG(97) D/04325
AANHANGIGMAKING BIJ HET HOF: 29 SEPTEMBER 1989
NUMMER VAN DE ZAAK BIJ HET HOF VAN JUSTITIE: C-98/355
BELGIË
INBREUK Nr. 95/4687
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): 157E059
ONDERWERP: VERPLICHTING TOT REGISTRATIE ALS ONDERNEMER VOOR DE INSCHAKELING VAN WERKNEMERS VAN BUITEN DE GEMEENSCHAP
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES: 9 SEPTEMBER 1998: SG(98) D/07562
BELGIË
INBREUK Nr. 94/7018
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): 157E228
ONDERWERP: WEIGERING VAN INSCHRIJVING ALS ONDERNEMER
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES: 12 JUNI 1997: SG(97) D/04413
2 DECEMBER 1998: SEPONERING
BELGIË
INBREUK Nr. 94/4878
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): 157E057
ONDERWERP: WET BETREFFENDE DE VZW'S - VERPLICHTING TEN MINSTE ÉÉN BELGISCHE MEDEWERKER TE HEBBEN
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES: 19 JUNI 1997: SG(97) D/04618
AANHANGIGMAKING BIJ HET HOF: 8 MEI 1998
NUMMER VAN DE ZAAK BIJ HET HOF VAN JUSTITIE: C-98/172
AANHANGIGMAKING BIJ HET HOF BESLOTEN IN 1998
BELGIË
INBREUK Nr. 93/4136
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): 157E059
ONDERWERP: LUCHTFOTO'S - VRIJ VERRICHTEN VAN DIENSTEN
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES: 19 JUNI 1997: SG(97) D/04620
AANHANGIGMAKING BIJ HET HOF: 28 MEI 1998
NUMMER VAN DE ZAAK BIJ HET HOF VAN JUSTITIE: C-98/203
BELGIË
INBREUK Nr. 93/4042
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): 157E059
ONDERWERP: HET OPLEGGEN VAN SCHADEVERGOEDING EN PREMIES BIJ DIENSTVERLENING IN DE BOUWSECTOR
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES: 23 MAART 1998: SG(98) D/02371
AANHANGIGMAKING BIJ HET HOF BESLOTEN IN 1998
BELGIË
INBREUK Nr. 89/5019
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): 157E059
ONDERWERP: VRIJ VERRICHTEN VAN DIENSTEN EN VRIJ GOEDERENVERKEER
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES: 23 MAART 1998: SG(98) D/02369
BELGIË
INBREUK Nr. 90/2171
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): 157E059
ONDERWERP: BETALING VAN SPAARZEGELS OF WEERVERLETZEGELS
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES: 23 MAART 1998: SG(98) D/02365
AANHANGIGMAKING BIJ HET HOF BESLOTEN IN 1998
SPANJE
INBREUK Nr. 95/2181
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): 157E006; 157E220
ONDERWERP: CAUTIO JUDICATUM SOLVI - DISCRIMINATIE OP GROND VAN NATIONALITEIT
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES: 8 JULI 1998: SG(98) D/05483
AANHANGIGMAKING BIJ HET HOF BESLOTEN IN 1998
SPANJE
INBREUK Nr. 92/5178
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): 157E048; 157E052; 157E059; 157E073
ONDERWERP: BUITENLANDSE INVESTERINGEN IN SPANJE - VERPLICHTING OM EEN SPAANSE NOTARIS IN TE SCHAKELEN
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES: 27 JANUARI 1998: SG(98) D/00745
AANHANGIGMAKING BIJ HET HOF BESLOTEN IN 1998
SPANJE
INBREUK Nr. 94/4103
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): 157E048; 157E052; 157E059
ONDERWERP: UITOEFENING VAN BEVEILIGINGSACTIVITEITEN
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES: 11 JUNI 1996: SG(96) D/05299
AANHANGIGMAKING BIJ HET HOF: 19 MAART 1997
NUMMER VAN DE ZAAK BIJ HET HOF VAN JUSTITIE: C-97/114
DATUM VAN HET ARREST VAN HET HOF: 29 OKTOBER 1998
ARREST GUNSTIG VOOR: COMMISSIE
FRANKRIJK
INBREUK Nr. 97/4423
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): 157E052; 157E059
ONDERWERP: BEPERKINGEN VAN DE VRIJHEID VAN VESTIGING OP HET GEBIED VAN CIRCUSVOORSTELLINGEN
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES: 14 OKTOBER 1998: SG(98) D/08561
FRANKRIJK
INBREUK Nr. 94/4879
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): 157E052
ONDERWERP: RECHT VAN VESTIGING VOOR WAPENHANDELAARS
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES: 10 AUGUSTUS 1998: SG(98) D/06959
FRANKRIJK
INBREUK Nr. 94/5128
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): 157E059
ONDERWERP: DIENSTVERLENING - MODELLENBUREAUS
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES: 5 MAART 1998: SG(98) D/01925
AANHANGIGMAKING BIJ HET HOF BESLOTEN IN 1998
FRANKRIJK
INBREUK Nr. 96/4272
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): 157E059
ONDERWERP: CHLOORFLESSEN
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES: 30 SEPTEMBER 1998: SG(98) D/08170
GRIEKENLAND
INBREUK Nr. 94/2262
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): 157E052; 157E059
ONDERWERP: VERBOD UITZENDBUREAUS
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES: 6 AUGUSTUS 1998: SG(98) D/06869
2 DECEMBER 1998: SEPONERING
IERLAND
INBREUK Nr. 94/4719
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): 157E059
ONDERWERP: KANSSPELEN - GAMING AND LOTTERIES ACT 1956
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES: 3 FEBRUARI 1998: SG(98) D/00896
ITALIË
INBREUK Nr. 95/2068
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): 157E048; 157E052; 157E059
ONDERWERP: DISCRIMINERENDE BEPERKINGEN IN DE PARTICULIERE BEVEILIGINGSSECTOR
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES: 8 JULI 1998: SG(98) D/05443
AANHANGIGMAKING BIJ HET HOF BESLOTEN IN 1998
ITALIË
INBREUK Nr. 97/4114
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): 157E006; 157E052; 157E059
ONDERWERP: AAN EEN DUITSE BURGER OPGELEGDE DISCRIMINATOIRE SANCTIES
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES: 2 OKTOBER 1998: SG(98) D/08219
ITALIË
INBREUK Nr. 96/2246
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): 157E059
ONDERWERP: BEPERKINGEN OP DE ACTIVITEITEN VAN GOEDERENEXPEDITEURS
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES: 18 MEI 1998: SG(98) D/03872
AANHANGIGMAKING BIJ HET HOF BESLOTEN IN 1998
ITALIË
INBREUK Nr. 94/5095
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): 157E052; 157E059; 157E171
ONDERWERP: ITALIAANSE REGELGEVING OP HET GEBIED VAN BEURZEN EN TENTOONSTELLINGEN
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES: 18 MEI 1998: SG(98) D/03868
AANHANGIGMAKING BIJ HET HOF BESLOTEN IN 1998
ITALIË
INBREUK Nr. 91/2236
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): 157E059; 157E073
ONDERWERP: BEPERKINGEN VAN OVERDRACHTEN VOOR DE BETALING VAN DIENSTEN VAN TUSSENPERSONEN
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES: 5 MEI 1997: SG(97) D/3561
28 OKTOBER 1998: SEPONERING
ITALIË
INBREUK Nr. 93/2300
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): 157E006; 157E052; 157E059
ONDERWERP: BEPERKINGEN OP DE UITOEFENING VAN ACTIVITEITEN VAN ADVISEURS OP HET GEBIED VAN HET WEGVERKEER
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES: 14 JULI 1997: SG(97) D/05637
AANHANGIGMAKING BIJ HET HOF BESLOTEN IN 1998
ITALIË
INBREUK Nr. 94/2146
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): 157E059
ONDERWERP: BEPERKINGEN OP HET VRIJ VERRICHTEN VAN SCHOONMAAKDIENSTEN
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES: 12 MAART 1996: SG(96) D/2996
AANHANGIGMAKING BIJ HET HOF: 5 OKTOBER 1998
NUMMER VAN DE ZAAK BIJ HET HOF VAN JUSTITIE: C-98/358
LUXEMBURG
INBREUK Nr. 92/4468
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): 157E059
ONDERWERP: MONOPOLIE OP DE ARBEIDSBEMIDDELING
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES: 15 APRIL 1998: SG(98) D/03073
NEDERLAND
INBREUK Nr. 94/4906
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): 157E059
ONDERWERP: VERPLICHTE KEUZE VAN DOMICILIE IN NEDERLAND OM DE REGISTRATIE VAN EEN OCTROOI AAN TE VRAGEN
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES: 31 AUGUSTUS 1998: SG(98) D/07379
PORTUGAL
INBREUK Nr. 96/2245
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): 157E006; 157E059
ONDERWERP: LUCHTFOTOGRAFIE - DISCRIMINATIE OP GROND VAN NATIONALITEIT
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES: 18 MEI 1998: SG(98) D/03880
AANHANGIGMAKING BIJ HET HOF BESLOTEN IN 1998
PORTUGAL
INBREUK Nr. 93/5030
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): 157E048; 157E052; 157E059
ONDERWERP: UITOEFENING VAN BEVEILIGINGSACTIVITEITEN
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES: 19 JUNI 1997: SG(97) D/04622
7 OKTOBER 1998: SEPONERING
DUITSLAND
INBREUK Nr. 92/4835
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): 157E005; 157E059
ONDERWERP: FISCALE WETGEVING - ACTIVITEITEN VAN BELASTINGCONSULENTEN
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES: 22 SEPTEMBER 1997: SG(97) D/07776
BELGIË
INBREUK Nr. 95/4302
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): 157E052; 157E057
ONDERWERP: WEIGERING TOT OPNEMING IN DE ORDE VAN ARCHITECTEN IN LUIK
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES: 6 AUGUSTUS 1998: SG(98) D/06867
AANHANGIGMAKING BIJ HET HOF BESLOTEN IN 1998
SPANJE
INBREUK Nr. 90/0388
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): 157E005; 157E048; 157E052; 157E059; 157E171
ONDERWERP: BEPERKINGEN VRIJE DIENSTVERLENING DOOR TOERISTISCHE GIDSEN
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES: 14 OKTOBER 1991: SG(91) D/18934
AANHANGIGMAKING BIJ HET HOF: 1 OKTOBER 1992
NUMMER. VAN DE ZAAK BIJ HET HOF VAN JUSTITIE: C-92/375
DATUM VAN HET ARREST VAN HET HOF: 22 MAART 1994
ARREST GUNSTIG VOOR: COMMISSIE
FRANKRIJK
INBREUK Nr. 94/2278
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): 157E171; 380D1186; 386D0283; 391D0482
ONDERWERP: VESTIGING EN DIENSTVERLENING IN DE OVERZEESE GEBIEDEN
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES: 16 JUNI 1998: SG(98) D/04599
FRANKRIJK
INBREUK Nr. 94/4441
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): 157E059; 157E171
ONDERWERP: CONCURRENTIEVERVALSENDE PRAKTIJKEN - ONDERZEESE WERKZAAMHEDEN
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES: 2 DECEMBER 1998: SG(98) D/11233
FRANKRIJK
INBREUK Nr. 94/2082
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): 157E052
ONDERWERP: ORGANISATIE VAN HET BEROEP VAN ADVOCAAT
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES: 15 MEI 1998: SG(98) D/03845
FRANKRIJK
INBREUK Nr. 93/4448
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): 157E059
ONDERWERP: VEILINGEN - MONOPOLIE VAN VEILINGMEESTERS
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES: 10 AUGUSTUS 1998: SG(98) D/06963
FRANKRIJK
INBREUK Nr. 89/0645
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): 157E005; 157E048; 157E052; 157E059
ONDERWERP: ERKENNING VAN HET DIPLOMA VAN PSYCHIATRISCH VERPLEEGKUNDIGE
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES: 24 SEPTEMBER 1996: SG(96) D/08327
AANHANGIGMAKING BIJ HET HOF: 13 JULI 1998
NUMMER. VAN DE ZAAK BIJ HET HOF VAN JUSTITIE: C-98/252
FRANKRIJK
INBREUK Nr. 85/0499
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): 157E171; 380D1186; 386D0283; 391D0482
ONDERWERP: WEIGERING VAN HET RECHT VAN VESTIGING EN DIENSTVERLENING IN DE OVERZEESE GEBIEDEN
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES: 27 MEI 1987: SG(87) D/6705
AANHANGIGMAKING BIJ HET HOF: 23 SEPTEMBER 1988
NUMMER VAN DE ZAAK BIJ HET HOF VAN JUSTITIE: C-88/263
DATUM VAN HET ARREST VAN HET HOF: 12 DECEMBER 1990
ARREST GUNSTIG VOOR: COMMISSIE
VERZENDING AANMANING EX ARTIKEL 171 VAN HET EG-VERDRAG: 5 JUNI 1992: SG(92) D/7477
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES EX ARTIKEL 171 VAN HET EG-VERDRAG: 16 NOVEMBER 1995: SG(95) D/14163
FRANKRIJK
INBREUK Nr. 86/0432
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): 157E059; 157E171
ONDERWERP: BEPERKINGEN VRIJE DIENSTVERLENING DOOR TOERISTISCHE GIDSEN
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES: 2 MEI 1988: SG(88) D/5345
AANHANGIGMAKING BIJ HET HOF: 28 APRIL 1989
NUMMER VAN DE ZAAK BIJ HET HOF VAN JUSTITIE: C-89/154
DATUM VAN HET ARREST VAN HET HOF: 26 FEBRUARI 1991
ARREST GUNSTIG VOOR: COMMISSIE
VERZENDING AANMANING EX ARTIKEL 171 VAN HET EG-VERDRAG: 18 MEI 1992: SG(92) D/6574
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES EX ARTIKEL 171 VAN HET EG-VERDRAG: 28 NOVEMBER 1995: SG(95) D/14850
GRIEKENLAND
INBREUK Nr. 94/5108
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): 157E052; 157E059
ONDERWERP: BUITENLANDSE NAMEN IN DE BENAMING VAN PARTICULIERE SCHOLEN
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES: 17 JUNI 1997: SG(97) D/04533
AANHANGIGMAKING BIJ HET HOF BESLOTEN IN 1998
GRIEKENLAND
INBREUK Nr. 89/0165
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): 157E052; 157E059; 157E171
ONDERWERP: NATIONALITEITSVEREISTE VOOR OPENEN PARTICULIERE SCHOLEN
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES: 22 JANUARI 1990: SG(90) D/0906
AANHANGIGMAKING BIJ HET HOF: 24 OKTOBER 1990
NUMMER VAN DE ZAAK BIJ HET HOF VAN JUSTITIE: C-90/328
DATUM VAN HET ARREST VAN HET HOF: 30 JANUARI 1992
ARREST GUNSTIG VOOR: COMMISSIE
VERZENDING AANMANING EX ARTIKEL 171 VAN HET EG-VERDRAG: 8 APRIL 1996: SG(96) D/03658
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES EX ARTIKEL 171 VAN HET EG-VERDRAG: 17 SEPTEMBER 1997: SG(97) D/07679
24 JUNI 1998: SEPONERING
ITALIË
INBREUK Nr. 95/2003
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): 157E059; 157E060; 157E171
ONDERWERP: VERBOD VOOR ADVOCATEN UIT ANDERE LIDSTATEN OM EEN PRAKTIJK TE OPENEN
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES: 8 OKTOBER 1998: SG(98) D/08362
ITALIË
INBREUK Nr. 87/0071
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): 157E059; 157E171
ONDERWERP: BEPERKINGEN OP DE VRIJE DIENSTVERLENING DOOR TOERISTISCHE GIDSEN
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES: 20 APRIL 1988: SG(88) D/4748
AANHANGIGMAKING BIJ HET HOF: 25 MEI 1989
NUMMER VAN DE ZAAK BIJ HET HOF VAN JUSTITIE: C-89/180
DATUM VAN HET ARREST VAN HET HOF: 26 FEBRUARI 1991
ARREST GUNSTIG VOOR: COMMISSIE
VERZENDING AANMANING EX ARTIKEL 171 VAN HET EG-VERDRAG: 5 JULI 1995: SG(95) D/08643
PORTUGAL
INBREUK Nr. 91/0237
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): 157E048; 157E052; 157E059
ONDERWERP: DIENSTVERLENING DOOR TOERISTISCHE GIDSEN
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES: 7 AUGUSTUS 1997: SG(97) D/06836
AANHANGIGMAKING BIJ HET HOF BESLOTEN IN 1998
BELGIË
INBREUK Nr. 96/2249
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): GEEN
ONDERWERP: NIET-RATIFICATIE VAN DE LAATSTE VERSIES VAN DE BERNER CONVENTIE EN HET VERDRAG VAN ROME
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES: 2 DECEMBER 1998: SG(98) D/11231
IERLAND
INBREUK Nr. 97/2047
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): GEEN
ONDERWERP: NIET-RATIFICATIE VAN DE AKTE VAN PARIJS (1971) VAN DE BERNER CONVENTIE
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES: 17 DECEMBER 1998: SG(98) D/11884
PORTUGAL
INBREUK Nr. 97/2048
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): GEEN
ONDERWERP: NIET-RATIFICATIE VAN HET VERDRAG VAN ROME
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES: 17 DECEMBER 1998: SG(98) D/11894
DUITSLAND
INBREUK Nr. 94/4337
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): 157E030; 157E036; 157E059
ONDERWERP: HET VERBIEDEN VAN EEN RECLAMECAMPAGNE VOOR DE VERKOOP VAN CD'S
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES: 15 OKTOBER 1998: SG(98) D/8623
SPANJE
INBREUK Nr. 92/4788
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): 157E048; 157E052; 157E059
ONDERWERP: LUCHTRECLAME
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES: 31 JANUARI 1996: SG(96) D/1848
24 JUNI 1998: SEPONERING
FRANKRIJK
INBREUK Nr. 94/4855
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): 157E059
ONDERWERP: ONJUISTE TOEPASSING VAN DE WET-EVIN
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES: 21 NOVEMBER 1996: SG(96) D/09951
BEGROTINGSVRAAGSTUKKEN
DUITSLAND
INBREUK Nr. 95/2126
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): 390R2252
ONDERWERP: NEDERLANDSE BOTER
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES: 30 OKTOBER 1996: SG(96) D/09346
AANHANGIGMAKING BIJ HET HOF: 7 OKTOBER 1997
NUMMER VAN DE ZAAK BIJ HET HOF VAN JUSTITIE: C-97/348
ITALIË
INBREUK Nr. 96/2029
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): 157E002; 389R1552
ONDERWERP: REGULARISATIE RECHTEN SAN MARINO
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES: 20 MAART 1998: SG(98) D/02347
AANHANGIGMAKING BIJ HET HOF BESLOTEN IN 1998
BELGIË
INBREUK Nr. 95/2250
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): 389R1552
ONDERWERP: GESPREIDE BETALINGEN - TRADITIONELE EIGEN MIDDELEN
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES: 23 JUNI 1998: SG(98) D/05022
DOUANE-UNIE EN BELASTINGEN
DUITSLAND
INBREUK Nr. 91/0559
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): 385R1999; 386R3677
ONDERWERP: ACTIEVE VEREDELING
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES: 3 FEBRUARI 1993: SG(93) D/1740
AANHANGIGMAKING BIJ HET HOF: 14 FEBRUARI 1994
NUMMER VAN DE ZAAK BIJ HET HOF VAN JUSTITIE: C-94/061
DATUM VAN HET ARREST VAN HET HOF: 10 SEPTEMBER 1996
ARREST GUNSTIG VOOR: COMMISSIE
24 JUNI 1998: SEPONERING
BELGIË
INBREUK Nr. 84/0342
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): 157E009; 157E028; 368R0950
ONDERWERP: INVOER MET VRIJDOM VAN RECHTEN VAN NIET-SPECIFIEK MILITAIR MATERIEEL
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES: 25 JULI 1985: SG(85) D/9543
DENEMARKEN
INBREUK Nr. 84/0343
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): 157E009; 157E028; 368R0950
ONDERWERP: INVOER MET VRIJDOM VAN RECHTEN VAN NIET-SPECIFIEK MILITAIR MATERIEEL
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES: 25 JULI 1985: SG(85) D/9545
SPANJE
INBREUK Nr. 90/0078
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): 157E028; 387R2658
ONDERWERP: INVOER MET VRIJDOM VAN RECHTEN VAN NIET-SPECIFIEK MILITAIR MATERIEEL
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES: 31 DECEMBER 1992: SG(92) D/19475
FRANKRIJK
INBREUK Nr. 95/2238
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): 392R2913
ONDERWERP: VERTEGENWOORDIGING BIJ DE DOUANE
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES: 3 DECEMBER 1997: SG(97) D/10073
GRIEKENLAND
INBREUK Nr. 86/0126
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): 157E009; 157E028; 368R0950
ONDERWERP: INVOER VAN NIET-SPECIFIEK MILITAIR MATERIEEL MET VRIJSTELLING VAN GDT-RECHTEN
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES: 2 MEI 1990: SG(90) D/21649
ITALIË
INBREUK Nr. 84/0345
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): 157E009; 157E028; 368R0950
ONDERWERP: INVOER MET VRIJDOM VAN RECHTEN VAN NIET-SPECIFIEK MILITAIR MATERIEEL
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES: 25 JULI 1985: SG(85) D/9549
LUXEMBURG
INBREUK Nr. 84/0346
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): 157E009; 157E028; 368R0950
ONDERWERP: INVOER MET VRIJDOM VAN RECHTEN VAN NIET-SPECIFIEK MILITAIR MATERIEEL
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES: 25 JULI 1985: SG(85) D/9551
NEDERLAND
INBREUK Nr. 84/0347
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): 157E009; 157E028; 368R0950
ONDERWERP: INVOER MET VRIJDOM VAN RECHTEN VAN NIET-SPECIFIEK MILITAIR MATERIEEL
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES: 25 JULI 1985: SG(85) D/9553
PORTUGAL
INBREUK Nr. 90/0079
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): 157E028; 387R2658
ONDERWERP: INVOER MET VRIJDOM VAN RECHTEN VAN NIET-SPECIFIEK MILITAIR MATERIEEL
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES: 20 JANUARI 1993: SG(93) D/00940
VERENIGD KONINKRIJK
INBREUK Nr. 84/0126
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): 377R1535
ONDERWERP: BURGERLUCHTVAARTUIGEN VRIJGESTELD VAN DOUANERECHTEN EN LATER GEBRUIKT ALS MILITAIRE VLIEGTUIGEN
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES: 6 JUNI 1985: SG(85) D/6932
VERENIGD KONINKRIJK
INBREUK Nr. 84/0344
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): 157E009; 157E028; 368R0950
ONDERWERP: INVOER MET VRIJDOM VAN RECHTEN VAN NIET-SPECIFIEK MILITAIR MATERIEEL
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES: 25 JULI 1985: SG(85) D/9547
ITALIË
INBREUK Nr. 95/2166
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): 682J0199; 694J0125
ONDERWERP: HEFFINGEN VAN GELIJKE WERKING - TERUGVORDERING ONVERSCHULDIGD BETAALDE BEDRAGEN - BEPERKENDE BEPALINGEN IN HET NATIONAAL RECHT
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES: 17 SEPTEMBER 1997: SG(97) D/07696
FRANKRIJK
INBREUK Nr. 97/4487
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): 157E095
ONDERWERP: INVOERHEFFING VOOR MOTORVOERTUIGEN MET EEN HOOG VERMOGEN
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES: 15 MEI 1998: SG(98) D/03851
AANHANGIGMAKING BIJ HET HOF BESLOTEN IN 1998
FRANKRIJK
INBREUK Nr. 92/5125
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): 157E095
ONDERWERP: DISCRIMINERENDE BELASTING OP AUTO'S
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES: 22 DECEMBER 1997: SG(97) D/10946
AANHANGIGMAKING BIJ HET HOF BESLOTEN IN 1998
GRIEKENLAND
INBREUK Nr. 91/0779
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): 157E095
ONDERWERP: BELASTING OP TWEEDEHANDS AUTO'S
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES: 7 SEPTEMBER 1993: SG(93) D/14615
AANHANGIGMAKING BIJ HET HOF: 1 DECEMBER 1995
NUMMER. VAN DE ZAAK BIJ HET HOF VAN JUSTITIE: C-95/37
DATUM VAN HET ARREST VAN HET HOF: 23 OKTOBER 1997
ARREST GUNSTIG VOOR: COMMISSIE
VERZENDING AANMANING EX ARTIKEL 171 VAN HET EG-VERDRAG: 31 AUGUSTUS 1998: SG(98) D/07401
DUITSLAND
INBREUK Nr. 90/5361
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): 157E067
ONDERWERP: FISCALE DISCRIMINATIE VAN BRITSE "INVESTMENT TRUSTS"
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES: 6 AUGUSTUS 1996: SG(96) D/07318
AANHANGIGMAKING BIJ HET HOF BESLOTEN IN 1998
FRANKRIJK
INBREUK Nr. 93/2098
RECHTSGROND (CELEX-NUMMER): 157E052; 157E058
ONDERWERP: FISCALE DISCRIMINATIE VAN VASTE VESTIGINGEN IN FRANKRIJK
VERZENDING VAN HET MET REDENEN OMKLEDE ADVIES: 19 JUNI 1997: SG(97) D/04624
24 JUNI 1998: SEPONERING
BIJLAGE IV
STAND VAN DE TOEPASSING VAN DE RICHTLIJNEN
NB:
In deze bijlage zijn alle richtlijnen opgenomen waarbij zich in 1998 problemen in verband met niet-mededeling, onverenigbaarheid of onjuiste toepassing hebben voorgedaan, evenals de stand van de door de Commissie tegen de lidstaten ingeleide inbreukprocedures op 31 december 1998.Onder niet-mededeling wordt verstaan het geheel ontbreken van de mededeling van de nationale maatregelen ter uitvoering van de richtlijnen, of eventueel de onvolledige mededeling van deze uitvoeringsmaatregelen.
Inhoud
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
DEEL 1: MEDEDELING EN NIET-MEDEDELING VAN NATIONALE OMZETTINGSMAATREGELEN
N.B.:
de vermelde datum is die van de uitvoering van de beslissing (verzending) of die van de beslissing, indien deze niet is uitgevoerd in 1998.In dit deel gebruikte afkortingen: MROA: met redenen omkleed advies, TA: tweede aanmaning, AMROA: aanvullend met redenen omkleed advies, A 171 en MROA 171: aanmaning of met redenen omkleed advies wegens niet-naleven van een arrest van het Hof.
INDUSTRIE
Chemie, kunststof, rubber
93/0015
Richtlijn 93/15/EEG van de Raad van 5 april 1993 betreffende de harmonisatie van de bepalingen inzake het in de handel brengen van en de controle op explosieven voor civiel gebruik
Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: B, DK, D, EL, E, IRL, I, L, NL, A, P, FIN, S, UK
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
94/0060
Richtlijn 94/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 1994 houdende veertiende wijziging van Richtlijn 76/769/EEG betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen der lidstaten inzake de beperking van het op de markt brengen en van het gebruik van bepaalde gevaarlijke stoffen en preparaten
Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: B, DK, EL, E, F, IRL, I, L, NL, A, P, FIN, S, UK
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
96/0028
Richtlijn 96/28/EG van de Commissie van 10 mei 1996 tot aanpassing aan de technische vooruitgang van Richtlijn 76/116/EEG van de Raad betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake meststoffen
Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: B, DK, D, EL, E, IRL, I, NL, A, P, FIN, S, UK
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
96/0065
Richtlijn 96/65/EG van de Commissie van 11 oktober 1996 tot vierde aanpassing aan de vooruitgang van de techniek van Richtlijn 88/379/EEG van de Raad betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten inzake de indeling, de verpakking en het kenmerken van gevaarlijke preparaten en tot wijziging van Richtlijn 91/442/EEG betreffende gevaarlijke preparaten waarvan de verpakking van een kinderveilige sluiting moet zijn voorzien
Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: B, DK, E, F, IRL, I, NL, A, P, FIN, S, UK
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
97/0010
Richtlijn 97/10/EG van de Commissie van 26 februari 1997 houdende derde aanpassing aan de technische vooruitgang van bijlage I van Richtlijn 76/769/EEG betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen der lidstaten inzake de beperking van het op de markt brengen en van het gebruik van bepaalde gevaarlijke stoffen en preparaten
Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: B, DK, EL, E, F, IRL, NL, P, FIN, S, UK
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
97/0016
Richtlijn 97/16/EG van het Europees Parlement en de Raad van 10 april 1997 tot vijftiende wijziging van Richtlijn 76/769/EEG betreffende de beperking van het op de markt brengen en van het gebruik van bepaalde gevaarlijke stoffen en preparaten
Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: DK, EL, E, F, IRL, L, NL, P, FIN, S, UK
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
97/0056
Richtlijn 97/56/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 oktober 1997 houdende zestiende wijziging van Richtlijn 76/769/EEG betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen der lidstaten inzake de beperking van het op de markt brengen en van het gebruik van bepaalde gevaarlijke stoffen en preparaten
Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: D, F, FIN
97/0063
Richtlijn 97/63/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 1997 tot wijziging van de Richtlijnen 76/116/EEG, 80/876/EEG, 89/284/EEG en 89/530/EEG van de Raad betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake meststoffen
Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: B, DK, D, EL, E, IRL, NL, A, FIN, S, UK
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
97/0064
Richtlijn 97/64/EG van de Commissie van 10 november 1997 houdende vierde aanpassing aan de technische vooruitgang van bijlage I van Richtlijn 76/769/EEG betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen der lidstaten inzake de beperking van het op de markt brengen en van het gebruik van bepaalde gevaarlijke stoffen en preparaten (lampolie)
Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: DK, D, E, F, IRL, L, NL, FIN, S
98/0003
Richtlijn 98/3/EG van de Commissie van 15 januari 1998 tot aanpassing aan de technische vooruitgang van Richtlijn 76/116/EEG van de Raad betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake meststoffen
Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: B, DK, D, E, IRL, A, FIN, UK
Machines en elektrotechniek
93/0068
Richtlijn 93/68/EEG van de Raad van 22 juli 1963 tot wijziging van Richtlijn 87/404/EEG (drukvaten van eenvoudige vorm), 88/378/EEG (veiligheid van speelgoed), 89/106/EEG (voor de bouw bestemde producten), 89/336/EEG (elektromagnetische compatibiliteit), 89/392/EEG (machines), 89/686/EEG (persoonlijke beschermingsmiddelen), 90/384/EEG (niet-automatische weegwerktuigen), 90/385/EEG (actieve implanteerbare medische hulpmiddelen), 90/396/EEG (gastoestellen), 91/263/EEG (eindapparatuur voor telecommunicatie), 92/42/EEG (nieuwe olie- en gasgestookte centraleverwarmingsketels) en 73/23/EEG (elektrisch materieel bestemd voor gebruik binnen bepaalde spanningsgrenzen)
Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: B, DK, D, EL, E, F, I, NL, P, FIN, S, UK
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
94/0009
Richtlijn 94/9/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 maart 1994 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten betreffende apparaten en beveiligingssystemen bedoeld voor gebruik op plaatsen waar ontploffingsgevaar kan heersen
Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: DK, D, EL, E, F, I, L, NL, A, P, FIN, S, UK
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
95/0016
Richtlijn 95/16/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 juni 1995 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten betreffende liften
Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: B, DK, D, EL, E, IRL, NL, A, P, FIN, S, UK
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
97/0053
Richtlijn 97/53/EG van de Commissie van 11 september 1997 tot aanpassing aan de stand van de techniek van Richtlijn 79/196/EEG van de Raad inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten betreffende elektrisch materieel bestemd voor gebruik in "explosieve omgeving", dat aan bepaalde beveiligingswijzen voldoet
Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: B, DK, D, E, F, IRL, I, L, NL, A, FIN, S, UK
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
Drukapparaten, medische hulpmiddelen en metrologie
93/0042
Richtlijn 93/42/EEG van de Raad van 14 juni 1993 betreffende medische hulpmiddelen
Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: DK, D, EL, E, F, IRL, I, L, NL, A, P, FIN, S, UK
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
Levensmiddelen
93/0043
Richtlijn 93/43/EEG van de Raad van 14 juni 1993 inzake levensmiddelenhygiëne
Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: B, DK, D, E, F, IRL, I, L, NL, A, P, FIN, S, UK
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
95/0003
Richtlijn 95/3/EG van de Commissie van 14 februari 1995 houdende wijziging van Richtlijn 90/128/EEG inzake materialen en voorwerpen van kunststof, bestemd om met levensmiddelen in aanraking te komen
Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: B, DK, D, EL, E, F, IRL, I, L, NL, A, FIN, S, UK
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
96/0004
Richtlijn 96/4/EG van de Commissie van 16 februari 1996 tot wijziging van Richtlijn 91/321/EEG inzake volledige zuigelingenvoeding en opvolgzuigelingenvoeding
Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: B, DK, D, EL, E, F, IRL, L, NL, A, FIN, S, UK
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
96/0005
Richtlijn 96/5/EG van de Commissie van 16 februari 1996 inzake bewerkte voedingsmiddelen op basis van granen en babyvoeding voor zuigelingen en peuters
Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: B, DK, EL, E, F, IRL, L, NL, A, FIN, S, UK
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
96/0008
Richtlijn 96/8/EG van de Commissie van 26 februari 1996 inzake voedingsmiddelen die zijn bestemd om in energiebeperkte diëten te worden genuttigd voor gewichtsvermindering
Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: B, DK, EL, E, F, IRL, L, NL, A, FIN, S, UK
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
96/0011
Richtlijn 96/11/EG van de Commissie van 5 maart 1996 houdende wijziging van Richtlijn 90/128/EEG inzake materialen en voorwerpen van kunststof, bestemd om met levensmiddelen in aanraking te komen
Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: B, DK, D, EL, E, F, IRL, I, L, NL, A, FIN, S, UK
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
96/0070
Richtlijn 96/70/EG van het Europees Parlement en de Raad van 28 oktober 1996 tot wijziging van Richtlijn 80/777/EEG van de Raad betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten inzake de exploitatie en het in de handel brengen van natuurlijk mineraalwater
Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: DK, D, EL, E, IRL, L, NL, P, FIN, S, UK
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
96/0077
Richtlijn 96/77/EG van de Commissie van 2 december 1996 tot vaststelling van specifieke zuiverheidseisen voor levensmiddelenadditieven met uitzondering van kleurstoffen en zoetstoffen
Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: B, DK, D, EL, E, F, IRL, I, L, NL, A, P, FIN, S, UK
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
96/0083
Richtlijn 96/83/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 december 1996 houdende wijziging van Richtlijn 94/35/EG inzake zoetstoffen die in levensmiddelen mogen worden gebruikt
Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: B, DK, D, EL, E, F, IRL, I, L, NL, A, P, FIN, S, UK
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
96/0084
Richtlijn 96/84/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 december 1996 tot wijziging van Richtlijn 89/398/EEG betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake voor bijzondere voeding bestemde levensmiddelen
Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: B, DK, D, F, IRL, L, NL, A, FIN, S, UK
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
96/0085
Richtlijn 96/85/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 december 1996 houdende wijziging van Richtlijn 95/2/EG inzake levensmiddelenadditieven met uitzondering van kleurstoffen en zoetstoffen
Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: B, DK, D, EL, E, F, I, NL, A, P, FIN, S, UK
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
97/0004
Richtlijn 97/4/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 januari 1997 houdende wijziging van Richtlijn 79/112/EEG betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten inzake etikettering en presentatie van levensmiddelen alsmede inzake de daarvoor gemaakte reclame
Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: DK, EL, F, L, NL, P, FIN, S, UK
97/0048
Richtlijn 97/48/EG van de Commissie van 29 juli 1997 tot tweede wijziging van Richtlijn 82/711/EEG van de Raad betreffende de basisregels voor de controle op migratie van de bestanddelen van materialen en voorwerpen van kunststof bestemd om met levensmiddelen in aanraking te komen
Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: B, DK, EL, E, F, IRL, I, NL, A, FIN, S, UK
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
97/0060
Richtlijn 97/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 oktober 1997 houdende derde wijziging van Richtlijn 88/344/EEG betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten inzake het gebruik van extractiemiddelen bij de productie van levensmiddelen en bestanddelen daarvan
Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: B, DK, EL, F, I, L, NL, FIN, S, UK
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
98/0028
Richtlijn 98/28/EG van de Commissie van 29 april 1998 inzake een afwijking van enkele bepalingen van Richtlijn 93/43/EEG inzake levensmiddelenhygiëne voor het bulkvervoer over zee van ruwe suiker
Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: B, DK, D, E, NL, S
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
98/0036
Richtlijn 98/36/EG van de Commissie van 2 juni 1998 tot wijziging van Richtlijn 96/5/EG inzake bewerkte voedingsmiddelen op basis van granen en babyvoeding voor zuigelingen en peuters
Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: DK, NL, FIN
Farmacie
92/0073
Richtlijn 92/73/EEG van de Raad van 22 september 1992 tot uitbreiding van het toepassingsgebied van de Richtlijnen 65/65/EEG en 75/319/EEG betreffende de aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen inzake geneesmiddelen en tot vaststelling van aanvullende bepalingen voor homeopathische geneesmiddelen
Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: DK, D, EL, E, F, IRL, I, L, NL, A, P, FIN, S, UK
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
92/0074
Richtlijn 92/74/EEG van de Raad van 22 september 1992 tot uitbreiding van het toepassingsgebied van Richtlijn 81/851/EEG betreffende de aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen inzake geneesmiddelen en tot vaststelling van aanvullende bepalingen voor homeopathische geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik
Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: DK, D, EL, E, IRL, I, L, NL, A, P, FIN, S, UK
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
93/0040
Richtlijn 93/40/EEG van de Raad van 14 juni 1993 tot wijziging van de Richtlijnen 81/851/EEG en 81/852/EEG betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik
Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: B, DK, D, EL, E, IRL, I, L, NL, A, P, FIN, S, UK
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
Cosmetische producten
93/0035
Richtlijn 93/35/EEG van de Raad van 14 juni 1993 tot zesde wijziging van Richtlijn 76/768/EEG betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten inzake cosmetische producten
Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: B, DK, D, EL, E, IRL, I, L, NL, A, P, FIN, S, UK
F: gedeeltelijke omzetting
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
95/0017
Richtlijn 95/17/EG van de Commissie van 19 juni 1995 houdende uitvoeringsbepalingen van Richtlijn 76/768/EEG van de Raad met betrekking tot het niet vermelden van een of meer ingrediënten op de lijst voor etikettage van cosmetische producten
Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: DK, D, EL, E, IRL, I, L, NL, A, P, FIN, S, UK
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
97/0001
Twintigste Richtlijn 97/1/EG van de Commissie van 10 januari 1997 tot aanpassing aan de vooruitgang van de techniek van de bijlagen II, III, VI en VII van Richtlijn 76/768/EEG van de Raad betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten inzake cosmetische producten
Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: B, DK, D, EL, E, IRL, I, NL, A, FIN, S
97/0018
Richtlijn 97/18/EG van de Commissie van 17 april 1997 tot uitstel van de ingangsdatum voor het verbod op dierproeven met ingrediënten of combinaties van ingrediënten van cosmetische producten
Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: B, DK, EL, E, IRL, I, NL, FIN, UK
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
97/0045
Eenentwintigste Richtlijn 97/45/EG van de Commissie van 14 juli 1997 tot aanpassing aan de vooruitgang van de techniek van de bijlagen II, III, VI en VII van Richtlijn 76/768/EEG van de Raad betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten inzake cosmetische producten
Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: B, DK, D, EL, E, F, IRL, NL, A, FIN, S, UK
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
98/0016
Tweeëntwintigste Richtlijn 98/16/EG van de Commissie van 5 maart 1998 tot aanpassing aan de vooruitgang van de techniek van de bijlagen II, III, VI en VII van Richtlijn 76/768/EEG van de Raad betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten inzake cosmetische producten
Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: B, DK, D, EL, E, F, IRL, NL, A, FIN, S, UK
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
Textielindustrie, leder, kleding
94/0011
Richtlijn 94/11/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 maart 1994 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten inzake de etikettering van de in de belangrijkste onderdelen van voor de verbruiker bestemd schoeisel gebruikte materialen
Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: B, DK, D, EL, E, F, IRL, I, NL, A, P, FIN, S, UK
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
97/0037
Richtlijn 97/37/EG van de Commissie van 19 juni 1997 tot aanpassing aan de technische vooruitgang van de bijlagen I en II van Richtlijn 96/74/EG van het Europees Parlement en de Raad inzake textielbenamingen
Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: DK, D, EL, E, F, IRL, NL, A, P, FIN, S, UK
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
Motorvoertuigen
97/0024
Richtlijn 97/24/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 1997 betreffende bepaalde onderdelen of eigenschappen van motorvoertuigen op twee of drie wielen
Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: B, DK, E, F, IRL, I, L, A, FIN
97/0027
Richtlijn 97/27/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 juli 1997 betreffende de massa's en afmetingen van bepaalde categorieën motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan en tot wijziging van Richtlijn 70/156/EEG
Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: B, EL, E, F, IRL, I, NL, A, P, FIN, S, UK
97/0054
Richtlijn 97/54/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 september 1997 houdende wijziging van de Richtlijnen van de Raad 74/150/EEG, 74/151/EEG, 74/152/EEG, 74/346/EEG, 74/347/EEG, 75/321/EEG, 75/322/EEG, 76/432/EEG, 76/763/EEG, 77/311/EEG, 77/537/EEG, 78/764/EEG, 78/933/EEG, 79/532/EEG, 79/533/EEG, 80/720/EEG, 86/297/EEG, 86/415/EEG en 89/173/EEG wat betreft de door de constructie bepaalde maximumsnelheid van landbouw- en bosbouwtrekkers op wielen
Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: B, DK, D, E, IRL, I, L, FIN, UK
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
98/0014
Richtlijn 98/14/EG van de Commissie van 6 februari 1998 tot aanpassing aan de vooruitgang van de techniek van Richtlijn 70/156/EEG van de Raad inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten betreffende de goedkeuring van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan
Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: B, EL, E, F, IRL, I, L, FIN, UK
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
98/0077
Richtlijn 98/77/EG van de Commissie van 2 oktober 1998 houdende aanpassing aan de technische vooruitgang van Richtlijn 70/220/EEG inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten met betrekking tot maatregelen tegen luchtverontreiniging door emissies van motorvoertuigen
Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: geen
MEDEDINGING
Telecommunicatie
96/0019
Richtlijn 90/388/EEG van de Commissie van 28 juni 1990 betreffende de mededinging op de markten voor telecommunicatiediensten
Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: B, DK, D, EL, E, F, IRL, I, L, NL, A, FIN, S, UK
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
94/0046
Richtlijn 94/46/EG van de Commissie van 13 oktober 1994 tot wijziging van Richtlijn 88/301/EEG en Richtlijn 90/388/EEG met name met betrekking tot satellietcommunicatie
Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: B, DK, EL, F, IRL, NL, A, P, FIN, S, UK
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
SOCIAAL BELEID EN WERKGELEGENHEID
86/0378
Richtlijn 86/378/EEG van de Raad van 24 juli 1986 betreffende de tenuitvoerlegging van het beginsel van gelijke behandeling van mannen en vrouwen in ondernemings- en sectoriële regelingen inzake sociale zekerheid
Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: DK, D, EL, E, F, IRL, I, NL, A, P, FIN, S, UK
91/0322
Richtlijn 91/322/EEG van de Commissie van 29 mei 1991 tot vaststelling van indicatieve grenswaarden ter uitvoering van Richtlijn 80/1107/EEG van de Raad betreffende de bescherming van werknemers tegen de risico's van blootstelling aan chemische, fysische en biologische agentia op het werk
Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: B, DK, D, E, F, IRL, I, L, A, P, FIN, S, UK
92/0029
Richtlijn 92/29/EEG van de Raad van 31 maart 1992 betreffende de minimumvoorschriften inzake veiligheid en gezondheid ter bevordering van een betere medische hulpverlening aan boord van schepen
Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: B, DK, D, EL, E, F, IRL, I, NL, A, P, FIN, S, UK
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
93/0103
Richtlijn 93/103/EG van de Raad van 23 november 1993 betreffende de minimumvoorschriften inzake veiligheid en gezondheid bij het werk aan boord van vissersvaartuigen (dertiende bijzondere richtlijn in de zin van artikel 16, lid 1, van Richtlijn 89/391/EEG)
Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: B, DK, D, EL, E, F, L, NL, A, P, FIN, S, UK
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
93/0104
Richtlijn 93/104/EG van de Raad van 23 november 1993 betreffende een aantal aspecten van de organisatie van de arbeidstijd
Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: B, DK, D, E, IRL, NL, A, P, FIN, S, UK
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
94/0033
Richtlijn 94/33/EG van de Raad van 22 juni 1994 betreffende de bescherming van jongeren op het werk
Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: B, DK, D, EL, E, IRL, NL, A, P, FIN, S, UK
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
94/0045
Richtlijn 94/45/EG van de Raad van 22 september 1994 inzake de instelling van een Europese ondernemingsraad of van een procedure in ondernemingen of concerns met een communautaire dimensie ter informatie en raadpleging van de werknemers
Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: B, DK, D, EL, E, F, IRL, I, NL, A, FIN, S
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
95/0030
Richtlijn 95/30/EG van de Commissie van 30 juni 1995 tot aanpassing aan de vooruitgang van de techniek van Richtlijn 90/679/EEG van de Raad betreffende de bescherming van de werknemers tegen de risico's van blootstelling aan biologische agentia op het werk (zevende bijzondere Richtlijn in de zin van artikel 16, lid 1, van Richtlijn 89/391/EEG)
Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: B, DK, EL, E, F, IRL, NL, P, FIN, S, UK
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
95/0063
Richtlijn 95/63/EG van de Raad van 5 december 1995 tot wijziging van Richtlijn 89/655/EEG betreffende minimumvoorschriften inzake veiligheid en gezondheid bij het gebruik door werknemers van arbeidsmiddelen op de arbeidsplaats (tweede bijzondere Richtlijn in de zin van artikel 16, lid 1, van Richtlijn 89/391/EEG)
Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: DK, D, E, F, L, NL, A, FIN, S, UK
96/0034
Richtlijn 96/34/EG van de Raad van 3 juni 1996 betreffende de door de UNICE, het CEEP en het EVV gesloten raamovereenkomst inzake ouderschapsverlof
Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: B, DK, D, EL, E, F, IRL, NL, A, FIN, S
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
96/0094
Richtlijn 96/94/EG van de Commissie van 18 december 1996 houdende vaststelling van een tweede lijst van indicatieve grenswaarden ter uitvoering van Richtlijn 80/1107/EEG van de Raad betreffende de bescherming van werknemers tegen de risico's van blootstelling aan chemische, fysische en biologische agentia op het werk
Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: B, DK, E, F, NL, P, FIN, S, UK
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
96/0097
Richtlijn 96/97/EG van de Raad van 20 december 1996 tot wijziging van Richtlijn 86/378/EEG betreffende de tenuitvoerlegging van het beginsel van gelijke behandeling van mannen en vrouwen in ondernemings- en sectoriële regelingen inzake sociale zekerheid
Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: B, DK, D, E, IRL, I, NL, A, P, FIN, S, UK
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
97/0059
Richtlijn 97/59/EG van de Commissie van 7 oktober 1997 tot aanpassing aan de vooruitgang van de techniek van Richtlijn 90/679/EEG van de Raad betreffende de bescherming van de werknemers tegen de risico's van blootstelling aan biologische agentia op het werk (zevende bijzondere Richtlijn in de zin van artikel 16, lid 1, van Richtlijn 89/391/EEG)
Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: DK, E, F, IRL, NL, FIN, S, UK
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
97/0065
Richtlijn 97/65/EG van de Commissie van 26 november 1997 tot derde aanpassing aan de vooruitgang van de techniek van Richtlijn 90/679/EEG van de Raad betreffende de bescherming van de werknemers tegen de risico's van blootstelling aan biologische agentia op het werk
Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: DK, E, F, IRL, NL, P, FIN, S, UK
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
LANDBOUW
Diergeneeskundige sector
90/0428
Richtlijn 90/428/EEG van de Raad van 26 juni 1990 inzake het handelsverkeer in voor wedstrijden bestemde paardachtigen en houdende vaststelling van de voorwaarden voor deelneming aan deze wedstrijden
Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: B, DK, D, EL, E, F, IRL, I, L, NL, P, FIN, S, UK
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
92/0117
Richtlijn 92/117/EEG van de Raad van 17 december 1992 inzake maatregelen voor de bescherming tegen bepaalde zoönoses en bepaalde zoönoseverwekkers bij dieren en in producten van dierlijke oorsprong teneinde door voedsel overgedragen infecties en vergiftigingen te voorkomen
Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: B, DK, D, EL, E, F, IRL, L, NL, A, P, FIN, S, UK
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
93/0118
Richtlijn 93/118/EG van de Raad van 22 december 1993 tot wijziging van Richtlijn 85/73/EEG inzake de financiering van de keuringen en sanitaire controles van vers vlees en van vlees van pluimvee
Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: B, DK, D, F, IRL, L, NL, A, P, FIN, S, UK
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
93/0119
Richtlijn 93/119/EG van de Raad van 22 december 1993 inzake de bescherming van dieren bij het slachten of doden
Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: B, DK, D, EL, E, F, IRL, I, L, NL, P, FIN, S, UK
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
94/0028
Richtlijn 94/28/EG van de Raad van 23 juni 1994 tot vaststelling van de beginselen inzake de zoötechnische en genealogische voorschriften voor de invoer uit derde landen van dieren, alsmede van sperma, eicellen en embryo's en tot wijziging van Richtlijn 77/504/EEG betreffende raszuivere fokrunderen
Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: B, DK, D, EL, E, IRL, I, L, NL, A, P, FIN, S, UK
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
94/0042
Richtlijn 94/42/EG van de Raad van 27 juli 1994 tot wijziging en bijwerking van Richtlijn 64/432/EEG inzake veterinairrechtelijke vraagstukken op het gebied van het intracommunautaire handelsverkeer in runderen en varkens
Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: B, DK, D, EL, E, F, IRL, L, NL, A, P, FIN, S, UK
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
95/0029
Richtlijn 95/29/EG van de Raad van 29 juni 1995 tot wijziging van Richtlijn 91/628/EEG inzake de bescherming van dieren tijdens het vervoer
Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: B, DK, EL, E, IRL, I, L, NL, A, P, FIN, S, UK
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
95/0068
Richtlijn 95/68/EG van de Raad van 22 december 1995 tot wijziging van Richtlijn 77/99/EEG betreffende de gezondheidsvoorschriften voor de productie en het in de handel brengen van vleesproducten en bepaalde andere producten van dierlijke oorsprong
Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: B, DK, D, EL, E, F, IRL, I, L, NL, A, P, FIN, S
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
95/0070
Richtlijn 95/70/EG van de Raad van 22 december 1995 tot vaststelling van minimale communautaire maatregelen ter bestrijding van bepaalde ziekten van tweekleppige weekdieren
Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: B, DK, D, EL, E, F, I, L, A, P, FIN, S, UK
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
95/0071
Richtlijn 95/71/EG van de Raad van 22 december 1995 houdende wijziging van de bijlage bij Richtlijn 91/493/EEG tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften voor de productie en het in de handel brengen van visserijproducten
Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: DK, D, EL, E, F, IRL, I, L, NL, A, P, FIN, S, UK
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
96/0022
Richtlijn 96/22/EG van de Raad van 29 april 1996 betreffende het verbod op het gebruik, in de veehouderij, van bepaalde stoffen met hormonale werking en van bepaalde stoffen met thyreostatische werking, alsmede van ß-agonisten en tot intrekking van de Richtlijnen 81/602/EEG, 88/146/EEG en 88/299/EEG
Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: B, DK, D, EL, E, L, NL, A, FIN, S, UK
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
96/0023
Richtlijn 96/23/EG van de Raad van 29 april 1996 inzake controlemaatregelen ten aanzien van bepaalde stoffen en residuen daarvan in levende dieren en in producten daarvan en tot intrekking van de Richtlijnen 85/358/EEG en 86/469/EEG en de Beschikkingen 89/187/EEG en 91/664/EEG
Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: B, DK, D, EL, E, L, NL, A, FIN, S, UK
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
96/0043
Richtlijn 96/43/EG van de Raad van 26 juni 1996 tot wijziging en codificering van Richtlijn 85/73/EEG om de financiering van de keuringen en veterinaire controles van levende dieren en bepaalde dierlijke producten te garanderen en tot wijziging van de Richtlijnen 90/675/EEG en 91/496/EEG
Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: DK, L, NL, FIN, S, UK
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
96/0090
Richtlijn 96/90/EG van de Raad van 17 december 1996 houdende wijziging van Richtlijn 92/118/EEG tot vaststelling van de veterinairrechtelijke en de gezondheidsvoorschriften voor het handelsverkeer en de invoer in de Gemeenschap van producten waarvoor ten aanzien van deze voorschriften geen specifieke communautaire regelgeving geldt als bedoeld in bijlage A, hoofdstuk I, van Richtlijn 89/662/EEG, en, wat ziekteverwekkers betreft, van Richtlijn 90/425/EEG
Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: B, DK, D, EL, E, F, IRL, NL, A, P, FIN, S
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
96/0093
Richtlijn 96/93/EG van de Raad van 17 december 1996 inzake de certificering van dieren en dierlijke producten
Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: B, DK, D, EL, E, NL, P, FIN, UK
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
97/0002
Richtlijn 97/2/EG van de Raad van 20 januari 1997 houdende wijziging van Richtlijn 91/629/EEG tot vaststelling van minimumnormen ter bescherming van kalveren
Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: B, DK, D, EL, E, F, IRL, I, L, NL, P, FIN, S, UK
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
97/0022
Richtlijn 92/22/EEG van de Raad van 22 april 1997 tot wijziging van Richtlijn 92/117/EEG inzake maatregelen voor de bescherming tegen bepaalde zoönoses en bepaalde zoönoseverwekkers bij dieren en in producten van dierlijke oorsprong teneinde door voedsel overgedragen infecties en vergiftigingen te voorkomen
Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: B, DK, D, EL, E, IRL, L, A, P, FIN, S, UK
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
97/0061
Richtlijn 97/61/EG van de Raad van 20 oktober 1997 houdende wijziging van de bijlage van Richtlijn 91/492/EEG tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften voor de productie en het in de handel brengen van levende tweekleppige weekdieren
Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: DK, L, A, P, FIN, S
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
97/0076
Richtlijn 97/76/EG van de Raad van 16 december 1997 houdende wijziging van Richtlijn 77/99/EEG en Richtlijn 72/462/EEG wat betreft de voorschriften voor gehakt vlees, vleesbereidingen en bepaalde andere producten van dierlijke oorsprong
Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: B, E, L, A, P
98/0099
Richtlijn 98/99/EG van de Raad van 14 december 1998 houdende wijziging van Richtlijn 97/12/EG tot wijziging en bijwerking van Richtlijn 64/432/EEG inzake veterinairrechtelijke vraagstukken op het gebied van het intracommunautaire handelsverkeer in runderen en varkens
Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: geen
Fytosanitaire sector
96/0032
Richtlijn 96/32/EG van de Raad van 21 mei 1996 houdende wijziging van bijlage II bij Richtlijn 76/895/EEG betreffende de vaststelling van de maximale hoeveelheden residuen van bestrijdingsmiddelen in en op groenten en fruit en van bijlage II bij Richtlijn 90/642/EEG tot vaststelling van maximumgehalten aan residuen van bestrijdingsmiddelen in en op bepaalde producten van plantaardige oorsprong; met inbegrip van groenten en fruit, en houdende vaststelling van een lijst van maximumgehalten
Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: B, DK, D, EL, E, F, IRL, I, NL, P, FIN, S, UK
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
96/0033
Richtlijn 96/33/EG van de Raad van 21 mei 1996 houdende wijziging van de bijlagen bij de Richtlijnen 86/362/EEG en 86/363/EEG tot vaststelling van maximumgehalten aan residuen van bestrijdingsmiddelen in en op granen, respectievelijk in en op levensmiddelen van dierlijke oorsprong
Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: B, DK, D, EL, E, F, IRL, I, NL, P, FIN, S, UK
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
96/0068
Richtlijn 96/68/EG van de Commissie van 21 oktober 1996 tot wijziging van Richtlijn 91/414/EEG van de Raad betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen
Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: B, DK, D, E, F, IRL, I, L, NL, A, P, FIN, S, UK
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
97/0041
Richtlijn 97/41/EG van de Raad van 25 juni 1997 tot wijziging van de Richtlijnen 76/895/EEG, 86/362/EEG, 86/363/EEG en 90/642/EEG tot vaststelling van maximumgehalten aan residuen van bestrijdingsmiddelen in en op respectievelijk groenten en fruit, granen, levensmiddelen van dierlijke oorsprong en bepaalde producten van plantaardige oorsprong, met inbegrip van groenten en fruit
Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: F
97/0057
Richtlijn 97/57/EG van de Raad van 22 september 1997 tot vaststelling van bijlage VI bij Richtlijn 91/414/EEG betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen
Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: DK, D, EL, E, F, IRL, L, NL, A, P, FIN, S, UK
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
98/0001
Richtlijn 98/1/EG van de Commissie van 8 januari 1998 tot wijziging van sommige bijlagen bij Richtlijn 77/93/EEG van de Raad betreffende de beschermende maatregelen tegen het binnenbrengen en de verspreiding in de Gemeenschap van voor planten en voor plantaardige producten schadelijke organismen
Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: B, DK, D, EL, E, F, IRL, I, L, NL, A, FIN, S, UK
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
98/0002
Richtlijn 98/2/EG van de Commissie van 8 januari 1998 tot wijziging van bijlage IV bij Richtlijn 77/93/EEG van de Raad betreffende de beschermende maatregelen tegen het binnenbrengen en de verspreiding in de Gemeenschap van voor planten en voor plantaardige producten schadelijke organismen
Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: B, DK, D, EL, E, F, IRL, I, L, NL, A, FIN, S, UK
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
98/0022
Richtlijn 98/22/EG van de Commissie van 15 april 1998 tot vaststelling van de minimumeisen voor de uitvoering in de Gemeenschap van fytosanitaire controles van planten, plantaardige producten of andere materialen uit derde landen, in niet op de plaats van bestemming gevestigde controleposten
Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: B, DK, D, E, IRL, I, NL, FIN, S
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
Zaai- en plantgoed
P.M.
Diervoeders
93/0074
Richtlijn 93/74/EEG van de Raad van 13 september 1993 betreffende diervoeders met bijzonder voedingsdoel
Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: B, DK, D, EL, E, IRL, I, L, NL, A, P, FIN, S, UK
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
94/0039
Richtlijn 94/39/EG van de Commissie van 25 juli 1994 tot vaststelling van de lijst van bestemmingen voor diervoeders met bijzonder voedingsdoel
Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: B, DK, D, EL, E, IRL, I, L, NL, A, P, FIN, S, UK
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
95/0009
Richtlijn 95/9/EG van de Commissie van 7 april 1995 houdende wijziging van Richtlijn 94/39/EG tot vaststelling van de lijst van bestemmingen voor diervoeders met bijzonder voedingsdoel
Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: B, DK, D, EL, E, IRL, I, L, NL, A, P, FIN, S, UK
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
95/0010
Richtlijn 95/10/EG van de Commissie van 7 april 1995 tot vaststelling van de methode ter berekening van de energiewaarde van honden- en kattenvoeders met bijzonder voedingsdoel
Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: B, DK, D, EL, E, IRL, I, L, NL, A, P, FIN, S, UK
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
95/0033
Richtlijn 95/33/EG van de Commissie van 10 juli 1995 tot wijziging van Richtlijn 82/471/EEG van de Raad betreffende bepaalde in diervoeding gebruikte producten
Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: B, DK, D, EL, E, F, IRL, I, L, NL, A, P, FIN, S, UK
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
95/0053
Richtlijn 95/53/EG van de Raad van 25 oktober 1995 tot vaststelling van de beginselen inzake de organisatie van de officiële controles op het gebied van diervoeding
Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: DK, D, E, NL, S
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
95/0069
Richtlijn 95/69/EG van de Raad van 22 december 1995 houdende vaststelling van de voorwaarden en bepalingen voor de erkenning en de registratie van bedrijven en tussenpersonen in de sector diervoeding en tot wijziging van de Richtlijnen 70/524/EEG, 74/63/EEG, 79/373/EEG en 82/471/EEG
Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: DK, D, E, NL, S, UK
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
96/0024
Richtlijn 96/24/EG van de Raad van 29 april 1996 tot wijziging van Richtlijn 79/373/EEG betreffende de handel in mengvoeders
Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: DK, D, E, NL
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
96/0025
Richtlijn 96/25/EG van de Raad van 29 april 1996 betreffende het verkeer van voedermiddelen, tot wijziging van de Richtlijnen 70/524/EEG, 74/63/EEG, 82/471/EEG en 93/74/EEG, en tot intrekking van Richtlijn 77/101/EEG
Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: DK, D, E, NL
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
96/0051
Richtlijn 96/51/EG van de Raad van 23 juli 1996 tot wijziging van Richtlijn 70/524/EEG betreffende toevoegingsmiddelen in de diervoeding
Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: DK, E, NL, S, UK
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
97/0008
Richtlijn 97/8/EG van de Commissie van 7 februari 1997 tot wijziging van Richtlijn 74/63/EEG van de Raad inzake ongewenste stoffen en producten in diervoeding
Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: DK, D, EL, E, IRL, NL, A, S
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
97/0047
Richtlijn 97/47/EG van de Commissie van 28 juli 1997 tot wijziging van de bijlagen bij de Richtlijnen 77/101/EEG, 79/373/EEG en 91/357/EEG van de Raad (diervoeders)
Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: B, DK, D, EL, E, IRL, I, NL, A, P, FIN, S, UK
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
97/0072
Richtlijn 97/72/EG van de Commissie van 15 december 1997 tot wijziging van Richtlijn 70/524/EEG betreffende toevoegingsmiddelen in de diervoeding
Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: B, DK, D, E, IRL, I, NL, A, P, S
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
98/0019
Richtlijn 98/19/EG van de Commissie van 18 maart 1998 tot wijziging van Richtlijn 70/524/EEG betreffende toevoegingsmiddelen in de diervoeding
Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: B, DK, D, E, IRL, I, NL, A, P, S, UK
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
98/0051
Richtlijn 98/51/EG van de Commissie van 9 juli 1998 tot vaststelling van bepalingen ter uitvoering van Richtlijn 95/69/EG van de Raad houdende vaststelling van de voorwaarden en bepalingen voor de erkenning en de registratie van bedrijven en tussenpersonen in de sector diervoeding
Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: DK, S
98/0060
Richtlijn 98/60/EG van de Commissie van 24 juli 1998 tot wijziging van Richtlijn 74/63/EEG van de Raad inzake ongewenste stoffen en producten in diervoeding
Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: B, DK, D, EL, E, F, IRL, NL, A, P, S, UK
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
98/0064
Richtlijn 98/64/EG van de Commissie van 3 september 1998 tot vaststelling van communautaire analysemethoden voor de bepaling van aminozuren, ruwvet en olaquindox in diervoeders en houdende wijziging van Richtlijn 71/393/EEG
Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: DK
98/0067
Richtlijn 98/67/EG van de Commissie van 7 september 1998 houdende wijziging van de Richtlijnen 80/511/EEG, 82/475/EEG, 91/357/EEG en Richtlijn 96/25/EG van de Raad en tot intrekking van Richtlijn 92/87/EEG
Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: geen
VERVOER
Wegvervoer, wegen en binnenwateren
96/0050
Richtlijn 96/50/EG van de Raad van 23 juli 1996 betreffende de harmonisatie van de voorwaarden voor de afgifte van nationale vaarbewijzen voor binnenvaartuigen welke bij het goederen- en personenvervoer in de Gemeenschap gebruikt worden
Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: B, D, L, A, UK (niet van toepassing in DK, EL, E, IRL)
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
Spoorwegvervoer en zomertijd
91/0440
Richtlijn 91/440/EEG van de Raad van 29 juli 1991 betreffende de ontwikkeling van de spoorwegen in de Gemeenschap
Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: alle behalve L (gedeeltelijke omzetting)
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
95/0018
Richtlijn 95/18/EG van de Raad van 19 juni 1995 betreffende de verlening van vergunningen aan spoorwegondernemingen
Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: DK, D, EL, E, NL, A, P, FIN, S, UK
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
95/0019
Richtlijn 95/19/EG van de Raad van 19 juni 1995 inzake de toewijzing van spoorweginfrastructuurcapaciteit en de heffing van gebruiksrechten voor de infrastructuur
Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: DK, D, EL, E, NL, A, P, FIN, S
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
Wegvervoer, veiligheid-technologie
91/0328
Richtlijn 91/328/EEG van de Raad van 21 juni 1991 tot wijziging van Richtlijn 77/143/EEG betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake de technische controle van motorvoertuigen en aanhangwagens
Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: alle behalve IRL
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
94/0055
Richtlijn 94/55/EG van de Raad van 21 november 1994 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten inzake het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg
Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: alle behalve EL, IRL
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
95/0050
Richtlijn 95/50/EG van de Raad van 6 oktober 1995 betreffende uniforme procedures voor de controle op het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg
Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: alle behalve IRL
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
96/0047
Richtlijn 96/47/EG van de Raad van 23 juli 1996 tot wijziging van Richtlijn 91/439/EEG betreffende het rijbewijs
Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: alle behalve EL
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
96/0049
Richtlijn 96/49/EG van de Raad van 23 juli 1996 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten inzake het vervoer van gevaarlijke goederen per spoor
Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: DK, D, E, F, L, NL, A, FIN, S, UK
96/0053
Richtlijn 96/53/EG van de Raad van 25 juli 1996 houdende vaststelling, voor bepaalde aan het verkeer binnen de Gemeenschap deelnemende wegvoertuigen, van de in het nationale en het internationale verkeer maximaal toegestane afmetingen, en van de in het internationale verkeer maximaal toegestane gewichten
Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: B, DK, EL, E, F, I, L, A, P, FIN, S, UK
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
96/0086
Richtlijn 96/86/EG van de Commissie van 13 december 1996 tot aanpassing aan de technische vooruitgang van Richtlijn 94/55/EG van de Raad betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten inzake het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg
Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: B, DK, D, E, F, I, L, NL, A, P, FIN, S
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
96/0087
Richtlijn 96/87/EG van de Commissie van 13 december 1996 tot aanpassing aan de technische vooruitgang van Richtlijn 96/49/EG van de Raad betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten inzake het vervoer van gevaarlijke goederen per spoor
Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: DK, D, E, F, L, NL, A, FIN, S
96/0096
Richtlijn 96/96/EG van de Raad van 20 december 1996 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake de technische controle van motorvoertuigen en aanhangwagens
Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: DK, D, E, F, L, NL, A, FIN, S, UK
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
97/0026
Richtlijn 97/26/EG van de Raad van 2 juni 1997 tot wijziging van Richtlijn 91/439/EEG betreffende het rijbewijs
Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: B, DK, D, E, F, L, NL, A, FIN, S, UK
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
Luchtvervoer, veiligheid en sociale aspecten
94/0056
Richtlijn 94/56/EG van de Raad van 21 november 1994 houdende vaststelling van de grondbeginselen voor het onderzoek van ongevallen en incidenten in de burgerluchtvaart
Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: DK, D, E, IRL, FIN, S, UK
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
97/0015
Richtlijn 97/15/EG van de Commissie van 25 maart 1997 tot bekrachtiging van Eurocontrol-normen en tot wijziging van Richtlijn 93/65/EEG van de Raad betreffende de vaststelling en het gebruik van compatibele technische normen en specificaties voor de aanschaf van apparatuur en van systemen voor luchtverkeersafhandeling
Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: B, DK, E, F, IRL, I, NL, P, FIN, S, UK
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
Luchtvervoer, luchthavenbeleid, milieu
80/0051
Richtlijn 80/51/EEG van de Raad van 20 december 1979 inzake de beperking van geluidshinder door subsonische luchtvaartuigen
Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: alle behalve UK
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
96/0067
Richtlijn 96/67/EG van de Raad van 15 oktober 1996 betreffende de toegang tot de grondafhandelingsmarkt op de luchthavens van de Gemeenschap
Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: DK, D, F, NL, A, FIN, UK
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
Zeevervoer, veiligheid en technische aspecten
95/0021
Richtlijn 95/21/EG van de Raad van 19 juni 1995 betreffende de naleving, met betrekking tot de schepen die gebruik maken van havens in de Gemeenschap en varen in de onder de jurisdictie van de lidstaten vallende wateren, van internationale normen op het gebied van de veiligheid van schepen, voorkoming van verontreiniging en leef- en werkomstandigheden aan boord (havenstaatcontrole)
Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: alle behalve I
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
96/0039
Richtlijn 96/39/EG van de Commissie van 19 juni 1996 tot wijziging van Richtlijn 93/75/EEG van de Raad betreffende de minimumeisen voor schepen die gevaarlijke of verontreinigende goederen vervoeren en die naar of uit de zeehavens van de Gemeenschap varen
Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: DK, D, EL, E, F, I, IRL, NL, A, P, FIN, S
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
96/0098
Richtlijn 96/98/EEG van de Raad van 20 december 1996 inzake uitrusting van zeeschepen
Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: D, EL, F
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
97/0034
Richtlijn 97/34/EG van de Commissie van 6 juni 1997 tot wijziging van Richtlijn 93/75/EEG van de Raad betreffende de minimumeisen voor schepen die gevaarlijke of verontreinigende goederen vervoeren en die naar of uit de zeehavens van de Gemeenschap varen
Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: DK, D, EL, E, F, IRL, NL, A, P, FIN, S
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
97/0058
Richtlijn 97/58/EG van de Commissie van 26 september 1997 tot wijziging van Richtlijn 94/57/EG van de Raad inzake gemeenschappelijke voorschriften en normen voor met de inspectie en controle van schepen belaste organisaties en voor de desbetreffende werkzaamheden van maritieme instanties
Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: B, DK, EL, E, F, IRL, I, NL, FIN, S
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
97/0070
Richtlijn 97/70/EG van de Raad van 11 december 1997 betreffende de invoering van een geharmoniseerde veiligheidsregeling voor vissersvaartuigen waarvan de lengte 24 m of meer bedraagt
Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: B, DK
98/0018
Richtlijn 98/18/EG van de Raad van 17 maart 1998 inzake veiligheidsvoorschriften en -normen voor passagiersschepen
Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: B
98/0025
Richtlijn 98/25/EG van de Raad van 27 april 1998 tot wijziging van Richtlijn 95/21/EG betreffende de naleving, met betrekking tot de schepen die gebruik maken van havens in de Gemeenschap en varen in de onder de jurisdictie van de lidstaten vallende wateren, van internationale normen op het gebied van de veiligheid van schepen, voorkoming van verontreiniging en leef- en werkomstandigheden aan boord (havenstaatcontrole)
Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: B, DK, D, FIN, S, UK
98/0042
Richtlijn 98/42/EG van de Commissie van 19 juni 1998 tot wijziging van Richtlijn 95/21/EG betreffende de naleving, met betrekking tot de schepen die gebruik maken van havens in de Gemeenschap en varen in de onder de jurisdictie van de lidstaten vallende wateren, van internationale normen op het gebied van de veiligheid van schepen, voorkoming van verontreiniging en leef- en werkomstandigheden aan boord (havenstaatcontrole)
Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: B, DK, FIN, S, UK
98/0055
Richtlijn 98/55/EG van de Raad van 17 juli 1998 tot wijziging van Richtlijn 93/75/EEG betreffende de minimumeisen voor schepen die gevaarlijke of verontreinigende goederen vervoeren en die naar of uit de zeehavens van de Gemeenschap varen
Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: B
TELEVISIE ZONDER GRENZEN
97/0036
Richtlijn 97/36A/EG van het Europees Parlement en de Raad van 30 juni 1997 tot wijziging van Richtlijn 89/552/EEG van de Raad betreffende de coördinatie van bepaalde wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in de lidstaten inzake de uitoefening van televisieomroepactiviteiten
Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: DK, P, FIN
MILIEUZAKEN
Lucht
93/0012
Richtlijn 93/12/EEG van de Raad van 23 maart 1993 betreffende de vermindering van het zwavelgehalte van bepaalde vloeibare brandstoffen
Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: alle behalve E
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
96/0062
Richtlijn 96/62/EG van de Raad van 27 september 1996 inzake de beoordeling en het beheer van de luchtkwaliteit
Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: B, DK, F, L, NL, A, FIN, S
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
97/0068
Richtlijn 97/68/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 1997 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake maatregelen tegen de uitstoot van verontreinigende gassen en deeltjes door inwendige verbrandingsmotoren die worden gemonteerd in niet voor de weg bestemde mobiele machines
Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: DK, D, E, NL, FIN
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
Water
76/0160
Richtlijn 76/160/EEG van de Raad van 8 december 1975 betreffende de kwaliteit van het zwemwater
Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: B, DK, EL, E, F, IRL, I, L, NL, P, FIN, S, UK
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
91/0271
Richtlijn 91/271/EEG van de Raad van 21 mei 1991 inzake de behandeling van stedelijk afvalwater
Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: alle behalve I
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
98/0015
Richtlijn 98/15/EG van de Commissie van 27 februari 1998 houdende wijziging van Richtlijn 91/271/EEG van de Raad ten aanzien van enkele in bijlage I vastgestelde voorschriften
Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: B, E, L, NL, FIN
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
Natuur
92/0043
Richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna
Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: B, DK, D, E, IRL, I, L, NL, A, P, FIN, S, UK
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
Geluidshinder
95/0027
Richtlijn 95/27/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 juni 1995 tot wijziging van Richtlijn 86/662/EEG betreffende de beperking van geluidsemissies van hydraulische graafmachines, kabelgraafmachines, dozers, laders en graaflaadmachines
Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: geen
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
Chemie en biotechnologie
94/0015
Richtlijn 94/15/EG van de Commissie van 15 april 1994 betreffende aanpassing, voor de eerste maal, aan de technische vooruitgang van Richtlijn 90/220/EEG van de Raad inzake de doelbewuste introductie van genetisch gemodificeerde organismen in het milieu
Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: DK, D, EL, E, F, IRL, I, L, NL, A, P, FIN, S, UK
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
94/0051
Richtlijn 94/51/EG van de Commissie van 7 november 1994 betreffende aanpassing aan de technische vooruitgang van Richtlijn 90/219/EEG van de Raad inzake het ingeperkte gebruik van genetisch gemodificeerde micro-organismen
Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: alle behalve L
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
94/0069
Richtlijn 94/69/EG van de Commissie van 19 december 1994 tot eenentwintigste aanpassing aan de vooruitgang van de techniek van Richtlijn 67/548/EEG betreffende de aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen inzake de indeling, de verpakking en het kenmerken van gevaarlijke stoffen
Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: DK, D, EL, E, F, IRL, I, L, NL, A, FIN, S, UK
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
96/0054
Richtlijn 96/54/EG van de Commissie van 30 juli 1996 tot tweeëntwintigste aanpassing aan de vooruitgang van de techniek van Richtlijn 67/548/EEG betreffende de aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen inzake de indeling, de verpakking en het kenmerken van gevaarlijke stoffen
Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: DK, D, E, F, IRL, I, L, NL, A, FIN, S
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
96/0056
Richtlijn 96/56/EG van het Europees Parlement en de Raad van 3 september 1996 tot wijziging van Richtlijn 67/548/EEG betreffende de aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen inzake de indeling, de verpakking en het kenmerken van gevaarlijke stoffen
Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: DK, E, F, IRL, I, L, NL, A, FIN, S, UK
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
97/0035
Richtlijn 97/35/EG van de Commissie van 18 juni 1997 houdende tweede aanpassing aan de vooruitgang van de techniek van Richtlijn 90/220/EEG inzake de doelbewuste introductie van genetisch gemodificeerde organismen in het milieu
Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: DK, D, E, F, IRL, I, L, NL, A, P, FIN, S
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
Afvalstoffen
94/0062
Richtlijn 94/62/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 1994 betreffende verpakking en verpakkingsafval
Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: DK, D, E, IRL, I, L, NL, A, FIN, S
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
94/0067
Richtlijn 94/67/EG van de Raad van 16 december 1994 betreffende de verbranding van gevaarlijke afvalstoffen
Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: DK, D, E, F, IRL, L, NL, P, FIN, S
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
96/0059
Richtlijn 96/59/EG van de Raad van 16 september 1996 betreffende de verwijdering van polychloorbifenylen (PCB's) en polychloorterfenylen (PCT's)
Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: F, IRL, L, NL, A, FIN, S
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
Stralingsbescherming
89/0618
Richtlijn 89/618/Euratom van de Raad van 27 november 1989 betreffende de informatie van de bevolking over de bij stralingsgevaar toepasselijke maatregelen ter bescherming van de gezondheid en over de alsdan te volgen gedragslijn
Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: B, DK, D, EL, E, F, IRL, I, L, NL, A, P, FIN, UK
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
TELECOMMUNICATIE
92/0044
Richtlijn 92/44/EEG van de Raad van 5 juni 1992 betreffende de toepassing van Open Network Provision (ONP) op huurlijnen
Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: B, DK, D, EL, E, F, IRL, I, L, NL, A, P, FIN, S, UK
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
95/0047
Richtlijn 95/47/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 inzake het gebruik van normen voor het uitzenden van televisiesignalen
Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: DK, D, E, IRL, L, P, FIN, UK
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
95/0062
Richtlijn 95/62/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 1995 inzake de toepassing van "Open Network Provision" (ONP) op spraaktelefonie
Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: DK, D, E, F, IRL, I, L, NL, A, P, FIN, S, UK
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
97/0013
Richtlijn 97/13/EG van het Europees Parlement en de Raad van 10 april 1997 betreffende een gemeenschappelijk kader voor algemene machtigingen en individuele vergunningen op het gebied van telecommunicatiediensten
Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: B, DK, D, E, F, IRL, I, L, A, P, FIN, S, UK
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
97/0033
Richtlijn 97/33/EG van het Europees Parlement en de Raad van 30 juni 1997 inzake interconnectie op telecommunicatiegebied, wat betreft de waarborging van de universele dienst en van de interoperabiliteit door toepassing van de beginselen van Open Network Provision (ONP)
Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: B, DK, D, E, F, IRL, I, L, A, FIN, UK
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
97/0051
Richtlijn 97/51/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 oktober 1997 tot wijziging van de Richtlijnen 90/387/EEG en 92/44/EEG van de Raad met het oog op de aanpassing aan een door concurrentie gekenmerkte context in de telecommunicatie
Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: B, DK, D, E, IRL, L, A, FIN, UK
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
97/0066
Richtlijn 97/66/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 december 1997 betreffende de verwerking van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in de telecommunicatiesector
Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: D, E, I, A, P
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
98/0010
Richtlijn 98/10/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 1998 inzake de toepassing van Open Network Provision (ONP) op spraaktelefonie en inzake de universele telecommunicatiedienst in een door concurrentie gekenmerkt klimaat
Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: B, DK, D, E, F, L, A, FIN, UK
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
98/0061
Richtlijn 98/61/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 september 1998 tot wijziging van Richtlijn 97/33/EG wat betreft nummerportabiliteit tussen exploitanten en carriervoorkeuze
Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: D, E, L
INTERNE MARKT EN FINANCIËLE DIENSTEN
Vrij verkeer van personen en burgerrechten
94/0080
Richtlijn 94/80/EG van de Raad van 19 december 1994 tot vaststelling van de wijze van uitoefening van het actieve en passieve kiesrecht bij gemeenteraadsverkiezingen ten behoeve van de burgers van de Unie die verblijven in een lidstaat waarvan zij de nationaliteit niet bezitten
Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: alle behalve B
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
Overheidsopdrachten
90/0531
Richtlijn 90/531/EEG van de Raad van 17 september 1990 betreffende de procedures voor het plaatsen van opdrachten in de sectoren water- en energievoorziening, vervoer en telecommunicatie
Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: alle behalve E
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
92/0013
Richtlijn 92/13/EEG van de Raad van 25 februari 1992 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de toepassing van de communautaire voorschriften inzake de procedures voor het plaatsen van opdrachten door diensten die werkzaam zijn in de sectoren water- en energievoorziening, vervoer en telecommunicatie
Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: alle behalve EL, P
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
92/0050
Richtlijn 92/50/EEG van de Raad van 18 juni 1992 betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor dienstverlening
Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: alle
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
93/0036
Richtlijn 93/36/EEG van de Raad van 14 juni 1993 betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor leveringen
Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: alle
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
93/0038
Richtlijn 93/38/EEG van de Raad van 14 juni 1993 houdende coördinatie van de procedures voor het plaatsen van opdrachten in de sectoren water- en energievoorziening, vervoer en telecommunicatie
Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: alle behalve EL, E, P
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
97/0052
Richtlijn 97/52/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 1997 tot wijziging van de Richtlijnen 92/50/EEG, 93/36/EEG en 93/37/EEG betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor dienstverlening, overheidsopdrachten voor leveringen respectievelijk overheidsopdrachten voor de uitvoering van werken
Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: DK, I, IRL, NL, FIN, S
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
Banken
95/0026
Richtlijn 95/26/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 juni 1995 tot wijziging van de Richtlijnen 77/780/EEG en 89/646/EEG op het gebied van kredietinstellingen, de Richtlijnen 73/239/EEG en 92/49/EEG op het gebied van het schadeverzekeringsbedrijf, de Richtlijnen 79/267/EEG en 92/96/EEG op het gebied van het levensverzekeringsbedrijf, Richtlijn 93/22/EEG op het gebied van beleggingsondernemingen en Richtlijn 85/611/EEG op het gebied van instellingen voor collectieve belegging in effecten (icbe's), teneinde het bedrijfseconomische toezicht te versterken
Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: B, DK, D, EL, E, NL, A, P, FIN, S, UK
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
Verzekeringen
91/0371
Richtlijn 91/371/EEG van de Raad van 20 juni 1991 inzake de toepassing van de Overeenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat betreffende het directe verzekeringsbedrijf, met uitzondering van de levensverzekeringsbranche
Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: alle
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
92/0049
Richtlijn 92/49/EEG van de Raad van 18 juni 1992 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende het directe verzekeringsbedrijf, met uitzondering van de levensverzekeringsbranche, en houdende wijziging van de Richtlijnen 73/239/EEG en 88/357/EEG (derde richtlijn schadeverzekering)
Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: alle behalve E
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
92/0096
Richtlijn 92/96/EEG van de Raad van 10 november 1992 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende het directe levensverzekeringsbedrijf en tot wijziging van de Richtlijnen 79/267/EEG en 90/619/EEG (derde levensrichtlijn)
Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: alle
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
95/0026 (zie "Banken" hierboven)
Beurzen en effecten
93/0022
Richtlijn 93/22/EEG van de Raad van 10 mei 1993 betreffende het verrichten van diensten op het gebied van beleggingen in effecten
Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: alle behalve L
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
95/0026 (zie "Banken" hierboven)
97/0009
Richtlijn 97/9/EG van het Europees Parlement en de Raad van 3 maart 1997 inzake de beleggerscompensatiestelsels
Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: DK, D, EL, E, IRL, I, NL, FIN, UK
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
Financiële gegevens en vennootschapsrecht
90/0605
Richtlijn 90/605/EEG van de Raad van 8 november 1990 tot wijziging van de Richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG betreffende respectievelijk de jaarrekening en de geconsolideerde jaarrekening, ten aanzien van het toepassingsgebied van deze Richtlijnen
Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: alle behalve D
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
92/0101
Richtlijn 92/101/EEG van de Raad van 23 november 1992 tot wijziging van Richtlijn 77/91/EEG betreffende de oprichting van de naamloze vennootschap, alsook de instandhouding en wijziging van haar kapitaal
Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: alle behalve EL
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
Toepassing van de artikelen 30 tot en met 36 van het EG-Verdrag en toepassing van de vrijwaringsclausules
96/0100
Richtlijn 96/100/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 februari 1997 tot wijziging van de bijlage bij Richtlijn 93/7/EEG betreffende de teruggave van cultuurgoederen die op onrechtmatige wijze buiten het grondgebied van een lidstaat zijn gebracht
Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: alle behalve F, A
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
Gereglementeerde beroepen
78/0686
Richtlijn 78/686/EEG van de Raad van 25 juli 1978 inzake de onderlinge erkenning van de diploma's, certificaten en andere titels van de beoefenaar der tandheelkunde, tevens houdende maatregelen tot vergemakkelijking van de daadwerkelijke uitoefening van het recht van vestiging en vrij verrichten van diensten
Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: alle behalve A
78/0687
Richtlijn 78/687/EEG van de Raad van 25 juli 1978 inzake de coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de werkzaamheden van de beoefenaar der tandheelkunde
Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: alle behalve A
89/0048
Richtlijn 89/48/EEG van de Raad van 21 december 1988 betreffende een algemeen stelsel van erkenning van hogeronderwijsdiploma's waarmee beroepsopleidingen van ten minste drie jaar worden afgesloten
Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: alle behalve EL
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
97/0038
Richtlijn 97/38/EG van de Commissie van 20 juni 1997 tot wijziging van bijlage C van Richtlijn 92/51/EEG van de Raad betreffende een tweede algemeen stelsel van erkenning van beroepsopleidingen, ter aanvulling van Richtlijn 89/48/EEG
Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: alle behalve EL, P
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
98/0021
Richtlijn 98/21/EG van de Commissie van 8 april 1998 tot wijziging van Richtlijn 93/16/EEG van de Raad ter vergemakkelijking van het vrije verkeer van artsen en de onderlinge erkenning van hun diploma's, certificaten en andere titels
Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: F, L
Vrij verkeer van informatie - Gegevensbescherming
95/0046
Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens
Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: EL, P, S
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
Auteursrecht en naburige rechten
92/0100
Richtlijn 92/100/EEG van de Raad van 19 november 1992 betreffende het verhuurrecht, het uitleenrecht en bepaalde naburige rechten op het gebied van intellectuele eigendom
Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: alle behalve IRL
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
93/0083
Richtlijn 93/83/EEG van de Raad van 27 september 1993 tot coördinatie van bepaalde voorschriften betreffende het auteursrecht en naburige rechten op het gebied van de satellietomroep en de doorgifte via de kabel
Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: alle behalve IRL
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
96/0009
Richtlijn 96/9/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 1996 betreffende de rechtsbescherming van databanken
Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: B, DK, D, E, F, A, FIN, S, UK
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
BELASTINGEN
BTW
96/0042
Richtlijn 96/42/EG van de Raad van 25 juni 1996 tot wijziging van Richtlijn 77/388/EEG betreffende het gemeenschappelijk stelsel van de belasting over de toegevoegde waarde
Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: alle behalve EL
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
ENERGIE
Elektriciteit
96/0092
Richtlijn 96/92/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 december 1996 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit
Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: E, A
98/0075
Richtlijn 98/75/EG van de Commissie van 1 oktober 1998 tot bijwerking van de lijst van lichamen als bedoeld in Richtlijn 90/547/EEG van de Raad betreffende de doorvoer van elektriciteit via de hoofdnetten
Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: geen
Gas
98/0030
Richtlijn 98/30/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 juni 1998 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor aardgas
Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: geen
Duurzame energie en energie-efficiëntie
96/0057
Richtlijn 96/57/EG van het Europees Parlement en de Raad van 3 september 1996 betreffende normen voor de energie-efficiëntie van huishoudelijke elektrische koelkasten, diepvriezers en combinaties daarvan
Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: DK, D, EL, E, F, IRL, L, NL, A, P, FIN, S, UK
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
96/0060
Richtlijn 96/60/EG van de Commissie van 19 september 1996 houdende uitvoeringsbepalingen van Richtlijn 92/75/EEG van de Raad wat de etikettering van het energieverbruik van huishoudelijke was-droogcombinaties betreft
Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: DK, D, EL, E, F, IRL, I, L, NL, A, P, FIN, S, UK
96/0089
Richtlijn 96/89/EG van de Commissie van 17 december 1996 tot wijziging van Richtlijn 95/12/EG houdende uitvoeringsbepalingen van Richtlijn 92/75/EEG wat de etikettering van het energieverbruik van huishoudelijke wasmachines betreft
Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: DK, D, EL, E, F, IRL, I, L, NL, A, P, FIN, S, UK
97/0017
Richtlijn 97/17/EG van de Commissie van 16 april 1997 houdende uitvoeringsbepalingen van Richtlijn 92/75/EEG van de Raad betreffende de etikettering van het energieverbruik van huishoudelijke afwasmachines
Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: EL, E, F, IRL, L, NL
98/0011
Richtlijn 98/11/EG van de Commissie van 27 januari 1998 houdende uitvoeringsbepalingen van Richtlijn 92/75/EEG van de Raad wat de etikettering van het energieverbruik van lampen voor huishoudelijk gebruik betreft
Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: geen
CONSUMENTENBELEID EN BESCHERMING VAN DE GEZONDHEID VAN DE CONSUMENT
94/0047
Richtlijn 94/47/EG van het Europees Parlement en van de Raad van 26 oktober 1994 betreffende de bescherming van de verkrijger voor wat bepaalde aspecten betreft van overeenkomsten inzake de verkrijging van een recht van deeltijds gebruik van onroerende goederen
Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: A, D, DK, F, IRL, NL, P, FIN, S, UK
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
95/0058
Richtlijn 95/58/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 november 1995 tot wijziging van Richtlijn 79/581/EEG inzake de bescherming van de consument op het gebied van de prijsaanduiding van levensmiddelen en van Richtlijn 88/314/EEG inzake de bescherming van de consument op het gebied van de prijsaanduiding van niet voor de voeding bestemde producten.
Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: geen
STATISTIEKEN
97/0077
Richtlijn 97/77/EG van de Raad van 16 december 1997 tot wijziging van de Richtlijnen 93/23/EEG, 93/24/EEG en 93/25/EEG betreffende de statistische enquêtes op het gebied van de productie van varkens, rundvee en schapen en geiten
Lidstaten die de uitvoeringsmaatregelen hebben medegedeeld: B, DK, D, E, F, IRL, I, L, NL, A, P, FIN, UK
SAMENVATTENDE TABEL VAN DE STAND VAN DE MEDEDELING VAN NATIONALE OMZETTINGSMAATREGELEN
Stand van de mededeling van de nationale uitvoeringsmaatregelen (toestand op 31 december 1998)
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
DEEL 2: NON-CONFORMITEIT VAN NATIONALE OMZETTINGSMAATREGELEN
NB 1:
In dit deel worden de data vermeld als jaar/maand/dag. De afkortingen zijn als in deel 1.
NB 2:
De in een afdeling of onderafdeling van dit deel van de bijlage opgenomen gegevens staan in kolommen die van boven naar onder en van links naar rechts moeten worden gelezen. Een inbreukdossier kan over twee kolommen verdeeld zijn.
INDUSTRIE
Drukapparaten, medische hulpmiddelen en metrologie
376L0891
OOSTENRIJK
Nr. INBREUK: 97/2210
AANMANING-VERZENDING: 98/12/30
PORTUGAL
Nr. INBREUK: 98/2166
AANMANING-VERZENDING: 98/12/16
389L0392
DUITSLAND
Nr. INBREUK: 95/4025
AANMANING-VERZENDING: 98/11/13
389L0686
DUITSLAND
Nr. INBREUK: 97/4213
AANMANING-VERZENDING: 98/10/21
FRANKRIJK
Nr. INBREUK: 97/2168
AANMANING-VERZENDING: 98/09/29
390L0385
SPANJE
Nr. INBREUK: 93/2291
AANMANING-VERZENDING: 96/03/25
392L0042
DUITSLAND
Nr. INBREUK: 95/4082
AANMANING-VERZENDING: 97/06/19
393L0042
ITALIË
Nr. INBREUK: 97/4813
AANMANING-VERZENDING: 98/09/24
Farmacie
365L0065
DUITSLAND
Nr. INBREUK: 97/2076
MROA: 98/10/07
389L0105
OOSTENRIJK
Nr. INBREUK: 98/4052
AANMANING: 98/03/25
PORTUGAL
Nr. INBREUK: 96/4419
AANMANING-VERZENDING: 97/08/27
MEDEDINGING
Post en telecommuncatie
394L0046
GRIEKENLAND
Nr. INBREUK: 98/2130
AANMANING-VERZENDING: 98/05/15
396L0002
GRIEKENLAND
Nr. INBREUK: 97/2221(2)
MROA-VERZENDING: 98/12/22
396L0019
BELGIË
Nr. INBREUK: 97/2217
AANMANING-VERZENDING: 97/12/02
ITALIË
Nr. INBREUK: 98/2241
AANMANING-VERZENDING: 98/08/24
LUXEMBURG
Nr. INBREUK: 98/2076
AANMANING-VERZENDING: 98/05/27
SPANJE
Nr. INBREUK: 97/2108
AANMANING-VERZENDING: 97/07/03
PORTUGAL
Nr. INBREUK: 98/2072
AANMANING-VERZENDING: 98/05/27
396L0019
BELGIË
Nr. INBREUK: 98/2071
AANMANING-VERZENDING: 98/08/24
SPANJE
Nr. INBREUK: 98/2153
AANMANING-VERZENDING: 98/05/18
FRANKRIJK
Nr. INBREUK: 98/2077
AANMANING-VERZENDING: 98/07/24
SPANJE
Nr INBREUK: 98/2240
AANMANING-VERZENDING: 98/12/11
GRIEKENLAND
Nr. INBREUK: 97/2221(1)
MROA-VERZENDING: 98/12/21
SOCIAAL BELEID EN WERKGELEGENHEID
376L0207
FRANKRIJK
Nr. INBREUK: 90/2109
MROA2-VERZENDING: 98/07/29
ITALIË
Nr. INBREUK: 90/2226
AANMANING2-VERZENDING: 98/07/24
377L0187
ITALIË
Nr. INBREUK: 90/2144
AANMANING-VERZENDING: 97/07/16
VERENIGD KONINKRIJK
Nr. INBREUK: 89/0537
AANMANING2-VERZENDING: 96/12/04
380L0987
GRIEKENLAND
Nr. INBREUK: 86/0116
MROA2-VERZENDING: 98/05/29
389L0391
BELGIË
Nr. INBREUK: 98/2015
AANMANING-VERZENDING: 98/04/22
DENEMARKEN
Nr. INBREUK: 95/2134
AANMANING-VERZENDING: 97/06/19
DUITSLAND
Nr. INBREUK: 97/2193
MROA-VERZENDING: 98/10/19
FRANKRIJK
Nr. INBREUK: 95/2135
AANMANING-VERZENDING: 97/03/04
IERLAND
Nr. INBREUK: 95/2136
AANMANING-VERZENDING: 97/09/29
ITALIË
Nr. INBREUK: 95/2137
MROA-VERZENDING: 98/10/19
LUXEMBURG
Nr. INBREUK: 95/2138
AANMANING-VERZENDING: 97/02/13
NEDERLAND
Nr. INBREUK: 95/2139
MROA-VERZENDING: 98/12/30
OOSTENRIJK
Nr. INBREUK: 97/2149
AANMANING-VERZENDING: 98/01/12
PORTUGAL
Nr. INBREUK: 95/2140
AANMANING-VERZENDING: 97/06/18
FINLAND
Nr. INBREUK: 97/2173
AANMANING-VERZENDING: 98/04/15
ZWEDEN
Nr. INBREUK: 98/2182
AANMANING-VERZENDING: 98/08/06
VERENIGD KONINKRIJK
Nr. INBREUK: 95/2141
TA-VERZENDING: 98/01/26
390L0269
ZWEDEN
Nr. INBREUK: 98/2252
AANMANING-VERZENDING: 98/12/30
390L270
ITALIË
Nr. INBREUK: 98/2224
AANMANING-VERZENDING: 98/08/10
392L0085
SPANJE
Nr. INBREUK: 98/2352
AANMANING-VERZENDING: 98/12/11
FINLAND
Nr. INBREUK: 98/2353
AANMANING-VERZENDING: 98/12/18
FRANKRIJK
Nr. INBREUK: 98/2354
AANMANING-VERZENDING: 98/12/11
IERLAND
Nr. INBREUK: 98/2356
AANMANING-VERZENDING: 98/12/18
ZWEDEN
Nr. INBREUK: 98/2359
AANMANING-VERZENDING: 98/12/30
398L0059
VERENIGD KONINKRIJK
Nr. INBREUK: 89/0536
AANMANING2-VERZENDING: 96/12/04
IERLAND
Nr. INBREUK: 98/2018
AANMANING-VERZENDING: 98/05/18
GRIEKENLAND
Nr. INBREUK: 98/2327
AANMANING-VERZENDING: 98/12/16
VERVOER
Wegvervoer, goederen
392L106
FINLAND
Nr. INBREUK: 97/2145
AANMANING-VERZENDING: 98/10/16
393L0089
BELGIË
Nr. INBREUK: 97/2049
AANMANING-VERZENDING: 98/02/12
396L0026
FINLAND
Nr. INBREUK: 98/2269
AANMANING-VERZENDING: 98/10/29
Wegvervoer, passagiers
391L0440
SPANJE
Nr. INBREUK: 95/2243
MROA-VERZENDING: 97/05/21
FRANKRIJK
Nr. INBREUK: 95/2247
MROA-VERZENDING: 98/01/22
LUXEMBURG
Nr. INBREUK: 95/2244
MROA-VERZENDING: 97/11/24
VERENIGD KONINKRIJK
Nr. INBREUK: 95/2248
MROA-VERZENDING: 98/01/22
395L0019
PORTUGAL
Nr. INBREUK: 98/2168
AANMANING-VERZENDING: 98/10/16
Wegvervoer, veiligheid-technologie
391L439
DUITSLAND
Nr. INBREUK: 97/2027
AANMANING-VERZENDING: 97/06/10
GRIEKENLAND
Nr. INBREUK: 96/2214
TA-VERZENDING: 98/08/21
FRANKRIJK
Nr. INBREUK: 96/2216
MROA-VERZENDING: 98/04/22
ITALIË
Nr. INBREUK: 96/2219
MROA-VERZENDING: 98/12/18
LUXEMBURG
Nr. INBREUK: 96/2213
AANMANING-VERZENDING: 97/06/23
NEDERLAND
Nr. INBREUK: 96/2220
MROA-VERZENDING: 98/12/07
OOSTENRIJK
Nr. INBREUK: 97/2028
TA-VERZENDING: 98/12/30
ZWEDEN
Nr. INBREUK: 96/2222
MROA-VERZENDING: 98/01/22
394L0055
DUITSLAND
Nr. INBREUK: 98/2079
AANMANING-VERZENDING: 98/11/06
Luchtvervoer, veiligheid en sociale aspecten
391L670
FRANKRIJK
Nr. INBREUK: 97/2143
AANMANING-VERZENDING: 98/03/05
Zeevervoer, veiligheid en technische aspecten
393L0075
BELGIË
Nr. INBREUK: 95/2219
MROA-VERZENDING: 98/03/04
DUITSLAND
Nr. INBREUK: 95/2218
MROA-VERZENDING: 97/10/07
FRANKRIJK
Nr. INBREUK: 95/2216
TA-VERZENDING: 98/05/18
VERENIGD KONINKRIJK
Nr. INBREUK: 96/2170
MROA-VERZENDING: 97/09/29
394L0057
DUITSLAND
Nr. INBREUK: 97/2023
MROA-VERZENDING: 98/02/24
SPANJE
Nr. INBREUK: 96/2211
MROA-VERZENDING: 98/03/04
Zeevervoer, havens en sociale aspecten
394L0058
BELGIË
Nr. INBREUK: 96/2049
MROA-VERZENDING: 98/04/06
TELEVISIE ZONDER GRENZEN
389L0552
BELGIË
Nr. INBREUK: 92/2159
MROA 171: 98/12/16
FRANKRIJK
Nr. INBREUK: 92/2164
BEROEP: 98/6/24
LUXEMBURG
Nr. INBREUK: 92/2162
AANMANING-VERZENDING: 92/11/03
ITALIË
Nr. INBREUK: 94/4750
BEROEP
OPSCHORTING: 98/6/24
FINLAND
Nr. INBREUK: 96/2209
TA-VERZENDING: 97/10/28
GRIEKENLAND
Nr. INBREUK: 95/4452
AM OPSCHORTING: 98/12/02
MILIEUZAKEN
Vrije toegang tot milieu-informatie
390L0313
BELGIË
Nr. INBREUK: 93/4372
MROA-VERZENDING: 98/10/30
DUITSLAND
Nr. INBREUK: 94/2196
BEROEP: 97/06/09
SPANJE
Nr. INBREUK: 95/4678
MROA-VERZENDING: 97/09/01
SPANJE
Nr. INBREUK: 93/2197
MROA-VERZENDING: 97/09/03
FRANKRIJK
Nr. INBREUK: 93/2058
EINDE OPSCHORTING MROA: 98/12/02
PORTUGAL
Nr. INBREUK: 94/4682
MROA-VERZENDING: 98/07/06
Milieueffectbeoordeling
385L0337
DUITSLAND
Nr. INBREUK: 93/2003
MROA-VERZENDING: 98/07/06
DUITSLAND
Nr. INBREUK: 90/4710
BEROEP ARREST: 98/10/22
SPANJE
Nr. INBREUK: 90/0129
DATUM VERZENDING 2e MROA: 98/12/18
IERLAND
Nr. INBREUK: 89/0425
BEROEP: 96/12/05
ITALIË
Nr. INBREUK: 91/0794
DATUM VERZENDING 2e MROA: 98/09/29
PORTUGAL
Nr. INBREUK: 91/2168
BEROEP: 97/04/17
VERENIGD KONINKRIJK
Nr. INBREUK: 92/5033
MROA-VERZENDING: 98/08/10
Water
375L0440
ITALIË
Nr. INBREUK: 89/0206
DATUM VERZENDING 2e MROA: 98/12/02
376L0160
DENEMARKEN
Nr. INBREUK: 98/2195
MROA-VERZENDING: 98/12/11
FINLAND
Nr. INBREUK: 98/2197
MROA-VERZENDING: 98/12/11
376L0464
IERLAND
Nr. INBREUK: 90/5220
MROA-VERZENDING: 97/06/12
378L0659
ITALIË
Nr. INBREUK: 90/0211
AANMANING2-VERZENDING: 97/07/03
VERENIGD KONINKRIJK
Nr. INBREUK: 92/2362
MROA-VERZENDING: 97/07/01
379L0869
PORTUGAL
Nr. INBREUK: 93/2035
BEROEP: 97/06/24
VERENIGD KONINKRIJK
Nr. INBREUK: 89/4571
MROA-VERZENDING: 96/03/08
380L0068
IERLAND
Nr. INBREUK: 89/0163
BEROEP: 98/09/07
PORTUGAL
Nr. INBREUK: 93/2112
BEROEP: 97/05/12
PORTUGAL
Nr. INBREUK: 93/2191
MROA-VERZENDING: 98/07/06
VERENIGD KONINKRIJK
Nr. INBREUK: 91/0772
BEROEP: 96/10/15
386L0280
PORTUGAL
Nr. INBREUK: 92/2358
AANMANING2-VERZENDING: 98/12/11
391L0271
GRIEKENLAND
Nr. INBREUK: 97/2036
MROA-VERZENDING: 98/12/17
391L0676
BELGIË
Nr. INBREUK: 94/2239
MROA-VERZENDING: 98/11/23
DUITSLAND
Nr. INBREUK: 94/2237
MROA-VERZENDING: 98/09/29
GRIEKENLAND
Nr. INBREUK: 96/2201
MROA-VERZENDING: 98/12/17
FRANKRIJK
Nr. INBREUK: 96/2231
MROA-VERZENDING: 98/04/28
ITALIË
Nr. INBREUK: 96/2232
MROA-VERZENDING: 98/02/19
ITALIË
Nr. INBREUK: 94/2245
BEROEP: 97/05/20
PORTUGAL
Nr. INBREUK: 97/2247
MROA-VERZENDING: 98/11/12
VERENIGD KONINKRIJK
Nr. INBREUK: 96/2106
MROA-VERZENDING: 98/06/09
Natuur
379L0409
BELGIË
Nr. INBREUK: 93/2123
MROA-VERZENDING: 96/12/27
FRANKRIJK
Nr. INBREUK: 84/0121
BEROEP2: 98/10/16
Nr. INBREUK: 94/4084
MROA-VERZENDING: 98/08/05
Nr. INBREUK: 94/4794
MROA-VERZENDING: 98/08/05
ITALIË
Nr. INBREUK: 92/4279
DATUM VERZENDING 2e MROA: 98/06/18
Chemie en biotechnologie
386L0609
BELGIË
Nr. INBREUK: 93/2218
BEROEP: 97/07/22
FRANKRIJK
Nr. INBREUK: 98/2031
MROA-VERZENDING: 98/12/18
IERLAND
Nr. INBREUK: 91/2216
DATUM VERZENDING 2e MROA: 98/12/17
LUXEMBURG
Nr. INBREUK: 93/2190
DATUM VERZENDING 2e MROA: 98/06/09
390L0219
BELGIË
Nr. INBREUK: 93/2120
BEROEP: 97/10/01
PORTUGAL
Nr. INBREUK: 97/2128
MROA-VERZENDING: 98/07/15
PORTUGAL
Nr. INBREUK: 93/2179
MROA-VERZENDING: 97/09/23
Afvalstoffen
375L0442
DUITSLAND
Nr. INBREUK: 90/0038
AANMANING2-VERZENDING: 98/03/19
387L0101
PORTUGAL
Nr. INBREUK: 93/2115
BEROEP: 98/12/02
394L0062
DENEMARKEN
Nr. INBREUK: 96/4515
MROA-VERZENDING: 98/11/06
Milieu en industrie
376L0464
BELGIË
Nr. INBREUK: 97/4357
MROA-VERZENDING: 98/12/18
384L0360
PORTUGAL
Nr. INBREUK: 92/2183
MROA-VERZENDING: 98/06/30
387L0217
BELGIË
Nr. INBREUK: 97/2166
MROA-VERZENDING: 98/10/15
389L0369
BELGIË
Nr. INBREUK: 93/2121
MROA-VERZENDING: 98/04/24
389L0429
BELGIË
Nr. INBREUK: 93/2122
MROA-VERZENDING: 98/04/24
Stralingsbescherming
384L0466
SPANJE
Nr. INBREUK: 91/0723
BEROEP: 96/01/24
384L0467
LUXEMBURG
Nr. INBREUK: 88/0487
BEROEP: 97/12/10
NEDERLAND
Nr. INBREUK: 88/0488
BEROEP: 93/12/14
389L0618
DUITSLAND
Nr. INBREUK: 93/2276
BEROEP: 97/12/10
SPANJE
Nr. INBREUK: 95/2041
MROA: 98/12/09
390L0641
FRANKRIJK
Nr. INBREUK: 94/2097
BEROEP: 97/12/10
TELECOMMUNICATIE
392L0044
PORTUGAL
Nr. INBREUK: 95/2307
TA: 98/12/16
395L0062
DUITSLAND
Nr. INBREUK: 97/2218
AANMANING-VERZENDING: 97/11/21
PORTUGAL
Nr. INBREUK: 97/2220
MROA: 98/12/02
397L0013
BELGIË
Nr. INBREUK: 98/2119
MROA: 98/12/16
SPANJE
Nr. INBREUK: 98/2379
AANMANING: 98/12/16
FRANKRIJK
Nr. INBREUK: 98/2121
MROA: 98/12/16
ITALIË
Nr. INBREUK: 98/2075
MROA: 98/12/16
LUXEMBURG
Nr. INBREUK: 98/2124
MROA: 98/12/16
OOSTENRIJK
Nr. INBREUK: 98/2126
MROA: 98/12/02
397L0033
BELGIË
Nr. INBREUK: 98/2131
MROA: 98/12/16
FRANKRIJK
Nr. INBREUK: 98/2122
MROA: 98/12/16
LUXEMBURG
Nr. INBREUK: 98/2125
MROA: 98/12/02
INTERNE MARKT EN FINANCIËLE DIENSTEN
Vrij verkeer van personen en burgerrechten
368L0360 en 373L0148
ITALIË
Nr. INBREUK: 97/2100
MROA-VERZENDING: 98/05/18
393L0096
FRANKRIJK
Nr. INBREUK: 97/2084
MROA: 98/12/02
Overheidsopdrachten
389L0665
SPANJE
Nr. INBREUK: 95/2054
MROA: 97/03/19
PORTUGAL
Nr. INBREUK: 94/2236
BEROEP: 97/12/10
390L0531 en 393L0037
ITALIË
Nr. INBREUK: 94/4576
MROA: 96/06/26
392L0013
FRANKRIJK
Nr. INBREUK: 95/2082
BEROEP-VERZENDING: 97/06/17
ITALIË
Nr. INBREUK: 95/2071
MROA: 96/06/26
VERENIGD KONINKRIJK
Nr. INBREUK: 95/2084
MROA-VERZENDING: 98/07/08
392L0050, 393L0036 en 393L0037
BELGIË
Nr. INBREUK: 94/2289
BEROEP: 98/12/02
ITALIË
Nr. INBREUK: 97/4522
MROA-VERZENDING: 98/08/10
393L0037
PORTUGAL
Nr. INBREUK: 95/2149
BEROEP: 97/12/10
Verzekeringen
392L0049
FRANKRIJK
Nr. INBREUK: 96/2079
BEROEP-VERZENDING: 98/07/29
392L0049 en 392L0096
FRANKRIJK
Nr. INBREUK: 95/2046
BEROEP-VERZENDING: 98/07/07
Financiële gegevens en vennootschapsrecht
378L0660
VERENIGD KONINKRIJK
Nr. INBREUK: 97/2235
MROA: 98/12/09
383L0349
VERENIGD KONINKRIJK
Nr. INBREUK: 97/2238
MROA: 98/12/09
390L0604
VERENIGD KONINKRIJK
Nr. INBREUK: 97/2242
MROA: 98/12/09
390L0605
VERENIGD KONINKRIJK
Nr. INBREUK: 97/2243
MROA: 98/12/09
Burgerlijk recht en toegang tot de rechter - Vrijheid van vestiging en vrij verrichten van diensten
386L0653
ITALIË
Nr. INBREUK: 95/2178
BEROEP: 98/12/02
Gereglementeerde beroepen
375L0362
SPANJE
Nr. INBREUK: 90/0981
AMROA-VERZENDING: 98/08/10
377L0453
BELGIË
Nr. INBREUK: 96/2078
MROA: 98/10/07
378L0686
ITALIË
Nr. INBREUK: 95/2179
BEROEP: 98/12/02
386L0017
SPANJE
Nr. INBREUK: 90/0349
BEROEP-VERZENDING: 98/11/23
389L0048
FRANKRIJK
Nr. INBREUK: 96/2254
MROA-VERZENDING: 98/10/15
389L0594
FRANKRIJK
Nr. INBREUK: 92/2292
BEROEP-VERZENDING: 98/07/10
392L0051
SPANJE
Nr. INBREUK: 95/4918
MROA-VERZENDING: 98/11/23
BELASTINGEN
Wederzijdse bijstand
377L0799
DUITSLAND
Nr. INBREUK: 90/6019
TA-VERZENDING: 97/04/07
VERENIGD KONINKRIJK
Nr. INBREUK: 96/2196
AANMANING-VERZENDING: 97/04/07
CONSUMENTENBELEID EN BESCHERMING VAN DE GEZONDHEID VAN DE CONSUMENT
390L0314
GRIEKENLAND
Nr. INBREUK: 98/2275
AANMANING-VERZENDING: 98/10/16
ITALIË
Nr. INBREUK: 96/2155
MROA-VERZENDING: 98/12/18
393L0013
BELGIË
Nr. INBREUK: 94/2171
MROA-VERZENDING: 97/12/19
GRIEKENLAND
Nr. INBREUK: 98/2028
AANMANING-VERZENDING: 98/04/06
FRANKRIJK
Nr. INBREUK: 98/2025
AANMANING-VERZENDING: 98/04/06
ITALIË
Nr. INBREUK: 98/2026
MROA-VERZENDING: 98/12/18
NEDERLAND
Nr. INBREUK: 94/2170
MROA-VERZENDING: 98/04/06
PORTUGAL
Nr. INBREUK: 98/2027
AANMANING-VERZENDING: 98/04/06
ZWEDEN
Nr. INBREUK: 98/2032
MROA-VERZENDING: 98/12/21
394L047
ZWEDEN
Nr. INBREUK: 98/2008
AANMANING-VERZENDING: 98/11/23
DEEL 3: ONJUISTE TOEPASSING VAN DE RICHTLIJNEN
NB 1:
In dit deel worden de data vermeld als jaar/maand/dag. De afkortingen zijn als in deel 1.
NB 2:
De in een afdeling of onderafdeling van dit deel van de bijlage opgenomen gegevens staan in kolommen die van boven naar onder en van links naar rechts moeten worden gelezen. Een inbreukdossier kan over twee kolommen verdeeld zijn.
INDUSTRIE
Normen en technische voorschriften
398L034
DUITSLAND
Nr. INBREUK: 98/2312
AANMANING-VERZENDING: 98/09/11
Nr. INBREUK: 96/1134
AANMANING-VERZENDING: 96/12/20
Nr. INBREUK: 96/0227
AANMANING-VERZENDING: 96/04/01
Nr. INBREUK: 92/0956
MROA-VERZENDING: 95/09/07
BELGIË
Nr. INBREUK: 96/0556
AANMANING-VERZENDING: 96/11/05
Nr. INBREUK: 96/0555
AANMANING-VERZENDING: 96/11/05
Nr. INBREUK: 95/0649
AANMANING-VERZENDING: 95/11/06
Nr. INBREUK: 98/0102
AANMANING-VERZENDING: 98/03/26
FRANKRIJK
Nr. INBREUK: 96/0554
AANMANING-VERZENDING: 96/11/05
Nr. INBREUK: 97/0009
AANMANING-VERZENDING: 97/01/28
Nr. INBREUK: 97/0194
AANMANING-VERZENDING: 97/07/04
Nr. INBREUK: 97/0193
AANMANING-VERZENDING: 97/07/04
Nr. INBREUK: 98/0765
AANMANING-VERZENDING: 98/02/23
Nr. INBREUK: 97/0199
MROA-VERZENDING: 98/12/17
GRIEKENLAND
Nr. INBREUK: 94/0621
AANMANING-VERZENDING: 94/07/28
IERLAND
Nr. INBREUK: 97/0007
AANMANING-VERZENDING: 97/02/04
ITALIË
Nr. INBREUK: 96/0552
AANMANING-VERZENDING: 96/11/05
NEDERLAND
Nr. INBREUK: 95/0007
AANMANING-VERZENDING: 95/02/22
PORTUGAL
Nr. INBREUK: 98/0101
AANMANING-VERZENDING: 98/03/26
Nr. INBREUK: 98/0100
AANMANING-VERZENDING: 98/03/26
VERENIGD KONINKRIJK
Nr. INBREUK: 98/2313
AANMANING-VERZENDING: 98/09/22
Chemie, kunststof, rubber
393L0015
DUITSLAND
Nr. INBREUK: 97/4054
AANMANING-VERZENDING: 98/05/27
SPANJE
Nr. INBREUK: 94/0663
AANMANING-VERZENDING: 98/08/09
Drukapparaten, medische hulpmiddelen en metrologie
373L0023
ITALIË
Nr. INBREUK: 95/4272
MROA-VERZENDING: 97/01/30
388L378
FRANKRIJK
Nr. INBREUK: 97/2102
AANMANING-VERZENDING: 98/09/29
389L0392
PORTUGAL
Nr. INBREUK: 94/2279
MROA-VERZENDING: 98/04/23
389L0686
PORTUGAL
Nr. INBREUK: 95/2322
MROA-VERZENDING: 97/10/15
DUITSLAND
Nr. INBREUK: 97/4480
AANMANING-VERZENDING: 98/09/24
390L0396
DUITSLAND
Nr. INBREUK: 96/4294
AANMANING: 96/10/16
SPANJE
Nr. INBREUK: 96/4523
AANMANING-VERZENDING: 97/09/18
ITALIË
Nr. INBREUK: 93/2294
BEROEP: 97/03/18
Bouw
389L0106
GRIEKENLAND
Nr. INBREUK: 94/4276
MROA-VERZENDING: 98/12/4
Levensmiddelen
379L112
GRIEKENLAND
Nr. INBREUK: 98/4129
AANMANING-VERZENDING: 98/09/04
380L777
DUITSLAND
Nr. INBREUK: 96/2189
AANMANING-VERZENDING: 98/11/25
383L0417
NEDERLAND
Nr. INBREUK: 95/2309
MROA-VERZENDING: 98/01/22
Farmacie
365L0065
VERENIGD KONINKRIJK
Nr. INBREUK: 95/4113
AANMANING-VERZENDING: 96/08/28
Nr. INBREUK: 94/4658
MROA-VERZENDING: 98/02/06
NEDERLAND
Nr. INBREUK: 97/4396
AANMANING-VERZENDING: 97/12/08
389L0105
FINLAND
Nr. INBREUK: 97/4349
MROA-VERZENDING: 98/12/17
MEDEDINGING
380L723, 385L413 en 393L0084
GRIEKENLAND
Nr. INBREUK: 96/2253
MROA-VERZENDING: 97/11/21
396L0019 en 396L0002
GRIEKENLAND
Nr. INBREUK: 96/2237
MROA-VERZENDING: 98/12/17
Nr. INBREUK: 98/2100
MROA-VERZENDING: 98/12/17
PORTUGAL
Nr. INBREUK: 98/2148
MROA-VERZENDING: 98/12/17
Nr. INBREUK: 98/2072
AANMANING-VERZENDING: 98/05/27
SOCIAAL BELEID EN WERKGELEGENHEID
368L0360
BELGIË
Nr. INBREUK: 92/2290
BEROEP: 95/10/30
NEDERLAND
Nr. INBREUK: 95/4787
TA-VERZENDING: 98/12/04
Nr. INBREUK: 95/4823
MROA-VERZENDING: 97/11/06
375L0117 en 379L0007
GRIEKENLAND
Nr. INBREUK: 91/4668
BEROEP: 98/05/18
LANDBOUW
Diergeneeskundige sector
364L0433 en 391L0498
FRANKRIJK
Nr. INBREUK: 96/2022
MROA-VERZENDING: 98/02/09
364L0433
DUITSLAND
Nr. INBREUK: 93/2097
ARREST: 12.11.1998
364L0433, 372L0461, 389L0662 en 391L0495
VERENIGD KONINKRIJK
Nr. INBREUK: 97/2152
MROA-VERZENDING: 98/05/26
364L0433, 371L0118, 377L0099, 391L0495, 392L0045 en 394L0065
FRANKRIJK
Nr. INBREUK: 95/4080
MROA-VERZENDING: 98/08/24: SG(98)D/07276
372L0462, 385L0073, 390L0675 en 393L0118
BELGIË
Nr. INBREUK: 95/2006
MROA-VERZENDING: 98/09/09
GRIEKENLAND
Nr. INBREUK: 95/2011
BEROEP: 98/12/18
385L0073 en 393L0118
GRIEKENLAND
Nr. INBREUK: 94/2181
BEROEP: 98/06/10
389L0108 en 391L0493
ITALIË
Nr. INBREUK: 96/2198
MROA-VERZENDING: 98/08/18
390L0667
PORTUGAL
Nr. INBREUK: 97/2216
MROA-VERZENDING: 98/05/26
Zaai- en plantgoed
366L0401 en 370L0457
FRANKRIJK
Nr. INBREUK: 97/2002
MROA-VERZENDING: 98/06/24
Technische voorschriften
383L0189, 388L0182 en 398L0034
NEDERLAND
Nr. INBREUK: 93/2267
BEROEP: 97/09/30
VERVOER
Wegvervoer, goederen
374L0561, 389L0048 en 389L0438
FRANKRIJK
Nr. INBREUK: 94/4116
TA-VERZENDING: 98/09/16
392L0106
ITALIË
Nr. INBREUK: 95/4557
MROA-VERZENDING: 98/07/24
393L0089
OOSTENRIJK
Nr. INBREUK: 96/2059
BEROEP: 98/05/29
Wegvervoer, veiligheid-technologie
385L0003 en 396L0053
OOSTENRIJK
Nr. INBREUK: 97/4571
AANMANING-VERZENDING: 98/09/03
Luchtvervoer, luchthavenbeleid
392L2407, 392L2408 en 392L2409
OOSTENRIJK
Nr. INBREUK: 95/2090
BEROEP: 98/12/18
BELGIË
Nr. INBREUK: 95/2085
BEROEP: 98/12/18
DENEMARKEN
Nr. INBREUK: 95/2087
BEROEP: 98/12/18
FINLAND
Nr. INBREUK: 95/2088
BEROEP: 98/12/18
LUXEMBURG
Nr. INBREUK: 95/2086
BEROEP: 98/12/18
ZWEDEN
Nr. INBREUK: 95/2089
BEROEP: 98/12/18
DUITSLAND
Nr. INBREUK: 96/2073
BEROEP: 98/12/18
VERENIGD KONINKRIJK
Nr. INBREUK: 95/2125
BEROEP: 98/12/18
NEDERLAND
Nr. INBREUK: 98/2094
AANMANING: 98/11/04
FRANKRIJK
Nr. INBREUK: 98/2325
AANMANING: 98/11/04
Luchtvervoer, veiligheid en sociale aspecten
391L670
BELGIË
Nr. INBREUK: 95/4152
MROA-VERZENDING: 98/08/19
Zeevervoer, veiligheid en technische aspecten
394L0057
DUITSLAND
Nr. INBREUK: 97/4447
AANMANING-VERZENDING: 98/09/24
TELEVISIE ZONDER GRENZEN
389L0552
GRIEKENLAND
Nr. INBREUK: 95/4452
AANMANING-VERZENDING: 96/01/24
ITALIË
Nr. INBREUK: 94/4750
MROA-VERZENDING: 97/08/07
MILIEUZAKEN
Vrije toegang tot milieu-informatie
390L0313
DUITSLAND
Nr. INBREUK: 96/4055
MROA-VERZENDING: 98/10/28
PORTUGAL
Nr. INBREUK: 97/2093
MROA-VERZENDING: 98/06/30
VERENIGD KONINKRIJK
Nr. INBREUK: 93/4022
MROA: 98/03/25
Milieueffectbeoordeling
385L0337
IERLAND
Nr. INBREUK: 96/4646
MROA-VERZENDING: 98/12/21
Water
375L0440
FRANKRIJK
Nr. INBREUK: 92/4200
MROA-VERZENDING: 97/10/28
PORTUGAL
Nr. INBREUK: 92/2300
BEROEP: 97/06/04
BELGIË
Nr. INBREUK: 98/2060
MROA-VERZENDING: 98/12/22
LUXEMBURG
Nr. INBREUK: 98/2063
MROA: 98/10/07
PORTUGAL
Nr. INBREUK: 98/2067
MROA: 98/12/02
ITALIË
Nr. INBREUK: 98/2065
MROA-VERZENDING: 98/12/22
376L0160
VERENIGD KONINKRIJK
Nr. INBREUK: 86/0214
AANMANING2-VERZENDING: 98/10/30
BELGIË
Nr. INBREUK: 89/0416
BEROEP: 98/08/05
SPANJE
Nr. INBREUK: 89/0418
BEROEP: 96/03/22
DUITSLAND
Nr. INBREUK: 89/0317
BEROEP: 97/05/23
FRANKRIJK
Nr. INBREUK: 96/2107
MROA-VERZENDING: 98/08/05
ITALIË
Nr. INBREUK: 87/0356
AMROA-VERZENDING: 93/03/15
NEDERLAND
Nr. INBREUK: 96/2109
MROA-VERZENDING: 98/10/15
PORTUGAL
Nr. INBREUK: 96/2108
MROA-VERZENDING: 98/12/11
376L0464
DUITSLAND
Nr. INBREUK: 89/2343
BEROEP: 97/05/09
GRIEKENLAND
Nr. INBREUK: 89/0303
AANMANING2-VERZENDING: 98/12/18
GRIEKENLAND
Nr. INBREUK: 90/0979
BEROEP: 97/11/11
GRIEKENLAND
Nr. INBREUK: 91/0620
BEROEP: 95/07/06
BELGIË
Nr. INBREUK: 91/0205
BEROEP: 97/05/30
SPANJE
Nr. INBREUK: 90/0960
BEROEP: 96/06/25
SPANJE
Nr. INBREUK: 94/4548
AMROA-VERZENDING: 97/07/11
FRANKRIJK
Nr. INBREUK: 91/0206
MROA-VERZENDING: 93/05/18
ITALIË
Nr. INBREUK: 91/0642
BEROEP: 96/08/22
LUXEMBURG
Nr. INBREUK: 91/0207
BEROEP: 96/06/18
NEDERLAND
Nr. INBREUK: 90/4113
BEROEP: 98/04/17
PORTUGAL
Nr. INBREUK: 91/0556
BEROEP: 98/07/17
VERENIGD KONINKRIJK
Nr. INBREUK: 91/0785
MROA-VERZENDING: 97/03/25
SPANJE
Nr. INBREUK: 90/2190
AMROA-VERZENDING: 95/01/19
379L0923
ITALIË
Nr. INBREUK: 91/0743
BEROEP: 96/07/01
380L0778
OOSTENRIJK
Nr. INBREUK: 97/2155
MROA-VERZENDING: 98/10/21
384L0156
PORTUGAL
Nr. INBREUK: 92/2303
AANMANING2-VERZENDING: 98/12/11
391L0271
BELGIË
Nr. INBREUK: 98/2012
MROA-VERZENDING: 98/12/17
SPANJE
Nr. INBREUK: 97/2069
MROA-VERZENDING: 98/12/11
391L0676
SPANJE
Nr. INBREUK: 96/2205
BEROEP: 98/07/17
SPANJE
Nr. INBREUK: 94/2240
BEROEP: 97/02/19
LUXEMBURG
Nr. INBREUK: 97/2192
MROA-VERZENDING: 98/10/21
Natuur
379L0409
BELGIË
Nr. INBREUK: 95/4435
MROA-VERZENDING: 98/09/29
DUITSLAND
Nr. INBREUK: 92/4575
MROA-VERZENDING: 98/12/11
SPANJE
Nr. INBREUK: 88/0295
AANMANING2-VERZENDING: 96/03/08
SPANJE
Nr. INBREUK: 91/4380
MROA-VERZENDING: 96/08/06
SPANJE
Nr. INBREUK: 97/4466
MROA: 98/07/29
FRANKRIJK
Nr. INBREUK: 89/4910
BEROEP: 98/04/03
FRANKRIJK
Nr. INBREUK: 91/0640
MROA-VERZENDING: 94/09/13
FRANKRIJK
Nr. INBREUK: 91/4599
MROA-VERZENDING: 95/07/03
BEROEP: 97/04/30
FRANKRIJK
Nr. INBREUK: 92/4052
MROA-VERZENDING: 97/12/19
FRANKRIJK
Nr. INBREUK: 92/4527
MROA-VERZENDING: 97/12/19
FRANKRIJK
Nr. INBREUK: 94/4733
BEROEP: 98/10/16
FINLAND
Nr. INBREUK: 98/2208
MROA-VERZENDING: 98/12/17
ITALIË
Nr. INBREUK: 93/2165
MROA-VERZENDING: 98/08/18
IERLAND
Nr. INBREUK: 95/4840
MROA-VERZENDING: 98/04/08
LUXEMBURG
Nr. INBREUK: 88/0172
AMROA-VERZENDING: 97/07/14
NEDERLAND
Nr. INBREUK: 87/0176
BEROEP: 96/01/05
NEDERLAND
Nr. INBREUK: 93/4479
BEROEP: 98/03/02
PORTUGAL
Nr. INBREUK: 96/2206
MROA-VERZENDING: 98/12/17
392L0043
DUITSLAND
Nr. INBREUK: 95/2225
MROA-VERZENDING: 97/12/19
OOSTENRIJK
Nr. INBREUK: 96/2089
MROA-VERZENDING: 98/04/28
DENEMARKEN
Nr. INBREUK: 96/2090
MROA-VERZENDING: 98/01/19
SPANJE
Nr. INBREUK: 95/2231
MROA-VERZENDING: 97/11/27
FINLAND
Nr. INBREUK: 95/2224
MROA-VERZENDING: 98/01/09
FRANKRIJK
Nr. INBREUK: 95/2230
MROA-VERZENDING: 97/11/06
IERLAND
Nr. INBREUK: 95/2229
MROA-VERZENDING: 97/12/19
ITALIË
Nr. INBREUK: 96/2091
MROA: 97/10/15
LUXEMBURG
Nr. INBREUK: 95/2226
MROA-VERZENDING: 97/11/12
NEDERLAND
Nr. INBREUK: 95/2228
MROA-VERZENDING: 97/12/16
VERENIGD KONINKRIJK
Nr. INBREUK: 96/2092
MROA-VERZENDING: 97/12/19
Afvalstoffen
375L0439 en 387L0101
DUITSLAND
Nr. INBREUK: 90/5097
BEROEP: 97/03/10
375L0442 en 391L0156
GRIEKENLAND
Nr. INBREUK: 89/0138
BEROEP 2: 97/11/17
PORTUGAL
Nr. INBREUK: 93/2159
TA-VERZENDING: 98/02/24
GRIEKENLAND
Nr. INBREUK: 97/2190
MROA-VERZENDING: 98/09/29
ITALIË
Nr. INBREUK: 90/0262
BEROEP: 97/10/23
PORTUGAL
Nr. INBREUK: 93/4085
MROA-VERZENDING: 98/07/06
DUITSLAND
Nr. INBREUK: 97/2177
MROA-VERZENDING: 98/12/21
SPANJE
Nr. INBREUK: 97/2180
MROA-VERZENDING: 98/10/21
FRANKRIJK
Nr. INBREUK: 97/2178
MROA-VERZENDING: 98/08/05
ITALIË
Nr. INBREUK: 97/2182
MROA-VERZENDING: 98/10/21
LUXEMBURG
Nr. INBREUK: 97/2179
MROA-VERZENDING: 98/08/06
VERENIGD KONINKRIJK
Nr. INBREUK: 97/2185
MROA: 98/10/97
IERLAND
Nr. INBREUK: 97/2181
MROA-VERZENDING: 98/07/27
391L0157
BELGIË
Nr. INBREUK: 94/2271
BEROEP: 97/10/06
SPANJE
Nr. INBREUK: 94/2277
AANMANING2-VERZENDING: 98/12/17
FRANKRIJK
Nr. INBREUK: 94/2270
BEROEP: 98/05/14
GRIEKENLAND
Nr. INBREUK: 94/2273
BEROEP: 98/06/10
PORTUGAL
Nr. INBREUK: 97/2073
MROA-VERZENDING: 98/07/06
391L0689
BELGIË
Nr. INBREUK: 98/2171
MROA: 98/12/02
GRIEKENLAND
Nr. INBREUK: 98/2174
MROA-VERZENDING: 98/12/17
ITALIË
Nr. INBREUK: 98/2176
MROA-VERZENDING: 98/12/17
PORTUGAL
Nr. INBREUK: 98/2178
MROA: 98/12/02
394L0062
BELGIË
Nr. INBREUK: 97/2175
MROA-VERZENDING: 98/10/15
NEDERLAND
Nr. INBREUK: 97/2189
MROA-VERZENDING: 98/11/26
ZWEDEN
Nr. INBREUK: 97/2184
MROA-VERZENDING: 98/11/23
Milieu en industrie
382L0501
SPANJE
Nr. INBREUK: 94/4865
MROA-VERZENDING: 97/07/11
ITALIË
Nr. INBREUK: 91/2065
BEROEP: 97/09/29
389L0369
SPANJE
Nr. INBREUK: 93/4621
MROA-VERZENDING: 98/07/24
TELECOMMUNICATIE
390L0388, 396L0019 en 397L0033
PORTUGAL
Nr. INBREUK: 98/2132
AANMANING-VERZENDING: 98/09/29
INTERNE MARKT EN FINANCIËLE DIENSTEN
Vrij verkeer van personen en burgerrechten
364L0221
FRANKRIJK
Nr. INBREUK: 96/4026
MROA-VERZENDING: 98/07/13
ITALIË
Nr. INBREUK: 97/4899
MROA-VERZENDING: 98/12/22
373L0148
FRANKRIJK
Nr. INBREUK: 95/4725
BEROEP: 98/06/24
FRANKRIJK
Nr. INBREUK: 95/4317
BEROEP: 98/06/24
390L0364, 390L0365 en 390L0366
ITALIË
Nr. INBREUK: 94/2218
BEROEP-VERZENDING: 98/11/25
393L0096
FRANKRIJK
Nr. INBREUK: 94/2215
BEROEP-VERZENDING: 98/06/16
Overheidsopdrachten
371L0305 en 393L0037
BELGIË
Nr. INBREUK: 95/2110
MROA-VERZENDING: 98/03/23
388L0295
IERLAND
Nr. INBREUK: 94/0608
ARREST: 98/12/17
389L0440 en 389L0665
ITALIË
Nr. INBREUK: 95/4646
MROA-VERZENDING: 98/03/23
389L0665 en 393L0037
OOSTENRIJK
Nr. INBREUK: 95/4325
BEROEP-VERZENDING: 96/10/07
389L0665, 392L0050 en 393L0036
OOSTENRIJK
Nr. INBREUK: 96/4698
BEROEP: 98/12/02
390L0531, 392L0050, 393L0036, 393L0037 en 393L0038
OOSTENRIJK
Nr. INBREUK: 96/4081
MROA-VERZENDING: 98/08/07
392L0050
BELGIË
Nr. INBREUK: 95/4379
MROA: 96/07/24
DUITSLAND
Nr. INBREUK: 97/4076
MROA-VERZENDING: 98/12/30
FRANKRIJK
Nr. INBREUK: 96/4543
MROA-VERZENDING: 98/05/15
IERLAND
Nr. INBREUK: 96/4032
MROA-VERZENDING: 97/11/04
ITALIË
Nr. INBREUK: 97/4230
AMROA-VERZENDING: 98/12/22
ITALIË
Nr. INBREUK: 95/5004
MROA-VERZENDING: 98/08/10
VERENIGD KONINKRIJK
Nr. INBREUK: 96/4463
AMROA-VERZENDING: 98/07/29
VERENIGD KONINKRIJK
Nr. INBREUK: 95/4052
MROA-VERZENDING: 96/09/24
392L0050 en 393L0036
ITALIË
Nr. INBREUK: 95/4415
BEROEP: 98/11/11
393L0036
GRIEKENLAND
Nr. INBREUK: 95/4837
MROA: 98/06/24
ITALIË
Nr. INBREUK: 95/4716
MROA-VERZENDING: 98/08/10
ITALIË
Nr. INBREUK: 96/4623
MROA-VERZENDING: 98/12/17
393L0036 en 393L0037
NEDERLAND
Nr. INBREUK: 94/4800
MROA: 98/12/02
393L0037
BELGIË
Nr. INBREUK: 94/4646
BEROEP-VERZENDING: 96/10/02
FRANKRIJK
Nr. INBREUK: 95/2107
BEROEP-VERZENDING: 98/06/22
FRANKRIJK
Nr. INBREUK: 95/2098
BEROEP: 98/12/02
ITALIË
Nr. INBREUK: 97/4218
MROA-VERZENDING: 98/09/09
393L0038
FRANKRIJK
Nr. INBREUK: 95/2252
BEROEP: 98/01/22
Banken
391L0308
OOSTENRIJK
Nr. INBREUK: 95/2121
BEROEP-VERZENDING: 98/07/28
Verzekeringen
377L0092
SPANJE
Nr. INBREUK: 95/4242
MROA-VERZENDING: 98/07/29
384L0005
SPANJE
Nr. INBREUK: 95/2048
BEROEP-VERZENDING: 98/01/23
392L0049
DUITSLAND
Nr. INBREUK: 95/2108
MROA-VERZENDING: 98/01/22
BELGIË
Nr. INBREUK: 95/2112
BEROEP-VERZENDING: 98/06/02
Financiële gegevens en vennootschapsrecht
368L0151 en 378L0660
DUITSLAND
Nr. INBREUK: 90/0322
ARREST: 98/09/29
384L0253
ITALIË
Nr. INBREUK: 97/2016
MROA: 97/12/10
Gereglementeerde beroepen
368L0368
GRIEKENLAND
Nr. INBREUK: 94/4176
BEROEP: 97/12/10
377L0452 en 377L0453
BELGIË
Nr. INBREUK: 96/2068
MROA-VERZENDING: 98/10/22
SPANJE
Nr. INBREUK: 91/4352
MROA-VERZENDING: 98/11/23
378L0686
DUITSLAND
Nr. INBREUK: 87/0434
BEROEP-VERZENDING: 98/07/15
378L0686 en 378L0687
SPANJE
Nr. INBREUK: 90/0411
MROA-VERZENDING: 92/08/06
ITALIË
Nr. INBREUK: 90/0412
ARREST: 95/06/01
ITALIË
Nr. INBREUK: 96/2179
BEROEP: 98/12/02
385L0384
ITALIË
Nr. INBREUK: 94/4270
BEROEP: 98/12/16
385L0432
ITALIË
Nr. INBREUK: 91/0820
A171-VERZENDING: 97/03/25
389L0048
DUITSLAND
Nr. INBREUK: 94/4568
MROA-VERZENDING: 98/03/13
DUITSLAND
Nr. INBREUK: 95/4533
MROA: 98/12/09
FRANKRIJK
Nr. INBREUK: 90/4379
BEROEP: 98/06/24
SPANJE
Nr. INBREUK: 94/4348
MROA-VERZENDING: 97/06/10
BELGIË
Nr. INBREUK: 95/4173
BEROEP: 98/12/02
392L0051
DUITSLAND
Nr. INBREUK: 95/4816
MROA-VERZENDING: 98/08/07
ITALIË
Nr. INBREUK: 94/4639
BEROEP: 98/08/07
BELASTINGEN
BTW
377L0388
DUITSLAND
Nr. INBREUK: 96/2124
AANMANING-VERZENDING: 97/07/14
DUITSLAND
Nr. INBREUK: 93/2229
BEROEP: 98/11/26
DUITSLAND
Nr. INBREUK: 93/2142
BEROEP: 97/12/22
DUITSLAND
Nr. INBREUK: 98/2232
AANMANING-VERZENDING: 98/11/06
DUITSLAND
Nr. INBREUK: 98/2133
AANMANING-VERZENDING: 98/11/18
DUITSLAND
Nr. INBREUK: 97/2078
AANMANING-VERZENDING: 97/09/17
OOSTENRIJK
Nr. INBREUK: 96/2081
MROA-VERZENDING: 98/08/07
OOSTENRIJK
Nr. INBREUK: 96/2133
AANMANING-VERZENDING: 97/10/29
OOSTENRIJK
Nr. INBREUK: 97/2231
AANMANING-VERZENDING: 98/03/05
OOSTENRIJK
Nr. INBREUK: 98/2134
AANMANING-VERZENDING: 98/11/18
OOSTENRIJK
Nr. INBREUK: 96/4733
AANMANING-VERZENDING: 98/01/22
BELGIË
Nr. INBREUK: 96/2187
TA-VERZENDING: 98/06/11
BELGIË
Nr. INBREUK: 93/2174
MROA-VERZENDING: 98/07/08
SPANJE
Nr. INBREUK: 92/2073
BEROEP: 96/04/17
SPANJE
Nr. INBREUK: 90/0033
BEROEP: 97/12/05
SPANJE
Nr. INBREUK: 98/2242
AANMANING-VERZENDING: 98/10/02
SPANJE
Nr. INBREUK: 98/2136
AANMANING-VERZENDING: 98/11/18
SPANJE
Nr. INBREUK: 97/2172
AANMANING-VERZENDING: 97/12/22
FINLAND
Nr. INBREUK: 98/2137
AANMANING-VERZENDING: 98/11/18
FINLAND
Nr. INBREUK: 97/2156
MROA-VERZENDING: 98/11/04
FRANKRIJK
Nr. INBREUK: 95/4515
MROA-VERZENDING: 98/03/05
FRANKRIJK
Nr. INBREUK: 95/4741
MROA-VERZENDING: 98/06/11
FRANKRIJK
Nr. INBREUK: 93/4391
MROA-VERZENDING: 96/06/11
FRANKRIJK
Nr. INBREUK: 88/0213
BEROEP: 97/07/30
FRANKRIJK
Nr. INBREUK: 89/5085
BEROEP: 98/12/30
FRANKRIJK
Nr. INBREUK: 98/4246
MROA-VERZENDING: 98/12/18
FRANKRIJK
Nr. INBREUK: 98/4401
AANMANING-VERZENDING: 98/07/24
FRANKRIJK
Nr. INBREUK: 98/2103
AANMANING-VERZENDING: 98/06/18
FRANKRIJK
Nr. INBREUK: 97/2215
MROA-VERZENDING: 98/11/17
FRANKRIJK
Nr. INBREUK: 97/2104
MROA-VERZENDING: 98/07/24
GRIEKENLAND
Nr. INBREUK: 88/0199
BEROEP: 98/07/16
IERLAND
Nr. INBREUK: 88/0200
BEROEP: 97/10/21
ITALIË
Nr. INBREUK: 98/2138
AANMANING-VERZENDING: 98/11/04
ITALIË
Nr. INBREUK: 97/4365
TA-VERZENDING: 98/08/10
NEDERLAND
Nr. INBREUK: 94/2290
AANMANING-VERZENDING: 96/09/05
NEDERLAND
Nr. INBREUK: 94/2100
BEROEP: 98/09/14
NEDERLAND
Nr. INBREUK: 88/0201
BEROEP: 97/12/04
PORTUGAL
Nr. INBREUK: 93/2141
MROA-VERZENDING: 96/04/10
PORTUGAL
Nr. INBREUK: 98/2234
AANMANING-VERZENDING: 98/10/02
PORTUGAL
Nr. INBREUK: 98/2139
AANMANING-VERZENDING: 98/11/18
VERENIGD KONINKRIJK
Nr. INBREUK: 94/2099
MROA-VERZENDING: 98/10/14
VERENIGD KONINKRIJK
Nr. INBREUK: 88/0202
BEROEP: 97/10/22
VERENIGD KONINKRIJK
Nr. INBREUK: 98/2140
AANMANING-VERZENDING: 98/11/18
ZWEDEN
Nr. INBREUK: 98/2141
AANMANING-VERZENDING: 98/11/18
ZWEDEN
Nr. INBREUK: 97/2188
AANMANING-VERZENDING: 98/07/24
377L0388 en 389L0465
ITALIË
Nr. INBREUK: 92/2242
MROA-VERZENDING: 96/05/13
NEDERLAND
Nr. INBREUK: 92/2241
BEROEP: 96/09/24
377L0388 en 379L1072
FRANKRIJK
Nr. INBREUK: 92/4607
BEROEP: 97/12/18
377L0388 en 392L0012
GRIEKENLAND
Nr. INBREUK: 97/2148
TA-VERZENDING: 98/10/22
392L0077
PORTUGAL
Nr. INBREUK: 94/2178
BEROEP: 98/07/20
394L0005
VERENIGD KONINKRIJK
Nr. INBREUK: 95/4689
TA-VERZENDING: 98/08/10
Accijnzen/belastingen wagens
392L0012
OOSTENRIJK
Nr. INBREUK: 97/4358
AANMANING-VERZENDING: 98/11/06
BELGIË
Nr. INBREUK: 94/4860
MROA-VERZENDING: 97/12/15
GRIEKENLAND
Nr. INBREUK: 95/4625
AANMANING-VERZENDING: 98/02/04
392L0081
DUITSLAND
Nr. INBREUK: 97/2068
AANMANING-VERZENDING: 97/12/03
392L0082
FINLAND
Nr. INBREUK: 97/2071
MROA-VERZENDING: 98/08/06
ITALIË
Nr. INBREUK: 97/4868
MROA-VERZENDING: 98/12/18
392L0083
GRIEKENLAND
Nr. INBREUK: 97/4099
AANMANING-VERZENDING: 98/12/16
VERENIGD KONINKRIJK
Nr. INBREUK: 95/2114
AANMANING-VERZENDING: 95/10/25
392L0012 en 392L0082
ITALIË
Nr. INBREUK: 97/2251
AANMANING-VERZENDING: 98/11/04
392L0012 en 392L0083
FRANKRIJK
Nr. INBREUK: 95/4404
MROA-VERZENDING: 97/12/22
FRANKRIJK
Nr. INBREUK: 97/4373
MROA-VERZENDING: 98/08/05
392L0012, 392L0083 en 392L0084
FRANKRIJK
Nr. INBREUK: 95/2151
BEROEP: 97/12/22
383L0189 en 388L0182
ITALIË
Nr. INBREUK: 97/0018
AANMANING-VERZENDING: 97/04/15
392L0079 en 395L0059
FRANKRIJK
Nr. INBREUK: 98/4061
AANMANING-VERZENDING: 98/07/29
395L0059
GRIEKENLAND
Nr. INBREUK: 94/4034
BEROEP: 98/06/11
Kapitaalsbelasting
369L0335
GRIEKENLAND
Nr. INBREUK: 91/2193
BEROEP: 98/11/26
Directe belastingen
390L0435
BELGIË
Nr. INBREUK: 95/4973
AANMANING-VERZENDING: 97/08/07
CONSUMENTENBELEID EN BESCHERMING VAN DE GEZONDHEID VAN DE CONSUMENT
390L0088
VERENIGD KONINKRIJK
Nr. INBREUK: 94/2069
AANMANING-VERZENDING: 97/06/20
BIJLAGE V
TOT EN MET 31 DECEMBER 1998 GEWEZEN ARRESTEN VAN HET HOF VAN JUSTITIE WAARAAN NOG GEEN UITVOERING IS GEGEVEN
BELGIË
Arrest van 27.9.1988, zaak C-42/87
Arrest van 3.5.1994, zaak C-47/93
Discriminatie op het gebied van de financiering door de overheid; niet-universitair hoger onderwijs
De Belgische autoriteiten hebben een kopie overgelegd van het decreet van 1 oktober 1998 tot wijziging van de wet betreffende de financiering en de controle van universitaire instellingen. Deze tekst wordt door de diensten van de Commissie bestudeerd.
Arrest van 19.2.1991, zaak C-375/89
Steun aan Idealspun/Beaulieu
De procedure voor het Hof van Appel te Gent wordt voortgezet.
Arrest van 24.3.1994, zaak C-80/92
Vrij verkeer van draadloze telefoons
De behandeling van het dossier verloopt voorspoedig.
Arrest van 10.9.1996, zaak C-11/95
Gedeeltelijke omzetting van de richtlijn "Televisie zonder grenzen"
Procedure 171 loopt.
Arrest van 20.2.1997, zaak C-344/95
Voorwaarden voor en wijze van afgifte van de verblijfskaarten
De behandeling van het dossier verloopt voorspoedig.
Arrest van 20.3.1997, zaak C-294/96
Niet-mededeling van de nationale maatregelen ter omzetting van Richtlijn 90/385/EEG van de Raad inzake actieve implanteerbare medische hulpmiddelen
De Belgische autoriteiten hebben de tekst van het ontwerp-Koninklijk Besluit medegedeeld. De diensten van de Commissie zijn in afwachting van de publicatie ervan.
Arrest van 29.5.1997, zaak C-357/96
Niet-mededeling van de nationale maatregelen ter omzetting van Richtlijn 94/15/EG houdende wijziging van Richtlijn 90/220/EEG van de Raad inzake de doelbewuste introductie van genetisch gemodificeerde organismen in het milieu
Procedure 171 loopt.
Arrest van 12.3.1998, zaak C-163/97
Niet-mededeling van de nationale maatregelen tot omzetting van Richtlijn 92/74/EEG van de Raad ter uitbreiding van het toepassingsgebied van Richtlijn 81/851/EEG betreffende de aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen inzake geneesmiddelen en tot vaststelling van aanvullende bepalingen voor homeopathische geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik
Procedure 171 werd ingeleid.
Arrest van 9.7.1998, zaak C-323/97
Niet-mededeling van de nationale maatregelen ter omzetting van Richtlijn 94/80/EG van de Raad tot vaststelling van de wijze van uitoefening van het actieve en passieve kiesrecht bij gemeenteraadsverkiezingen ten behoeve van burgers van de Europese Unie die verblijven in een lidstaat waarvan zij de nationaliteit niet bezitten
De behandeling van het dossier verloopt voorspoedig. Het wetsontwerp tot omzetting van de richtlijn staat op het punt te worden goedgekeurd.
Arrest van 9.7.1998, zaak C-343/97
Non-conformiteit van de nationale maatregelen ter omzetting van respectievelijk Richtlijn 94/51/EG tot wijziging van Richtlijn 90/219/EEG van de Raad inzake het ingeperkte gebruik van genetisch gemodificeerde micro-organismen en Richtlijn 90/220/EEG van de Raad inzake de doelbewuste introductie van genetisch gemodificeerde organismen in het milieu
Procedure 171 werd ingeleid.
Arrest van 17.9.1998, zaak C-323/96
Overheidsopdrachten voor uitvoering van werken voor het gebouw van de Vlaamse Raad (afwerkingswerkzaamheden en sanitaire werken)
De diensten van de Commissie hebben contact opgenomen met de Belgische autoriteiten teneinde te vernemen welke maatregelen worden overwogen om zich te conformeren aan het arrest van het Hof.
Arrest van 6.10.1998, zaak C-79/98
Niet-mededeling van de nationale maatregelen ter omzetting van Richtlijn 94/69/EG houdende 21e aanpassing aan de technische vooruitgang van Richtlijn 67/548/EEG betreffende de aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen inzake de indeling, de verpakking en het kenmerken van gevaarlijke stoffen
De diensten van de Commissie hebben contact opgenomen met de Belgische autoriteiten teneinde te vernemen welke maatregelen worden overwogen om zich te conformeren aan het arrest van het Hof.
Arrest van 15.10.1998, zaak C-268/97
Niet-conformiteit van de Belgische wetgeving met Richtlijn 86/609/EEG van de Raad inzake de bescherming van gewervelde dieren die voor experimentele en andere wetenschappelijke doeleinden worden gebruikt
De diensten van de Commissie hebben contact opgenomen met de Belgische autoriteiten teneinde te vernemen welke maatregelen worden overwogen om zich te conformeren aan het arrest van het Hof.
Arrest van 15.10.1998, zaak C-283/97
Niet-mededeling van de nationale maatregelen tot omzetting van Richtlijn 92/73/EEG van de Raad tot uitbreiding van het toepassingsgebied van Richtlijn 65/55/EEG en Richtlijn 75/319/EEG betreffende de aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen inzake geneesmiddelen en tot vaststelling van aanvullende bepalingen voor homeopathische geneesmiddelen
Recent arrest.
Arrest van 15.10.1998, zaak C-326/97
Niet-mededeling van de nationale maatregelen ter omzetting van Richtlijn 95/27/EG tot wijziging van Richtlijn 86/662/EEG betreffende de beperking van geluidsemissies van hydraulische graafmachines, kabelgraafmachines, dozers, laders en graaflaadmachines
De diensten van de Commissie hebben contact opgenomen met de Belgische autoriteiten teneinde te vernemen welke maatregelen worden overwogen om zich te conformeren aan het arrest van het Hof.
DUITSLAND
Arrest van 20.9.1990, zaak C-5/89
Onderneming Bug-Alutechnik; terugbetaling van een subsidie
De door de onderneming Hoogovens Aluminium Profiltechnik GmbH ingeleide beroepsprocedure wordt voor het Bundesverwaltungsgericht voortgezet.
Arrest van 10.5.1995, zaak C-422/92
Verwijdering van afvalstoffen
De Duitse autoriteiten hebben maatregelen meegedeeld die thans door de diensten van de Commissie worden bestudeerd.
Arrest van 29.9.1998, zaak C-191/95
Deponeren van de jaarrekeningen bij het handelsregister
De Duitse autoriteiten hebben de Commissie een nota toegezonden waarin zij meedelen dat samen met de deelstaten wordt onderzocht op welke wijze het arrest van het Hof ten uitvoer moet worden gelegd.
Arrest van 22.10.1998, zaak C-301/95
Non-conformiteit van de maatregelen ter omzetting van Richtlijn 85/337/EEG van de Raad betreffende de milieueffectbeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten op milieugebied
De diensten van de Commissie hebben contact opgenomen met de Duitse autoriteiten teneinde te vernemen welke maatregelen worden overwogen om zich te conformeren aan het arrest van het Hof.
Arrest van 12.11.1998, zaak C-102/96
Belemmeringen voor de invoer van mannelijke varkens uit Denemarken
Recent arrest.
GRIEKENLAND
Arrest van 8.11.1990, zaak C-53/88
Bescherming van werknemers bij insolventie van de werkgever
Procedure 171 loopt.
Arrest van 7.4.1992, zaak C-45/91
Afvalstoffen in dorp op Kreta
De zaak werd uit hoofde van artikel 171, lid 2, van het EG-Verdrag voor het Hof van Justitie gebracht. Er wordt een dwangsom gevraagd.
Arrest van 23.3.1995, zaak C-365/93
Erkenning van diploma's van het hoger onderwijs
De zaak werd uit hoofde van artikel 171, lid 2, van het EG-Verdrag voor het Hof van Justitie gebracht. Er wordt een dwangsom gevraagd.
Arrest van 2.5.1996, zaak C-311/95
Niet-mededeling van de nationale maatregelen ter omzetting van de richtlijn van de Raad houdende coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor diensten
In afwachting van de officiële mededeling van het presidentieel decreet 346.1998 waarbij Richtlijn 92/50/EEG wordt omgezet, is besloten de aanhangigmaking bij het Hof krachtens artikel 171, lid 2, van het Verdrag op te schorten.
Arrest van 2.7.1996, zaak C-290/94
Toegang tot het arbeidsproces: discriminatie op grond van de nationaliteit
Procedure 171 werd ingeleid en kent een normaal verloop.
Arrest van 26.6.1997, zaak C-329/96
Niet-mededeling van de nationale maatregelen ter omzetting van Richtlijn 92/43/EEG van de Raad inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna
Procedure 171 loopt.
Arrest van 22.10.1997, zaak C-375/95
Belastingen op tweedehandsauto's
De behandeling van het dossier verloopt voorspoedig. Een wetsontwerp wordt in het Parlement besproken.
Arrest van 27.11.1997, zaak C-62/96
Voorwaarden voor vergunning en/of vlag voor vissersvaartuigen en koopvaardijschepen
Procedure 171 werd ingeleid.
Arrest van 11.6.1998, zaak C-232/95
Vervuiling van het Vegoritis-meer
Procedure 171 werd ingeleid.
Arrest van 11.6.1998, zaak C-233/95
Gevaarlijke stoffen in het aquatische milieu
Procedure 171 werd ingeleid.
Arrest van 15.10.1998, zaak C-385/97
Niet-mededeling van de nationale maatregelen ter omzetting van Richtlijn 93/118/EG van de Raad inzake de financiering van de keuringen en sanitaire controles van vers vlees en van vlees van pluimvee
Recent arrest.
Arrest van 29.10.1998, zaak C-185/96
Discriminatie op grond van nationaliteit: erkenning van de hoedanigheid van lid van een groot gezin
Recent arrest.
SPANJE
Arrest van 2.8.1993, zaak C-355/90
Behoud van de vogelstand in Santoña
De behandeling van het dossier verloopt voorspoedig en een oplossing is in zicht.
Arrest van 22.3.1994, zaak C-375/92
Beperkingen op het vrij verlenen van diensten door toeristengidsen
De behandeling van het dossier verloopt voorspoedig op het niveau van de verschillende regio's.
Arrest van 17.7.1997, zaak C-52/96
Overdracht van pensioenrechten
De behandeling van het dossier verloopt voorspoedig.
Arrest van 9.10.1997, zaak C-21/96
Stralingsbescherming van personen die medisch worden onderzocht of behandeld
De behandeling van het dossier verloopt voorspoedig.
Arrest van 18.12.1997, zaak C-360/95
Niet-mededeling van de nationale maatregelen ter omzetting van Richtlijn 91/371/EEG van de Raad inzake de toepassing van de overeenkomst tussen de EEG en de Zwitserse Bondsstaat betreffende het directe verzekeringsbedrijf, met uitzondering van de levensverzekeringsbranche
De Spaanse autoriteiten hebben maatregelen meegedeeld die thans door de diensten van de Commissie worden bestudeerd.
Arrest van 18.12.1997, zaak C-361/95
Niet-mededeling van de nationale maatregelen ter omzetting van Richtlijn 92/49/EEG van de Raad betreffende het directe verzekeringsbedrijf, met uitzondering van de levensverzekeringsbranche, en houdende wijziging van de Richtlijnen 73/239/EEG en 88/357/EEG
De behandeling van het dossier verloopt voorspoedig: de diensten van de Commissie zijn in afwachting van de officiële mededeling van de nationale maatregelen ter omzetting van de richtlijn.
Arrest van 12.2.1998, zaak C-92/96
Onjuiste toepassing van de bepalingen van Richtlijn 76/160/EEG van de Raad betreffende de kwaliteit van de zwembinnenwateren
De Spaanse autoriteiten hebben een zuiveringsprogramma voor de niet-conforme binnenwateren ingediend, dat door de diensten van de Commissie wordt bestudeerd.
Arrest van 7.5.1998, zaak C-124/96
Vrijstelling van de BTW voor diensten die samenhangen met de beoefening van sport of met lichamelijke opvoeding
De behandeling van het dossier verloopt voorspoedig.
Arrest van 28.5.1998, zaak C-298/97
Niet-mededeling van de verplichte programma's krachtens artikel 6 van Richtlijn 91/157/EEG van de Raad inzake batterijen en accu's die gevaarlijke stoffen bevatten
Procedure 171 werd ingeleid.
Arrest van 1.10.1998, zaak C-71/97
Onjuiste toepassing van Richtlijn 91/676/EEG van de Raad inzake de bescherming van water tegen verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen
De diensten van de Commissie hebben contact opgenomen met de Spaanse autoriteiten teneinde te vernemen welke maatregelen worden overwogen om zich te conformeren aan het arrest van het Hof.
Arrest van 29.10.1998, zaak C-114/97
Uitoefening van particuliere beveiligingsactiviteiten
Recent arrest.
Arrest van 25.11.1998, zaak C-214/96
Onjuiste toepassing van Richtlijn 76/464/EEG van de Raad betreffende de verontreiniging veroorzaakt door bepaalde gevaarlijke stoffen die in het aquatisch milieu van de Gemeenschap worden geloosd (artikel 7: programma's ter vermindering van de vervuiling)
Recent arrest.
FRANKRIJK
Arrest van 27.4.1988, C-252/85
Behoud van de vogelstand
De zaak werd uit hoofde van artikel 171, lid 2, van het EG-Verdrag voor het Hof van Justitie gebracht. Er wordt een dwangsom gevraagd.
Arrest van 12.12.1990, zaak C-263/88
Weigering van het recht van vestiging en vrij verrichten van diensten in de overzeese gebieden
Procedure 171 loopt.
Arrest van 26.2.1991, zaak C-154/89
Beperkingen op het vrij verrichten van diensten door toeristengidsen
De behandeling van het dossier verloopt voorspoedig. De Franse autoriteiten zullen de tekst van het decreet dat een einde maakt aan de inbreuk, betekenen zodra deze is goedgekeurd.
Arrest van 11.6.1991, zaak C-64/88
Visserij: slechte controle op de naleving van de technische instandhoudingsmaatregelen
De diensten van de Commissie blijven toezien op de volledige tenuitvoerlegging van het arrest van het Hof.
Arrest van 13.3.1997, zaak C-197/96
Nachtarbeid door vrouwen
Procedure 171 loopt.
Arrest van 9.12.1997, zaak C-265/95
Belemmeringen voor de invoer van Spaanse aardbeien
De diensten van de Commissie hebben zich tot de Franse autoriteiten gewend, teneinde hen te wijzen op de verplichtingen die krachtens het EG-Verdrag op hen rusten. De diensten zien toe op de tenuitvoerlegging van het arrest van het Hof in de praktijk.
Arrest van 12.2.1998, zaak C-144/97
Niet-mededeling van de nationale maatregelen tot omzetting van Richtlijn 92/74/EEG van de Raad ter uitbreiding van het toepassingsgebied van Richtlijn 81/851/EEG betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten inzake geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik en tot vaststelling van aanvullende bepalingen voor homeopathische geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik
Procedure 171 werd ingeleid.
Arrest van 24.9.1998, zaak C-35/97
Berekening van het aanvullend pensioen voor grensarbeiders
De diensten van de Commissie hebben contact opgenomen met de Franse autoriteiten teneinde te vernemen welke maatregelen worden overwogen om zich te voegen naar het arrest van het Hof.
Arrest van 15.10.1998, zaak C-284/97
Niet-mededeling van de nationale maatregelen ter omzetting van Richtlijn 93/40/EEG tot wijziging van Richtlijn 81/852/EEG van de Raad betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake de analytische, toxicologisch-farmacologische en klinische normen en voorschriften betreffende proeven op geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik
Recent arrest.
Arrest van 22.10.1998, zaak C-184/96
Bereidingen op basis van "foie gras"
Recent arrest.
IERLAND
Arrest van 12.6.1997, zaak C-151/96
Koopvaardijschepen - vlag
Procedure 171 werd ingeleid. De Ierse autoriteiten hebben wetgevende maatregelen meegedeeld die door de diensten van de Commissie worden bestudeerd.
Arrest van 27.10.1998, zaak C-364/97
Niet-mededeling van de nationale maatregelen ter omzetting van Richtlijn 93/103/EG van de Raad betreffende de minimumvoorschriften inzake veiligheid en gezondheid bij het werk aan boord van vissersvaartuigen
Recent arrest.
Arrest van 17.12.1998, zaak C-353/96
Overheidsopdrachten voor leveringen: levering van kunstmest - Irish Forestry Board Ltd
Recent arrest.
ITALIË
Arrest van 12.7.1988, zaak C-322/86
Arrest van 9.3.1994, zaak C-291/93
Kwaliteit van viswater
De behandeling van het dossier verloopt voorspoedig.
Arrest van 26.2.1991, zaak C-180/89
Beperkingen op het vrij verrichten van diensten door toeristengidsen
Procedure 171 loopt.
Arrest van 1.6.1995, zaak C-40/93
Toegang tot het beroep van tandarts
De behandeling van het dossier verloopt voorspoedig.
Arrest van 29.2.1996, zaak C-307/94
Niet-mededeling van de maatregelen ter omzetting van de richtlijn van de Raad houdende de coördinatie van de wettelijke bepalingen betreffende bepaalde activiteiten op het gebied van de farmacie
De behandeling van het dossier verloopt voorspoedig.
Arrest van 12.12.1996, zaak C-302/95
Niet-mededeling van de nationale maatregelen ter omzetting van Richtlijn 91/271/EEG van de Raad inzake de behandeling van stedelijk afvalwater
Besloten werd de zaak uit hoofde van artikel 171, lid 2, voor het Hof van Justitie te brengen. Er wordt een dwangsom gevraagd.
Arrest van 23.1.1997, zaak C-314/95
Niet-mededeling van de nationale maatregelen ter omzetting van respectievelijk Richtlijn 74/63/EEG van de Raad tot vaststelling van maximumgehalten aan ongewenste stoffen en producten in diervoeder, Richtlijn 92/116/EEG van de Raad tot wijziging en bijwerking van Richtlijn 71/118/EEG inzake gezondheidsvraagstukken op het gebied van het handelsverkeer in vers vlees van pluimvee, alsmede Richtlijn 92/117/EEG van de Raad inzake maatregelen voor de bescherming tegen bepaalde zoönoses
De behandeling van het dossier verloopt voorspoedig; twee van de drie richtlijnen zijn omgezet. De diensten van de Commissie zijn in afwachting van de bekendmaking van de maatregelen tot omzetting van Richtlijn 92/117/EEG, teneinde dit dossier te kunnen classeren.
Arrest van 17.7.1997, zaak C-43/97
Niet-mededeling van de nationale maatregelen ter omzetting van Richtlijn 93/36/EEG van de Raad betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor leveringen
De behandeling van het dossier verloopt voorspoedig.
Arrest van 4.12.1997, zaak C-207/96
Nachtarbeid door vrouwen
Procedure 171 werd ingeleid.
Arrest van 4.12.1997, zaak C-225/96
Slechte toepassing van Richtlijn 79/923/EEG inzake schelpdierwater
De behandeling van het dossier verloopt voorspoedig.
Arrest van 18.6.1998, zaak C-35/96
Bindende tarieven die douane-expediteurs moeten toepassen voor het verrichten van douaneformaliteiten
De diensten van de Commissie hebben contact opgenomen met de Italiaanse autoriteiten teneinde te vernemen welke maatregelen worden overwogen om zich te voegen naar het arrest van het Hof.
Arrest van 1.10.1998, zaak C-285/96
Onjuiste toepassing van Richtlijn 76/464/EEG van de Raad betreffende de verontreiniging veroorzaakt door bepaalde gevaarlijke stoffen die in het aquatisch milieu van de Gemeenschap worden geloosd (artikel 7: programma's ter vermindering van de vervuiling)
De diensten van de Commissie hebben contact opgenomen met de Italiaanse autoriteiten teneinde te vernemen welke maatregelen worden overwogen om zich te conformeren aan het arrest van het Hof.
LUXEMBURG
Arrest van 2.7.1996, zaak C-473/93
Discriminatie op grond van de nationaliteit: toegang tot het arbeidsproces van respectievelijk verpleegkundigen in openbare ziekenhuizen, leraren in het openbaar onderwijs, ambtenaren of bedienden op het gebied van het onderzoek voor civiele doeleinden, het vervoer over land, post en telecommunicatie, water-, gas- en elektriciteitsvoorziening
Besloten werd de zaak uit hoofde van artikel 171, lid 2, van het Verdrag voor het Hof van Justitie te brengen. Er wordt een dwangsom gevraagd.
Arrest van 11.6.1998, zaak C-206/96
Ontbreken van programma's tot vermindering van de vervuiling met betrekking tot 99 stoffen die onder lijst II vallen van de bijlage bij Richtlijn 76/464/EEG van de Raad betreffende de verontreiniging veroorzaakt door bepaalde gevaarlijke stoffen die in het aquatisch milieu van de Gemeenschap worden geloosd
De Luxemburgse autoriteiten hebben de Commissie een pakket maatregelen doen toekomen die moeten worden genomen om het arrest ten uitvoer te leggen; dit maatregelenpakket wordt thans door de bevoegde technische diensten bestudeerd.
Arrest van 16.7.1998, zaak C-339/97
Ingeperkt gebruik van genetisch gemodificeerde micro-organismen (Richtlijn 94/51/EG)
Procedure 171 werd ingeleid.
Arrest van 29.10.1998, zaak C-410/97
Niet-mededeling van de nationale maatregelen ter omzetting van Richtlijn 92/29/EEG van de Raad betreffende de minimumvoorschriften inzake veiligheid en gezondheid ter bevordering van een betere medische hulpverlening aan boord van schepen
Recent arrest.
NEDERLAND
Arrest van 19.5.1998, zaak C-3/96
Niet-nakoming van de verplichting om speciale beschermingszones aan te wijzen zoals bepaald in Richtlijn 79/409/EEG van de Raad inzake het behoud van de vogelstand
Procedure 171 werd ingeleid.
PORTUGAL
Arrest van 28.5.1998, zaak C-213/97
Onvolledige en onjuiste uitvoering van artikel 3 en van de bijlagen I en II van Richtlijn 86/280/EEG van de Raad, zoals gewijzigd bij Richtlijn 88/347/EEG, betreffende grenswaarden en kwaliteitsdoelstellingen voor lozingen van bepaalde gevaarlijke stoffen
Procedure 171 werd ingeleid.
Arrest van 17.6.1998, zaak C-214/97
Ontbreken van saneringsplannen zoals bedoeld in artikel 4 van Richtlijn 75/440/EEG van de Raad betreffende de vereiste kwaliteit van het oppervlaktewater dat is bestemd voor de productie van drinkwater in de lidstaten
De behandeling van het dossier verloopt voorspoedig. De Portugese autoriteiten hebben een organisch actieplan ter sanering van het oppervlaktewater ingediend, dat door de technische diensten wordt bestudeerd.
Arrest van 18.6.1998, zaak C-183/97
Non-conformiteit van de nationale maatregelen ter omzetting van Richtlijn 80/68/EEG van de Raad betreffende de bescherming van het grondwater tegen verontreiniging veroorzaakt door de lozing van bepaalde gevaarlijke stoffen
De behandeling van het dossier verloopt voorspoedig. De Portugese autoriteiten hebben een besluitwet toegezonden die momenteel door de diensten van de Commissie wordt bestudeerd.
Arrest van 18.6.1998, zaak C-208/97
Ontbreken van programma's zoals voorzien in artikel 4 van Richtlijn 84/156/EEG van de Raad betreffende grenswaarden en kwaliteitsdoelstellingen voor kwiklozingen afkomstig van andere sectoren dan de elektrolyse van alkalichloriden
Procedure 171 werd ingeleid.
Arrest van 15.10.1998, zaak C-229/97
Non-conformiteit van de maatregelen ter omzetting van Richtlijn 79/869/EEG van de Raad inzake de meetmethodes en de frequentie van de bemonstering en de analyse van het oppervlaktewater dat is bestemd voor de productie van drinkwater in de lidstaten
Recent arrest.
VERENIGD KONINKRIJK
Arrest van 18.2.1992, zaak C-30/90
Dwanglicenties
De behandeling van het dossier verloopt voorspoedig. Ingevolge de goedkeuring van de nieuwe wet "The Patents and Trade Marks Regulations 1998" kan het dossier worden geseponeerd.
Arrest van 14.7.1993, zaak C-56/90
Kwaliteit van zwemwater: Blackpool en Southport
Procedure 171 werd ingeleid.
Arrest van 8.6.1994, zaak C-382/92
Overgang van ondernemingen
De behandeling van het dossier verloopt voorspoedig.
Arrest van 8.6.1994, zaak C-383/92
Collectief ontslag
De behandeling van het dossier verloopt voorspoedig.
BIJLAGE VI
OVERZICHT VAN DE TOEPASSING VAN HET GEMEENSCHAPSRECHT DOOR DE NATIONALE RECHTERLIJKE INSTANTIES
1. Toepassing van artikel 177 van het EG-Verdrag
In 1998 werden aan het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen (hierna: "het Hof van Justitie") 264 verzoeken om een prejudiciële uitspraak voorgelegd door nationale rechterlijke instanties die moeilijkheden ondervonden bij de uitlegging van het Gemeenschapsrecht of die twijfelden aan de geldigheid van een besluit van de Gemeenschap.
Na registratie van deze verzoeken ter griffie van het Hof van Justitie wordt de volledige tekst daarvan gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen. In de navolgende tabel wordt per lidstaat het aantal vragen vermeld gedurende de laatste negen jaren(1).
Evolutie van het aantal prejudiciële vragen per lidstaat
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
De aanzienlijke groei van het aantal door Spanje voorgelegde prejudiciële zaken is het gevolg van 37 zaken - die trouwens gevoegd werden betreffende de uitlegging van de BTW-voorschriften. Zes andere Spaanse prejudiciële zaken hadden alle betrekking op de bescherming van de consument, met name op het gebied van verkoop op afbetaling.
Na de explosieve groei van het aantal prejudiciële zaken die door Oostenrijk vorig jaar werden voorgelegd, kan voor 1998 worden vastgesteld dat bedoeld aantal met meer dan de helft is gedaald.
Evenals voor 1997 kan worden vastgesteld dat de rechterlijke instanties van elke lidstaat vragen hebben voorgelegd.
In 1998 maken de prejudiciële zaken ongeveer 54 % uit van het totaal aantal aan het Hof voorgelegde zaken (485, waarvan 90 in het register werden doorgehaald).
De hierna volgende tabellen bevatten gegevens over het aantal door de hoogste rechterlijke instanties van de lidstaten gestelde vragen, alsook over de juiste herkomst van die vragen.
Aantal in 1998 per lidstaat door de hoogste rechterlijke instanties gestelde prejudiciële vragen
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
Herkomst van de door de hoogste rechterlijke instanties gestelde vragen
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
2. Belangrijke uitspraken van de nationale hoogste rechterlijke instanties die in laatste aanleg recht spreken
2.1. Inleiding
Uit de hierna volgende analyse kan worden afgeleid hoe de wijze evolueert waarop door de nationale hoogste rechterlijke instanties rekening wordt gehouden met het Gemeenschapsrecht.
De Commissie heeft eens te meer gebruik kunnen maken van de door de dienst voor onderzoek en documentatie van het Hof van Justitie verzamelde gegevens. Door dit onderzoek konden de uitspraken worden geïdentificeerd waarin toepassing werd gegeven aan het Gemeenschapsrecht; er zij evenwel op gewezen dat de gevallen waarin een nationale rechterlijke instantie het Gemeenschapsrecht had moeten toepassen, niet via de geautomatiseerde databanken kunnen worden opgespoord, tenzij in het arrest naar een bepaling van het Gemeenschapsrecht wordt verwezen. Anderzijds kan de Commissie de talrijke arresten die jaarlijks door de hoogste rechterlijke instanties worden gewezen, niet systematisch analyseren. Ter informatie zij erop gewezen dat de dienst voor onderzoek en documentatie van het Hof van Justitie jaarlijks ten minste 1200 beslissingen van rechterlijke instanties over het Gemeenschapsrecht onder ogen krijgt.
2.2. Voorwerp van het onderzoek
Het onderzoek betreft beslissingen die in de loop van 1998 voor de eerste keer werden gegeven of gepubliceerd; daarbij werd uitgegaan van de volgende vragen:
1. Heeft zich het geval voorgedaan dat een rechterlijke instantie waarvan de beslissingen niet vatbaar zijn voor hoger beroep, heeft nagelaten om een prejudiciële uitspraak te verzoeken in een zaak waarbij een vraag van interpretatie van een regel van het Gemeenschapsrecht rees die niet zonder meer duidelijk was?
Dienen andere beslissingen betreffende verzoeken om een prejudiciële uitspraak te worden gesignaleerd?
2. Heeft zich het geval voorgedaan dat een rechterlijke instantie - in strijd met de in het arrest in zaak 314/85, Foto-Frost(2), geformuleerde regel, een handeling van een Gemeenschapsinstelling ongeldig heeft verklaard?
3. Zijn er uitspraken gedaan die vanwege hun voorbeeldfunctie dan wel "rebellerend" karakter uw aandacht zouden hebben getrokken?
4. Zijn er uitspraken gedaan ter uitvoering van de arresten "Francovich"(3), en "Brasserie du Pêcheur/Factortame"(4)?
Eerste vraag
In Duitsland heeft het Bundesfinanzhof in een arrest van 11 juni 1997(5) geoordeeld niet verplicht te zijn geweest uit hoofde van artikel 177, derde alinea, van het EG-Verdrag een prejudiciële vraag aan het Hof van Justitie te stellen alvorens een beroep te verwerpen dat verband hield met de preferentiële behandeling van schoolgeld op het vlak van de inkomstenbelasting. De in Duitsland woonachtige verzoeker had gevraagd dat het schoolgeld van zijn zoon, die de Duitse en Britse nationaliteit bezit en een privé-school in het Verenigd Koninkrijk bezoekt, als aftrekbaar voor de inkomstenbelasting zou worden beschouwd. Volgens het Bundesfinanzhof is artikel 10, lid 1, nr. 9 van de wet op de inkomstenbelasting (Einkommensteuergesetz), op grond waarvan het schoolgeld van in privé-scholen ingeschreven kinderen voor de inkomstenbelasting aftrekbaar is, slechts van toepassing voor bepaalde privé-scholen die onder het nationale onderwijsstelsel vallen. Het Bundesfinanzhof verwijst naar de jurisprudentie van het Hof van Justitie(6) om te bevestigen dat deze preferentiële behandeling geen schending van de artikelen 59 en 60 van het EG-Verdrag vormt, omdat bedoelde scholen geen diensten in de zin van het verdrag verlenen, dit wil zeggen geen diensten verlenen die normaliter worden vergoed. Volgens de jurisprudentie van het Hof van Justitie kan het schoolgeld voor deelneming aan het onderwijs in het kader van het nationaal onderwijsstelsel immers niet als vergoeding worden bestempeld in de zin van een economische tegenprestatie voor de dienstverlening in kwestie. Het Bundesfinanzhof verklaart verder dat het van weinig belang is te weten of het om een openbare dan wel een privé-school gaat, aangezien het doorslaggevend element erin bestaat dat de wet op de inkomstenbelasting slechts geldt voor privé-scholen die in het nationaal onderwijsstelsel zijn opgenomen. Dit was in de onderhavige zaak niet het geval.
Ook heeft in Duitsland het Bundesverfassungsgericht bij beschikking van 5 augustus 1998(7) het grondwettelijk beroep (Verfassungsbeschwerde) van de Deutsche Bundespost Telekom tegen een vonnis van het Bundesarbeitsgericht verworpen waarbij de uitsluiting van deeltijdse werknemers van haar pensioenregeling als onwettig was verklaard omdat een en ander in strijd was met het algemene gelijkheidsbeginsel dat in de grondwet is vervat(8). De Deutsche Bundespost Telekom, die gedwongen was met terugwerkende kracht aan deze werknemers pensioenrecht toe te kennen, heeft bij het Bundesverfassungsgericht hoger beroep ingesteld en daarbij schending van het in de grondwet vervatte beginsel van de "wettelijke rechter" ingeroepen(9). De Deutsche Bundespost Telekom ging er daarbij van uit dat het Bundesarbeitsgericht alvorens zich uit te spreken, zich tot het Hof van Justitie had moeten richten met de vraag of het communautaire beginsel van niet-retroactiviteit dat in het arrest-Barber van 17 mei 1990 wordt genoemd(10), en dat voorkomt in protocol nr. 2 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (Barber-protocol), zich verzet tegen de toepassing van het beginsel van niet-discriminatie die door het Bundesarbeitsgericht wordt geëist voor de aan genoemde datum voorafgaande periode.
Het Bundesverfassungsgericht heeft het beroep verworpen. De omstandigheid dat het Bundesarbeitsgericht zich niet tot het Hof van Justitie heeft gewend, zou volgens zijn vaste jurisprudentie slechts een schending van het beginsel van de "wettelijke rechter" vormen indien de rechter in laatste instantie de jurisprudentie van het Hof van Justitie over pertinente vraagstukken voor het beslechten van het geschil ten gronde had miskend, of indien de rechter in laatste instantie bij gebrek aan jurisprudentie van het Hof kennelijk zijn beoordelingsbevoegdheid had overschreden ten aanzien van de verplichting om de zaak aan het Hof voor te leggen.
Het Bundesverfassungsgericht was van oordeel dat het Bundesarbeitsgericht zijn weigering om aan het Hof van Justitie een prejudiciële vraag te stellen voldoende had gemotiveerd. Het Hof van Justitie heeft immers herhaaldelijk(11) geoordeeld dat de beperking van de effecten van het arrest-Barber tot de periode na 16 mei 1990 niet geldt voor de uitsluiting van deeltijdse werknemers van een beroepspensioenregeling. Het Bundesverfassungsgericht heeft het standpunt van het Bundesarbeitsgericht verdedigbaar geacht volgens hetwelk er geen aanleiding was het Hof van Justitie een prejudiciële vraag te stellen omdat het protocol-Barber uitsluitend bedoeld is om de reikwijdte van de effecten van genoemd arrest nader aan te geven en af te bakenen en het geen enkele verderreikende regel bevat. Het Bundesverfassungsgericht heeft ten slotte geoordeeld dat het communautair beginsel van niet-retroactiviteit de toepassing van nationale regels inzake non-discriminatie niet uitsloot. Het was bijgevolg de mening toegedaan dat de door het Bundesarbeitsgericht verdedigde opvatting geen overschrijding van zijn beoordelingsbevoegdheid vormde.
Er moet melding worden gemaakt van een arrest van het Oostenrijks Verwaltungsgerichtshof waarin dit Hof een aan het Hof van Justitie gestelde prejudiciële vraag heeft ingetrokken nadat laatstgenoemd Hof een prejudiciële beslissing had gegeven waarbij op een vergelijkbare vraag werd geantwoord(12).
Bij een Oostenrijkse rechterlijke instantie werd een beroep ingesteld door een universiteitsprofessor aan wie de maandelijkse anciënniteitstoeslag niet werd verleend waarin de Oostenrijkse wet op de bezoldigingen van de ambtenaren voorziet (Gehaltsgesetz). Hoewel de wet een anciënniteit van 15 jaar als professor aan een Oostenrijkse universiteit eist, had verzoeker zijn verzoek ingediend na gedurende slechts tien jaar in Oostenrijk een dergelijke beroepsactiviteit te hebben uitgeoefend, waarbij hij aanvoerde dat hij daarnaast ook elf jaar beroepservaring als universiteitsprofessor in een andere lidstaat had opgedaan. Hij beweerde dat het feit dat met in het buitenland verworven anciënniteit geen rekening wordt gehouden en dat hem om deze redenen geweigerd werd hem de toeslag toe te kennen die volgens hem een integrerend deel van zijn bezoldiging uitmaakt, een indirecte discriminatie is en dat de bevoegde overheidsdienst aldus het Gemeenschapsrecht, met name de artikelen 48 en 7 van het EG-Verdrag had geschonden.
Het Verwaltungsgerichtshof heeft eerst tot het Hof van Justitie een prejudiciële vraag gericht. Na kennisgeving door de Griffie van het Hof van het arrest-Schöning(13), en na de betrokken partijen te hebben verzocht hun opmerkingen te maken, heeft het Verwaltungsgerichtshof in zijn arrest van 24 juni 1998 zijn prejudiciële vragen ingetrokken, en in aansluiting op voornoemd arrest geoordeeld dat slechts de beslissende vraag, nl. of de anciënniteitstoeslag een deel van de bezoldiging vormt dan wel een getrouwheidspremie van de ambtenaren, uitsluitend onder het nationale recht valt. Het Verwaltungsgerichtshof heeft het verzoek van verzoeker verworpen en heeft, in tegenstelling tot het standpunt dat werd ingenomen in de prejudiciële vraag, waarin het van oordeel was dat bedoelde toeslag noch een deel van de bezoldiging noch een getrouwheidspremie is, geoordeeld dat het eerder om een getrouwheidspremie ging om personen met enige ervaring ertoe te brengen in Oostenrijkse universiteiten een leerstoel te gaan bekleden, en dat een dergelijke premie overeenkomstig het arrest van het Hof de vastgestelde discriminatie rechtvaardigde.
In Spanje werd bij het Tribunal Supremo, de hoogste rechterlijke instantie van het land, een beroep ingesteld tot nietigverklaring van nationale voorschriften betreffende de afschaffing van de openbare diensten voor stouwen en verstouwen op schepen die volgens verzoekers in strijd zouden zijn met de communautaire bepalingen inzake concurrentie. Het Tribunal Supremo heeft het niet nodig geacht het Hof van Justitie een prejudiciële vraag te stellen en er daarbij in zijn arrest van 27 april 1998 op gewezen dat het niet aan het Hof van Justitie was om zich uit te spreken over de verenigbaarheid van de nationale wetgevingen met het Gemeenschapsrecht(14). Het heeft er in dit verband aan toegevoegd dat de in het beroep bedoelde artikelen 85, 86, 90 en 94 van het EG-Verdrag voldoende duidelijk zijn, en dat het derhalve niet nodig was aan het Hof van Justitie een prejudiciële vraag te stellen. Het Tribunal Supremo, dat de nationale bepalingen in kwestie met het Gemeenschapsrecht verenigbaar achtte, heeft het beroep verworpen.
In een arrest van 26 mei 1998(15) betreffende een bedrijfsoverdracht heeft het Hof van Beroep van Turku (Turun hovioikeus) in Finland zich uitgesproken over de uitlegging van artikel 177, derde alinea, van het EG-Verdrag. Het Hof van Beroep was van oordeel dat, aangezien het een rechterlijke instantie is waarvan de beslissingen volgens het nationale recht niet vatbaar zijn voor hoger beroep, gehouden was in de zin van genoemd artikel tot het Hof van Justitie een prejudiciële vraag te richten. De argumentatie van de Finse rechterlijke instantie berust op het feit dat krachtens het Finse recht voor het instellen van een beroep bij het hoogste gerechtshof voorafgaande toestemming van dit Hof vereist is. Overeenkomstig hoofdstuk 30, artikel 3, van het Finse wetboek van rechtsvordering (Oikeudenkäymiskaari) wordt een dergelijke toestemming slechts gegeven indien onderzoek van de voorgelegde zaak nodig is voor de toepassing van de wet in kwestie in vergelijkbare zaken, of voor de handhaving van het uniforme karakter van de jurisprudentie. Toestemming kan ook worden gegeven wanneer aan de beslissing een ernstige procedurefout kleeft.
Overwegende dat, in het kader van artikel 177, dat is bedoeld als garantie dat het gemeenschapsrecht op uniforme wijze wordt uitgelegd en toegepast, de derde alinea met name bedoeld is om te voorkomen dat in een lidstaat een nationale jurisprudentie tot stand komt die niet met de regels van het Gemeenschapsrecht in overeenstemming is, was het Hof van Beroep van oordeel dat een prejudiciële vraag diende te worden gesteld. Een andere interpretatie zou volgens dit Hof tot gevolg hebben dat over aan het Hof voorgelegde zaken, in geval van weigering van toestemming door het hoogste gerechtshof om een beroep in te stellen, een beslissing zou worden genomen zonder dat de rechterlijke instanties gehouden zouden zijn een prejudiciële vraag te stellen. Een dergelijke interpretatie zou niet in overeenstemming zijn met het doel van artikel 177, derde alinea, van het EG-Verdrag.
In dit geval heeft het Hof van Beroep evenwel beslist aan het Hof van Justitie een prejudiciële vraag voor te leggen omdat het van oordeel was dat over de zaak een uitspraak kon worden gedaan op basis van de bestaande jurisprudentie betreffende het begrip overdracht van onderneming.
In een arrest van 20 mei 1998(16) betreffende de regels betreffende de mededinging bij de gunning van overheidsopdrachten heeft de Franse Raad van State een uitspraak gedaan zonder aan het Hof van Justitie een prejudiciële vraag voor te leggen, daarbij de conclusies van de regeringscommissarissen volgend. Hoewel laatstbedoelde heeft erkend dat de beslissing omtrent de daadwerkelijke draagwijdte van artikel 6 van Richtlijn 92/50/EEG van de Raad(17) een vrij delicate kwestie was en dat, gezien de onduidelijkheid van deze bepaling de rechters geneigd konden zijn om van artikel 177 van het EG-Verdrag gebruik te maken en aan de communautaire rechter een prejudiciële vraag te stellen, heeft hij die evenwel verzocht zelf een beslissing te nemen aangaande de kwestie van de juiste draagwijdte van artikel 6 van bedoelde richtlijn, ervan uitgaande dat de duur van de prejudiciële procedures onverenigbaar was met het spoedeisend karakter van de procedure bij precontractueel kortgeding die bij de Raad van State op het gebied van de gunning van overheidsopdrachten van toepassing is.
In een zaak waarbij de vraag van de geldigheid van een communautaire handeling werd opgeworpen, heeft de Italiaanse Raad van State(18) bevestigd, als administratieve rechterlijke instantie in laatste aanleg, slechts gehouden te zijn een en ander als prejudiciële vraag aan het Hof van Justitie voor te leggen wanneer de handeling in kwestie, die op het betrokken geval van toepassing is, de Raad van State op het eerste gezicht onwettig lijkt te zijn, of wanneer redelijke twijfels rijzen omtrent de geldigheid daarvan. De omstandigheid dat één van de partijen bij de procedure de geldigheid van de handeling heeft betwist of om de prejudiciële verwijzing heeft verzocht, kan op zich voor de nationale rechter in laatste instantie niet de verplichting meebrengen om een prejudiciële beslissing te vragen. Volgens de Raad van State moet de nationale rechter, ook wanneer hij in laatste aanleg recht spreekt, immers altijd verifiëren of de door één van de partijen opgeworpen vraag ernstig genoeg is en moet hij die verwerpen wanneer zij kennelijk ongegrond is.
In Nederland heeft de Hoge Raad in een arrest van 4 februari 1998(19), en zonder van de procedure van de prejudiciële verwijzing gebruik te maken, geoordeeld dat een particuliere postdienst niet in aanmerking kon komen voor vrijstelling van de BTW op zijn activiteiten. De Nederlandse Wet op de omzetbelasting voorziet, naar het voorbeeld van de zesde Richtlijn 77/388/EEG op BTW-gebied(20), een vrijstelling voor door openbare postdiensten verleende diensten. De zesde richtlijn voorziet ook in vrijstelling voor de levering van postzegels(21) zonder te preciseren dat het moet gaan om diensten die door openbare postdiensten worden verleend. Laatstbedoelde vrijstelling is niet in de Nederlandse wetgeving terug te vinden. De Hoge Raad was van oordeel dat de activiteiten van de particuliere postdienst, inclusief de verkoop van postzegels, aan BTW onderworpen waren.
In Nederland heeft de Hoge Raad in een andere zaak(22) betreffende de goedkeuring door de Nederlandse autoriteiten van maatregelen tegen de verspreiding van BSE erop gewezen dat hij redelijkerwijs twijfels kon hebben omtrent de uitlegging van artikel 9, lid 1, van Richtlijn 89/662/EEG(23) betreffende de preventiemaatregelen die door de lidstaten moeten worden genomen in geval van ziektes die een ernstig gevaar voor dieren of de gezondheid van de mens kunnen vormen. De Nederlandse maatregelen werden genomen in afwachting van de goedkeuring van communautaire maatregelen op grond van bedoelde richtlijn. De Hoge Raad, die zich uitsprak in het kader van een procedure in kortgeding en derhalve niet verplicht was zich in geval van twijfel omtrent het Gemeenschapsrecht tot het Hof van Justitie te wenden, heeft het onwenselijk geacht een prejudiciële vraag te stellen aangezien te voorzien was dat het antwoord van het Hof van Justitie pas zou worden gegeven na de inwerkingtreding van op communautair niveau genomen vergelijkbare maatregelen.
Tweede vraag
Het onderzoek heeft geen beslissing van de door deze vraag beoogde soort aan het licht gebracht.
Derde vraag
In Duitsland moest het Bundesverfassungsgericht zich uitspreken over de reikwijdte van het Barber-protocol(24). In zijn beschikking van 27 november 1997(25) die was gegeven in antwoord op de grondwettelijke verwijzing van het Landesarbeitsgericht Hamburg, heeft het Bundesverfassungsgericht de wet betreffende de beroepsregeling inzake sociale zekerheid van door de stad Hamburg tewerkgestelde werknemers ongrondwettig verklaard omdat bedoelde wet van haar toepassingsgebied personen uitsluit die per week minder uren werken dan de helft van het normale aantal uren. Hoewel de wet niet tot discriminatie op grond van het geslacht leidt - uit de feiten van de zaak blijkt niet dat de groep personen die van bedoelde beroepsregeling inzake sociale zekerheid zijn uitgesloten, hoofdzakelijk uit vrouwen bestaat - is zij toch in strijd met het algemene gelijkheidsbeginsel. In tegenstelling tot personen die voltijds of halftijds werken, hebben personen die per week minder uren werken dan de helft van het normaal aantal uren, immers geen recht op pensioen. Aangezien deze discriminatie niet te rechtvaardigen is, werd de wet ongrondwettig verklaard.
Het Bundesverfassungsgericht heeft geoordeeld dat het Barber-protocol zich niet verzet tegen de goedkeuring van een nationale regel inzake non-discriminatie met terugwerkende kracht, en wel omdat met bedoeld protocol niet de toepassing in de tijd van de nationale grondwettelijke normen wordt beoogd. Het herinnerde er ook aan dat het Barber-protocol slechts van toepassing is op situaties die onder artikel 119 van het EG-Verdrag vallen, d.w.z. discriminatie op grond van het geslacht inhouden. Het heeft daarom beslist dat de gevolgen van het ongrondwettig karakter van de bepaling in kwestie niet in de tijd beperkt zijn.
Ook heeft het Duitse Bundesverfassungsgericht bij beschikking van 31 maart 1998(26) verschillende grondwettelijke beroepen (Verfassungsbeschwerden) die erop waren gericht de invoering van de euro in Duitsland te verhinderen, als kennelijk ongegrond en derhalve onaanvaardbaar verworpen. Verzoekers voerden aan dat de derde fase van de monetaire unie op 1 januari 1999 zou beginnen, zonder dat de convergentiecriteria zouden zijn vervuld. Ter ondersteuning van hun beroep voerden zij de schending aan van hun recht om deel te nemen aan een openbaar debat waarvan het doel de formulering van een Europees beleid zou zijn(27), alsook een schending van hun grondrecht op eerbiediging van eigendom(28) en vrijheid van optreden(29) door monetaire maatregelen die volgens hen negatieve gevolgen voor goederen en geldwaarde zouden hebben.
Het Bundesverfassungsgericht was van oordeel dat het besluit tot deelneming van Duitsland aan de derde fase van de monetaire unie voldoende gewettigd was uit hoofde van het beginsel van de democratie, en dat dit besluit geen afbreuk deed aan de grondwettelijke rechten van verzoekers. Zoals het reeds in zijn arrest van 12 oktober 1993(30) had vastgesteld in verband met de conformiteit van de wet tot ratificatie van het Verdrag betreffende de Europese Unie met de grondwet, heeft het Bundesverfassungsgericht geoordeeld dat de door het Verdrag van Maastricht beoogde deelneming van Duitsland aan de Europese Unie met de grondwet verenigbaar was. Het Bundesverfassungsgericht wijst er daartoe op dat de overdracht van bevoegdheden van de Duitse autoriteiten naar de Europese autoriteiten, die uit het verdrag voortvloeit, gebaseerd is op artikel 88 van de grondwet en de goedkeuring van het verdrag door de parlementaire instanties overeenkomstig artikel 23 van deze wet. Voorts verlenen het Verdrag van Maastricht en de grondwet het Bondsparlement en de Bondsregering de bevoegdheid om beoordelingen en prognoses - die slechts het karakter van waarschijnlijkheden kunnen hebben - op te stellen betreffende het voldoen aan de convergentiecriteria. Krachtens de grondwet berust de verantwoordelijkheid voor de overdracht van de monetaire soevereiniteit aan de Europese Gemeenschap bij de wetgever en de verantwoordelijkheid voor de tenuitvoerlegging bij de regering.
In deze omstandigheden - zo besluit het Bundesverfassungsgericht - is het niet aan de verzoekers, in hun hoedanigheid van eigenaars van het geld, het besluit betreffende de overgang van Duitsland naar de derde fase van de monetaire unie aan zijn controle te onderwerpen door middel van een grondwettelijk beroep.
Bij beschikking van 22 juni 1998(31) heeft het Bundesverfassungsgericht, onder verwijzing naar zijn beschikking van 31 maart 1998, een grondwettelijk beroep met hetzelfde oogmerk verworpen.
Het Duitse Bundesgerichtshof(32) heeft voorts in zijn arrest van 5 februari 1998 zijn vroegere jurisprudentie op het gebied van vergelijkende reclame herzien om rekening te houden met Richtlijn 97/55/EG(33) volgens welke vergelijkende reclame in beginsel geoorloofd is. Vóór de inwerkingtreding van deze richtlijn had de jurisprudentie artikel 1 van de wet op de oneerlijke concurrentie uitgelegd als een artikel waarbij vergelijkende reclame in beginsel werd verboden, met uitzondering van gevallen waarin vergelijking om voldoende redenen vereist is en in overeenstemming is met de waarheid. Steunend op de jurisprudentie van het Hof van Justitie(34), heeft het Bundesgerichtshof onderstreept dat het, reeds vóór het aflopen van de termijn voor de omzetting van Richtlijn 97/55/EG, gehouden was het internationaal recht zoveel mogelijk in het licht van genoemde richtlijn te interpreteren. Daar artikel 1 van de wet op de oneerlijke concurrentie een algemene clausule bevat die zich voor ruime interpretatie leent, heeft het derhalve, met uitdrukkelijke afwijking van zijn vroegere jurisprudentie, geoordeeld dat vergelijkende reclame in beginsel geoorloofd is wanneer de door de richtlijn genoemde voorwaarden zijn vervuld(35).
In een arrest van 24 juni 1998 (G2/97), heeft het Oostenrijkse Verfassungsgerichtshof zich gebogen over de relatie tussen het beginsel van de voorrang van het Gemeenschapsrecht en de functies van het Verfassungsgerichtshof op het gebied van de controle op de wettigheid (of de grondwettigheid) van nationale wetgeving ten opzichte van de nationale rechtsorde. De zaak betrof de Burgenländisches Tourismus-förderungsgesetz 1992 (Wet op de bevordering van het toerisme in Burgenland), en inzonderheid artikel 27, lid 2, ervan, waardoor de inning van een voor de bevordering van het toerisme in Burgenland bestemde belasting werd vastgesteld op grond van de netto-opbrengst "in de zin van het Umsatzsteuergesetz" (wet op de BTW). In vergelijkbare zaken (wetten op de bevordering van het toerisme in Stiermarken, Tyrol en Karinthië) had het Verwaltungsgerichtshof tot het Hof van Justitie prejudiciële vragen gericht om vast te stellen of artikel 33, lid 1, van de zesde BTW-Richtlijn (77/388/EEG) zich verzette tegen de heffing van een dergelijke belasting (dus om vast te stellen of het om een vorm van BTW ging of niet). Het Verfassungsgerichtshof heeft zijnerzijds het Hof van Justitie geen vergelijkbare vraag gesteld, doch is begonnen met na te gaan of bedoelde wet met de nationale rechtsorde verenigbaar is. Het rechtvaardigt deze werkwijze door aan te voeren dat er geen mogelijke tegenstrijdigheid bestaat tussen zijn eventuele beslissing om een dergelijke wet al dan niet nietig te verklaren, en het feit dat op grond van het primaat van het Gemeenschapsrecht een hiermee strijdige wet automatisch buiten toepassing moet blijven. Het Verfassungsgerichtshof wijst erop dat in geval het een wet niet nietig verklaart wegens onverenigbaarheid met de Oostenrijkse grondwet, het aan de hoogste rechterlijke instantie inzake Oostenrijks publiekrecht is om de kwestie van de verenigbaarheid van bedoelde wet met het Gemeenschapsrecht te verduidelijken (door eventueel een prejudiciële vraag te stellen). In het onderhavige geval heeft het Verfassungsgerichtshof beslist het zinsdeel "in de zin van het Umsatzsteuergesetz" nietig te verklaren, en wel omdat toepassing van dit zinsdeel ertoe zou leiden dat niet alleen de in Burgenland behaalde netto opbrengst, doch ook die van het gehele nationale grondgebied onderworpen zou zijn aan de belasting tot bevordering van het toerisme in Burgenland.
In België heeft het Hof van Cassatie in een arrest van 12 juni 1998(36) een arrest van het Hof van Beroep van Brussel(37) bevestigd waarin aan de houder van het auteursrecht voor gebruiksaanwijzingen het recht werd erkend om zich te verzetten tegen het in de handel brengen door een parallelle importeur van authentieke producten die op de communautaire markt op geoorloofde wijze worden aangeboden, en die vergezeld gaan van fotokopieën van de originele gebruiksaanwijzingen. In dit geval had de parallelle importeur de fotokopieën van de gebruiksaanwijzingen die door de houder ervan in de opgelegde taal waren opgesteld, toegevoegd om zich te richten naar de Belgische wet op de handelspraktijken, op grond waarvan hij verplicht is de gebruiksaanwijzingen op te stellen in de taal of talen van de regio waar de producten op de markt worden gebracht. Het Hof van Beroep had op de auteursrechten de jurisprudentie van het Hof van Justitie in de arresten Hoffmann-La Roche en Bristol-Meyers Squibb(38) inzake het merkenrecht naar analogie toegepast. In zijn voorziening in cassatie betwistte de parallelle importeur de toepassing van deze jurisprudentie op de auteursrechten, met de stelling dat de voorwaarden die door het Hof van Justitie in bedoelde arresten werden vastgesteld om de houder van een merkenrecht de mogelijkheid te bieden zich tegen het in de handel brengen van de beschermde producten door een parallelle importeur te verzetten, waren vastgesteld wegens het specifieke karakter van de producten in kwestie, te weten farmaceutische producten. De redenering van het Hof van Beroep, waarbij deze argumentatie werd verworpen, werd door het Hof van Cassatie bevestigd.
Het Hoogste Gerechtshof van Denemarken heeft in een arrest van 6 april 1998(39) het arrest van de Østre Landsret(40) bevestigd waarbij een verzoek in verband met het Verdrag van Maastricht werd verworpen dat tegen de Deense eerste minister was gericht door elf Deense burgers die werden gesteund door 777 gevoegde partijen. Verzoekers betwistten de verenigbaarheid met de grondwet van de overdracht van bevoegdheden van de Deense autoriteiten aan de communautaire instellingen. Artikel 20, lid 1, van de grondwet bepaalt dat de bevoegdheden die de autoriteiten van het Koninkrijk op grond van de grondwet hebben, door een wet en in een welbepaalde mate kunnen worden overgedragen aan internationale autoriteiten die door onderling akkoord met andere staten zijn opgericht ter bevordering van de internationale samenwerking en de internationale rechtsorde. Verzoekers argumenteerden dat de overdracht van bevoegdheden die uit het EG-Verdrag, zoals gewijzigd door het Verdrag van Maastricht, voortvloeit, onbepaald was, en dat zij derhalve niet door een wet op grond van voornoemd artikel 20 kon worden uitgevoerd. Volgens hen zou alleen een wijziging van de grondwet overeenkomstig de in haar artikel 88 vervatte procedure een dergelijke overdracht mogelijk hebben gemaakt.
Het Hoogste Gerechtshof heeft deze argumentatie verworpen en met name aangevoerd dat de Deense rechterlijke instanties een communautaire handeling als niet-toepasselijk in Denemarken moeten beschouwen in het buitengewone geval dat met alle vereiste zekerheid wordt vastgesteld dat een communautaire handeling, waarvan de geldigheid door het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen werd bevestigd, berust op een buitensporige tenuitvoerlegging door het Verdrag van het door de toetredingswet overgedragen bevoegdheidsgebied. Hetzelfde geldt naar analogie met betrekking tot de regels en beginselen van het Gemeenschapsrecht die gebaseerd zijn op de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen.
In een zaak met betrekking tot de uitlegging van de artikelen 48 en 67 van Verordening (EEG) nr. 1408/71 van de Raad heeft het Hoogste Gerechtshof in Spanje in een arrest van 17 december 1997(41) het primaat van de jurisprudentie van het Hof van Justitie erkend. De Spaanse wetgeving inzake sociale zekerheid voorziet, voor werklozen van ouder dan 52 jaar, in een uitkering die wordt verleend wanneer het verzekeringstijdvak is vervuld op grond waarvan het recht op ouderdomspensioen ontstaat. In zijn vroegere jurisprudentie had het Hoogste Gerechtshof verzoeken om toekenning van de betrokken uitkering van personen die dergelijke tijdvakken in een andere lidstaat hadden vervuld, verworpen ervan uitgaande dat de voorwaarden voor toekenning niet vervuld waren gezien het ontbreken van bijdragen in Spanje. Het Hoogste Gerechtshof heeft deze jurisprudentie, die met die van het Hof van Justitie in strijd was, gerectificeerd en daarbij uitdrukkelijk het primaat van de jurisprudentie van het Hof van Justitie erkend.
In een arrest van 20 januari 1998(42) heeft het Hoogste Gerechtshof het beroep van een onderdaan van een lidstaat verworpen die geen terugbetaling kreeg van bedragen die in beslag werden genomen in het kader van een strafrechtelijke procedure die gebaseerd was op een nationale regelgeving die met het Gemeenschapsrecht onverenigbaar werd geacht ingevolge een uitspraak bij wijze van prejudiciële beslissing van het Hof van Justitie(43). Het Hoogste Gerechtshof heeft de terugbetaling afgewezen, en daarbij onderstreept dat, wanneer het Hof van Justitie een nationale bepaling met het Gemeenschapsrecht onverenigbaar acht, deze beslissing geen terugwerkende kracht ten aanzien van het nationaal recht heeft en dat bijgevolg de reeds uitgevoerde inbeslagneming niet het voorwerp van een terugbetaling kan uitmaken, hoewel de inbeslagneming plaatsvond op grond van een bepaling die als onverenigbaar met het Gemeenschapsrecht werd bestempeld.
In twee andere beslissingen heeft het Hoogste Gerechtshof geweigerd een horizontaal rechtstreeks gevolg te erkennen voor Richtlijn 93/13/EEG van de Raad(44) betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten. Hoewel een dergelijk gevolg in verschillende beslissingen van 1997 en 1998(45) werd erkend, heeft het Hoogste Gerechtshof in zijn arrest van 31 januari 1998(46) uitdrukkelijk het horizontale rechtstreekse gevolg van bedoelde richtlijn afgewezen, waarbij het er zich toe beperkte te erkennen dat deze richtlijn van belang was bij de uitlegging van het nationale recht in het licht van het Gemeenschapsrecht. In zijn arrest van 13 november 1998(47) heeft het Hoogste Gerechtshof, hoewel het daarbij heeft verklaard in zijn vroegere jurisprudentie een horizontaal rechtstreeks gevolg van genoemde richtlijn te hebben erkend, er zich in deze beslissing toe beperkt twijfels uit te spreken omtrent de mogelijkheid een dergelijk gevolg te erkennen. Niettemin heeft het in het onderhavige geval een uitspraak gedaan die dan wel niet op de richtlijn was gebaseerd doch op de Spaanse wet van 13 april 1998(48) betreffende de algemene voorwaarden voor overeenkomsten, die, naar het voorbeeld van de richtlijn, oneerlijke bedingen verbiedt.
In Frankrijk heeft de Raad van State in een Assemblée-arrest(49) de nationale regels voor het gunnen van opdrachten voor openbare werken afgewezen wegens de onverenigbaarheid ervan met de doelstellingen van Richtlijn 89/440/EEG(50). Verzoeker verzocht de Raad van State een vonnis nietig te verklaren van de administratieve rechtbank van Lyon, die zijn verzoek tot nietigverklaring van het besluit van de Raad van de stadsgemeenschap van Lyon van 18 juli 1991 betreffende de uitvoering en gebruikmaking van een wegenbouwwerk had verworpen. Volgens verzoeker waren de nationale voorschriften voor aanbestedingen van openbare werken, omdat zij geen publiciteitsmaatregelen bevatten, onverenigbaar met de doelstelling van Richtlijn 71/305/EEG(51), zoals gewijzigd bij Richtlijn 89/440/EEG, hoewel deze laatste in Frankrijk op de dag van het omstreden besluit nog niet was omgezet(52).
De Raad van State heeft geoordeeld dat de betrokken nationale voorschriften, voorzover zij niet in publiciteitsmaatregelen voorzagen, met de doelstellingen van Richtlijn 89/440/EEG niet verenigbaar waren, en dat zij bijgevolg geen rechtsgrond konden vormen voor het omstreden besluit, dat dan ook onregelmatig was genomen.
Dit arrest bekrachtigt de tendens die bij de Haute Assemblée bestaat om een maximaal effect aan een communautaire richtlijn te geven(53), ook al is die niet binnen de gestelde termijn omgezet(54).
Door zijn Besluit 88-400 DC(55) heeft de Franse grondwettelijke raad de organieke wet conform verklaard met de grondwet waardoor de voorwaarden voor toepassing van artikel 88-3 van de grondwet worden vastgesteld betreffende de uitoefening door de in Frankrijk wonende burgers van de Europese Unie die geen Franse onderdanen zijn, van het actief en passief kiesrecht voor de gemeenteraadsverkiezingen, en tot omzetting van Richtlijn 94/80/EG(56).
Terwijl het vaste jurisprudentie is sedert de beslissing van de grondwettelijke raad "IVG" van 1975(57) dat, in weerwil van het beginsel van het primaat van de internationale verdragen en overeenkomsten boven de wetten, dat in artikel 55 van de grondwet is neergelegd, de verdragen geen deel uitmaken van de referentienormen voor de controle door de Constitutionele Raad op de grondwettigheid van de wetten die in het onderhavige geval de organieke wet aan zowel de oorspronkelijke als de afgeleide communautaire wetgeving heeft getoetst. Wegens de grondwettelijke bron van dit onderzoek(58) zou evenwel het door de grondwettelijke raad ingenomen standpunt het beginsel niet op de helling mogen zetten dat door de "IVG"-jurisprudentie werd vastgesteld, doch enkel een uitzondering op de traditionele jurisprudentie mogen vormen.
Het Franse Hof van cassatie heeft op 7 april 1998 (zaak Laubeuf) een vonnis van een Tribunal de grande instance van 6 juli 1995 vernietigd. Het geschil betrof de fiscale klacht van de vennootschap Laubeuf, die buiten de nationale termijn werd ingediend, d.w.z. na 31 december van het tweede jaar volgende op de betaling van de betwiste belasting. Niettemin heeft het Tribunal de grande instance de klacht ontvankelijk verklaard en wel door toepassing van de Emmott-jurisprudentie(59). Het Hof van cassatie heeft het vonnis evenwel nietig verklaard omdat daarbij de intussen in het geval Fantask(60) toegepaste rechtspraak nageleefd had moeten zijn.
Voorts geeft in Frankijk een arrest van de Raad van State van 20 februari 1998 betreffende de stad Vaucresson aanleiding tot de belangwekkende vraag, of een tekst waardoor een richtlijn wordt omgezet, overgangsbepalingen mag bevatten die ertoe leiden dat de datum van inwerkingtreding van de richtlijn tot na de omzettingstermijn ervan wordt verschoven.
Het Hof van Justitie heeft geoordeeld dat Richtlijn 85/337/EEG betreffende de milieueffectbeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten uitsluit dat procedures die na de omzettingstermijn ervan worden ingeleid, buiten de werkingssfeer ervan kunnen vallen(61). Het heeft zich niet uitgesproken over de toepasselijkheid van de richtlijn op situaties die zich voordoen op de uiterste datum voor omzetting van de richtlijn. In tegenstelling tot het door de Commissie ingenomen standpunt was de advocaat-generaal van oordeel dat de lidstaten ertoe kunnen besluiten projecten niet aan een milieueffectbeoordeling te onderwerpen waarvan de goedkeuringsprocedure is begonnen vóór de uiterste datum voor omzetting van de richtlijn.
De Raad van State heeft zich hierbij aangesloten wat betreft een richtlijn inzake de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor de uitvoering van werken. Het omzettingsdecreet bepaalt dat het niet van toepassing is op overeenkomsten waarvan de ondertekenaar vóór 22 juli 1990 reeds werd vermoed, en als tegenprestatie met voorafgaande studies en werkzaamheden was begonnen. Volgens de regeringscommissaris bij de Raad van State zou het gezien de logheid, de traagheid en de complexiteit van de procedures die tot de toekenning van een autowegconcessie leiden, met het beginsel van de rechtszekerheid en de naleving van het beginsel van het wettig vertrouwen in strijd zijn onmiddellijk de nieuwe publiciteitsverplichtingen op te leggen die vervat zijn in de richtlijn werken, waarbij natuurlijk wordt uitgegaan van een eventuele schrapping van de begunstigde van de concessie. De Raad van State is van oordeel dat de betwiste bepalingen met de doelstellingen van de betrokken richtlijnen niet in strijd zijn omdat de afwijking slechts betrekking heeft op overeenkomsten waarvoor, vóór de datum waarop de richtlijn effect zou sorteren, de betrokken autoriteit reeds een concessiehouder had gekozen en met hem was overeengekomen dat hij bepaalde studies en werkzaamheden zou uitvoeren.
In Italië heeft het Corte Costituzionale zich uitgesproken over de gevolgen van het Gemeenschapsrecht voor de nationale bepalingen inzake universitair onderwijs. Aan bedoeld hof werd het probleem voorgelegd van het grondwettig karakter van een wetgevingsbepaling waarbij aan de minister voor universiteitszaken en het wetenschappelijk en technologisch onderzoek de bevoegdheid wordt toegekend om de toegang tot specialisatiescholen en universitaire cursussen te regelen en een numerus clausus voor de inschrijving bij deze instellingen in te voeren(62). Het probleem betrof met name de bepalingen van de grondwet waarbij de organisatie van de studies en de toegang tot het onderwijs aan de wetgever worden voorbehouden. De toekenning aan de minister van de discretionaire bevoegdheid om een numerus clausus in te voeren houdt, bij gebrek aan voorafgaande vaststelling door de wetgever van de algemene beginselen van de regels betreffende de toegang tot de universiteit, een ongerechtvaardigde inkrimping in van de bevoegdheden van de wetgever ten voordele van de regelgevende autoriteit.
Het Corte Costituzionale wijst erop dat overeenkomstig de grondwet de criteria voor toegang tot de universiteit en derhalve de invoering van een numerus clausus tot de taak van de wetgever behoren, doch dat de wet de uitvoerende macht de bevoegdheid kan geven om de essentiële regels aan te vullen die de wet vaststelt. Opdat de aan de minister verleende bevoegdheid conform zou zijn met de verdeling van bevoegdheden tussen de wetgevende en de uitvoerende macht, moeten derhalve door voorschriften die kracht van wet hebben, vooraf de criteria worden vastgesteld waardoor scholen en cursussen kunnen worden aangewezen waarvoor de toegang kan worden beperkt. Het Corte Costituzionale stelt vast dat de nationale wetgever de criteria niet heeft vastgesteld die de discretionaire bevoegdheid van de overheid op het betrokken terrein beperkt. Het wijst er evenwel op dat het rechtskader waarbinnen deze criteria moeten worden gezocht, ook de bepalingen van het Gemeenschapsrecht omvat betreffende de organisatie van de universitaire studies, in het bijzonder de richtlijnen betreffende de onderlinge erkenning van diploma's en die erop gericht zijn de daadwerkelijke uitoefening te vergemakkelijken van de vrijheid van vestiging en dienstverlening door geneeskundigen, dierenartsen, tandartsen en architecten(63). Hierdoor wordt de lidstaat een resultaatsverplichting opgelegd die moet waarborgen dat wordt voldaan aan de vastgestelde minimumeisen inzake theoretische en praktische opleiding. In deze omstandigheden zou de mogelijkheid waarin de Italiaanse wetgever voorziet om een numerus clausus voor scholen en cursussen in te voeren die bedoeld zijn om de in deze richtlijnen bedoelde opleidingen te garanderen, slechts een middel zijn in de zin van artikel 189 van het EG-Verdrag om het door bedoelde richtlijnen beoogde resultaat te bereiken. De ministeriële bevoegdheid om de toegang tot universitaire cursussen te beperken is derhalve geregeld binnen een hoger normatief kader dat, door het feit dat het criteria voor de selectie voor cursussen met beperkte toegang bevat, aan bedoelde bevoegdheid elk arbitrair karakter ontneemt. De kwestie van de grondwettigheid van het wettelijk voorschrift in kwestie werd bijgevolg niet gegrond geacht.
Voorts heeft het Italiaanse Corte di Cassazione(64) zich moeten uitspreken over de verenigbaarheid van de Richtlijnen 78/686/EEG en 78/687/EEG(65), zoals door het Hof van Justitie in zijn arrest van 1 juni 1995 uitgelegd(66), met de grondwettelijke beginselen van gelijke behandeling en recht op arbeid. Verzoekers, die een diploma in de geneeskunde bezaten, riepen de toepassing van een nationale wet in die hen toegang verschafte tot de werkzaamheden van tandheelkundigen, ondanks het feit dat zij met hun academische artsenopleiding waren begonnen na de door artikel 19 van Richtlijn 78/686/EEG vastgestelde uiterste datum. Deze nationale regelgeving werd met genoemde richtlijnen onverenigbaar geacht in het hierboven genoemde arrest van het Hof van Justitie, waarin was vastgesteld dat de Italiaanse republiek haar uit de richtlijnen in kwestie voortvloeiende verplichtingen niet was nagekomen.
De richtsnoeren van het Italiaanse grondwettelijke hof betreffende het verband tussen de communautaire rechtsorde en de eigen nationale rechtsorde samenvattend heeft het Corte di Cassazione erop gewezen dat het gaat om twee verschillende rechtsordes die worden gecoördineerd overeenkomstig de verdeling van de bevoegdheden welke door de Verdragen tot oprichting van de Gemeenschappen is vastgesteld, dat een conflict tussen de nationale voorschriften en het Gemeenschapsrecht niet leidt tot ongeldigheid van de nationale voorschriften doch tot de niet-toepassing ervan door de nationale rechter, en ten slotte dat de controle op de grondwettigheid waarmee het grondwettelijke hof is belast, geen betrekking kan hebben op communautaire voorschriften die niet tot de eigen rechtsorde behoren, doch ten hoogste op de wet tot uitvoering van het Verdrag, wanneer de toepassing ervan kan leiden tot een inbreuk op de fundamentele beginselen van de nationale rechtsorde of de onvervreemdbare rechten van de mens. Het Corte di Cassazione heeft in dit verband verklaard dat wanneer een conflict tussen een communautaire tekst en de fundamentele beginselen van de grondwet aan de orde wordt gesteld, de nationale rechter met het oog op een prejudiciële verwijzing naar het grondwettelijke hof moet nagaan of dit conflict zo ernstig is dat het Verdrag zelf in zijn geheel in strijd moet worden geacht met de grondwet, en of het bijgevolg gerechtvaardigd zou zijn wanneer Italië kiest voor de meest radicale oplossing en uit de Europese Unie stapt.
Het Corte di Cassazione heeft evenwel geoordeeld dat een dergelijk gevolg zich in het onderhavige geval niet kan voordoen, omdat geen conflict bestaat tussen enerzijds de bovenvermelde richtlijnen en het arrest van het Hof van Justitie en anderzijds de fundamentele beginselen van de grondwet die door verzoekers worden ingeroepen.
In een arrest van 30 december 1997 (nr. 443, Giustizia Civile, 1998, blz. 609) heeft het Italiaanse grondwettelijke hof erkend dat "omgekeerde" discriminatie weliswaar niet strafbaar is op grond van het Gemeenschapsrecht, maar dat een ongelijke behandeling van Italiaanse ondernemingen en ondernemingen uit andere lidstaten in strijd is met artikel 3 van de Italiaanse grondwet, waarin het gelijkheidsbeginsel is neergelegd.
De kwestie van de grondwettelijkheid betrof enkele artikelen van wet nr. 580 van 4 juli 1967 inzake de industriële vervaardiging van deegwaren, waarin wordt bepaald dat uitsluitend ingrediënten mogen worden gebruikt die zijn aangewezen of die worden toegestaan bij een ministerieel decreet dat op grond van artikel 30 van de genoemde wet moet worden uitgevaardigd. De pretore van Pordenone oordeelde namelijk dat in casu inbreuk werd gemaakt op het in artikel 3 van de grondwet neergelegde beginsel van gelijke behandeling, omdat de nationale deegwarenfabrikanten bij de productie van deegwaren enkel de door de Italiaanse wetgeving toegestane ingrediënten mogen gebruiken, terwijl importeurs deegwaren uit andere lidstaten die volgens de regels van het betrokken land van herkomst zijn vervaardigd, in Italië in de handel mogen brengen.
Het grondwettelijk hof wijst erop dat krachtens het in het EG-Verdrag neergelegde beginsel van vrij verkeer van goederen Italië verplicht is deegwaren toe te laten die op regelmatige wijze in een andere lidstaat in de handel worden gebracht. Voorts heeft het Hof van Justitie in het arrest Zoni(67) erkend dat de betrokken wet nr. 580/67 niet voldoet aan dwingende vereisten, zoals consumentenbescherming, de eerlijkheid van handelstransacties of de bescherming van de volksgezondheid, die een verbod op de invoer van deegwaren uit andere lidstaten kunnen rechtvaardigen. De kwestie van de grondwettelijkheid betreft evenwel de hypothese van "omgekeerde" discriminatie. Het grondwettelijk hof erkent dat de wetgever op grond van het Gemeenschapsrecht niet gehouden is de wet met betrekking tot de op Italiaans grondgebied gevestigde deegwarenfabrikanten in te trekken, maar stelt nochtans met betrekking tot het Italiaanse recht vast dat enkele wetsartikelen in strijd zijn met artikel 3 van de Italiaanse grondwet. Het verklaart deze artikelen bijgevolg ongrondwettelijk, omdat zij de in Italië gevestigde deegwarenfabrikanten beletten ingrediënten te gebruiken die elders in de Europese Unie overeenkomstig het Gemeenschapsrecht wel regelmatig mogen worden gebruikt.
In Nederland heeft de Hoge Raad in een arrest van 28 januari 1998(68) een BTW-plichtige, wier economische activiteit onder meer bestond in de verkoop van verdovende middelen, toegestaan de voordruk-BTW af te trekken. In een arrest van 5 juli 1988(69) had het Hof van Justitie evenwel geoordeeld dat de illegale verkoop van verdovende middelen niet onder de werkingssfeer van de BTW-regeling viel. In het onderhavige geval had het Gerechtshof geoordeeld dat de BTW-plichtige geen recht op aftrek van de voorbelasting had, omdat deze belasting de levering van verdovende middelen betrof(70). Volgens de Hoge Raad worden de goederen en diensten waarvoor de BTW vooraf is geïnd evenwel gebruikt ten behoeve van de economische activiteiten van de belastingplichtige. Deze had dus recht op aftrek.
In het Verenigd Koninkrijk moest het House of Lords (Hogerhuis) zich in de zaak Wilson e.a. tegen St Helens Borough Council(71) uitspreken over Richtlijn 77/187/EEG van de Raad(72) betreffende het behoud van de rechten van de werknemers bij overgang van ondernemingen. Verzoekers, personeelsleden van een openbare school, waren om economische redenen ontslagen toen de school onder de verantwoordelijkheid van een andere lokale overheidsinstantie werd geplaatst. De "verkrijgende" overheidsinstantie had de betrokken personeelsleden vervolgens door middel van een nieuw arbeidscontract en tegen een lager salaris opnieuw aangesteld. Verzoekers stelden op basis van de Transfer of Undertakings (Protection of Employment) Regulations 1981 en Richtlijn 77/187/EEG beroep in bij het House of Lords. Dat stelde vast dat krachtens de bovenbedoelde nationale wettelijke regeling de overgang van een onderneming weliswaar niet onmiddellijk tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst leidt, maar dat dit niet betekent dat een uitdrukkelijk ontslag, dat vóór, na of ten tijde van de overgang wordt betekend, automatisch van nul en generlei waarde is. Een werknemer kan de verkrijger dus niet dwingen zijn arbeidsovereenkomst in het kader van dezelfde regeling en onder dezelfde voorwaarden voort te zetten.
Voorts heeft het House of Lords duidelijk gemaakt dat uit de bepalingen van de bovenbedoelde richtlijn niet voortvloeit dat een baan bij de overgang van een onderneming moet worden gehandhaafd wanneer het nationale recht niet in een dergelijke bescherming voorziet. De werknemer kan zich krachtens het nationale recht enkel beroepen op het tevens in de communautaire richtlijn neergelegde recht op schadevergoeding wegens onredelijk ontslag(73).
In de zaak Jesuthasan tegen London Borough of Hammersmith and Fulham(74) deed het Court of Appeal een uitspraak over het beroep dat was ingediend door een onderwijzer die een deeltijdaanstelling bij een gemeentelijk publiekrechtelijk lichaam had. De onderwijzer was na afloop van een tijdelijk contract ontslagen en achtte dit ontslag onredelijk. In het Verenigd Koninkrijk zijn de nationale bepalingen inzake onredelijk ontslag(75) niet van toepassing op werknemers met een deeltijdaanstelling. Eiser beriep zich evenwel op de uitspraak van het House of Lords(76) in de zaak R tegen Secretary of State for Employment, ex parte Equal Opportunities Commission, waarin het House of Lords had vastgesteld dat het merendeel van de deeltijdwerkers uit vrouwen bestaat en dat de niet-toepasselijkheid van de nationale bepalingen inzake onredelijk verslag op deeltijdbanen daarom discriminerend was en bijgevolg onverenigbaar met artikel 119 van het EG-Verdrag en met de Richtlijnen 75/117/EEG en 76/207/EEG(77).
In het onderhavige geval oordeelde het Court of Appeal dat de betrokken nationale rechtsvoorschriften, die op grond van hun discriminerende karakter reeds als onverenigbaar met het Gemeenschapsrecht waren bestempeld en die om deze reden bij een door een vrouwelijke werknemer ingediende klacht buiten beschouwing waren gelaten, ook niet-toepasselijk moeten worden verklaard ingeval een mannelijke werknemer een klacht indient.
Vierde vraag
Nadat de wetgever in België op 10 december 1997 een wet betreffende een reclameverbod voor tabakswaren(78) had aangenomen, zijn twee schadevergoedingsvorderingen tegen de Belgische staat ingediend. De inwerkingtreding van deze wet was op 1 januari 1999 gepland en zou met name de organisatie van de jaarlijkse Grote Prijs van Spa Francorchamps voor de Formule 1 in gevaar hebben gebracht. Diverse ondernemingen en regionale overheidslichamen hebben de Belgische staat gedagvaard, teneinde uitstel van de inwerkingtreding van de bestreden wet te bewerkstelligen en toestemming te verkrijgen voor de organisatie van de Grote Prijs zonder daarbij rekening te houden met de in de wet voorziene restrictieve bepalingen; bovendien zou België moeten worden veroordeeld tot vergoeding van de schade die is ontstaan door de goedkeuring van deze wet, die volgens de eisende partij in strijd is met het Gemeenschapsrecht. Beide eisen zijn verworpen.
Het Cour d'appel van Liège, dat in zijn arrest van 12 februari 1998(79) in kort geding een uitspraak over het geschil deed, wees in de eerste plaats op het door het Hof van Justitie(80) geformuleerde beginsel dat de lidstaten tot schadevergoeding kunnen zijn gehouden, ongeacht de vraag welk orgaan - met inbegrip van de nationale wetgever - de inbreuk op het Gemeenschapsrecht door een handelen of nalaten heeft veroorzaakt. Vervolgens onderzocht het Cour d'appel de door het Hof van Justitie opgestelde beoordelingscriteria, met name de reikwijdte van de discretionaire bevoegdheden die de wetgever op het betrokken terrein heeft(81), waarna het - rekening houdend met het voorstel voor een Europese richtlijn dat een algemeen verbod op reclame en sponsoring voor tabaksproducten bevat - concludeerde dat het in deze omstandigheden moeilijk zou zijn om aan te voeren dat België zich heeft schuldig gemaakt aan een "gekwalificeerde schending" van het rechtstreeks toepasselijke Gemeenschapsrecht.
In zijn ten gronde gegeven beslissing heeft het Gerecht in eerste aanleg van Verviers(82) in dezelfde zin geoordeeld en de argumenten van de eisers, die op de ruimere aansprakelijkheidsregels van het Belgische recht waren gebaseerd, verworpen.
Bij een ander geval in België heeft het Gerecht van eerste aanleg van Brussel in zijn uitspraak van 13 februari 1998(83) verklaard dat België een inbreuk op het Gemeenschapsrecht heeft begaan omdat het Richtlijn 86/653/EEG van de Raad(84) inzake zelfstandige handelsagenten niet tijdig heeft omgezet. Krachtens artikel 17 van deze richtlijn waren de lidstaten met name verplicht de nodige maatregelen te nemen om te bewerkstelligen dat onder bepaalde voorwaarden een schadevergoeding aan de betrokken handelsagent wordt betaald. Het oude Belgische recht, dat van kracht was op het moment van de feiten, voorzag niet in een dergelijke schadeloosstelling. De eiser, wiens contract als zelfstandige handelsagent na het einde van de in de richtlijn neergelegde omzettingstermijn, doch vóór de inwerkingtreding van de nationale omzettingswet was ontbonden(85), had een schadevergoedingsactie tegen de Belgische staat ingeleid. Na te hebben vastgesteld dat de eiser voldeed aan de door de richtlijn vastgestelde toekenningscriteria, veroordeelde het Gerecht de lidstaat tot betaling van een vergoeding die volgens de criteria van de richtlijn is berekend.
In Italië heeft het Corte di Cassazione zich opnieuw gebogen over het vraagstuk inzake de aansprakelijkheid van de staat voor schade die is ontstaan door de laattijdige omzetting van Richtlijn 80/987/EEG(86) inzake de bescherming van de werknemers bij insolventie van de werkgever. Met betrekking tot de juridische kwalificatie van de schadeloosstelling die krachtens wetsdecreet nr. 80/1992 tot omzetting van de genoemde richtlijn moet worden betaald aan werknemers die geen beroep konden doen op de bescherming van de richtlijn omdat deze te laat werd omgezet, blijkt de jurisprudentie van de Kamer voor sociale zaken van het Corte di Cassazione een zekere ontwikkeling te hebben doorgemaakt. Zo bevestigde het Corte di Cassazione in een arrest van begin 1998(87) nog zijn oorspronkelijke opvatting(88) dat schade tengevolge van de niet-omzetting van een communautaire richtlijn weliswaar voor vergoeding in aanmerking komt, maar niet het gevolg is van een onrechtmatige daad van de staat. Daarentegen verklaarde het Corte di Cassazione in een arrest van 11 juni 1998(89) voor de eerste maal dat de betrokken schadeloosstelling haar "rechtstreekse en onmiddellijke oorzaak vindt in de civiele aansprakelijkheid van de staat in de zin van artikel 2043 van het Italiaanse burgerlijk wetboek", dat betrekking heeft op de onrechtmatige daad als bron van verbintenissen. De twee arresten stemmen echter overeen met betrekking tot de criteria voor de berekening van de rente en de vaststelling van de bedragen die uit hoofde van schadevergoeding aan de werknemers moeten worden betaald; in beide gevallen worden de rente en het schadevergoedingsbedrag namelijk berekend vanaf de datum van faillietverklaring van de betrokken ondernemer, die wordt beschouwd als de datum waarop de schade is ontstaan.
In het Verenigd Koninkrijk heeft het Court of Appeal in de zaak R tegen Secretary of State for Transport, ex parte Factortame and others(90), een uitspraak van het High Court(91) bevestigd waarin de regering van het Verenigd Koninkrijk aansprakelijk wordt gesteld voor een inbreuk op het Gemeenschapsrecht. Verzoekers, Spaanse eigenaren en exploitanten van vissersvaartuigen, toonden zowel voor de Engelse rechtelijke instanties(92) als voor het Hof van Justitie(93) aan dat de Merchant Shipping Act 1988, die voor de registratie van een vissersvaartuig in het Verenigd Koninkrijk voorwaarden oplegt inzake de nationaliteit, de verblijfplaats en de woonplaats van de eigenaren, de bevrachters en de exploitanten van het schip een schending inhield van het in het Gemeenschapsrecht vervatte beginsel van non-discriminatie op grond van nationaliteit. Vervolgens hebben verzoekers voor het High Court een schadevergoedingsactie tegen de regering van het Verenigd Koninkrijk ingeleid in verband met de schade die door genoemde wet was veroorzaakt.
Het High Court besliste dat de schending van het Gemeenschapsrecht ernstig genoeg was om de Secretary of State for Transport aansprakelijk te kunnen stellen. Laatstgenoemde stelde vervolgens beroep in bij het Court of Appeal, dat de beslissing van het High Court bevestigde en het beginsel formuleerde dat de wetgever aansprakelijk is indien bewezen wordt dat hij zijn bevoegdheden duidelijk en ernstig heeft overschreden. Voorts verduidelijkte het Court of Appeal dat een inbreuk op het fundamentele beginsel van non-discriminatie op grond van de nationaliteit in het algemeen de aansprakelijkheid van de staat voor de veroorzaakte schade met zich brengt.
Het Court of Appeal heeft met de argumentatie van het High Court ingestemd, dat in deze zaak had vastgesteld dat de discriminatie op grond van de nationaliteit het beoogde doel was van de voorwaarden inzake de verblijfplaats en de woonplaats, dat de Secretary of State zich ervan bewust was dat deze voorwaarden de verzoekers noodzakelijkerwijs schade zouden berokkenen, omdat zij ten doel hadden ervoor te zorgen dat deze niet in het kader van het quotum van het Verenigd Koninkrijk konden vissen, en dat ten slotte de regering van het Verenigd Koninkrijk had besloten om haar doel door middel van een wet te bereiken teneinde te voorkomen dat de tenuitvoerlegging ervan zou worden vertraagd door hoger beroep, zodat het de verzoekende partijen onmogelijk was de toepassing van voorlopige maatregelen te verkrijgen zonder tussenkomst van het Hof van Justitie. Ten slotte hield het Court of Appeal rekening met de houding van de Europese Commissie, die zich uitdrukkelijk tegen de voorgestelde wetgeving had uitgesproken(94).
Voorts heeft het Court of Appeal het fundamentele belang onderstreept van het beginsel van het geschonden Gemeenschapsrecht en de argumenten van de Secretary of State verworpen. Deze had naar voren gebracht dat de communautaire bepalingen niet duidelijk genoeg waren en daarom "naar redelijkheid" door de regering van het Verenigd Koninkrijk waren geïnterpreteerd.
(1) De twee vorige verslagen werden gepubliceerd in respectievelijk PB C 332 van 3.11.1997, blz. 198, en PB C 250 van 10.8.1998, blz. 195.
(2) Jurispr. 1987, blz. 4199.
(3) Zaken C-6/90 en C-9/90, Jurispr. 1996, blz. I-5357.
(4) Zaken C-46/93 en C-48/93, Jurispr. 1996, blz. I-1029.
(5) Bundesfinanzhof, Urteil van 11 juni 1997, X R 74/95, Sammlung der Entscheidungen des Bundesfinanzhofs Bd. 183, blz. 436.
(6) Arrest van het Hof van 27 september 1988, zaak 263/86, Belgische staat tegen Humbel, Jurispr. 1988, blz. 5365.
(7) Bundesverfassungsgericht, Beschluß van 5 augustus 1998, 1 BvR 264/98, Europäische Zeitschrift für Wirtschaftsrecht 1998, blz. 728.
(8) Artikel 3, lid 1, van de grondwet.
(9) Artikel 101, lid 1, tweede zin, van de grondwet. Hierin is bepaald dat niemand mag worden onttrokken aan de rechter die de wet hem toekent.
(10) Zaak C-262/88, Barber, Jurispr. 1990, blz. I-1889.
(11) Arresten van het Hof van 28 september 1994, zaak C-57/93, Vroege, Jurispr. 1994, blz. I-4541, en van 11 december 1997, zaak C-246/96, Magorrian & Cunningham, Jurispr. 1997, blz. I-7153.
(12) Zaak 99/12/0167 van 24 juni 1998.
(13) Arrest van het Hof van 15 januari 1998, zaak C-15/96, Kalliope Schöning-Kougebetopoulou/Freie und Hansestadt Hamburg, Jurispr. 1998, blz. I-47.
(14) Tribunal Supremo, Sala Tercera, de lo Contencioso-Administrativo, 27 april 1998, Asociación de Empresas Frigoríficas de la Ría de Vigo/Administración General del Estado, Repertorio Aranzadi de Jurisprudencia, 1998, nr. 3328.
(15) Turun Hovioikeus, 26 mei 1998, nr. 1275/98.
(16) Conseil d'État, Section, 20 mei 1998, Communauté de communes du Piémont de Barr et autres, Revue française de droit administratif 1998, blz. 609, conc. Henri Savoie; Actualité Juridique Droit Administratif 1998, 632; Europe 1998 Act. n° 238.
(17) Richtlijn 92/50/EEG van de Raad van 18 juni 1992 betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor dienstverlening (PB L 209 van 24.7.1992, blz. 1).
(18) Consiglio di Stato, sez. V, 23 april 1998, nr. 478, Foro amministrativo, 1998, 1090.
(19) Hoge Raad, X tegen Inspecteur der omzetbelasting, Beslissingen in belastingzaken, 1998, 83.
(20) Zesde Richtlijn 77/388/EEG van de Raad van 17 mei 1977 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting - Gemeenschappelijk stelsel van belastingen over de toegevoegde waarde: uniforme grondslag (PB L 145 van 13.6.1977, blz. 1). Zie artikel 13 A, lid 1, onder a).
(21) Zie artikel 13 B, onder e).
(22) Hoge Raad, 19 juni 1998, Productschap voor vee en vlees tegen de staat Nederland, Rechtspraak van de Week, 1998, 131.
(23) Richtlijn 89/662/EEG van de Raad van 11 december 1989 inzake veterinaire controles in het intracommunautaire handelsverkeer in het vooruitzicht van de totstandbrenging van de interne markt (PB L 395 van 30.12.1989, blz. 13).
(24) Voor een andere beslissing betreffende het Barber-protocol zie hoger.
(25) Bundesverfassungsgericht, Beschluß van 27 november 1997, 1 BvL 12/91, Entscheidungen des Bundesverfassungsgerichts Bd. 97, blz. 35.
(26) Bundesverfassungsgericht, Beschluß van 31 maart 1998, 2 BvR 1877/97 en 2 BvR 50/98, Entscheidungen des Bundesverfassungsgerichts Bd 97, blz. 350.
(27) Verzoekers beriepen zich op artikel 38, lid 1, van de grondwet dat voorziet in het grondrecht om door de verkiezing van de leden van het Parlement aan de functionering van een democratische staat deel te nemen.
(28) Artikel 14, lid 1, van de grondwet.
(29) Artikel 2, lid 1, van de grondwet.
(30) Bundesverfassungsgericht, Urteil van 12 oktober 1993, 2 BvR 2134/92 en 2 BvR 2159/92, "Maastricht", Entscheidungen des Bundesverfassungsgerichts Bd 89, blz. 155.
(31) Bundesverfassungsgericht, Beschluß van 22 juni 1998, 2 BvR 532/98, Juristenzeitung 1998, blz. 306.
(32) Bundesgerichtshof, Urteil van 5 februari 1998, I ZR 211/95, Entscheidungen des Bundesgerichtshofes in Zivilsachen Bd. 138, blz. 55.
(33) Richtlijn 97/55/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 oktober 1997 tot wijziging van Richtlijn 84/450/EEG inzake misleidende reclame teneinde ook vergelijkende reclame te regelen (PB L 290 van 23.10.1997, blz. 18).
(34) Arrest van het Hof van 18 december 1997, zaak C-129/96, Inter-Environnement Wallonie/Région wallonne, Jurispr. 1997, blz. I-7411.
(35) Meer in het bijzonder door artikel 3 bis, lid 1, onder a) tot en met h), van de richtlijn.
(36) Hof van Cassatie, 12 juni 1998, nr. C.97.0254, Bigg's SA/Kenwood Corporation en Kenwood SA.
(37) Hof van Beroep van Brussel, 28 januari 1997, nr. 1996/AR/144, Bigg's SA/Kenwood Corporation en Kenwood SA, Pasicrisie belge II, 1999, blz. 7-13.
(38) Arresten van het Hof van 23 mei 1978, zaak 102/77, Hoffmann-La Roche, Jurispr. 1979, blz. 1139 en van 11 juli 1996, gevoegde zaken, C-427/93, C-429/93 en C-436/93, Bristol-Meyers Squibb, Jurispr. 1986, blz. I-3457.
(39) Ugeskrift for Retsvæsen 1998.800H.
(40) Østre Landsret, arrest van 27 juni 1997, 3.asd.nr.B-2131-96, genoemd in het 15e jaarlijks verslag - 1997.
(41) Tribunal Supremo, Sala Cuarta, de lo Civil, 17 december 1997, Natividad S.L./Instituto Nacional de la Seguridad Social (INSS), La Ley 1998, nr. 4508, blz. 15-16.
(42) Tribunal Supremo, Sala Segunda, de lo Penal, 20 januari 1998, Friedrich J. P./Ministerio Fiscal, Repertorio Aranzadi de Jurisprudencia 1998, nr. 27.
(43) Arrest van het Hof van 14 december 1995, gevoegde zaken C-163/94, C-165/94 en C-250/94, Sanz de Lera e.a., Jurispr. 1995, blz. I-4821.
(44) Richtlijn 93/13/EEG van de Raad van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten (PB L 95 van 21.4.1993, blz. 29).
(45) Cf. Tribunal Supremo, Sala Primera, de lo Civil, 20 februari 1998, Ediciones Océano Exito, SA/José Ramón B.F., Repertorio Aranzadi de Jurisprudencia 1998, nr. 604; van 30 mei 1998, Vicente Alfonso V. N./A. S.A., La Ley 1998, nr. 4598, blz. 4-5; van 20 juli 1998, Home English, Repertorio Aranzadi de Jurisprudencia 1998, nr. 6192.
(46) Tribunal Supremo, Sala Primera, de lo Civil, 31 januari 1998, Carlos Luis A. F. y Unión de Consumidores de España (UCE)/Banco Central Hispanoamericano S.A., Repertorio Aranzadi de Jurisprudencia 1998, nr. 121.
(47) Tribunal Supremo, Sala Primera, de lo Civil, 13 november 1998, S.E., SA / Luis L.C., La Ley 1998, nr. 4690, blz. 6-7.
(48) Ley 7/1998, van 13 april 1998, sobre condiciones generales de la contratación (B.O.E. nr. 89, van 14-4-1998).
(49) Conseil d'État, assemblée, 6 februari 1998, de heer Tête, Association de sauvegarde de l'Ouest lyonnais; Actualité Juridique Droit Administratif 1998 458; Revue française de droit administratif 1998, blz. 407, conc. Henri Savoie; Revue trimestrielle de droit commercial et de droit économique 1998, blz. 584; La semaine juridique - édition générale, 1998 II 10109; Gazette du Palais 1998 nr. 217-218 II som., blz. 38-39.
(50) Richtlijn 89/440/EEG van de Raad van 18 juli 1989, betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor de uitvoering van werken (PB L 210 van 21.7.1989, blz. 1).
(51) Richtlijn 71/305/EEG van de Raad, die herhaaldelijk werd gewijzigd, werd gecodificeerd door Richtlijn 93/37/EEG van de Raad van 14 juni 1993 betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor de uitvoering van werken (PB L 199 van 9.8.1993, blz. 54).
(52) Terwijl de lidstaten de maatregelen hadden moeten nemen die nodig waren om zich uiterlijk op 20 juli 1990 daarmee te conformeren, is Frankrijk pas door wet nr. 91-3 van 3 januari 1991 betreffende de doorzichtigheid en de regelmatigheid van de procedures voor overheidsopdrachten (EORF 5 januari 1991, blz. 236) ermee begonnen zijn omzettingsverplichting te vervullen. De omzetting was pas van kracht vanaf 31 maart 1992, op welke datum een decreet en een besluit tot toepassing van de wet werden vastgesteld die voorzagen in de publiciteitsmaatregelen voor aanbestedingen.
(53) Voor een latere beslissing zie bijvoorbeeld: Conseil d'État, assemblée, 20 februari 1998, Ville de Vaucresson, Jurisclasseur droit administratif 1998, nr. 80.
(54) In het kader van de overheidsopdrachten voor dienstverlening zie: Conseil d'État, section, 20 mei 1998, Communauté de communes du Piémont de Barr, Revue française de droit administratif 1998, blz. 609.
(55) Beslissing van de grondwettelijke raad nr. 88-400 DC van 20 mei 1998, Revue française de droit administratif 1998, blz. 671; Actualité juridique droit administratif 1998, 531; Europe 1998 Chronique nr. 5, blz. 4.
(56) Richtlijn 94/80/EG van de Raad van 19 december 1994 tot vaststelling van de wijze van uitoefening van het actieve en passieve kiesrecht bij gemeenteraadsverkiezingen van de burgers van de Unie die verblijven in een lidstaat waarvan zij de nationaliteit niet bezitten (PB L 368 van 31.12.1994, blz. 38).
(57) Beslissing van de grondwettelijke raad nr. 74-54 DC van 15 januari 1975, Jurispr., blz. 19; Grandes décisions du Conseil constitutionnel, 9 éd., blz. 305.
(58) Artikel 88-3 van de grondwet maakt de grondwettigheid van de organieke wet voor de toepassing ervan uitdrukkelijk ondergeschikt aan de conformiteit van deze wet met de communautaire normen.
(59) Arrest van het Hof van 25 juli 1991, Zaak C-208/90, T. Emmott/Minister for Social Welfare & Attorney General, Jurispr. 1991, blz. I-4292.
(60) Arrest van het Hof van 2 december 1997, Zaak C-188/95, Fantask A/S e.a./Industriministeriet, Jurispr. 1997, blz. I-6820.
(61) Arrest van 9 augustus1994, Zaak C-396/92, Bund Naturschutz in Bayern eV, R. Stansdorf e.a./Freistaat Bayern, Jurispr. 1994, blz. I-3717.
(62) Corte Costituzionale, 27 november 1998, nr. 383, Da G.U. nr. 48 del 2.12.1998, prima serie speciale, Corte Costituzionale.
(63) Het Corte Costituzionale verwijst meer in het bijzonder naar de Richtlijnen van de Raad 78/686/EEG van 25 juli 1978 (PB L 233 van 24.8.1978, blz. 1); 78/687/EEG van 25 juli 1978 (PB L 233 van 24.8.1978, blz. 10); 78/1026/EEG van 18 december 1978 (PB L 362 van 23.12.1978, blz. 1); 78/1027/EEG van 18 december 1978 (PB L 362 van 23.12.1978, blz. 7); 85/384/EEG van 10 juni 1985 (PB L 223 van 21.8.1985, blz. 15); 89/594/EEG van 30 oktober 1989 (PB L 341 van 23.11.1989, blz. 19); en 93/16/EEG van 5 april 1993 (PB L 165 van 7.7.1993, blz. 1).
(64) Corte di Cassazione, sez. un., 13 februari 1998, nr. 1512, Giust. civ., 1998, I, 1935 en Corte di Cassazione, sez. un., 11 november 1997 nr. 11129, Giust. civ., 1998, I, 1026 (waarvan de motiveringen identiek zijn).
(65) Richtlijn 78/686/EEG van de Raad van 25 juli 1978 inzake de onderlinge erkenning van de diploma's, certificaten en andere titels van de beoefenaar der tandheelkunde, tevens houdende maatregelen tot vergemakkelijking van de daadwerkelijke uitoefening van het recht van vestiging en vrij verrichten van diensten (PB L 233 van 24.8.1978, blz. 1) en Richtlijn 78/687/EEG van de Raad van 25 juli 1978 inzake de coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de werkzaamheden van de beoefenaar der tandheelkunde (PB L 233 van 24.8.1978, blz. 10).
(66) Arrest van het Hof van 1 juni 1995, Zaak C-40/93, Commissie/Italiaanse Republiek, Jurispr. 1995, blz. I-1319.
(67) Arrest van 14 juli 1988, zaak 90/86, Zoni, Jurispr. 1988, blz. 4285.
(68) Hoge Raad, X tegen Inspecteur der omzetbelasting, Beslissingen in belastingzaken, 1998, 116.
(69) Arrest van 5 juli 1988, zaak 269/86, Mol, Jurispr. 1988, blz. 3627.
(70) Gerechtshof Amsterdam, 9 januari 1997, Beslissingen in belastingzaken, 1998, 116.
(71) House of Lords, 29 oktober 1998, Wilson e.a. tegen St Helens Borough Council, The All England Law Reports, 1998, 609-634.
(72) Richtlijn 77/187/EEG van de Raad van 14 februari 1977 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten betreffende het behoud van de rechten van de werknemers bij overgang van ondernemingen, vestigingen of onderdelen daarvan (PB L 61 van 5.3.1977, blz. 26).
(73) Voor een interpretatie van Richtlijn 77/187/EEG, zie het arrest van het Hof van 12 november 1998, zaak C-399/96, SA Europièces/Sanders. In dit arrest heeft het Hof verklaard dat de verwijzende rechter dient na te gaan of de door de verkrijger voorgestelde arbeidsovereenkomst een aanmerkelijke wijziging van de arbeidsvoorwaarden ten nadele van de werknemer ten gevolge heeft. Ingevolge artikel 4, lid 2, van de richtlijn moeten de lidstaten bepalen, dat in een dergelijk geval de arbeidsovereenkomst of arbeidsverhouding wordt geacht te zijn verbroken door toedoen van de werkgever (vgl. punt 44, dictum 2).
(74) Court of Appeal (Civil Division), 26 februari 1998, Jesuthasan tegen London Borough of Hammersmith and Fulham, Industrial Relations Law Reports, 1998, 372-376.
(75) Employment Protection (Consolidation) Act 1978.
(76) House of Lords, 3 maart 1994, R tegen Secretary of State for Employment, ex parte Equal Opportunities Commission, Industrial Relations Law Reports, 1994, 176.
(77) Richtlijn 75/117/EEG van de Raad van 10 februari 1975 betreffende het nader tot elkaar brengen van de wetgevingen der lidstaten inzake de toepassing van het beginsel van gelijke beloning voor mannelijke en vrouwelijke werknemers (PB L 45 van 19.2.1975, blz. 19), en Richtlijn 76/207/EEG van de Raad van 9 februari 1976 betreffende de tenuitvoerlegging van het beginsel van gelijke behandeling van mannen en vrouwen ten aanzien van de toegang tot het arbeidsproces, de beroepsopleiding en de promotiekansen en ten aanzien van de arbeidsvoorwaarden (PB L 39 van 14.2.1976, blz. 40).
(78) Wet van 10 december 1997 houdende een reclameverbod voor tabakswaren, Belgisch Staatsblad 11.2.1998, blz. 3737.
(79) Cour d'appel van Liège, 12 februari 1998, Revue de jurisprudence de Liège, Mons et Bruxelles, 1998, 502-513.
(80) Arresten van het Hof van Justitie van 5 maart 1996, Gevoegde zaken C-46/93 et C-48/93, Brasserie du Pêcheur en Factortame III, Jurispr., blz. I-1029.
(81) Arrest van het Hof van Justitie van 26 maart 1996, zaak C-392/93, British Telecommunications, Jurispr., blz. I-1631.
(82) Gerecht van eerste aanleg van Verviers, 26 juni 1998, Journal des Tribunaux/Droit européen, 1998, n° 53, 210-211.
(83) Gerecht van eerste aanleg van Brussel, 13 februari 1998, Revue de jurisprudence de Liège, Mons et Bruxelles, 1998, 1261-1264.
(84) Richtlijn 86/653/EEG van de Raad van 18 december 1986 inzake de coördinatie van de wetgevingen van de lidstaten inzake zelfstandige handelsagenten (PB L 382 van 31.12.1986, blz. 17).
(85) De Belgische wetgever heeft de richtlijn pas in 1995 omgezet, door middel van zijn wet van 13 april 1995 betreffende contracten van handelsagentschappen, Belgisch Staatsblad van 2.6.1995, blz. 15621, terwijl artikel 22, lid 1, van de richtlijn bepaalde dat de lidstaten vóór 1 januari 1990 aan de richtlijn moesten voldoen.
(86) Richtlijn 80/987/EEG van de Raad van 20 oktober 1980 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten inzake de bescherming van de werknemers bij insolventie van de werkgever (PB L 283 van 28.10.1980, blz. 23).
(87) Corte di Cassazione, sez. lav., arrest van 10 februari 1998, nr. 1366, Giust. civ., 1998, I, 1942.
(88) Corte di Cassazione, sez. lav., arrest van 9 januari 1997, nr. 133, Foro it., Mass., 1997, 14, vermeld in het 15e jaarlijks verslag - 1997.
(89) Corte di Cassazione, sez. lav., 11 juni 1998, nr. 5846, Giust. civ., 1998, I, 2468.
(90) Court of Appeal, 8 april 1998, R tegen Secretary of State for Transport, ex parte Factortame and others, Common Market Law Reports, 1998, vol. 3, 192-218.
(91) High Court, 31 juli 1997, Common Market Law Reports, 1998, vol. 3, 1353-1429.
(92) House of Lords, 9 juli 1990, R tegen Secretary of State for Transport, ex parte Factortame and others, Appeal Cases, 1991, 603.
(93) Arresten van het Hof van 4 oktober 1991, Zaak C-246/89, Commissie tegen Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, Jurispr., blz. I-4585, en 25 juli 1991, The Queen tegen Secretary of State for Transport, ex parte Factortame Ltd and others, C-221/89, Rec., I-3905.
(94) Arrest van het Hof van 4 oktober 1991, zaak C-246/89, Commissie tegen Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, Jurispr., blz. I-4585.