Bijlagen bij COM(2000)261 - Monitoring of Article 95 ECSC steel aid cases, thirteenth report, May 2000

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

bijlage bij de beschikking van de Commissie. Zoals in het Twaalfde Toezichtverslag uiteengezet, had SN Serviços in de eerste helft van 1999 te lijden van de algemeen inzinking van de staalprijzen. De meeste verliezen werden in deze periode gemaakt. De staalprijzen zijn in de tweede helft van 1999 sterk verbeterd [8] en SN Serviços kon in de tweede jaarhelft van 1999 al een positieve cashflow behalen. SN Serviços kon door haar prijsafspraken met SN Longos (prijs vastgelegd voor drie maanden; zie supra), waardoor de marktprijzen op een afstand worden gevolgd, niet onmiddellijk profiteren van de verbeteringen in de marktprijzen. De onderneming hoopt in 2000 opnieuw winstgevend te worden.

[8] Prijsontwikkeling in de lijn van de ontwikkelingen op de staalmarkt; zie de door de Commissie bekendgemaakte Programmavooruitzichten staal voor het jaar 2000 (PB C 27 van 29.1.2000, blz. 2).

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

VI. Steun

Zoals uiteengezet in het Vierde Toezichtverslag werd de op grond van artikel 95 van het EGKS-Verdrag goedgekeurde steun tussen maart 1994 en juni 1995 in zes tranches uitgekeerd. De milieusteun die werd goedgekeurd op grond van artikel 3 van de Vijfde Staalsteuncode, is tot dusver niet uitgekeerd. Het gebruik van de op grond van artikel 4, lid 1, van de Vijfde Staalsteuncode goedgekeurde sociale steun is hierboven onder II.3 uiteengezet (financiering van de afvloeiingen).


EKO Stahl GmbH, Duitsland


I. Inleiding

Op 21 december 1994 [9] hechtte de Commissie op grond van artikel 95 van het EGKS-Verdrag haar goedkeuring aan 900,62 miljoen DEM [10] steun ten behoeve van EKO Stahl GmbH (voor bijzonderheden, zie het vorige toezichtverslag).

[9] PB L 386 van 31.12.1994, blz. 18.

[10] 1 miljoen DEM = 511 299,72 ecu (1.1.1999).

Voorts heeft de Commissie, op grond van artikel 5 van de Vijfde Staalsteuncode, op 21 december 1994 voor 385 miljoen DEM regionale investeringssteun goedgekeurd [11].

[11] PB C 18 van 17.1.1997, blz. 7.

Aan de goedkeuring waren verschillende voorwaarden verbonden. De Commissie houdt nog toezicht op de naleving van de onderstaande voorwaarden:

- dat de nieuwe warmwalserij eind 1997 een capaciteit van 900 kt/j bereikt en dat dat capaciteitsniveau tot eind januari 2000 wordt gehandhaafd. Vanaf februari 2000 mocht de onderneming de capaciteit van deze walserij uitbreiden tot 1,5 miljoen ton/jaar tot eind januari 2005 (toezicht hierop, zie II);

- dat de productie van de nieuwe warmwalserij uitsluitend wordt gebruikt voor verdere verwerking in de eigen koudwalsinstallaties van de onderneming (tot dusver nageleefd).

Dit verslag heeft betrekking op de ontwikkelingen tot en met 29 februari 2000 en is gebaseerd op de informatie die door de Duitse regering is verstrekt in haar verslag, dat op 15 maart 2000 bij de Commissie werd ingediend. Dit verslag is toegespitst op de naleving van de twee voorwaarden waarop de Commissie nog toezicht uitoefent.

II. Capaciteitsbeperking

De beperking van de capaciteit van de nieuwe warmwalserij tot 900 kt/jaar tot eind januari 2000, en nadien tot 1,5 miljoen ton/jaar tot eind januari 2005 wordt gegarandeerd door een elektronisch apparaat dat het technisch onmogelijk maakt deze drempels te overschrijden. Deze technische oplossing werd begin 1996 in beginsel aanvaard door de Commissie. Voor meer bijzonderheden over die oplossing, zie het Vijfde Toezichtverslag. De werking van dit systeem is betrouwbaar gebleken en regelmatig werd bij de Commissie verslag uitgebracht over de geproduceerde hoeveelheden.

De vanaf februari 2000 toegestane capaciteitsverhoging leverde voor de onderneming technische problemen op omdat het elektronische apparaat was ingesteld voor een capaciteitsjaar dat loopt van juli tot juni.

Op 15 maart 1999 heeft de Commissie derhalve ingestemd met een voorstel van de Duitse autoriteiten dat voor de berekening van de productie in de periode juli 1999 - juli 2000 zal worden gebruik gemaakt van de gemiddelde productie in het kader van de productieplafonds, hetgeen een jaarcapaciteit van 1,15 miljoen ton oplevert voor het capaciteitsjaar juli 1999 - juni 2000 [12]. Het apparaat is op 1 juli 1999 in die zin bijgesteld en zal per 1 juli 2000 worden ingesteld op 1,5 miljoen ton per jaar.

[12] Als volgt berekend: (7/12 x 900 = 525) + (5/12 x 1,5 = 625) = 1,15.

III. De productie van de nieuwe warmwalserij

Warmband dat in de nieuwe warmwalserij is vervaardigd, wordt uitsluitend in de koudwalserij gebruikt.

De productie van warmband bedroeg in de periode 1 juli 1999 - 29 februari 2000 775 026 ton. Voor de periode 1 maart - 1 juli 2000 bedroeg de toegestane resterende productie 374 974 ton.


Voest Alpine Erzberg GmbH, Oostenrijk

I. Inleiding

Op 29 november 1995 heeft de Commissie goedkeuring verleend [13] aan overheidssteun ten behoeve van Voest Alpine Erzberg GmbH (VAEG) om de onderneming in staat te stellen haar mijnactiviteiten tegen het jaar 2002 geleidelijk af te bouwen. De goedgekeurde steun omvat 272 miljoen ATS [14] ter dekking van de exploitatieverliezen uit de periode 1995-2002 en 136 miljoen ATS voor de betaling van de kosten van een veilige en milieuvriendelijke afbouw van de ijzerertswinning.

[13] PB L 94 van 16.4.1996, blz. 17.

[14] 1 miljoen ATS = 72 672 ecu (1.1.1999).

De onderstaande jaarlijkse plafonds werden goedgekeurd voor de verschillende soorten steun zoals aangegeven in de tabel van punt 4.

Aan de goedkeuring van de steun waren onder meer de volgende voorwaarden verbonden:

- het jaarlijkse steun- en productieplafond uit de bovenstaande tabel mochten niet worden overschreden (productieplafond overschreden, zie II.2.a) ;

- de exploitatiesteun mocht niet meer bedragen dan het verschil tussen de productiekosten en de inkomsten (tot dusver nageleefd), en

- de prijs die voor het ijzererts werd aangerekend, moest in de lijn liggen van de marktprijs en mocht niet lager zijn dan de prijs voor geïmporteerd ijzererts (tot dusver nageleefd).

Dit verslag heeft betrekking op de ontwikkelingen tot 31 december 1999 en is gebaseerd op de informatie die Oostenrijk heeft verstrekt in zijn achtste toezichtverslag, dat overeenkomstig het verzoek van de Commissie op 15 maart 2000 werd ingediend.

II. Nieuw toezichtverslag

1. De onderneming

Voest Alpine Erzberg Gesellschaft mbH (VAEG) is in handen van ÖIA Bergbauholding Aktiengesellschaft, die op haar beurt een onderdeel is van Österreichische lndustrieholding Aktiengesellschaft, een industriële holding die volledig in handen is van de Oostenrijkse Staat. VAEG wint erts met een laag ijzergehalte (ca. 32 % Fe). De onderneming heeft slechts één afnemer, Voest Alpine Stahl AG (VASA), die in het najaar van 1995 werd geprivatiseerd.

2. Exploitatiesteun

(a) Productie en afzet

In 1999 heeft VAEG 1,149 miljoen ton ijzererts geproduceerd met een gemiddeld ijzergehalte van 33,6 % Fe en 589 662 ton laagwaardige producten, die door VASA als last (Möllerzusatzmaterial) kunnen worden gebruikt. Deze volumes werden verkocht en geleverd aan VASA.

De productie daalde van 1,3 miljoen ton/jaar in 1998 tot 1,149 miljoen ton/jaar in 1999, maar overschreed het plafond van 1 miljoen ton/jaar dat in artikel 1 van de beschikking was vastgesteld. Volgens de Oostenrijkse autoriteiten resulteerde een en ander in een beter exploitatieresultaat en was er minder steun nodig dan was toegestaan.

De Commissie onderzoekt deze situatie in het licht van de beschikking en heeft de Oostenrijkse autoriteiten om nadere inlichtingen verzocht. De laatsten deelden de Commissie op 18 april 2000 mee dat deze situatie door onvoorziene omstandigheden is veroorzaakt. Eind 1999 was VAEG wegens instortingsrisico gedwongen om een gedeelte van de mijn vervroegd tot ontploffing te brengen. Het aldus vrijgekomen ijzererts was bedoeld om pas in 2000 gewonnen en geleverd te worden. VAEG besloot om het reeds in 1999 te leveren als vooruitgeschoven levering onder het contract voor 2000. De Oostenrijkse autoriteiten hebben de Commissie verzekerd dat de consquentie hiervan is dat de vooruitgeschoven levering zal worden afgetrokken van de toegestane produktie in 2000 en dat de produktieplafonds gerespecteerd zullen worden.

(b) Productiekosten

In 1999 bedroegen de productiekosten voor gewoon ijzererts in totaal 169,915 miljoen ATS, of 147,22 ATS/ton. De productiekosten voor de laagwaardige producten bedroegen 33,581 miljoen ATS, of 56,95 ATS/ton. Deze bedragen omvatten de in 1999 uitgevoerde sluitings- en saneringsactiviteiten. In de bijlage wordt een gedetailleerd overzicht van de productiekosten gepresenteerd.

(c) Prijsstelling

Het gewone ijzererts werd verkocht tegen 139,50 ATS per ton. In december 1998 werd deze standaardprijs vastgesteld voor het volledige jaar 1999.

Het laagwaardige materiaal (Möllerzusatzmaterial) werd verkocht voor 76 ATS/ton, een prijs die was vastgesteld op grond van de marktprijs voor kalkgrind (Kalkschotter).

De gemiddelde prijs voor ijzererts en laagwaardig materiaal (Möllerzusatzmaterial) bedraagt 99,60 ATS per ton. De aangerekende prijs bedroeg, met inbegrip van de kosten voor het transport tot VASA/Linz, 667,50 ATS/ton Fe.

De door Oostenrijk in zijn negende verslag verstrekte informatie bevestigt de informatie die Voest Alpine Rohstoffbeschaffungs GmbH (een dochteronderneming van Voest-Alpine Stahl AG die verantwoordelijk is voor de inkoop van grondstoffen) meedeelde, namelijk dat bovengenoemde prijs per ton Fe voor ijzererts hoger ligt dan de vergelijkbare prijs die voor ingevoerd ijzererts wordt betaald. [Te verifiëren door het DG Ondernemingen]

Derhalve kan worden geconcludeerd dat de in 1998 aangerekende prijzen niet lager waren dan hetgeen op grond van artikel 2 van de beschikking van de Commissie van 29 november 1995 vereist was.


(d) Exploitatiesteun

In de eerste helft van 1999 bedroegen de verliezen van VAEG in totaal 52,158 miljoen ATS.

Van het totale verlies voor deze periode had 23,233 miljoen ATS betrekking op sluitingsactiviteiten. (Voor nadere informatie over de verliezen, zie de bijlage.)

De onderneming heeft voor 1999 om 51 miljoen ATS exploitatie- en sluitingssteun gevraagd. Daarvan hoefde slechts 47,8 miljoen ATS te worden uitgekeerd. Dit bedrag ligt 9,2 miljoen ATS lager dan het maximumbedrag van 57 miljoen ATS dat de Commissie voor het jaar 1999 had goedgekeurd (34 miljoen ATS exploitatiesteun en 23 miljoen ATS sluitingssteun). Er was minder steun nodig omdat VAEG hogere kostenbesparingen kon verwezenlijken dan in het oorspronkelijke plan was voorzien, en een beter exploitatieresultaat behaalde dankzij een productie die hoger lag dan gepland was en in de beschikking was toegestaan.

3. Sluitingssteun

Voor 1999 was maximaal 23 miljoen ATS sluitingssteun toegestaan. In 1999 werd 17,8 miljoen ATS betaald, terwijl de sluitingskosten 23,233 miljoen ATS bedroegen.

4. Steunuitkeringen in vergelijking met goedgekeurde steun

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

5. Ontwikkeling van het personeelsbestand

Het plan inzake personeelsinkrimping ziet er als volgt uit:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Uitgaande van het bovenstaande plan werd het personeelsbestand in de productie in 1998 ingekrompen tot 230, zoals uiteengezet in het Elfde Toezichtverslag. In 1998 werd het personeelsbestand ingekrompen tot 219. De personeelsinkrimping loopt daardoor vooruit op het plan.

Bijlage Vergelijking productiekosten en inkomsten voor 1999

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

* Het saldo van 6.900 ton werd uit voorraad verkocht.