Bijlagen bij COM(2001)60 - «De regio's in de nieuwe economie» - Richtsnoeren voor de innovatieve acties van het EFRO voor de periode 2000-2006

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

bijlage A genoemde regio's kunnen voorstellen voor innovatieve acties indienen.

7. Het vermogen van de regio's om te innoveren en zich voortdurend aan de economische veranderingen aan te passen zal hun een groot deel opleveren van de troeven die nodig zijn om hun concurrentievermogen te versterken en zo het doel van verkleining van de verschillen en het scheppen van kwalitatief hoogwaardige arbeidsplaatsen te bereiken. Het gaat er dus om de beste innovatieve praktijken op te sporen en te verspreiden, waarbij de regionale politieke overheden en de beheersautoriteiten ertoe moeten worden aangezet deze praktijken te propageren. De innovatieve acties vormen een proeftuin voor de ontwikkeling en aanpassing van het Europese regionale beleid in het licht van de nieuwe uitdagingen.

Verbetering van de kwaliteit van de bijstandsverlening via de programma's voor de doelstellingen 1 en 2 waaraan het EFRO deelneemt

8. De innovatieve acties hebben allereerst tot doel de kwaliteit te beïnvloeden van de bijstandsverlening via de door het EFRO medegefinancierde programma's voor de doelstellingen 1 en 2. De banden tussen innovatieve acties en operationele programma's kunnen worden versterkt door het instellen van aansporingsmechanismen die het mogelijk maken te experimenteren met innovatieve methoden en praktijken op het gebied van regionaal beleid. Nauwere samenwerking tussen de voor de innovatieve acties verantwoordelijke instanties en de beheersautoriteiten voor de programma's voor de doelstellingen 1 en 2 waaraan het EFRO deelneemt, is van essentieel belang voor de verwezenlijking van dat doel.

Een en ander is zeer belangrijk opdat de innovatieve acties een katalyserende en experimentele rol kunnen spelen in het verkennen van de toekomstige koers van het regionale beleid op gebieden die voor de minst ontwikkelde regio's van de Europese Unie van strategisch belang zijn, namelijk:

( regionale economie op basis van kennis en technologische innovatie

( eEuropeRegio: de informatiemaatschappij ten dienste van de regionale ontwikkeling

( regionale identiteit en duurzame ontwikkeling.

9. Deze strategische thema's zijn, als middelen om het concurrentievermogen te versterken, coherent met de nieuwe richtsnoeren inzake de Structuurfondsen die de Commissie heeft vastgesteld voor de in het kader van de doelstellingen 1 en 2 medegefinancierde programma's [2].

[2] Mededeling van de Commissie over de Structuurfondsen en de coördinatie ervan met het Cohesiefonds - Richtlijnen voor programma's in de periode 2000-2006 (PB C 267 van 22.9.1999).

De uitdaging zal er daarom in bestaan ervoor te zorgen dat de acties die in het kader van de innovatieve acties worden medegefinancierd, geen kopie zijn van de via de hoofdbijstandspakketten uitgevoerde acties, maar deze laatste positief beïnvloeden in de richting van innovatie. Het is de bedoeling dat de innovatieve acties, die gewaagder zijn en daardoor ook enig risico van mislukking kunnen inhouden, de meest achtergebleven regio's de gelegenheid bieden om te experimenteren met meer geavanceerde ideeën die buiten het gebruikelijke kader van de door het EFRO medegefinancierde programma's vallen.

10. Het communautaire regionale beleid moet de regio's, en vooral de minst ontwikkelde regio's, helpen om meer aandacht te besteden aan integratie van deze immateriële factoren in de programma's voor de doelstellingen 1 en 2 waaraan het EFRO deelneemt. Onderstreept dient te worden dat de minst ontwikkelde regio's op de genoemde drie strategische terreinen een neiging tot "onderinvesteren" hebben in vergelijking met de meer ontwikkelde regio's.

Op te merken valt namelijk dat de door de Structuurfondsen medegefinancierde programma's nog veel aandacht schenken aan verkleining van de ontwikkelingsverschillen op gebieden zoals de fysieke infrastructuur (vervoer en communicatie, energie, milieu) in de minst ontwikkelde regio's en lidstaten. Daarom moet worden gevreesd dat er een achterstand zal ontstaan op het gebied van de kenniseconomie en van de concurrentiefactoren van immateriële aard zoals het innovatievermogen, de ondernemingsgeest die de zin voor initiatief bevordert, de kwaliteit van het management, enz.

Valorisatie en versterking van het regionale publiek-private partnerschap

11. Evenals bij de programma's voor de doelstellingen 1 en 2 waaraan het EFRO deelneemt, wenst de Commissie ook voor de innovatieve acties een zo actief mogelijke deelneming door de bevoegde overheden in de regio's. Die deelneming komt hierop neer dat de regionale overheid een versterkt partnerschap op regionaal en plaatselijk niveau opzet waarvan ook de autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor de programma's voor de doelstellingen 1 en 2 waaraan het EFRO deelneemt, en de privé-sector deel uitmaken. Dankzij dit partnerschap zullen regionale programma's inzake innovatieve acties van hoge kwaliteit kunnen ontstaan en zullen de uitwisseling van ervaringen tussen en de oprichting van netwerken van regio's kunnen worden gestimuleerd.

Synergie met de andere takken van communautair beleid

12. De innovatieve acties voor de periode 2000-2006 zullen de weg moeten wijzen voor het benutten van de synergieën tussen het regionale beleid en andere takken van communautair beleid, met name die takken die erop zijn gericht bij te dragen aan versterking van de ondernemings- en innovatiegeest op regionaal niveau, het initiatief eEurope uit te voeren en de totstandkoming van een Europese onderzoekruimte te bevorderen. Bijgevolg zullen die innovatieve acties beter met de acties in het kader van de programma's voor de doelstellingen 1 en 2 waaraan het EFRO deelneemt, moeten worden gecoördineerd opdat een doeltreffender impact op cohesiegebied wordt bereikt. De acties zullen zoveel mogelijk een aanvulling vormen op die welke in het kader van dezelfde doelstellingen worden medegefinancierd door het ESF. Uiteraard is elke dubbele financiering waarbij ook uit een ander communautair financieringsinstrument steun wordt ontvangen, uitgesloten.

Vergemakkelijking van de uitwisseling tussen regio's en van het collectieve leerproces

13. De innovatieve acties vormen een bijzonder interessant instrument om de uitwisseling tussen regio's en het collectieve leerproces op basis van vergelijking en verspreiding van de beste praktijken te vergemakkelijken. Bij de nieuwe innovatieve acties zal rekening worden gehouden met de specifieke eigenschappen van de onderscheiden regio's en tegelijk zullen deze acties leerrijk zijn voor de regio's, die de betrokken werkzaamheden zullen verrichten in het kader van een thematisch netwerk. Risico en verandering zijn begrippen die nauw verbonden zijn met innovatie. De innovatieve acties van de nieuwe generatie zullen de regio's de kans bieden om de veranderingen beter te begeleiden en om de risico's te nemen die zijn verbonden aan het testen van bepaalde beleidslijnen die in het regionale beleid van de toekomst een sleutelrol spelen.

III. De in het verleden opgedane ervaring

14. In de periode 1994-1999 heeft de Commissie de voor de innovatieve acties beschikbare middelen uit het EFRO (minder dan 1 % van de begroting van de Structuurfondsen) verdeeld over acht thema's: nieuwe bronnen van werkgelegenheid, cultuur en erfgoed, ruimtelijke ordening (TERRA), stedelijke modelprojecten, interne interregionale samenwerking (RECITE II), externe interregionale samenwerking (ECOS-Ouverture), bevordering van technologische innovatie (RIS en RTO's) en informatiemaatschappij (RISI I en II). Deze innovatieve acties hebben geleid tot de ontwikkeling van circa 350 innovatieve projecten waarbij meer dan 2000 instanties waren betrokken. Zij hebben het mogelijk gemaakt met nieuwe praktijken te experimenteren en de ontwikkeling van publiek-private partnerschappen op plaatselijk, regionaal of internationaal niveau te bevorderen, maar ook samenwerking te stimuleren tussen verschillende regio's in de Europese Unie en kandidaat-lidstaten. Op die manier is een echt beleid op het gebied van het verrichten van experimenten opgezet op basis van de endogene factoren van de regionale en plaatselijke economische ontwikkeling.

15. De innovatieve acties inzake nieuwe bronnen van werkgelegenheid hebben het kader geschetst voor de nieuwe communautaire aanpak op basis van territoriale werkgelegenheidspacten. De ervaring die is opgedaan bij andere innovatieve acties op het gebied van interregionale samenwerking zoals TERRA, RECITE II en ECOS-Ouverture, is van nut geweest bij de voorbereiding van het interregionale onderdeel van het communautaire initiatief INTERREG III. De ervaring bij de stedelijke modelprojecten is een inspiratiebron geweest voor het communautaire initiatief URBAN II.

16. De bij de innovatieve acties in de periode 1994-1999 opgedane ervaring heeft informatie opgeleverd voor de algemene discussie over innovatie in het regionale beleid, die is uitgemond in drie mededelingen van de Commissie [3] over technologische innovatie, de informatiemaatschappij en stedelijke ontwikkeling. Hieruit blijkt duidelijk de relevantie van de in de voorgaande periode toegepaste aanpak.

[3] "Versterking van de cohesie en het concurrentievermogen door onderzoek, technologische ontwikkeling en innovatie" (COM(98)275), "Cohesie en de informatiemaatschappij" (COM(97)7) en "Actiekader voor duurzame stedelijke ontwikkeling in de Europese Unie" (COM(98)605).

17. Uit een onderzoek dat een groep van onafhankelijke deskundigen heeft uitgevoerd vijf jaar nadat in 1994 met de betrokken acties was gestart, blijkt dat een belangrijk deel van de projecten die zijn gefinancierd in het kader van de innovatieve acties van het EFRO voor de periode 1994-1999, reeds overtuigende resultaten heeft opgeleverd (zie bijlage B). Een eindevaluatie zal worden verricht wanneer de projecten zijn voltooid. Deze zal verdere informatie over de impact van de projecten opleveren. Sommige innovatieve acties op grond van artikel 10 van de EFRO-verordening voor de periode 1994-1999, en met name de regionale innovatiestrategieën (RIS) en de regionale strategieën op het gebied van de informatiemaatschappij (RISI), zijn goede voorbeelden van een geslaagde aanpak gebleken (zie bijlage C) en hebben laten zien dat het regionale niveau geschikt is voor het bevorderen van innovatie. In dit verband verdient ook de aanvullende rol van de RITTS-projecten in het kader van het programma "Innovatie en deelneming van het MKB" vermelding, welke rol in de toekomst dient te worden versterkt, vooral wat de begeleidende maatregelen betreft [4].

[4] De onder de regionale strategie voor innovatie en technologieoverdracht (RITTS) vallende projecten zijn uitgevoerd in het kader van het programma "Innovatie en deelneming van het MKB" van het kaderprogramma voor OTO, als aanvulling op de innovatieve acties 1994-1999 van het EFRO. Bij deze projecten waren meer dan 60 Europese regio's betrokken. Deze projecten hebben bovendien de oprichting mogelijk gemaakt van het netwerk IRE (innovatieve regio's in Europa), dat meer dan 100 regio's omvat.

18. Deze strategieën hebben bijgedragen tot een proces van stimulering en tenuitvoerlegging van modelprojecten in het kader van een breed publiek-privaat partnerschap, wat heeft geleid tot een toeneming van de investeringen op het gebied van technologische ontwikkeling en de informatiemaatschappij binnen de programma's waaraan het EFRO deelneemt. Nu is het zaak om, met gebruikmaking van de lessen van het verleden [5], deze aanpak via de nieuwe generatie van innovatieve acties te verdiepen en uit te breiden, met name op de genoemde gebieden.

[5] EU Commission, 1999, « On-going evaluation of the Regional Innovation Strategies Under Article 10 of the ERDF ». ECOTEC Research and Consulting Ltd.

IV. Nieuwe aanpak: Soorten acties en begunstigde regio's

19. Om de banden met de programma's voor de doelstellingen 1 en 2 waaraan het EFRO deelneemt, te versterken en te zorgen voor een eenvoudige en doorzichtige uitvoering die strookt met een goed financieel beheer, stelt de Commissie voor veeleer met een programmagewijze aanpak te werken dan met een aanpak op basis van individuele projecten, het aantal strategische thema's te verminderen en een gestructureerde samenwerking op te zetten tussen degenen die zijn belast met het beheer van, respectievelijk, de innovatieve acties en de programma's voor de doelstellingen 1 en 2 waaraan het EFRO deelneemt.

20. De nieuwe generatie van innovatieve acties zal drie onderdelen omvatten:

*medefinanciering van regionale programma's inzake innovatieve acties en van de daaruit voortvloeiende proefprojecten

*begeleidende maatregelen: ondersteuning van de uitwisseling van ervaringen en de oprichting van netwerken van regio's

*organisatie van wedstrijden om de beste praktijken op te sporen en een ruimere toepassing ervan te bevorderen.

21. De begunstigden zullen de in bijlage A genoemde regio's zijn waarvan een gebied of gedeelte onder doelstelling 1 of 2 valt of waar overgangssteun in het kader van deze doelstellingen wordt verleend. Van het regionale programma inzake innovatieve acties kan de hele regio profiteren, ook de gebieden die niet in aanmerking komen voor de doelstellingen 1 en 2.

V. Strategische thema's van de innovatieve acties voor de periode 2000-2006

22. Met het oog op vereenvouding en concentratie van de middelen stelt de Commissie voor het aantal strategische thema's te verminderen van acht voor de periode 1994-1999 tot drie voor de periode 2000-2006. Deze drie thema's hangen met elkaar samen. Het verdient aanbeveling de complementariteit ervan te benutten voor het ontwikkelen van de strategische aanpak die het best op de specifieke behoeften van elke regio is afgestemd. De innovatieve acties van de nieuwe generatie zijn gericht op bevordering van innovatieve methoden en praktijken voor de volgende strategische thema's:

( Een op kennis en technologische innovatie gebaseerde regionale economie: de minder bevoorrechte regio's helpen om hun technologische niveau te verhogen

23. Tussen ontwikkelde en minder ontwikkelde regio's van de Europese Unie blijft er een aanzienlijk technologisch verschil bestaan waar het gaat om de systemen voor onderzoek, technologische ontwikkeling en innovatie (OTOI) bij de overheid zowel als de privé-sector. Het is dus noodzakelijk de Europese regio's te helpen bij het ontwikkelen van concurrentietroeven die zijn gebaseerd op innovatie [6], liever dan hen hun regionale concurrentievoordeel te laten baseren op de kosten (en vooral de salariskosten), welk voordeel in een steeds sterker gemondialiseerde economie snel zou kunnen verdwijnen.

[6] De term innovatie duidt tegelijk een proces en het resultaat ervan aan (Groenboek over Innovatie, Europese Commissie, 1996, COM(95)688). Het gaat om de omzetting van een idee in een verhandelbaar product of een verhandelbare dienst dan wel een operationeel fabricage- of distributieprocédé dat of die nieuw of verbeterd is, of ook nog in een nieuwe methode voor maatschappelijke dienstverlening. De term heeft mede betrekking op maatschappelijke, institutionele en organisatorische innovatie, ook in de dienstensector.

24. Daarom zal via innovatieve acties moeten worden gestreefd naar de totstandbrenging binnen de regio's van een aanpak voor samenwerking tussen de overheidssector, de voor OTOI verantwoordelijke organisaties [7] en de ondernemingen met het doel krachtige regionale innovatiesystemen te creëren. Het gaat erom relaties te stimuleren niet alleen tussen de ondernemingen, maar ook met de universiteiten, de adviescentra, de financiële markten en andere technologische partners. Het is met andere woorden de bedoeling een omgeving en een regionaal institutioneel kader te scheppen om door versterking van het menselijke kapitaal te bevorderen dat kennis als voornaamste bron van innovatie en concurrentievoordeel wordt gecreëerd, verspreid en geïntegreerd in het productieapparaat.

[7] D.w.z. de universiteiten, de technologische centra en de opleidingsinstituten.

25. De inhoud van de regionale programma's inzake innovatieve acties op dit gebied zou bijvoorbeeld betrekking kunnen hebben op de volgende aspecten:

*Oprichting of versterking van netwerken voor samenwerking tussen ondernemingen of groepen ondernemingen, onderzoekcentra en universiteiten, met de verbetering van de kwaliteit van de menselijke hulpbronnen belaste organisaties, financiële kringen en gespecialiseerde consultants, enz.

*Uitwisseling van personeel tussen onderzoekcentra, universiteiten en ondernemingen, in het bijzonder kleine en middelgrote ondernemingen.

*Verspreiding van de resultaten van onderzoek en technologische aanpassing aan de kleine en middelgrote ondernemingen.

*Uitstippeling van technologische strategieën voor de regio's, inclusief het opzetten van proefprojecten.

*Steun voor aan universiteiten en onderzoekcentra verbonden bedrijfsverzamelgebouwen voor nieuwe ondernemingen, bevordering van de oprichting van op innovatie en technologie toegespitste ondernemingen die voortkomen uit universitaire centra of uit grote ondernemingen (spin-offs).

*Systemen voor de ondersteuning van gemeenschappelijke wetenschappelijke en technologische projecten van kleine en middelgrote ondernemingen, universiteiten en onderzoekcentra.

*Bijdrage aan de ontwikkeling van nieuwe financiële instrumenten (risicokapitaal) ten behoeve van beginnende bedrijven ("start-ups").

( eEuropeRegio: de informatiemaatschappij ten dienste van regionale ontwikkeling

26. Meer dan ooit dreigt de bijzonder snelle ontwikkeling van de informatie- en communicatietechnologieën tussen de regio's in de Europese Unie nieuwe verschillen te doen ontstaan wat de toegang tot de informatiemaatschappij betreft.

27. Het is dan ook wenselijk dat de minder bevoorrechte regio's de door de ontwikkeling van deze technologieën teweeggebrachte uitdaging kunnen aannemen door maximaal gebruik te maken van de nieuwe kansen die de informatiemaatschappij biedt via toepassingen in de productiesector, in overheidsdiensten en voor het voorzien in individuele behoeften van de bevolking.

Bijgevolg kan de informatiemaatschappij dankzij haar krachtige netwerkeffecten ("net economy", digitale en mobiele diensten on line) bijdragen tot de geografische en economische ontsluiting van die regio's. Dit zal het die regio's dan mogelijk maken de gevolgen van hun handicaps (en met name van hun perifere ligging) te beperken en een beter gebruik van hun troeven te maken en daarbij de concurrentiepositie van hun ondernemingen, en vooral van de kleine en middelgrote ondernemingen, te verstevigen. De toepassingen van de informatiemaatschappij ten dienste van de burgers en de overheidsdiensten worden eveneens een factor die gelijke kansen voor de inwoners van die regio's kan bevorderen.

28. Deze aanpak past in de strategie en doelstellingen die de Europese Raad van Lissabon in maart 2000 in het kader van het initiatief eEurope heeft aangenomen, in het bijzonder via de toepassing op regionaal en plaatselijk niveau van de volgende aspecten:

*alle burgers, huishoudens, ondernemingen, scholen en overheidsdiensten het digitale tijdperk laten binnentreden en hun toegang on line geven;

*in Europa een digitale cultuur introduceren die wordt ondersteund door een ondernemingsgeest die bevorderlijk is voor de financiering en de ontwikkeling van nieuwe ideeën;

*ervoor zorgen dat dit hele proces bijdraagt tot de maatschappelijke integratie, het vertrouwen van de consument wint en de sociale cohesie versterkt.

29. De regionale innovatieve acties zouden in deze aanpak een zeer belangrijke rol moeten spelen door het, met name via proef- en demonstratieprojecten, mogelijk te maken dat stimulansen worden gegeven voor:

*de bewustmaking en de opneming in netwerken van alle regionale actoren met het oog op toepassingen van de informatiemaatschappij ten behoeve van de regionale ontwikkeling;

*de valorisatie van concentraties van regiospecifieke deskundigheid die op de troeven van de regio en haar economische, culturele en maatschappelijke potentieel is gebaseerd;

*de overdracht van technologie en de uitwisseling van ervaringen en goede praktijken op dit gebied.

30. De inhoud van de regionale programma's inzake innovatieve acties op dit gebied zou bijvoorbeeld betrekking kunnen hebben op de volgende aspecten:

*innovatieve strategieën voor de regio uitstippelen en de oprichting van partnerschappen op het gebied van de informatiemaatschappij stimuleren;

*de digitale en mobiele diensten voor jongeren, ouderen, gehandicapten en de gezondheidszorg verbeteren;

*de kleine en middelgrote ondernemingen ertoe aansporen elektronische handel op te nemen in hun ontwikkelingsstrategie en oplossingen te zoeken die zijn aangepast aan de behoeften aan kennis op informatiegebied van hun personeel;

*specifieke zones voor experimenten met innovatief gebruik van de technologieën van de informatiemaatschappij aanwijzen en ontwikkelen;

*collectieve toegang bieden tot het Internet, digitale toepassingen en de multimediahulpbronnen (b.v. formule van openbare toegangspunten voor het Internet);

*geavanceerde digitale technologieën (b.v. toegang tot het Internet via radio/satelliet) gebruiken en beproeven ten bate van afgelegen of ingesloten plattelandsgebieden.

( Regionale identiteit en duurzame ontwikkeling: de regionale cohesie en het regionale concurrentievermogen bevorderen door een geïntegreerde aanpak van de economische, milieu-, culturele en maatschappelijke activiteiten

31. De regio's zouden meer van hun troeven moeten uitgaan bij het ontwikkelen van een duurzame en op concurrentie gebaseerde economie en bij het verbeteren van het leefmilieu en de professionele omgeving voor hun inwoners. Deze troeven en kansen kunnen te maken hebben met het culturele erfgoed en culturele diversiteit, of het kan gaan om specifieke bekwaamheden, een strategische ligging, een buitengewone omgeving, de onderwijs- en culturele infrastructuur, talenkennis, muzikale tradities, ambachten, regionale producten, gastronomie, enz.

32. Doordat de beroepsmobiliteit toeneemt dankzij de technologische vooruitgang, die de noodzaak verkleint om zich op een bepaalde plaats te vestigen, zullen mensen vrijer kunnen kiezen waar zij gaan wonen en werken. De minder dichtbevolkte, landelijke of perifere regio's, met inbegrip van de grensgebieden, kunnen pogen hiervan gebruik te maken om inwoners aan te trekken door hun een andere levenswijze te bieden dan mogelijk is in steden en andere dichtbevolkte gebieden. Omgekeerd kunnen deze laatste pogen de kwaliteit van het bestaan voor hun inwoners te verbeteren door een beter gebruik te maken van de vervoerssystemen en van energie, de geluidsoverlast en de luchtvervuiling te verminderen, collectieve diensten te organiseren, enz. Het is de bedoeling dat deze mogelijkheden via de regionale innovatieve acties worden verkend.

33. De inhoud van de regionale programma's inzake innovatieve acties op dit gebied zou bijvoorbeeld betrekking kunnen hebben op de volgende aspecten:

*Steun aan in een ambachtelijke sector of een traditionele productiesector werkzame micro-ondernemingen om hun technologische niveau te verbeteren met het oog op een betere integratie in de markt

*Ontwikkeling van het culturele en ecologische toerisme

*Steun aan beginnende kleine en middelgrote ondernemingen in de innovatieve sectoren media en cultuur

*Ontwikkeling van nieuwe vormen van buurtdienstverlening

*Totstandbrenging van nieuwe betrekkingen tussen overheid en privé-sector om een zo goed mogelijk gebruik van de beschikbare middelen en de bestaande infrastructuur te kunnen maken

*Steun aan micro-ondernemingen die willen profiteren van de onderzoekactiviteiten in hun regio

*Ontwikkeling van systemen voor milieubeheer, invoering van schone technologieën, recycling van afvalstoffen en een zuinig energiegebruik.

VI. Regionale programma's inzake innovatieve acties

Opstelling van de in te dienen programma's

34. De Commissie stelt voor dat de bevoegde overheden in de in punt 21 bedoelde regio's het ontwerp van regionaal programma inzake innovatieve acties bij de Commissie indienen. Een beheersinstantie en een betalingsinstantie moeten worden aangewezen en in het programmavoorstel worden vermeld.

35. De bevoegde overheden in de regio's kunnen een programmavoorstel indienen uiterlijk op 31 mei van elk van de jaren 2001 tot en met 2005. De looptijd van een programma bedraagt maximaal twee jaar. De communautaire steun blijft beperkt tot ten hoogste twee programma's voor de periode 2000-2006. Er kan een tweede programma worden ingediend op voorwaarde dat de Commissie het financiële verslag en het eindverslag over het eerste programma heeft ontvangen en goedgekeurd.

36. De bevoegde overheden in de regio's richten een stuurcomité op dat het voorstel voor een regionaal programma inzake innovatieve acties uitwerkt in het kader van een regionaal partnerschap waarvan deel uitmaken: de financiële partners, de autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor de programma's voor doelstelling 1 of 2 waaraan het EFRO deelneemt, en, al naar het geval, de voor andere communautaire programma's in de regio verantwoordelijke autoriteiten alsmede andere op regionaal niveau bij een en ander betrokken actoren uit de overheids- en de privé-sector deel uitmaken.

Inhoud van de programma's

37. Elk programmavoorstel bevat een tussen de verschillende actoren van de regio overeengekomen strategie voor de bepaling van innovatieve acties. Deze strategie vormt het kader voor de tenuitvoerlegging van individuele projecten, de overdracht van de resultaten op de in de betrokken regio uitgevoerde programma's voor doelstelling 1 of 2 waaraan het EFRO deelneemt, en de uitwisseling van ervaringen tussen regio's. De strategie kan zijn gebaseerd op één van de door de Commissie voorgestelde strategische thema's of een combinatie van deze thema's om zo goed mogelijk op de behoeften van elke regio te kunnen inspelen.

38. Overeenkomstig artikel 24, lid 1, van de algemene verordening betreffende de Structuurfondsen moet elk voorstel de elementen bevatten die nodig zijn voor de goedkeuring van een regionaal programma inzake innovatieve acties door de Commissie. In bijlage D is een gedetailleerd overzicht van die elementen opgenomen.

Beoordeling van de regionale programma's inzake innovatieve acties

39. De Commissie zal de voor medefinanciering ingediende programma's evalueren. Op basis van de hierna genoemde beoordelingselementen zal zij een bedrag in de orde van grootte van 0,3 tot 3 miljoen EUR toekennen voor elk van de geselecteerde programma's.

*Kwaliteit van het voorstel, en vooral de duidelijkheid van de strategische aanpak, het innovatieve karakter van de doelstellingen van het werkprogramma en de concentratie van de middelen op een beperkt aantal acties;

*Potentiële invloed op de programma's voor de doelstellingen 1 en 2 waaraan het EFRO deelneemt;

*Uitvoerbaarheid van het voorstel en coherentie tussen de vastgestelde doelstellingen en de toe te wijzen middelen;

*Verwachte impact in de gebieden van de doelstellingen 1 en 2: effecten op de modernisering en de diversificatie van de regionale economie, schepping van kwalitatief hoogwaardige langdurige werkgelegenheid, verbetering van de prestaties - ook op milieugebied, enz.;

*Bijdrage van de privé-sector in de financiering van het programma;

*Inzet en kwaliteit van het regionale publiek-private partnerschap dat het regionale programma inzake innovatieve acties helpt uitwerken, en vermogen om andere regionale en plaatselijke actoren, en met name de kleine en middelgrote ondernemingen, bij een en ander te betrekken;

*Regeling voor de samenwerking tussen de overheid die in de regio bevoegd is voor de uitwerking en uitvoering van het regionale programma inzake innovatieve acties enerzijds, en de beheersautoriteiten voor de programma's in het kader van doelstelling 1 of 2 waaraan het EFRO deelneemt, anderzijds;

*Verwachte duurzaamheid van de acties nadat het regionale programma inzake innovatieve acties is beëindigd;

*Overdraagbaarheid van de resultaten op andere regio's;

*Synergie en verenigbaarheid met de andere takken van communautair beleid zoals het beleid op het gebied van onderzoek, de informatiemaatschappij, ondernemingen, het milieu, plattelandsontwikkeling (gemeenschappelijk landbouwbeleid), gelijke kansen en mededinging; coherentie met de richtsnoeren van de Commissie voor de programma's voor de periode 2000-2006.

Financiering en administratief beheer

40. De bijdrage van de Commissie zal aan de aangewezen beheersinstantie worden toegekend door middel van een financieringsovereenkomst die in overeenstemming is met artikel 24 van Verordening 1260/1999 .

41. In het programmavoorstel worden de betalingsinstantie en het controlesysteem vermeld [8].De betalingsprocedures zullen in de financieringsovereenkomst worden gepreciseerd. Het controlesysteem moet functioneel losstaan van de betalingsinstantie. Deze laatste certificeert de juistheid van de aanvraag om betaling van het eindsaldo.

[8] Om te voorkomen dat er binnen een zelfde regio verscheidene kanalen zijn voor de betaling van en de controle op de communautaire kredieten, wat problemen kan meebrengen, vooral op het punt van de termijnen, stelt de Commissie voor dat de bevoegde overheden in de regio's voor de regionale programma's inzake innovatieve acties dezelfde betalings- en controle-instanties als verantwoordelijk voor de goede besteding van de communautaire kredieten aanwijzen als voor de programma's in het kader van de doelstellingen 1 en 2 waaraan het EFRO deelneemt.

Overeenkomstig artikel 24, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1260/1999 van de Raad zijn de artikelen 38 en 39 van die verordening niet van toepassing.

42. Het stuurcomité wordt belast met de uitvoering van en het toezicht op het regionale programma inzake innovatieve acties, met inbegrip van de selectie van de proefprojecten die uit dat programma voortvloeien, alsmede met de goedkeuring van het eindverslag na de uitvoering van het programma.

Het stuurcomité zorgt voor de samenwerking tussen degenen die betrokken zijn bij de regionale programma's inzake innovatieve acties enerzijds, en bij de programma's voor de doelstellingen 1 en 2 waaraan het EFRO deelneemt, anderzijds. De projecten moeten worden geselecteerd volgens vooraf bepaalde, voor elk programma vastgestelde criteria.

Evaluatie

43. De programma's zullen in 2003 worden geëvalueerd. Die evaluatie kan aanleiding geven tot wijzigingen voor de resterende periode, vooral wat de te ondersteunen strategische thema's betreft.

VII. Begeleidende maatregelen: Vergemakkelijking van de uitwisseling van ervaringen en oprichting van netwerken van regio's

44. De regio's zullen dankzij passende ondersteuning en met hulp van de Commissie de uit hun projecten getrokken lering en de beproefde goede praktijken kunnen uitwisselen met betrokkenen in andere Europese regio's, en vooral degenen die de leiding hebben van de programma's voor de doelstellingen 1 en 2 waaraan het EFRO deelneemt.

45. De regio's die wensen deel te nemen aan netwerken, de "hoofdpartner" in een netwerk te zijn of zich bezig te houden met welke andere vorm van uitwisseling van ervaringen dan ook, kunnen daartoe een specifieke actie opnemen in hun voorstel voor een regionaal programma inzake innovatieve acties. Deze regio's wordt verzocht ten minste 1 % en ten hoogste 3 % van het met het programma gemoeide bedrag daarvoor te bestemmen.

46. Ook specifieke programma's betreffende de oprichting en de activiteiten van netwerken waarbij ten minste vijf regio's uit ten minste vijf lidstaten zijn betrokken, zullen door de Commissie worden medegefinancierd. Belangstellende groepen van regio's wordt verzocht via een eerstverantwoordelijke regio een programmavoorstel bij de Commissie in te dienen uiterlijk op 31 mei van enig jaar in de periode van 2001 tot en met 2004 [9].

[9] Deze aanvullende maatregelen zullen zo worden uitgevoerd dat zij complementair zijn met de door de Commissie medegefinancierde bestaande netwerken op de terreinen die vallen onder de strategische thema's van de innovatieve acties 2000-2006.

De looptijd van de programma's kan variëren naar gelang van de voorstellen. Medefinanciering voor de specifieke programma's betreffende de oprichting en de activiteiten van netwerken is echter slechts tot en met 31 december 2006 mogelijk. De regio's kunnen aan een of meer specifieke netwerkprogramma's deelnemen, maar kunnen niet terzelfdertijd bij meer dan één programma de eerstverantwoordelijke partner zijn. In het programmavoorstel dienen een beheersinstantie en een betalingsinstantie te worden vermeld.

47. Elk programmavoorstel moet overeenkomstig bijlage E de elementen bevatten die nodig zijn voor de goedkeuring van een specifiek netwerkprogramma door de Commissie.

De Commissie zal de beste, voor medefinanciering door het EFRO in aanmerking te nemen programma's selecteren met inachtneming van de kwaliteit van het voorstel, de mate waarin door regio's aan het programma zal worden deelgenomen, en het vermogen om goede handelwijzen over te dragen op de programma's voor de doelstellingen 1 en 2 waaraan het EFRO deelneemt.

48. Alle regio's wordt verzocht actief deel te nemen aan de begeleidende acties, en vooral aan de netwerken voor de uitwisseling van ervaringen.

49. Indien de uitwisseling van ervaringen verder gaat dan activiteiten op het gebied van netwerkvorming, kunnen concrete acties voor interregionale samenwerking met betrekking tot de regionale programma's inzake innovatieve acties worden medegefinancierd in het kader van Interreg IIIC.

VIII. Wedstrijd om de beste praktijken op te sporen en een goed gebruik ervan te bevorderen

50. Gedurende de periode 2000-2006 zal de Commissie tweemaal een wedstrijd met betrekking tot de strategische thema's organiseren die zal worden aangekondigd in het Publicatieblad en op de Inforegio-site [10]. De Commissie zal de regionale overheden verzoeken om per regio één project voor te dragen dat zij als het meest innovatieve beschouwen.

[10] http://www.inforegio.cec.eu.int/

Voor de selectie van de beste projecten zal een jury van zeer deskundige personen worden samengesteld.

IX. Financiering

51. De begroting voor de innovatieve acties in de periode 2000-2006 dient binnen de grenzen te blijven die zijn gesteld in artikel 22 van Verordening 1260/1999, namelijk 0,4% van de jaarlijkse toewijzing aan het EFRO. In de periode 2000-2006 wordt het jaarlijkse bedrag aan kredieten voor de innovatieve acties in het kader van het EFRO vastgesteld in het licht van de in de Europese Raad van Berlijn overeengekomen toewijzingen en in overeenstemming met de jaarlijks vastgestelde begrotingskredieten.

52. Ten hoogste 6 % van de totale toewijzing zal worden bestemd voor de uitwisseling van ervaringen, de oprichting van netwerken van regio's en de organisatie van de wedstrijden. De rest van de begroting zal beschikbaar zijn voor de medefinanciering van de regionale programma's inzake innovatieve acties. De maatregelen inzake technische hulp op initiatief van de Commissie zullen worden gefinancierd overeenkomstig artikel 23 van Verordening 1260/1999.

53. De Commissie zal de regionale programma's inzake innovatieve acties voor ten hoogste 50 % medefinancieren. De medefinanciering kan echter voor de onder doelstelling 1 vallende gebieden tot 80 % bedragen, en voor de onder doelstelling 2 vallende gebieden in naar behoren gemotiveerde gevallen waarin sprake is van een bijzonder communautair belang op het gebied van de innovatieve acties, tot 60 %.

De Commissie zal de geselecteerde specifieke programma's betreffende de oprichting en de activiteiten van netwerken als bedoeld in punt 46 voor ten hoogste 50 % medefinancieren.

X. Verslag aan de instellingen

54. Vanaf 2002 zal de Commissie jaarlijks een verslag over de voortgang van de innovatieve acties indienen bij het Europees Parlement, het Comité voor de ontwikkeling en de omschakeling van de regio's, het Comité van de Regio's en het Economisch en Sociaal Comité.

XI. Diversen

55. Alle correspondentie over deze mededeling moet worden gericht aan:

De heer G. Crauser, Directeur-generaal Directoraat-generaal Regionaal beleid Wetstraat 200, B - 1049 Brussel


Bijlage A

Lijst van de in aanmerking komende regio's

Opmerking:

De navolgende regio's zijn de regio's waarvan een gebied of gedeelte onder doelstelling 1 of 2 valt, en de regio's waar overgangssteun in het kader van deze doelstellingen wordt verleend. In de meeste gevallen betreft het NUTS I- of NUTS II-regio's volgens de Eurostatclassificatie.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Lijst van de in aanmerking komende regio's

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Lijst van de in aanmerking komende regio's

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Lijst van de in aanmerking komende regio's

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Bijlage B

Lessen van het verleden: de innovatieve acties in de periode 1994-1999 Uittreksels uit de resultaten van de evaluatie van de innovatieve acties in de periode 1994-1999 door onafhankelijke deskundigen [11]

[11] EU Commission, 1999, review of article 10 projects by a group of external experts (1998): Professors Kevin Morgan, Massimo Florio, Sylvie Harburger and Frieder Naschold

Waarschuwing:

De navolgende conclusies geven niet noodzakelijk het standpunt van de Commissie weer.

"Uit de met de innovatieve acties opgedane ervaring kunnen wij de volgende conclusies trekken ten aanzien van de meest innovatieve kenmerken van de uitgevoerde maatregelen:

1. Het is gelukt om met deze maatregelen een proeftuin te bieden voor nieuwe ideeën, methoden en institutionele benaderingen. In de meeste zwakkere regio's van de Europese Unie heerst helaas een gebrek aan dergelijke mogelijkheden om te leren. Om redenen die verderop worden besproken, is er in de grote bijstandspakketten van het EFRO zeer weinig plaats voor echte experimenten. Artikel 10 bevat dus een unieke regeling die gehandhaafd dient te worden ten behoeve van innovatie in de ruimste zin van het woord. Hoewel het bij innovatie en experimenten grotendeels om een proces van onderop gaat, hebben de regio's die betrokken waren bij de programma's van het type RTP (Regional Technology Plan), RIS en RISI, ongetwijfeld in belangrijke mate geprofiteerd van deze aanpak en van de methodologische hulp die de Commissie heeft geboden.

2. De tenuitvoerlegging van de maatregelen heeft geleid tot het ontstaan van nieuwe, doeltreffender maatschappelijke partnerschappen, althans in de regio's en steden die daar het meest ontvankelijk voor waren; deze partnerschappen zijn overigens nog doeltreffender gebleken in die gevallen waarin de plaatselijke actoren zich bewust waren van het belang van het maatschappelijk-sociale kapitaal (d.w.z. de op vertrouwen, wederkerigheid en burgerzin gebaseerde normen en netwerken).

3. Dankzij de projecten hadden de begunstigden ook een rechtstreekse band met de Europese Unie, zonder tussenpersonen en/of politieke bemoeienis. Ondanks de beheersproblemen die er voor de Europese Commissie mee gepaard gingen, is deze relatie voor de plaatselijke actoren een stimulerende ervaring geweest.

4. Er moet meer voordeel worden gehaald uit de mogelijkheden die het regionale niveau biedt, want op deze manier kan aan de goede praktijken een ruimere verspreiding op plaatselijk niveau worden gegeven, wat de ontwikkeling bevordert van de kritische massa die nodig is voor de groei van de netwerken en groepen.

5. De concentratie op een stad die in het kader van de stedelijke modelprojecten is gerealiseerd, heeft het mogelijk gemaakt op het cruciale vraagstuk van het plaatselijke bestuur gerichte maatregelen te ontwikkelen door ondersteuning van innovatieve benaderingen op het gebied van het verlenen van bevoegdheden, capaciteitsverbetering en de oprichting van publiek-private partnerschappen op dit niveau.

6. De geboden mogelijkheden op het gebied van interregionale uitwisselingen zijn goed benut door de regio's en steden, die aan een proces van voortdurend leren zijn begonnen. Een aantal regionale begunstigden heeft gezegd dit aspect van artikel 10 op prijs te stellen als middel om een ruimere kijk op de dingen te krijgen. Ook erkennen ondernemingen, regio's en steden dat zij vaak het meest leren van andere ondernemingen, regio's en steden.

Naast deze pluspunten, die altijd nog voor verbetering vatbaar zijn, moeten ook enkele nog te overwinnen problemen worden genoemd. Wij menen de belangrijkste problemen als volgt te kunnen samenvatten:

1. Op regionaal niveau dreigt artikel 10 in een ghettopositie terecht te komen: doordat de betrokken maatregelen losstaan van de grote bijstandspakketten van het EFRO (wat noodzakelijk is om de nodige ruimte te hebben voor experimenten), hebben zich problemen voorgedaan bij de integratie van de onder artikel 10 vallende activiteiten in die grote bijstandspakketten.

2. Op Europees niveau dreigt de bij de Commissie heersende auditcultuur ertoe te leiden dat men bij artikel 10 liever geen risico's neemt en huiverig staat tegenover innovatie uit angst voor een mislukking.

3. Een van de grootste tekortkomingen van artikel 10 (althans wat de RTP-, RIS- en RISI-programma's betreft) was het obstakel dat werd opgeworpen tussen concipiëring en uitvoering: de regionale begunstigden hebben geen geld gekregen om hun projecten uit te voeren en beschikten dus niet over de nodige middelen om hun innovatieve ideeën in de praktijk te beproeven.

4. De diversiteit die het gevolg is van het heterogene karakter van de programma's, de selectieprocedures en de doelstellingen, is een potentiële proef, maar blijkt ook een complicerende factor te kunnen zijn.

5. Tenslotte moet worden gewezen op het probleem van de evaluatie, en vooral op het ontbreken van een grondige evaluatie achteraf."


Bijlage C

Voorbeelden van innovatieve acties in de periode 1994-1999

Technologische innovatie (RIS) [12] :

[12] Uitvoerige informatie over de RIS-acties, met inbegrip van de resultaten van de evaluaties, is te vinden op de site http://www.innovating-regions.org.

Limburg (Nederland) heeft een regionale innovatiestrategie (RIS+Limburg) ontwikkeld in nauwe samenwerking met de intermediaire organisaties voor OTOI en de bedrijven. Er zijn meer dan 144 projecten, 5 programma's, een adviseringssysteem en een investeringssysteem opgezet. Van een en ander is gebruik gemaakt door circa 3.000 bedrijven. Met de RIS-projecten was in totaal 125 miljoen EUR gemoeid, waarvan een communautaire bijdrage uit de verschillende Structuurfondsen ten belope van nagenoeg 30 miljoen EUR. Er zijn meer dan 2.000 arbeidsplaatsen geschapen of in stand gehouden. Een van die innovatieve RIS-projecten is het project "R&D vouchers": de onderzoekafdeling van een groot regionaal bedrijf (DSM) helpt MKB-bedrijven bij het oplossen van technologische problemen (technology mentoring). Andere voorbeelden van RIS-projecten: een nieuw soort overheidssteun om de Limburgse MKB-bedrijven ertoe aan te zetten zo spoedig mogelijk op ICT-toepassingen over te gaan, specifieke overheidssteun aan starters in een technologische branche (technology start-ups), enz.

In Yorkshire & Humberside is in de afgelopen drie jaar meer dan 50 miljoen EUR geïnvesteerd in projecten ter ondersteuning van innovatie die rechtstreeks voortvloeien uit de regionale innovatiestrategie Y&H RIS. Tot de investeringen behoren de oprichting van een "centre for excellence" in de chemische industrie (5 miljoen EUR), de vorming van een nieuw risicokapitaalfonds ten behoeve van de technologische sector (12 miljoen EUR), het opzetten van een nieuw webportaal - Finance2Business.com - om het gebruik van financiële steun door MKB-bedrijven te vereenvoudigen en te bevorderen, de oprichting van een technologisch park/innovatiecentrum in de levensmiddelensector, het opzetten van een op kennis gebaseerd webportaal, enz. Bovendien zijn in het kader van Y&H RIS een strategie en een operationele structuur opgezet om aanvullende steun te verlenen voor de bestaande regionale en plaatselijke maatregelen ter ondersteuning van innovatie in de regio. Daartoe behoort de oprichting van 15 sectornetwerken, namelijk voor elk van 15 sectoren die belangrijk zijn voor de plaatselijke economie.

Informatiemaatschappij (RISI) [13]:

[13] Nadere informatie over de RISI-acties, met inbegrip van evaluatieresultaten, is te vinden op de sites http://www.ispo.cec.be/risi, http://www.erisa.be en http://www.inforegio.cec.eu.int/

In de regio Nord-Pas-de-Calais heeft het regionaal opgezette RISI-project een bundelende, katalyserende en initiërende rol vervuld, waardoor is bijgedragen tot de ontwikkeling van nieuwe vakbekwaamheid, nieuwe bedrijvigheid en een nieuw klimaat. Deze invloed wordt nu door nagenoeg alle regionale actoren erkend. Er is bewust gekozen voor een gestructureerde aanpak die coherent is met de regionale strategie. Dit heeft met name een positieve invloed gehad op het scheppen van arbeidsplaatsen, onder meer in het kader van de door de Structuurfondsen ondersteunde programma's.

Dergelijke resultaten zijn zonder meer bevorderlijk voor de integratie in de grote structurele bijstandspakketten. Zo zijn in het kader van de bijstandsverlening uit het EFRO twee maatregelen op het gebied van de nieuwe informatie- en communicatietechnologieën genomen, enerzijds voor doelstelling 1 (1994-1999) en anderzijds voor doelstelling 2. Het betrof een toewijzing van 197 miljoen frank. Via deze twee maatregelen konden 141 projecten worden medegefinancierd op uiteenlopende terreinen: afstandsonderwijs, economische ontwikkeling en bedrijven, gezondheidszorg, cultuur, cybercentra, openbare dienstverlening, digitale sites, vervoer. De investeringen in deze projecten bedragen in totaal 392 miljoen frank, waarvan 30 % door het EFRO is gefinancierd.

Meer in het algemeen heeft het EFRO, vooral via integratie van de RISI-aanpak, een aanzienlijk hefboomeffect uitgeoefend op de ontwikkeling van projecten, het scheppen van arbeidsplaatsen en de oprichting van gespecialiseerde regionale kenniscentra (b.v. gezondheidszorg en multimedia, beeldcultuur en multimedia, onderwijs en opleiding, verstrekking van vervoerbewijzen, elektronische handel). Dankzij deze resultaten is de regio een van de belangrijkste centra voor de ontwikkeling van telediensten en teleactiviteiten in Frankrijk geworden, en ook een hoofdrolspeler in de "Net Economy" en de "Net Culture" in Europa.


Bijlage D

In de voorstellen voor regionale programma's inzake innovatieve acties voor de periode 2000-2006 te verstrekken gegevens [14]

[14] Informatie ten behoeve van de indiening van de regionale programma's inzake innovatieve acties zal beschikbaar zijn op de site: http://www.inforegio.cec.eu.int/innovating

De programmavoorstellen moeten de volgende gegevens bevatten om de Commissie te helpen bij het nemen van een besluit over de hoogte van de bijdrage uit het EFRO voor de innovatieve acties. De voorstellen behoren in beginsel niet meer dan 25 pagina's te omvatten. Alvorens een besluit te nemen, kan de Commissie de bevoegde regionale overheden verzoeken aanvullende gegevens te verstrekken.

Inleiding

Een korte beschrijving van de regio waarin met name haar sterke en zwakke punten en de kansen en gevaren bij haar ontwikkeling worden aangegeven.

Voorstel voor een regionaal programma inzake innovatieve acties

Een beschrijving van het voorgestelde programma, met vermelding van de reikwijdte ervan (inclusief geografische werkingssfeer), de specifieke doelstellingen en de samenstelling van het bij de voorbereiding van het programmavoorstel betrokken partnerschap:

*Doelstellingen (zo mogelijk gekwantificeerd)

*Beschrijving van de strategie ter bevordering van innovatie, die betrekking heeft op een of meer van de drie strategische thema's, afhankelijk van de bijzondere kenmerken van de regio

(i) op kennis en technologische innovatie gebaseerde regionale economie,

(ii) eEuropeRegio: de informatiemaatschappij ten dienste van de regionale ontwikkeling,

(iii) regionale identiteit en duurzame ontwikkeling.

*Beschrijving van de te financieren acties (studies, proefprojecten, uitwerking van strategische plannen, van netwerken, technische hulp [15], enz.)

[15] Overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1685/2000 van 28 juli 2000 - PB L 193 - met betrekking tot de subsidiabiliteit van de uitgaven voor door de Structuurfondsen medegefinancierde verrichtingen.

*Beschrijving van de potentiële impact van het regionale programma inzake innovatieve acties op de programma's voor de doelstellingen 1 en 2 in de regio waaraan het EFRO deelneemt

*Verenigbaarheid en synergieën met de andere takken van beleid van de Europese Unie

*Ter indicatie vermelde criteria voor de selectie van de projecten

*Procedures en voorwaarden die gelden voor de indiening van een project door potentiële begunstigden

*Belangrijkste doelgroepen

Voor het beheer en de tenuitvoerlegging verantwoordelijke instanties

*Beheersinstantie (aan te wijzen door de bevoegde regionale overheden)

*Betalingsinstantie (aan te wijzen door de bevoegde regionale overheden)

*Samenstelling van het stuurcomité

*Beschrijving van het systeem voor de tenuitvoerlegging

*Beschrijving van de financiële kanalen waarlangs de steun zal worden verleend

*Beschrijving van het controlesysteem

*Mechanismen voor samenwerking en de uitwisseling van informatie tussen de regionale en plaatselijke actoren en partners

*Toezicht en voorgenomen evaluaties

Financieringsplan (de bijgaande tabellen invullen)

*Totale kosten: bijdragen uit het EFRO en uit de andere financieringsbronnen van overheid en privé-sector en verdeling daarvan over

-de verschillende voorgestelde acties en de onder doelstelling 1 of 2 vallende gebieden

-de drie strategische thema's

*Beoogde bijstandspercentages voor de acties in de verschillende gebieden van de regio (onder doelstelling 1 vallende gebieden, onder doelstelling 2 vallende gebieden, niet onder doelstelling 1 of 2 vallende gebieden)

Partnerschap

*Beschrijving van het voor de uitwerking van het programma gekozen proces van overleg

Voorlichting en publiciteit

Beschrijving van de voorlichtings- en publiciteitsacties om het programma in de regio onder de aandacht te brengen.


Bijlage E

In de voorstellen voor een specifiek netwerkprogramma te verstrekken gegevens

De programmavoorstellen moeten de volgende gegevens bevatten om het de Commissie mogelijk te maken een besluit te nemen over de bijdrage uit het EFRO voor de innovatieve acties. Het programmavoorstel mag niet meer dan 25 pagina's beslaan. Alvorens haar besluit te nemen kan de Commissie de aanvragers om aanvullende gegevens verzoeken.

Voorgesteld programma voor het netwerk

Beschrijving van het programma met vermelding van het toepassingsgebied, inclusief de geografische werkingssfeer, de specifieke doelstellingen, de looptijd en de aan het netwerk deelnemende regio's

*Vermelding van de thema's waarop de activiteiten van het netwerk betrekking zullen hebben:

(i) Op kennis en technologische innovatie gebaseerde regionale economie

(ii) eEuropeRegio : de informatiemaatschappij ten dienste van de regionale ontwikkeling

(iii) Regionale identiteit en duurzame ontwikkeling

*Beschrijving van de acties die moeten worden medegefinancierd:

-conferenties,

-seminars en workshops,

-studiereizen,

-website,

-nieuwsbrief,

-andere vormen van uitwisseling van ervaringen, enz...

*Gedetailleerd werkplan en tijdschema voor het opzetten van het programma

*Beschrijving van de verbanden met de door het EFRO medegefinancierde programma's voor de doelstellingen 1 en 2

Verantwoordelijke instanties en wijze van tenuitvoerlegging

*Eerstverantwoordelijke regio (aangewezen door de als partner optredende regio's)

*Beheersinstantie (aangewezen door de als partner optredende regio's)

*Betalingsinstantie (aangewezen door de als partner optredende regio's)

*Praktische regelingen voor de uitwisseling van informatie en de samenwerking tussen de partners

*Regelingen betreffende het toezicht en de evaluatie

Financieringsplan (de bijgaande tabellen invullen)

Totale kosten, onder opgave van

*de bijdragen uit het EFRO en uit de andere financieringsbronnen van overheid en privé-sector en de verdeling daarvan over

-de verschillende voorgestelde acties en

-de drie strategische thema's

*een indicatieve gedetailleerde specificatie van de kosten voor elke actie