Bijlagen bij SEC(2001)717 - Ontwikkeling van de uitgaven van het EOGFL-Garantie - Alarmsysteem nr. 4/2001

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

bijlage I vermelde producten // Verschil: + 36 mln euro (+ 8,7%)

// (uitgaven: 191 mln euro)

(indicator: 155 mln euro)

De overschrijding van de indicator is toe te schrijven aan de afwikkeling van de dossiers met betrekking tot de uitvoerrestituties voor mageremelkpoeder en andere zuivelproducten en voor suiker en isoglucose. Het betreft dossiers voor het vorige verkoopseizoen, toen de restituties hoger lagen dan nu.

Hoofdstuk B1-32: POSEI-programma's // Verschil: - 19 mln euro (- 7,7%)

// (uitgaven: 75 mln euro)

(indicator: 94 mln euro)

De onderbesteding is te wijten aan het lage betalingstempo voor het deel "voorziening" en voor het gedeelte directe betalingen voor de dierlijke producten van de programma's POSEIMA en POSEICAN.

Hoofdstuk B1-39: Andere maatregelen // Verschil: + 38 mln euro (+ 9,1%)

// (uitgaven: 206 mln euro)

(indicator: 168 mln euro)

De overschrijding van de indicator houdt verband met de uitbetaling van restbedragen aan agromonetaire steun voor de eerste tranche in het Verenigd Koninkrijk en Zweden en met de betalingen voor de tweede tranche in Denemarken, Frankrijk, Ierland en het Verenigd Koninkrijk.

3.3.2. Subrubriek 1b

Hoofdstuk B1-40: Plattelandsontwikkeling // Verschil: - 454 mln euro (- 10,1%)

// (uitgaven: 1 005 mln euro)

(indicator: 1 459 mln euro)

Het jaar 2001 is het eerste jaar van uitvoering van de nieuwe plattelandsontwikkelingsprogramma's voor de periode 2000-2006. De meeste van die programma's zijn goedgekeurd in het tweede halfjaar van 2000. Bijgevolg is een lineaire indicator geconstrueerd voor de meeste begrotingslijnen van dit hoofdstuk. Doordat er geen ervaring was met het betalingstempo in de lidstaten voor deze maatregelen is de indicator niet in overeenstemming met het reële tempo.

Er zij op gewezen dat de lidstaten met name de kosten voor de oude begeleidende maatregelen betalen. De uitgaven betreffen vooral de v.u.t., de milieumaatregelen in de landbouw en de bebossing.

4. CONCLUSIES

4.1. Besteding van de kredieten voor subrubriek 1a per 30 april 2001

Per 30 april 2001 is van de kredieten 26 138,5 miljoen euro, d.w.z. 67% besteed (uitgaven van de lidstaten tussen 16 oktober 2000 en 28 februari 2001).

De uitgaven liggen 869 mln euro beneden de indicator. De geconstateerde verschillen tussen de uitgaven en de indicator zijn dus groter dan de vorige maand. De verschillen houden verband met het feit dat het betalingstempo in de lidstaten niet overeenstemt met de ramingen voor de indicator (vooral voor de hoofdstukken B1-12, B1-14, B1-21 en B1-32).

4.2. Besteding van de kredieten voor subrubriek 1b per 30 april 2001

Per 30 april 2001 is van de kredieten 1 004,8 miljoen euro, d.w.z. 22% besteed (uitgaven van de lidstaten tussen 16 oktober 2000 en 28 februari 2001).

De uitgaven liggen 454 mln euro beneden de indicator. De geconstateerde verschillen tussen de uitgaven en de indicator zijn dus groter dan de vorige maand. Bij de huidige stand van zaken zijn er evenwel geen aanwijzingen dat het negatieve verschil tot het einde van het begrotingsjaar zal blijven bestaan.