Bijlagen bij COM(2001)552 - 30e financieel verslag betreffende het Europees oriëntatie- en garantiefonds voor de landbouw (EOGFL) afdeling garantie - Begrotingsjaar 2000 -

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

BIJLAGEN

De bijlagen bij het 30ste financiële verslag zijn in het Frans verkrijgbaar bij DG AGRI, hetzij in gedrukte versie, hetzij op de website van DG AGRI.


30e FINANCIEEL VERSLAG

betreffende het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL) Afdeling Garantie - Begrotingsjaar 2000 -

TABEL 1

GEMIDDELDE OMREKENINGSKOERSEN VOOR HET BEGROTINGSJAAR 2000


>RUIMTE VOOR DE TABEL>

1. BEGROTINGSPROCEDURE

1.1. Akkoord van de Top van Berlijn en begrotingsdiscipline

Op de Top van Berlijn van 24 en 25 maart 1999 zijn conclusies goedgekeurd over de voorstellen in het kader van Agenda 2000. Bovendien is in 2000 de verordening betreffende de begrotingsdiscipline goedgekeurd, die op 1 oktober 2000 in werking is getreden.

Er zij aan herinnerd dat in de conclusies van de Top van Berlijn het door de Commissie voorgestelde richtsnoer weliswaar is gehandhaafd (waarbij ook de maatregelen voor plattelandsontwikkeling, de veterinaire maatregelen, het pretoetredingsinstrument voor de landbouw SAPARD en het in het kader van de toetredingen voor de landbouw beschikbare bedrag onder dit richtsnoer zijn gebracht), maar dat tegelijk uitgavenmaxima zijn ingevoerd die lager zijn dan het richtsnoer.

Het betreft in feite twee submaxima voor elk jaar van de periode 2000-2006, namelijk een submaximum voor de traditionele uitgaven voor marktondersteuning (rubriek 1a) en een submaximum voor de uitgaven voor plattelandsontwikkeling (rubriek 1b). Deze maxima zijn vastgesteld op een niveau dat overeenkomt met de raming van de uitgaven die uit de goedkeuring van Agenda 2000 zouden voortvloeien. De nieuwe maxima zijn dus gelijk aan de te verwachten uitgaven zonder marge voor onvoorziene omstandigheden, die zich wel degelijk kunnen voordoen, zoals in het verleden vaak is gebleken. Deze maxima zijn als volgt vastgesteld:

Uitgaven in de periode 2000-2006 (x 1 miljoen euro, prijzen van 1999) [1]

[1] Voor de berekening van de bedragen tegen lopende prijzen zal een deflator van 2% worden gebruikt.


>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Na de conclusies van de Top van Berlijn hebben het Parlement en de Raad de volgende documenten goedgekeurd:

- een nieuw Interinstitutioneel akkoord over de begrotingsdiscipline, over de verbetering van de begrotingsprocedure, over de financiële vooruitzichten (maxima) en over de begrotingsprocedure, waarin deze conclusies zijn overgenomen en dat formeel voorziet in de mogelijkheid voor de Commissie om in het najaar een nota van wijzigingen op het voorontwerp van begroting (VOB) voor het volgende jaar in te dienen, zodat in de begrotingsramingen rekening wordt gehouden met de meest recente ontwikkelingen,

- een nieuwe Verordening betreffende de begrotingsdiscipline (Verordening (EG) nr. 2040/2000, PB L 244 van 29.9.2000, blz. 27) waarin met name is vastgesteld: 1. dat in alle wetgeving waartoe in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid wordt besloten, de in de financiële vooruitzichten vastgestelde submaxima 1a en 1b moeten worden gerespecteerd en dat de kredieten beneden die maxima moeten blijven; 2. dat de Raad, om binnen het maximumbedrag van subrubriek 1a (traditionele uitgaven van het EOGFL-Garantie) te blijven, kan besluiten het niveau van de steunbedragen die met ingang van het volgende verkoopseizoen in elk van de betrokken sectoren gelden, aan te passen; 3. dat de Commissie tegelijk met het VOB een analyse van de geconstateerde verschillen tussen de oorspronkelijke ramingen en de werkelijke uitgaven in de loop van de vorige begrotingsjaren voorlegt en dat zij de situatie op middellange termijn onderzoekt; 4. dat de Commissie bij de opstelling van de begroting, van de nota van wijzigingen of van een gewijzigde en aanvullende begroting, de in de loop van het meest recente kwartaal geconstateerde gemiddelde dollarkoers hanteert voor de vaststelling van de begrotingsramingen; 5. en, tot slot, dat de monetaire reserve zal worden teruggebracht tot 250 miljoen euro in het begrotingsjaar 2002 en dat deze aan het begin van het begrotingsjaar 2003 zal worden afgeschaft.

1.2. Voorontwerp van begroting

Het Voorontwerp van begroting (VOB) 2000 is eind april 1999 door de Commissie opgesteld en aan de Begrotingsautoriteit voorgelegd. Het totaal van de voor het EOGFL-Garantie voorgestelde kredieten bedroeg 40 901 miljoen euro, dat wil zeggen 37 314 miljoen euro voor subrubriek 1a en 3 587 miljoen euro voor subrubriek 1b. In de VOB moest rekening worden gehouden met de maxima voor subrubriek 1a (37 352 miljoen euro tegen marktprijzen) en voor subrubriek 1b (4 386 miljoen euro tegen marktprijzen), die bij de financiële vooruitzichten waren vastgesteld: de voor subrubriek 1a vastgestelde ramingen van de behoeften overschreden het maximum met 212 miljoen euro. De voorgestelde kredieten zijn dan ook lineair verlaagd met 250 miljoen euro en zijn dus onder het maximum gebleven. De financiële behoeften voor subrubriek 1b lagen aanzienlijk lager dan het vastgestelde maximum. De voorgestelde kredieten zijn derhalve vastgesteld op het niveau dat met dan van de behoeften overeenkomt.

1.3. Overlegprocedure - ontwerpbegroting - eerste lezing door het Parlement

In juli 1999 heeft de Raad de ontwerpbegroting vastgesteld. De kredieten van subrubriek 1b zijn ongewijzigd gelaten, maar die van subrubriek 1a moesten met 375 miljoen euro worden verlaagd. Het totale bedrag aan kredieten van het EOGFL-Garantie bedroeg daardoor 40 526 miljoen euro.

In eerste lezing heeft het Parlement de kredieten van het VOB voor de subrubriek 1a hersteld, met uitzondering van de begrotingslijnen die betrekking hebben op de restituties, en de kredieten voor de plattelandsontwikkeling in subrubriek 1b met 547 miljoen euro verhoogd.

1.4. Nota van wijzigingen nr. 4/2000

In oktober 1999 heeft de Commissie een nota van wijzigingen op het VOB goedgekeurd. Daarin is rekening gehouden met, enerzijds, de ontwikkeling van de landbouwconjunctuur en, anderzijds, de recente landbouwwetgeving.

Door de destijds ongunstige ontwikkeling van de landbouwconjunctuur zijn de verwachte behoeften voor subrubriek 1a als geheel boven het maximum uitgekomen, ondanks een lichte daling van de verwachte behoeften ten opzichte van het VOB met 67 miljoen euro.

De hoofdstukken waarvoor de behoeften aanzienlijk naar beneden zijn bijgesteld, zijn:

- goedkeuring van de rekeningen (- 300 miljoen euro) naar aanleiding van het feit dat de negatieve correcties hoger uitvielen dan verwacht (aan de begroting van het EOGFL-Garantie te crediteren bedrag),

- rundvlees (- 191 miljoen euro) in verband met geringere behoeften voor openbare opslag en uitvoerrestituties,

- schapen- en geitenvlees (- 186 miljoen euro) ten gevolge van de stijging van de gemiddelde marktprijs in de Gemeenschap, en tot slot,

- olijfolie (- 159 miljoen euro) ten gevolge van het naar beneden bijstellen van de geraamde productie in sommige lidstaten.

Deze besparingen worden echter meer dan gecompenseerd door verhoging van de uitgaven voor de volgende hoofdstukken:

- varkensvlees (+ 236 miljoen euro) ten gevolge van de aanhoudende crisis,

- suiker (+ 158 miljoen euro) vanwege de hogere uitvoerrestituties als gevolg van de daling van de prijzen op de wereldmarkt;

- akkerbouwgewassen (+ 115 miljoen euro) doordat de marktprijs voor oliehoudende gewassen lager was dan verwacht, waardoor de verwachte steunverlaging niet doorging, en tot slot

- melk en zuivelproducten (+ 102 miljoen euro) vanwege de hogere productie van boter en mageremelkpoeder en vanwege de verhoging van sommige uitvoerrestitutiebedragen.

Voor subrubriek 1b zijn de voorziene uitgaven ten opzichte van het VOB met 200 miljoen euro verhoogd, waarmee is vooruitgelopen op een versnelde indiening door de lidstaten en een versnelde goedkeuring door de Commissie van de nieuwe programma's voor plattelandsontwikkeling.

De extra uitgaven die het gevolg zijn van de recente landbouwwetgeving bedroegen slechts 38 miljoen euro (en betreffen uitsluitend subrubriek 1a). Sinds de indiening van het VOB waren er vrijwel geen wijzigingen in de basisverordeningen aangebracht; de consequenties van de besluiten van Agenda 2000 waren reeds in het VOB verdisconteerd. Voorts waren aan het besluit van de Raad over het prijzenpakket 1999/2000 nauwelijks meer kosten verbonden dan de Commissie oorspronkelijk had voorgesteld.

De behoefte aan middelen voor het EOGFL-Garantie is in de nota van wijzigingen vastgesteld op 41 324 miljoen euro [2]. Omdat de geraamde behoeften voor subrubriek 1a boven het maximum uitkwamen, is het in de nota van wijzigingen voorgestelde bedrag met 200 miljoen euro verlaagd; deze verlaging is lineair verdeeld over de verschillende begrotingslijnen, waardoor er ten opzichte van het corresponderende submaximum een marge was van 15 miljoen euro.

[2] In dit bedrag was niet het bedrag van 20,9 miljoen euro van hoofdstuk B1-50 verdisconteerd.

1.5. Begroting

Op 16 december 1999 is het tripartiete overleg over de Begroting 2000 afgerond en is de begroting vastgesteld. Het resultaat voor het EOGFL-Garantie was als volgt:

Voor subrubriek 1a zijn de kredieten vastgesteld op 36 889 miljoen euro, dat wil zeggen 463 miljoen minder dan het submaximum van Berlijn, nadat door de Begrotingsautoriteit een extra korting lineair was toegepast op de verschillende begrotingslijnen.

Voor subrubriek 1b bedroegen de kredieten voor titel B1-4 4 084 miljoen euro, 297 miljoen euro meer dan het door de Commissie in de nota van wijzigingen gevraagde bedrag. Het Parlement heeft de kredieten voor milieumaatregelen in de landbouw dus verhoogd en heeft bovendien een nieuw hoofdstuk B1-50 "Beheer van de visbestanden ter ondersteuning van het Gemeenschappelijke Visserijbeleid" gecreëerd, waarvoor 20,9 miljoen euro is uitgetrokken. De kredieten voor de subrubriek 1b bedroegen in totaal dus 4 104,9 miljoen euro, dat wil zeggen 281 miljoen euro minder dan het submaximum van Berlijn.

Bovendien zijn kredieten ten bedrage van 500 miljoen euro toegewezen aan de monetaire reserve, die overeenkomstig artikel 9, lid 1, van Verordening (EG) nr. 2040/2000 van de Raad betreffende de begrotingsdiscipline slechts mag worden gebruikt voor de schommelingen van de wisselkoers euro/dollar.

Daaronder is ook 24,9 miljoen euro aan "reserves en voorzieningen", opgenomen in hoofdstuk B0-40, begrepen voor veterinaire en fytosanitaire maatregelen, en voor het beheer van de visbestanden ter ondersteuning van het GVB.

Zo bedroegen de beschikbare begrotingsmiddelen voor het begrotingsjaar 2000 oorspronkelijk in totaal 41 493,9 miljoen euro.

Nadere gegevens over de begrotingsprocedure zijn opgenomen in bijlage 2.


2. KASPOSITIE EN BEHEER VAN DE KREDIETEN

A. BEHEER VAN DE KREDIETEN

De beschikbare begrotingsmiddelen voor het begrotingsjaar 2000 bestonden uit de volgende elementen:

- de kredieten voor het begrotingsjaar 2000;

- de van rechtswege overgedragen kredieten van het begrotingsjaar 1999;

- de kredieten die voortvloeiden uit niet-automatische overdrachten van het begrotingsjaar 1999.

2.1. De kredieten van de oorspronkelijke begroting 2000

Er zij aan herinnerd dat in de oorspronkelijke begroting voor het begrotingsjaar 2000, die in december 1999 was goedgekeurd, 41 493,9 miljoen euro aan kredieten was uitgetrokken, namelijk:

- de kredieten van de subrubriek "Traditionele uitgaven van het EOGFL-Garantie en veterinaire uitgaven" (d.i. subrubriek 1a, met de titels B1-1 tot en met B1-3): 36 889 miljoen euro,

- de kredieten voor de subrubriek "Plattelandsontwikkeling en begeleidende maatregelen" (subrubriek 1b met de titels B1-4 en B1-5): 4 104,9 miljoen euro,

- 500 miljoen euro aan kredieten voor de monetaire reserve, die alleen mogen worden gebruikt i.v.m. schommelingen van de euro/dollarkoers.

2.2. De kredieten van de gewijzigde en aanvullende begrotingen (GAB)

Op 2 augustus 2000 heeft de Begrotingsautoriteit gewijzigde en aanvullende begroting nr. 1/2000 goedgekeurd. Deze GAB behelsde geen wijziging van de oorspronkelijke kredieten, maar had betrekking op technische wijzigingen binnen de afdeling "Garantie" van het EOGFL.

2.3. Overschrijvingen van kredieten binnen het EOGFL-Garantie

In 2000 zijn door de Begrotingsautoriteit drie overschrijvingen van het ene hoofdstuk naar het andere goedgekeurd:

overschrijving nr. 43/00: 137 miljoen euro:

- van de hoofdstukken B1-15 groenten en fruit (- 87,0 miljoen euro) en B1-20 melk en zuivelproducten (- 50,0 miljoen euro),

- naar de hoofdstukken B1-16 producten van de wijnbouwsector (+ 36,0 miljoen euro), B1-18 andere sectoren of plantaardige producten (+ 15,0 miljoen euro), B1-21 rundvlees (+ 50,0 miljoen euro) en B1-39 andere maatregelen (+ 36,0 miljoen euro).

overschrijving nr. 76/00: 100 miljoen euro:

- van hoofdstuk B1-37 goedkeuring van de rekeningen over de voorgaande begrotingsjaren en vermindering/schorsing van de voorschotten (- 100,0 miljoen euro),

- naar hoofdstuk B1-40 plattelandsontwikkeling (+ 100,0 miljoen euro).

overschrijving nr. 79/00: 544,0 miljoen euro (met inbegrip van de overschrijving naar de monetaire reserve, zie punt 2.4):

- van de hoofdstukken B1-11 suiker (-54,0 miljoen euro), B1-20 melk en zuivelproducten (- 135,0 miljoen euro), B1-22 schapen- en geitenvlees (- 85,0 miljoen euro), en B1-37 goedkeuring van de rekeningen over de voorgaande begrotingsjaren en vermindering/schorsing van de voorschotten (- 270,0 miljoen euro),

- naar de hoofdstukken B1-10 akkerbouwgewassen (+ 31,0 miljoen euro), B1-12 olijfolie (+ 21,0 miljoen euro), B1-13 gedroogde voedergewassen en peulvruchten (+ 2,0 miljoen euro), B1-16 producten van de wijnbouwsector (+ 35,0 miljoen euro), B1-17 tabak (+ 19,0 miljoen euro), B1-18 andere sectoren of plantaardige producten (+ 24,0 miljoen euro), B1-21 rundvlees (+ 25,0 miljoen euro), B1-25 overige maatregelen voor dierlijke producten (+ 2,0 miljoen euro), B1-30 restituties voor bepaalde goederen, verkregen door verwerking van landbouwproducten (+ 22,0 miljoen euro), B1-36 controle- en preventiemaatregelen op het gebied van EOGFL-Garantie (+ 19,0 miljoen euro), B1-39 andere maatregelen (+ 34,0 miljoen euro), en B1-60 monetaire reserve (+ 310,0 miljoen euro).

2.4. Overschrijvingen van of naar de monetaire reserve

De in de loop van het begrotingsjaar geconstateerde gemiddelde euro/dollarpariteit was hoger dan de pariteit waarmee in de hypotheses voor de begroting 2000 rekening was gehouden, waardoor 510 miljoen euro aan besparingen voor de begroting werd gerealiseerd. Overeenkomstig Verordening (EG) nr. 2040/2000 betreffende de begrotingsdiscipline mag het EOGFL-Garantie slechts gedeeltelijk van deze besparingen profiteren. De besparingen boven het vrijgestelde bedrag van 200 miljoen euro moeten naar de monetaire reserve worden overgeschreven, en mogen niet worden gebruikt voor de financiering van andere maatregelen. Zo is 310 miljoen euro overgeschreven naar de monetaire reserve.

2.5. De beschikbare kredieten voor het begrotingsjaar 2000

De kredieten die uiteindelijk beschikbaar waren voor het begrotingsjaar 2000 beliepen 40 683,9 miljoen euro, dat wil zeggen 41 493,9 miljoen euro aan oorspronkelijke kredieten, verminderd met de monetaire reserve van 500 miljoen euro en de 310 miljoen euro die naar de monetaire reserve is overgeschreven.


2.6. Gebruik van de beschikbare kredieten voor het begrotingsjaar 2000

2.6.1. Begrotingsverrichtingen

De onderstaande tabel geeft de precieze stand van zaken met betrekking tot de in de loop van het begrotingsjaar 2000 uitgevoerde begrotingverwachtingen aan:

in euro's


>RUIMTE VOOR DE TABEL>

2.6.2. Van rechtswege over te dragen kredieten

De van rechtswege over te dragen kredieten zijn gelijk aan het verschil tussen de betalingsverplichtingen en de boekingen tot betaling. Voor het onderhavige begrotingsjaar gaat het om een bedrag van 52,27 miljoen euro, wat overeenkomt met het bedrag dat de Commissie heeft vastgelegd met het oog op rechtstreeks door haar te betalen uitgaven, die evenwel aan het einde van het begrotingsjaar nog niet waren afgewikkeld.

2.6.3. Niet automatisch over te dragen kredieten

De Begrotingsautoriteit heeft nog geen besluit genomen over de niet-automatische overdracht van kredieten van 2000 naar het begrotingsjaar 2001.


2.7. Van rechtswege overgedragen kredieten begrotingsjaar 1999

Onderstaande tabel geeft globaal aan hoe in de loop van het begrotingsjaar 2000 deze overgedragen kredieten zijn gebruikt:

in euro's


>RUIMTE VOOR DE TABEL>

2.8. Kredieten voortvloeiend uit niet-automatische overdrachten van het begrotingsjaar 1999

De Begrotingsautoriteit heeft de niet-automatische overdracht van in totaal 33,09 miljoen euro aan kredieten van het begrotingsjaar 1999 naar het begrotingsjaar 2000 goedgekeurd. Het gaat om:

- niet-gebruikte kredieten ten bedrage van 4,09 miljoen euro voor artikel B1-319. De kredieten die in 1999 niet zijn besteed, zullen worden gebruikt voor de financiering van het auditprogramma, voor de verlenging van sommige contracten van externe technische assistenten en voor de financiering van kosten van de follow-up. Aangezien in de begroting voor 2000 geen kredieten voor de voedselhulp aan Rusland zijn opgenomen, was het nodig de geldigheid van de niet-gebruikte kredieten van 1999 te verlengen,

- niet-gebruikte kredieten ten bedrage van 29 miljoen euro voor artikel B1-390. Na de revaluatie van de munt in sommige lidstaten, heeft de Raad in april 1997 besloten agromonetaire steun in drie tranches mede te financieren. Op de begroting voor 1999 was voor Italië wat deze steun betreft een bedrag van 130 miljoen euro uitgetrokken. Aangezien deze lidstaat in de loop van het begrotingsjaar 1999 geen betalingen heeft verricht en op de begroting 2000 slechts 101 miljoen euro is uitgetrokken, is om niet-automatische overdracht van 29 miljoen euro verzocht om de extra behoeften voor het begrotingsjaar 2000 te dekken. Al deze kredieten zijn in de loop van het begrotingsjaar 2000 vastgelegd en betaald.


Deze overgedragen kredieten zijn als volgt gebruikt:

in euro's


>RUIMTE VOOR DE TABEL>


B. VOORSCHOTTENREGELING EN RECHTSTREEKSE BETALINGEN

2.9. De voorschotten aan de lidstaten

2.9.1. Het systeem van de maandelijkse voorschotten op afrekening

In artikel 7 van Verordening (EG) nr. 1258/1999 van de Raad van 17 mei 1999 betreffende de financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid [3] is bepaald dat "de Commissie een besluit neemt over de maandelijkse voorschotten op basis van de uitgaven die door de erkende betaalorganen zijn gedaan". De voorschotten worden aan de lidstaten overgemaakt aan het begin van de tweede maand na die waarin de uitgaven door het betaalorgaan zijn gedaan.

[3] PB L 160 van 26.6.1999, blz. 103.

Het gaat niet om voorschotten in de eigenlijke betekenis van het woord, maar veeleer om vergoeding van uitgaven die de lidstaten al hebben gedaan. De uitdrukking "voorschot" onderstreept het voorlopige karakter van deze overmakingen: de voorschotten worden vastgesteld op basis van de maandelijkse aangiften van de uitgaven die de lidstaten indienen; deze uitgaven worden definitief als ten laste van het EOGFL beschouwd nadat in de volgende begrotingsjaren controles ter plaatse zijn uitgevoerd (vgl. 5. Goedkeuring van de rekeningen).

De voorschottenregeling geldt voor de van 16.10.1999 tot en met 15.10.2000 door de lidstaten uitgevoerde betalingen. Het betreft meer dan 99% van de uitgaven door het EOGFL-Garantie. Voor het overige voert de Commissie voor een beperkt aantal maatregelen rechtstreekse betalingen uit.

2.9.2. De voor het begrotingsjaar 2000 genomen voorschotbeschikkingen

Voor het begrotingsjaar 2000 heeft de Commissie 12 beschikkingen betreffende maandelijkse voorschotten gegeven (bijlage 4).

In december 2000 is een aanvullend voorschot goedgekeurd, om de toegewezen voorschotten aan te passen aan het totaal van de uitgaven ten laste van het begrotingsjaar.

2.9.3. Verlaging en schorsing van de voorschotten

a. Verlaging van de voorschotten in verband met de niet-naleving van de maxima en de betalingstermijnen

Overeenkomstig artikel 13 van Beschikking 94/729/EG van de Raad van 31 oktober 1994 betreffende de begrotingsdiscipline [4] hebben de diensten van het EOGFL geconstateerd dat sommige lidstaten de in de communautaire regelgeving vastgestelde betalingstermijnen voor de betaling van de steun aan de begunstigden niet altijd hebben nageleefd.

[4] PB L 293 van 12.11.1994, blz. 14.

De betalingstermijnen zijn enerzijds ingevoerd om ervoor te zorgen dat de begunstigden in alle lidstaten gelijk worden behandeld en anderzijds om te voorkomen dat de steun door de te late betaling niet meer het gewenste economische effect heeft. Bovendien zou de begrotingsdiscipline niet correct kunnen functioneren als het de betaalorganen vrij zou staan te betalen wanneer het hun, administratief gezien, schikt.

Vanwege de overschrijding van de termijnen heeft de Commissie in drie gevallen besloten een korting toe te passen op de maandelijkse voorschotten te verlagen, in totaal met 15,69 miljoen euro.

b. Verlaging als gevolg van tekortkomingen in het controlesysteem

Als gevolg van geconstateerde tekortkomingen van het controlesysteem in Griekenland heeft de Commissie de uitgaven met 75,22 miljoen euro verlaagd.

c. Verlaging van de voorschotten naar aanleiding van het niet incasseren van de extra heffing in de zuivelsector voor de verkoopseizoenen 1998/99 en 1999/2000

Na onderzoek van de gedeclareerde uitgaven voor het begrotingsjaar 2000 is geconcludeerd dat vier lidstaten nog het volledige bedrag van de extra heffing over het melkprijsjaar 1999/2000 hebben geïnd overeenkomstig artikel 5, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 536/93.

De Commissie heeft besloten de voorschotten aan de betrokken lidstaten met in totaal 280,19 miljoen euro te verlagen.

Bovendien is na de bijwerking van de vragenlijst betreffende de geproduceerde hoeveelheden melk geconstateerd dat voor het melkprijsjaar 1998/1999 de hoeveelheden boven het nationale quotum voor één lidstaat hoger waren dan eerder was meegedeeld. Aangezien de betrokken lidstaat geen aanvullend bedrag heeft overgemaakt, zijn de voorschotten met 134,70 miljoen euro gekort.

d. Teruggave van de extra heffing in de zuivelsector voor de verkoopseizoenen 1994/95, 1995/96 en 1996/97

Na onderzoek van de gedeclareerde uitgaven voor de begrotingsjaren 1995, 1996 en 1997 is geconstateerd dat vier lidstaten nog niet het volledige bedrag van de extra heffing over de melkprijsjaren 1994/95, 1995/96 en 1996/97 hebben geïnd overeenkomstig artikel 5, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 536/93.

De Commissie had bij de boeking van de uitgaven voor deze melkprijsjaren besloten de voorschotten van de betrokken lidstaten dienovereenkomstig te verlagen.

In de loop van het melkprijsjaar 2000 hebben deze lidstaten de heffingen over de betrokken melkprijsjaren uiteindelijk geïnd. Aangezien deze bedragen reeds door het EOGFL waren geïnd via de bovengenoemde kortingen op de voorschotten van de voorgaande begrotingsjaren, is 5,25 miljoen euro van de in 2000 voor deze melkprijsjaren aangegeven heffingen aan de betrokken lidstaten teruggegeven.

e. Correcties met betrekking tot de openbare opslag

De aangiften van de lidstaten zijn gecorrigeerd voor een bedrag van + 19,21 miljoen euro, waaronder een correctie van 19 miljoen euro voor Italië. Laatstgenoemde correctie is aangebracht naar aanleiding van een geconstateerde discrepantie tussen de maandelijkse aangifte van de uitgaven en de aangifte in de tabellen betreffende de openbare opslag.

f. Correcties met betrekking tot de uitgaven voor plattelandsontwikkeling

Op de aangiften van de lidstaten is een correctie van - 8,51 miljoen euro toegepast. Het gaat daarbij om een correctie van - 1,4 miljoen euro vanwege de overschrijding van het maximum en een correctie van - 7,1 miljoen euro in verband met boeking van uitgaven voor een ontwikkelingsplan voordat het betrokken plan formeel was goedgekeurd.

g. Andere correcties

Er is voor +2,38 miljoen euro aan andere correcties uitgevoerd. Het gaat om correcties ten bedrage van -3,4 miljoen euro voor steun aan de meest behoeftigen, van - 0,5 miljoen euro voor voedselhulp aan Rusland, en in totaal 1,4 miljoen euro voor diverse boekhoudkundige fouten.

2.10. Rechtstreekse betalingen

In sommige gevallen betaalt de Commissie de marktdeelnemers rechtstreeks. Het gaat om betalingen voor sommige maatregelen die geen traditionele marktmaatregelen zijn, maar gericht zijn op verruiming van de afzetmogelijkheden voor de producten, met name in de sectoren olijfolie en vezelvlas, financiering van de fraudebestrijding, en maatregelen voor kwaliteitsbevordering en onderzoek in de sector tabak.

Bijlage 5 bevat nadere gegevens betreffende de rechtstreekse betalingen.

Opgemerkt zij dat sommige van deze maatregelen worden gefinancierd via inhoudingen op aan de producenten te betalen steun. In bijlage 6 wordt een algemeen overzicht gegeven van de situatie van de inhoudingen ten opzichte van de gedane uitgaven.


3. ANALYSE VAN DE UITVOERING VAN DE BEGROTING

A. ALGEMEEN

3.1. Uitvoering van de begroting

Van de kredieten van het EOGFL-Garantie voor het begrotingsjaar 2000 (uitgaven van de lidstaten van 16 oktober 1999 tot en met 15 oktober 20000) is 40 466,7 miljoen euro besteed, inclusief de uitgaven ten laste van overgedragen kredieten ten bedrage van 29,3 miljoen euro, dus 98,7% van de kredieten in rubriek B1 van de begroting.

- De totale uitgaven voor subrubriek 1a (traditionele uitgaven van het EOGFL-Garantie en veterinaire uitgaven, met de titels B1-1 tot en met B1-3) belopen 36 261 miljoen euro, dat wil zeggen 1 091 miljoen euro minder dan het bij het Interinstitutioneel Akkoord van 6 mei 1999 vastgestelde submaximum, en 628 miljoen minder dan de beschikbare kredieten.

- De totale uitgaven voor subrubriek 1b (plattelandsontwikkeling en begeleidende maatregelen, met de titels B1-4 en B1-5) belopen 4 176,4 miljoen euro, dat wil zeggen 209,6 miljoen euro minder dan het submaximum, en 71,5 miljoen meer dan de beschikbare kredieten.

3.2. Gevolgen van de ontwikkeling van de euro/dollarkoers

Het uitgavenniveau hangt onder andere af van de ontwikkeling van de koers van de dollar. Voor een groot deel van de uitvoerrestituties voor landbouwproducten, met name die voor granen en suiker, en voor bepaalde vormen van interne steun, zoals die voor katoen, wordt het uitgavenpeil namelijk beïnvloed door de dollarkoers. Zo bleken de reële koersen van de euro aanzienlijk lager te zijn dan de pariteit waarvan was uitgegaan voor de begroting. De gemiddelde notering van de dollar over de periode 1.8.1999 - 31.7.2000 (de referentieperiode voor het bepalen van het effect van de dollarkoers) verschilt van die dollarpariteit (1 euro = 0,99 dollar) en de uitgaven van de lidstaten komen door de ontwikkeling van de dollarkoers lager uit. Zo wordt 510 miljoen euro bespaard. Het EOGFL-Garantie kan echter slechts ten dele van deze besparingen profiteren. De besparingen boven de op grond van de regels van de begrotingsdiscipline geldende franchise van 200 miljoen euro zijn aan het einde van het begrotingsjaar overgeschreven naar de monetaire reserve en mogen niet worden gebruikt voor de financiering van andere maatregelen.

3.3. Dubbele omrekeningskoers

Aan de hantering van de dubbele omrekeningskoers zijn veel lagere uitgaven verbonden dan in de voorbije jaren. De afschaffing van de groene koersen heeft tot gevolg dat het effect van de dubbele omrekeningskoers wegvalt in de landen die deelnemen aan de euro, hetgeen dus aanzienlijke besparingen oplevert. De kosten voor de dubbele omrekeningskoers die bij de opstelling van de nota van wijzigingen voor het EOGFL-Garantie op 119 miljoen euro waren geraamd, zijn 106 miljoen euro hoger gebleken en uiteindelijk op 225 miljoen euro uitgekomen.

3.4. Besluit over de landbouwprijzen

Tijdens de Landbouwraad van 17 juli 2000 is een besluit genomen over de voor 2000/01 vast te stellen landbouwprijzen. Dit besluit betrof ook een aantal andere met de landbouw samenhangende maatregelen. Het besluit bevatte voornamelijk de volgende punten:

- handhaving van de institutionele prijzen voor suiker, schapen- en varkensvlees, de steun voor zijderupsen, de maandelijkse verhogingen voor rijst en de maandelijkse vergoedingen voor de opslag van suiker op het voor 1999/2000 vastgestelde niveau. Deze prijzen en bedragen zullen niet alleen voor 2000/01 gelden, maar ook voor de daaropvolgende verkoopseizoenen,

- verlaging van de maandelijkse verhogingen voor granen met 7,5% met ingang van 2001/02 (jaarlijkse besparing van 8 miljoen euro met ingang van 2002); handhaving van de specifieke steun voor de Portugese graanproducenten voor 2001/02 op het voor 2000/01 vastgestelde niveau (kosten 3 miljoen euro in 2002),

- handhaving van de betalingen aan de producenten van dopvruchten in 2001 voor de programma's die in 2000 aflopen (kosten 24 miljoen euro in 2001),

- verlaging van de steunbedragen voor schoolmelk van 95% tot 75% van de richtprijs, met ingang van 1 januari 2001 (besparing van 11 miljoen euro in 2001 en van 22 miljoen euro in 2002 en volgende jaren),

- hervorming van de steunregeling voor vezelvlas en hennep met ingang van 2001/02. handhaving van de in 2000/01 bestaande steunregeling, maar met een maximumbudget van 88 miljoen euro voor 2001.

3.5. Agromonetaire besluiten

Het jaar 2000 was het eerste jaar waarvoor Verordening (EG) nr. 2799/98 van de Raad tot vaststelling van het agromonetaire stelsel voor de euro gold. Zij is voornamelijk van toepassing op de vier lidstaten die de euro toen nog niet hadden ingevoerd: Griekenland, Denemarken, Zweden en het Verenigd Koninkrijk.

Wat betreft de compensaties bij een daling van de wisselkoers die van toepassing is op de verschillende prijzen en bedragen in het kader van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid, is de nieuwe agromonetaire regeling zeer goed vergelijkbaar met die welke tot en met 31 december 1998 gold.

De lidstaten kunnen een compensatie toekennen bij een aanzienlijke revaluatie met meer dan 2,6%; "aanzienlijke revaluatie" is gedefinieerd als "de situatie waarin het jaargemiddelde van de wisselkoers lager is dan een drempelwaarde gelijk aan de laagste van de volgende waarden: de jaargemiddelden van de omrekeningskoers in de voorbije drie jaren en de wisselkoers op 1 januari 1999". Voor het pond sterling en de Zweedse kroon was in 2000 aan deze voorwaarden voldaan. Bij Verordening (EG) nr. 654/2001 is het maximumbedrag van de eerste tranche van de compenserende steun vastgesteld. Het gaat om bedragen van respectievelijk 224,12 en 11,12 miljoen euro; 50% van de daadwerkelijk betaalde compensatie wordt door de Europese Unie gefinancierd. Het bedrag van de tweede en de derde tranche wordt ten opzichte van de voorgaande tranche telkens verminderd met ten minste één derde van dat van de eerste tranche.

Wanneer de wisselkoers die van toepassing is op de "rechtstreekse steun" lager is dan de vorige wisselkoers, mag de betrokken lidstaat aan de landbouwers compenserende steun toekennen in drie opeenvolgende tranches. In de onderstaande tabel staan de voor de verschillende vormen van "rechtstreekse steun" vastgestelde compensatiebedragen.


>RUIMTE VOOR DE TABEL>

B. ANALYSE VAN DE FINANCIERING VAN DE MARKTEN

3.6. Agenda 2000

3.6.1. Plantaardige productie

De uitgaven voor de akkerbouw vormen een belangrijk deel van de totale uitgaven van de afdeling Garantie van het EOGFL. In de begroting voor 2000 bedroeg dit aandeel 40,8%. Sinds de hervorming van 1992 is de rechtstreekse steun aan de producenten de voornaamste uitgavenpost in deze sector. Geconstateerd is dat de begrotingsuitgaven, na een periode van geleidelijke invoering van de hervorming vanaf 1994, stegen, maar tussen 1997 en 1999 relatief stabiel zijn geworden.

Daarna is voor de akkerbouwgewassen een nieuw stadium van het hervormingsproces begonnen met de goedkeuring van het onderdeel "landbouw" van Agenda 2000. Agenda 2000 zal pas met ingang van het begrotingsjaar 2001 volledig worden toegepast. De afschaffing van het voorschot op de rechtstreekse steun voor grote producenten van oliehoudende zaden heeft echter voor het begrotingsjaar 2000 meer dan één miljard euro opgeleverd.

Met de hervorming van de sector in 1992 en de besluiten in het kader van Agenda 2000 is de interventieprijs voor granen sterk verlaagd om deze dichter bij de wereldmarktprijzen te brengen. Het daarmee gepaard gaande inkomensverlies wordt gecompenseerd door middel van hectaresteun. Oliehoudende zaden, eiwithoudende gewassen, lijnzaad en, met ingang van 2001, vezelvlas en hennep maken ook deel uit van dit stelsel van rechtstreekse steun, waarbij het steunbedrag gedurende een overgangsperiode naar soort product wordt gedifferentieerd.

Er zijn vier vormen van steun:

- steun aan de kleine producenten, zonder braakleggingsverplichting,

- steun aan de beroepsproducenten, met braakleggingsverplichting,

- extra steun voor telers van durumtarwe,

- braaklegging (verplicht of vrijwillig).

Voor 2000/01 was de braakleggingsverplichting vastgesteld op 10%, en bedroeg de voorspelde oogst 205 miljoen ton.

De hervorming van de sector akkerbouw in het kader van Agenda 2000 omvat de volgende elementen:

- voor granen wordt de interventieprijs geleidelijk verlaagd (110,25 euro/ton voor het verkoopseizoen 2000/01), tegelijk met een geleidelijke verhoging van de rechtstreekse steun per hectare,

- voor oliehoudende zaden wordt het basisbedrag van de rechtstreekse steun per hectare geleidelijk teruggebracht tot het niveau voor granen en braaklegging,

- voor durumtarwe blijft de forfaitaire hectaretoeslag ongewijzigd,

- voor eiwithoudende gewassen wordt de steun per ton opbrengst verlaagd,

- wat olievlas betreft, wordt de steun per ton opbrengst eveneens verlaagd,

- in regio's zonder maïsteelt wordt ook voor kuilgrasareaal hectaresteun betaald,

- de minimumprijs per ton voor aardappelzetmeel wordt verlaagd,

- voor Finland en voor sommige gebieden in Zweden wordt voor oliehoudende gewassen en voor granen een forfaitaire aanvullende premie betaald,

- de areaalbetalingen voor vlas en hennep worden gelijkgetrokken met die voor olievlas.

3.6.2. Dierlijke productie

De sector melk en zuivelproducten is de op twee na belangrijkste uitgavenpost van het EOGFL-Garantie. Het aandeel van deze sector in de landbouwuitgaven is tussen 1980 (42%) en 2000 (6,2%) echter sterk gedaald. De sector melk en zuivelproducten is een van de sectoren waarvoor tijdens de Raad van Berlijn (maart 1999) tot hervorming is besloten. Het gaat daarbij voornamelijk om een verlaging van de prijzen met 15%, gespreid over drie verkoopseizoenen te beginnen met 2005, in combinatie met de instelling van een compenserende steun die rechtstreeks aan de producenten wordt betaald. Deze hervorming heeft voor het begrotingsjaar 2000 nog geen duidelijk effect gehad.

In 2000 bedroegen de uitgaven voor rundvlees 11,3% van de totale uitgaven van het EOGFL-Garantie. Door de hervorming in het kader van Agenda 2000 zijn bepaalde vormen van rechtstreekse steun in deze sector verhoogd of ingesteld ter compensatie van een verlaging van de institutionele prijzen. Toch was voor het begrotingsjaar 2000 het effect van deze hervorming nog maar gering.

3.7. Indeling van de uitgaven naar sector

3.7.1. Plantaardige productie

De uitgaven voor de plantaardige productie bedroegen 25 812 miljoen euro, dat wil zeggen 55 miljoen euro minder dan de op de begroting opgevoerde kredieten, te weten 25 867 miljoen euro.

De steun voor akkerbouwgewassen, waarvan de rechtstreekse hectaresteun 90% uitmaakte, heeft de communautaire begroting 16 663 miljoen euro gekost, dat wil zeggen 22 miljoen euro meer dan de op de begroting opgevoerde kredieten. Er zij op gewezen dat een grote mate van onderbesteding is geconstateerd, wat de uitgaven voor interventie in de vorm van opslag betreft, omdat er minder interventieaankopen zijn gedaan, in combinatie met een gestegen verkoop als gevolg van de grotere uitvoer. Deze aanzienlijke onderbesteding is gecompenseerd door de hogere uitgaven voor rechtstreekse hectaresteun voor de grote producenten.

De uitgaven voor het hoofdstuk suiker bedroegen 1 910 miljoen euro, dat wil zeggen 86 miljoen minder dan op de begroting was uitgetrokken. Deze onderbesteding is vooral toe te schrijven aan de lagere uitgaven voor uitvoerrestituties.

In de sector olijfolie was sprake van een overschrijding met 20 miljoen euro, voornamelijk doordat de uitgaven voor productie- en consumptiesteun hoger bleken uit te vallen, waardoor de uitgaven op 2 210 miljoen euro uitkwamen.

Voor gedroogde voedergewassen en peulvruchten beliepen de uitgaven 381 miljoen euro, wat maar een klein verschil is (1 miljoen euro meer) met de uitgetrokken begrotingsmiddelen.

In de sector vezelgewassen en zijderupsen lagen de uitgaven 33 miljoen euro lager, namelijk op 991 miljoen euro, voornamelijk vanwege de lagere uitgaven voor hectaresteun voor vlas en hennep.

De 1 551 miljoen euro aan uitgaven die zijn geconstateerd in de sector groenten en fruit lagen 103 miljoen euro beneden de opgevoerde kredieten. Dit verschil kan voornamelijk worden verklaard door de aanzienlijk lagere uitgaven voor de actiefondsen van de telersverenigingen, voor bananen, en voor de compensatie voor de verwerking van citrusvruchten.

In de sector wijnbouwproducten beliepen de uitgaven 765 miljoen euro, dat wil zeggen 70 miljoen euro meer dan de opgevoerde kredieten, doordat er meer is uitgegeven voor distillatie en aan steun voor druivenmost.

Voor tabak bedroeg de overschrijding 14 miljoen euro, en is 989 miljoen euro uitgegeven, bijna geheel aan premies.

Voor de andere sectoren of plantaardige producten bedroegen de uitgaven 350 miljoen euro, wat neerkomt op een overschrijding met 38 miljoen euro, hoofdzakelijk voor zaaizaad en rijst.

3.7.2. Dierlijke productie

De uitgaven voor de dierlijke productie bedroegen 9 276 miljoen euro, dat wil zeggen 245 miljoen euro minder dan de op de begroting opgevoerde kredieten, te weten 9 521 miljoen euro.

In de sector zuivelproducten was er een onderbesteding van 191 miljoen euro en bedroegen de uitgaven 2 544 miljoen euro. Er is 328 miljoen euro bespaard op de interventie voor mageremelkpoeder; die besparing is gedeeltelijk weer tenietgedaan door lagere inkomsten uit de financiële bijdrage van de melkproducenten.

De uitgaven in de sector rundvlees bedroegen 4 540 miljoen euro, dat is 75 miljoen meer dan op de begroting was uitgetrokken; de aanzienlijke stijging van de uitgaven voor andere interventiemaatregelen dan opslag, werd gedeeltelijk gecompenseerd door een belangrijke daling van de uitgaven voor restituties.

Voor schapen- en geitenvlees is een besparing van 96 miljoen euro gerealiseerd, voornamelijk op de premies voor ooien en geiten; de uitgaven beliepen 1 736 miljoen euro.

Wat varkensvlees, eieren en slachtpluimvee betreft is een besparing van 30 miljoen euro geconstateerd, hoofdzakelijk in de sector varkensvlees; totale uitgaven: 435 miljoen euro.

Voor de andere maatregelen ten gunste van dierlijke producten bedroegen de uitgaven 11,7 miljoen euro, wat neerkomt op een overschrijding met 1,7 miljoen euro voor de specifieke steun voor de bijenteelt.

De uitgaven die geboekt zijn voor het Europees Garantiefonds voor de visserij bedroegen 9,5 miljoen euro, een besparing van 4,5 miljoen euro.

3.7.3. Begeleidende maatregelen

Voor titel 3 was 2 094,5 miljoen euro aan kredieten uitgetrokken, en beliepen de uitgaven uiteindelijk 2 135,4 miljoen euro, dus 41 miljoen euro meer.

De uitgaven voor de restituties voor producten die niet onder bijlage I vallen bedroegen 572 miljoen euro, zodat sprake was van een overschrijding met 21 miljoen euro, ondanks de gunstige wisselkoers euro / dollar.

Voor voedselhulp is een onderbesteding van 26 miljoen euro geconstateerd, voornamelijk vanwege lagere uitgaven aan steun voor de minstbedeelden; de totale uitgaven bedroegen 309 miljoen euro.

De uitgaven voor de programma's voor de ultraperifere gebieden en de eilanden in de Egeïsche zee beliepen 227 miljoen euro; er was sprake van een onderbesteding van 16 miljoen euro.

De uitgaven voor veterinaire en fytosanitaire maatregelen bedroegen 102,5 miljoen euro, precies evenveel als de op de begroting opgevoerde kredieten als geen rekening wordt gehouden met de 4 miljoen euro die op de reserve onder hoofdstuk B0-40 is overgeboekt.

Bij de uitgaven voor controle- en preventiemaatregelen op het gebied van het EOGFL-Garantie daarentegen zijn de uitgetrokken begrotingsmiddelen van 77 miljoen euro met 18 miljoen euro overschreden.

In het kader van de goedkeuring van de rekeningen over de voorgaande begrotingsjaren en de vermindering/schorsing van de voorschotten is 1 078 miljoen euro teruggevorderd, 378 miljoen euro meer dan begroot, aangezien een aanzienlijk groter bedrag aan voorschotten in mindering is gebracht of is geschorst dan oorspronkelijk was voorzien, met name in verband met het niet innen van de extra heffing in de zuivelsector.

De uitgaven voor afzetbevordering en voorlichting bedroegen 59 miljoen euro, dat wil zeggen 12 miljoen minder dan begroot.

Voor de overige maatregelen beliepen de uitgaven 933 miljoen euro, dat betekent een overschrijding met 98 miljoen euro, grotendeels toe te schrijven aan de agromonetaire steun.

3.8. Indeling van de uitgaven naar economische aard

De uitgaven van het EOGFL-Garantie kunnen in twee grote categorieën worden verdeeld: enerzijds de uitgaven in verband met restituties, in totaal 5 646,2 miljoen euro, en anderzijds zogenaamde "interventieuitgaven", in totaal 30 537,1 miljoen euro, waaronder hoofdzakelijk rechtstreekse steun, opslag, uit de markt nemen en daarmee gelijk te stellen maatregelen, en de overige interventieuitgaven vallen.

Voorts zijn er nog de uitgaven voor veterinaire en fytosanitaire maatregelen, voorlichtingsacties en plattelandsontwikkeling die noch onder de restituties, noch onder de interventies vallen en die 4 281,7 miljoen euro bedroegen. In de bijlagen 13 tot en met 15 worden de uitgaven uitgesplitst naar economische aard.

3.8.1. Restituties

De uitgaven voor restituties bedroegen 5 646,2 miljoen euro, dat wil zeggen 14% van de totale uitgaven van het EOGFL-Garantie voor het begrotingsjaar 2000, en ze liggen dus op hetzelfde niveau als in het voorgaande begrotingsjaar.

3.8.2. Rechtstreekse steun

De uitgaven die als "rechtstreekse steun" worden aangemerkt beliepen 25 529,2 miljoen euro, dat wil zeggen 83,6% van de totale interventieuitgaven (30 537,2 miljoen euro), en 63,1% van de totale uitgaven van het EOGFL-Garantie. De uitgaven die als "rechtstreekse steun" worden beschouwd, zijn die welke in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 1259/1999 van de Raad van 17 mei 1999 (PB L 160, blz. 113) worden genoemd. Het betreft voornamelijk (maar deze lijst in niet uitputtend) hectaresteun en braaklegging, wat akkerbouwgewassen betreft, en verder productiesteun voor olijfolie, hectaresteun voor vlas, hennep, peulvruchten, rijst, krenten en rozijnen, premies voor tabak, zoogkoeien, mannelijke runderen, ooien en geiten, en agromonetaire steun.

3.8.3. Opslag

De uitgaven voor opslag bedroegen 951,2 miljoen euro, dat wil zeggen 3,1% van de interventieuitgaven, en 2,3% van de totale uitgaven van het EOGFL-Garantie. Tussen 1 oktober 1999 en 30 september 2000, de datum waarop de rekeningen betreffende de openbare opslag worden afgesloten, zijn de hoeveelheden en de boekwaarde van de interventievoorraden gedaald. De boekwaarde van de voorraden is van 1 630,65 miljoen euro aan het einde van het begrotingsjaar 1999 gedaald tot 884,94 miljoen euro aan het einde van het begrotingsjaar 2000.

De graanvoorraden zijn gedaald van 14 944 589 ton tot 8 517 214 ton, de voorraden olijfolie van 47 997 ton tot 25 360 ton, die van mageremelkpoeder van 228 725 ton tot 1 007 ton, rundvlees van 160 924 tot 832 ton en alcohol van 2 108 150 hectoliter tot 1 602 258 hectoliter.

In het begrotingsjaar 2000 zijn alleen de botervoorraden gestegen, namelijk van 46 120 ton tot 71 625 ton, en de voorraden rijst van 502 741 ton tot 703 145 ton.

Wat de verdeling van de boekwaarde van de voorraden betreft, is het aandeel van granen en rijst verder gestegen, aangezien die producten samen 85% van de totale waarde van de opgeslagen producten vertegenwoordigen. De resterende 15% betreft olijfolie (4%), zuivelproducten (10%), en rundvlees en alcohol (1%).

Zoals ieder jaar sinds 1988, hebben de diensten van de Commissie op de voor openbare opslag aangekochte producten een waardevermindering toegepast. Deze waardevermindering is in twee stappen gebeurd: vanaf de aankoop zijn de producten met ten minste 70% van het totale te verwachten waardeverlies in waarde verlaagd. Aan het einde van het begrotingsjaar wordt de voorraad geëvalueerd en wordt deze, zo nodig, extra in waarde verlaagd, om de boekwaarde van de producten op het niveau van de verwachte verkoopprijs te brengen. Voor het verkoopseizoen 2000 bedroeg de afschrijving op het moment van aankoop 478,7 miljoen euro en de extra waardevermindering aan het einde van het begrotingsjaar (met inbegrip van het voorschot op de kosten voor de afzet van bepaalde distillatieproducten) 44,8 miljoen euro.

3.8.4. Uit de markt nemen en soortgelijke maatregelen

De uitgaven voor het uit de marktnemen en soortgelijke maatregelen bedroegen 517 miljoen euro, dat wil zeggen 1,7% van de totale interventieuitgaven, en 1,3% van de totale uitgaven van het EOGFL-Garantie.

3.8.5. Overige interventiemaatregelen

De overige interventieuitgaven bedroegen 3 539,8 miljoen euro, dat wil zeggen 11,6% van de totale interventieuitgaven, en 8,7% van de totale uitgaven van het EOGFL-Garantie. Onder deze post vallen hoofdzakelijk de uitgaven die niet onder een van de bovengenoemde categorieën vallen, dat wil met name zeggen: andere interventieuitgaven dan de opslagkosten voor suiker; productiesteun voor gedroogde voedergewassen; steun voor katoen; actiefondsen van de telersverenigingen, productiesteun en financiële compensaties om de verwerking van citrusvruchten te bevorderen; steun voor de verwerking van druivenmost; steun voor de verwerking van mageremelkpoeder en maatregelen betreffende melkvet; buitengewone steunmaatregelen voor rundvlees; uitgaven voor de voedselprogramma's en POSEI; correcties bij de goedkeuring van de rekeningen; verlagingen/schorsingen van voorschotten en terugvorderingen.

C. SPECIFIEKE FINANCIERINGSVORMEN

Uit de middelen van het EOGFL-afdeling "Garantie" wordt niet alleen de marktondersteuning gefinancierd, zoals hierboven is beschreven maar worden ook kosten gedekt van acties betreffende de levering van levensmiddelen aan de meest behoeftigen in de Gemeenschap, voedselhulpacties, veterinaire en fytosanitaire maatregelen, visserijmaatregelen en voorlichtingsacties.

3.9. Levering van levensmiddelen uit interventievoorraden aan de meest behoeftigen in de Gemeenschap

In de bijzonder strenge winter van 1986-1987 heeft de Gemeenschap een noodplan opgezet in het kader waarvan gedurende een beperkte periode gratis levensmiddelen werden verstrekt aan de minstbedeelden in de Gemeenschap.

Toen dit noodplan ten einde liep, werd er van diverse kanten bij de Gemeenschap op aangedrongen om dit soort maatregelen een permanent karakter te geven. De Commissie heeft toen een voorstel in die zin voorgelegd aan de Raad, die dit overnam en Verordening (EEG) nr. 3780/87 houdende algemene voorschriften voor de levering van levensmiddelen uit interventievoorraden aan bepaalde organisaties met het oog op verstrekking aan de meest hulpbehoevenden in de Gemeenschap [5] goedkeurde. De Commissie heeft daarna een uitvoeringsverordening goedgekeurd (Verordening (EEG) nr. 3149/92 [6], laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 267/96 [7]).

[5] PB L 352 van 15.12.1987, blz. 1.

[6] PB L 313 van 30.10.1992, blz. 50.

[7] PB L 36 van 14.2.1996, blz. 2.

Sindsdien stelt de Commissie ieder jaar een plan vast met de begrotingsmiddelen en de verdeling van de hoeveelheden producten over de aan deze maatregel deelnemende lidstaten.

Tien lidstaten hebben in 2000 aan de maatregel willen deelnemen. De kredieten zijn aan deze lidstaten toegewezen volgens een verdeelsleutel die een afspiegeling is van het aantal behoeftigen in elk land. Ook wordt, in voorkomend geval, rekening gehouden met een in de drie voorgaande jaren geconstateerde aanzienlijke onderbesteding.

Het jaarplan wordt opgesteld na raadpleging van de charitatieve instellingen die op het betrokken gebied werkzaam zijn. Het plan wordt op nationaal niveau beheerd door de overheid van de deelnemende lidstaten. Elke lidstaat moet dus de organisaties aanwijzen die op zijn grondgebied zorgen voor het uitdelen van de producten aan de minstbedeelden.

In het kader van deze actie kan iedere deelnemende lidstaat bovendien in een andere lidstaat opgeslagen producten aanschaffen, wanneer hij op het eigen grondgebied niet over voldoende interventievoorraad beschikt voor een van de aan hem in het kader van deze actie toegewezen producten.

Voor het plan 2000 (Beschikking 2000/32/EG [8]) is 196 miljoen euro overeenkomstig onderstaande tabel verdeeld onder de lidstaten die aan de actie deelnemen.

[8] PB L 11 van 15.1.2000, blz. 51.


>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Plan 2000 Uit de interventievoorraden te nemen producten (in tonnen)


>RUIMTE VOOR DE TABEL>


>RUIMTE VOOR DE TABEL>

3.10. Voedselhulp

Eind 1999 heeft de Commissie besloten dat het voedselhulpprogramma voor Rusland als afgesloten kon worden beschouwd en dat de nog niet voor elk product vastgelegde resterende hoeveelheden derhalve nog niet zouden worden verzonden. In 2000 moest wat het voedselhulpprogramma voor Rusland betreft alleen nog aan de juridische verbintenissen betreffende de externe technische bijstand op het gebied van het toezicht, de audit, de controle en de evaluatie van de uitvoering van de operatie worden voldaan. Aangezien er voor voedselhulp aan Rusland op de begroting van 2000 geen kredieten meer waren opgevoerd, moest de geldigheid van de kredieten voor 1999 die niet door de Gemeenschappelijke dienst voor buitenlandse betrekkingen waren gebruikt, tot en met 31 december 2000 worden verlengd. Bij de Begrotingsautoriteit is een verzoek om niet-automatische overdracht van kredieten ten bedrage van 4 094 000 euro ingediend om de uitgaven te bekostigen van de controles die nog nodig zijn om de actie af te ronden.

3.11. Plattelandsontwikkeling

Uit het EOGFL-Garantie worden de plattelandsontwikkelingsprogramma's van sub-rubriek 1B medegefinancierd (Verordening (EG) nr. 1257/1999) die, wat vier maatregelen betreft (vervroegde uittreding, compenserende vergoedingen, bebossing en milieumaatregelen in de landbouw), de hele Unie bestrijken, en voor zes andere maatregelen (investeringen in landbouwbedrijven, jonge landbouwers, opleiding, bosbouw, verwerking en afzet, en aanpassing en diversificatie van de plattelandsgebieden), alleen gelden buiten de gebieden van doelstelling 1 (gefinancierd door het EOGFL-Oriëntatie).

Voor subrubiek 1b was voor de periode 2000-2006 32 907 miljoen euro toegewezen. Dit bedrag is verdeeld onder de lidstaten, die programma's voor de tenuitvoerlegging van het plattelandsontwikkelingsbeleid moesten opstellen.

Ondanks het tijdens de Raad van Berlijn vastgestelde maximum van 4 386 miljoen euro (lopende prijzen 2000), bedroeg het door de Begrotingsautoriteit op de begroting opgevoerde bedrag 4 084 euro, dat wil zeggen 302 miljoen euro minder dan het in de financiële vooruitzichten aangehouden maximum, op basis van de hypothese dat, aangezien 2000 het eerste programmajaar is, het deel voor dat jaar niet volledig zou worden opgebruikt.

Er zijn 89 programma's ingediend, maar slechts 52 daarvan zijn goedgekeurd in 2000 (de andere zullen in 2001 worden goedgekeurd).

In 2000 is 4 176,4 miljoen euro besteed, namelijk het bedrag van alle gedeclareerde uitgaven uit hoofde van de 52 goedgekeurde programma's en het voorschot van 12,5% van het gemiddelde betaalde bedrag op jaarbasis, en voorts de betalingen betreffende de oude begeleidende maatregelen. De totale uitgaven liggen daarmee 92,4 miljoen euro hoger dan het op de begroting opgevoerde bedrag, maar doordat het totaal onder het maximum bleef, kon meer worden uitgegeven dankzij de overschrijving van een bedrag uit subrubriek 1a.

3.12. Veterinaire en fytosanitaire maatregelen

De uitgaven voor veterinaire en fytosanitaire maatregelen bedroegen 102,5 miljoen euro, evenveel als de op de begroting opgevoerde kredieten, wanneer geen rekening wordt gehouden met de 4 miljoen euro die naar de reserve van hoofdstuk B0-40 is overgeschreven. Deze uitgaven worden overeenkomstig Beschikking 90/424/EEG van de Raad rechtstreeks beheerd door het directoraat-generaal Gezondheid en consumentenbescherming.

In de loop van het jaar hebben binnen hoofdstuk B1-33 diverse overschrijvingen plaatsgevonden ter verhoging van de middelen van begrotingslijn B1-332 (veterinair noodfonds) om de vogelpestepidemie in Italië het hoofd te bieden en om de saldi in verband met de klassieke varkenspest die sommige lidstaten in 1997 en 1998 heeft getroffen, te dekken. De Gemeenschap geeft voor sommige maatregelen een bijdrage van 50% (schadeloosstelling van veehouders voor de slacht van hun dieren, kosten voor reiniging en desinfectie van de bedrijven, etc.). In totaal is in 2000 aan dit type maatregelen in totaal 64,76 miljoen euro besteed.

Het saldo van de kredieten van dit hoofdstuk is gebruikt ter dekking van de uitgaven voor bepaalde programma's voor de uitroeiing van ziekten (medefinanciering tegen 50%), financiering van communautaire referentielaboratoria (100% subsidiëring) en aankoop van vaccins om met name strategische voorraden vaccin tegen mond- en klauwzeer aan te leggen.

3.13. Visserij

Op de begroting was voor de visserij 14 miljoen euro uitgetrokken, waarvan 9,3 miljoen euro is besteed, een verschil van 4,7 miljoen euro.

De onderbesteding betreft vrijwel uitsluitend de compenserende vergoeding voor tonijn. Een geschil tussen twee Spaanse producentenorganisaties over de verdeling van de vergoeding heeft gezorgd voor een vertraging van enerzijds de goedkeuring van een rectificatieverordening voor het derde en het vierde kwartaal van 1999, en anderzijds de betaling van de vergoeding voor de volgende kwartalen (- 3 miljoen euro).

Ook wordt een laag uitgavenniveau geconstateerd voor de autonome ophoud- en uitstelmaatregelen (- 1,5 miljoen euro) vanwege de goede marktprijzen.

3.14. Voorlichtingsacties

Begrotingslijn B1-382 is bestemd voor de financiering van voorlichtingsacties over het GLB en over plattelandsontwikkeling. Deze is in de plaats gekomen van begrotingslijn B2-5122 en heeft als rechtsgrondslag Verordening (EG) nr. 814/2000 van de Raad en Verordening (EG) nr. 1390/2000 van de Commissie.

De subsidieaanvragen worden ingediend voor activiteitenprogramma's of gerichte acties, met name door landbouworganisaties. Deze activiteiten moeten passen binnen de richtsnoeren die in de jaarlijks gepubliceerde uitnodiging tot het indienen van voorstellen worden vastgesteld.

De activiteitenprogramma's en de gerichte acties worden voor 50% gefinancierd. In sommige gevallen en onder bepaalde voorwaarden kan dit percentage echter tot 75% worden verhoogd, met name voor activiteiten die op grond van de selectiecriteria buitengewoon belangrijk worden geacht.

De regelgeving maakt het bovendien mogelijk om op initiatief van de Commissie gerealiseerde voorlichtingsactiviteiten te financieren. Tot slot worden met ingang van het jaar 2001 de uitgaven in verband met de levering van diensten en middelen met het oog op de "activiteiten op het gebied van voorlichting en communicatie over het GLB" ook uit deze begrotingslijn bekostigd.

In 2000 is 4 500 000 euro uitgetrokken voor voorlichtingsactiviteiten. De voor de verschillende soorten activiteiten opgevoerde indicatieve bedragen waren:


>RUIMTE VOOR DE TABEL>


In 2000 - een overgangsjaar, omdat de betrokken regelgeving in dat jaar is gepubliceerd - zijn de volgende voorlichtingsactiviteiten gefinancierd:


>RUIMTE VOOR DE TABEL>

4. CONTROLEWERKZAAMHEDEN

4.1. Geïntegreerd beheers- en controlesysteem (GBCS)

Tegelijk met de hervorming van het GLB in 1992 en de verschuiving van de steun naar een systeem met meer rechtstreekse betalingen aan de landbouwers, is het Geïntegreerd beheers- en controlesysteem (GBCS) ingevoerd - een instrument dat het mogelijk moet maken het door het gestegen aantal rechtstreekse betalingen toegenomen risico van onregelmatigheden en fraude te ondervangen.

Het GBCS berust hoofdzakelijk op alfanumerieke identificatiesystemen voor dieren en bouwland op basis waarvan geautomatiseerde kruiscontroles kunnen plaatsvinden, zodat bijvoorbeeld wordt voorkomen dat voor hetzelfde perceel grond en/of hetzelfde dier verschillende aanvragen worden ingediend.

Het GBCS voorziet ook in een minimumpercentage controles ter plaatse voor op grond van risicoanalyses geselecteerde steunaanvragen, en in een sanctieregeling waarbij een aanvraag zo nodig volledig wordt verworpen.

De sectoren die onder het GBCS vallen omvatten de akkerbouw, de braaklegging, het voedergewassenareaal, rijst, de teelt van peulvruchten, de premies voor dieren en enkele andere rechtstreekse betalingen. Ook voor enige andere sectoriële verordeningen wordt van het GBCS gebruik gemaakt (bijvoorbeeld die inzake plattelandsontwikkelingsmaatregelen).

De eenheid goedkeuring van de rekeningen A.I.2 van DG AGRI is belast met het toezicht op het GBCS en voert auditbezoeken uit, zowel voor als na betaling door de lidstaten.

4.2. Controlebureaus voor olijfolie

Overeenkomstig Verordening (EEG) nr. 2262/84 van de Raad en Verordening (EEG) nr. 27/85 van de Commissie zijn controlebureaus voor olijfolie opgericht in de belangrijkste producerende lidstaten: Italië, Griekenland, Spanje en Portugal (zie de bladzijden 53-54 van het 18de financiële verslag van het EOGFL).

De vier controlebureaus hebben in 1999/2000 hun controletaak uitgevoerd overeenkomstig de activiteitenprogramma's en de door de autoriteiten van de lidstaten en de Commissie goedgekeurde voorzieningsbalansen.

In Italië heeft het bureau 2 537 oliefabrieken, 123 telers, 16 telersverenigingen en één unie van telersverenigingen gecontroleerd. Het bureau heeft in totaal 2 696 controles uitgevoerd bij 919 landbouwbedrijven en oliefabrieken met betrekking tot de regionale opbrengsten (fabrieken + telers). Het bureau heeft bij de fabrieken en de telers ook 2 986 gekruiste controles uitgevoerd, hoofdzakelijk op basis van documenten. Het heeft voorgesteld aan 980 fabrieken een boete op te leggen, en van 493 fabrieken de erkenning in te trekken. Voor de in verenigingsverband georganiseerde telers respectievelijk de verpakkingsbedrijven zijn 32 respectievelijk 20 voorstellen voor administratieve sancties gedaan. In totaal hebben de administratieve sancties een financiële impact van ± 1,2 miljoen euro. De meeste van deze gevallen zijn aan de gerechtelijke instanties en/of de andere controle-instanties gemeld.

In Griekenland heeft het bureau in het verkoopseizoen 1999/2000 bij de volgende bedrijven/instanties controles uitgevoerd: 1 133 olijfoliefabrieken (waarvan 218 beperkte controles), 21 telersverenigingen en 2 754 telers, en 2 141 controles bij bedrijven en fabrieken met betrekking tot de regionale opbrengsten (fabrieken + telers). In totaal hebben 2 339 gekruiste controles olijfoliefabrieken / telers plaatsgevonden, 115 gekruiste controles olijfoliefabrieken / kopers en 28 controles olijfoliefabrieken / fabrieken voor de verwerking van afvallen van olijven. Het bureau heeft in 131 gevallen voorgesteld de erkenning van een olijfoliefabriek in te trekken, in 5 gevallen de subsidie van verenigingen terug te vorderen, in 452 gevallen de teeltaangifte te corrigeren en in 2 275 de subsidie aan telers te weigeren, vooral vanwege bepaalde lacunes in de verantwoording ten aanzien van de bestemming van de geproduceerde olie. Het totale bedrag waarvan terugvordering wordt voorgesteld beloopt 10,3 miljoen euro.

In Portugal heeft het bureau in hetzelfde verkoopseizoen 1 962 telers, 799 fabrieken en 18 telersverenigingen gecontroleerd. Het bureau heeft er 9 178 gekruiste controles uitgevoerd en 28 controles bij bedrijven die olijven tot tafelolijven verwerken. De resultaten van de controles hebben het bureau ertoe gebracht voor te stellen 226 fabrieken hun erkenning te ontnemen, 1 telersvereniging haar erkenning te ontnemen, in 102 gevallen subsidie aan telers te weigeren en in 170 gevallen de steunbedragen voor telers te corrigeren. Deze voorstellen zijn geheel door de betrokken lidstaat overgenomen; de lidstaat heeft over het algemeen ook de voorgestelde sanctie toegepast. Sinds 1996 wordt overigens, wat het opleggen van sancties aan telers betreft, een inhaalslag geconstateerd.

In Spanje heeft het bureau voor het verkoopseizoen 1999/00 1 164 fabrieken, 2 unies van telersverenigingen, 25 telersverenigingen, 633 telers en 64 bedrijven die olijven tot tafelolijven verwerken, gecontroleerd, en 1 328 gekruiste controles tussen de stadia vóór en ná verwerking tot olie uitgevoerd. Het bureau heeft voorgesteld van 31 fabrieken de erkenning in te trekken, 107 telers geen steun te verlenen en op de aan 77 olijventelers betaalde bedragen een correctie toe te passen.

Over het algemeen, behalve waar anders is aangegeven, hebben de lidstaten echter onvoldoende gevolg gegeven aan de sanctievoorstellen van de controlebureaus.

4.3. Cofinanciering met het oog op verscherping van de controle

In het kader van Verordening (EG) nr. 723/97 van de Raad van 22 april 1997 neemt de Gemeenschap een deel van de kosten voor haar rekening die de lidstaten maken voor de uitvoering van nieuwe actieprogramma's naar aanleiding van de nieuwe communautaire verplichtingen die sinds 15 oktober 1996 gelden. Deze door de Commissie goedgekeurde actieprogramma's moeten erop gericht zijn de structuur of de efficiëntie van de controles op de uitgaven van het EOGFL, afdeling "Garantie", te verbeteren.

Op grond van diezelfde verordening (artikel 4, lid 3) kan de Commissie werkzaamheden uitvoeren voor de instandhouding of verdere ontwikkeling van de controlesystemen en de systemen voor rechtstreekse elektronische informatie tussen de lidstaten en de Commissie.

Na raadpleging van het Comité van het Fonds stelt de Commissie op basis van de door de lidstaten ingediende programma's, en rekening houdend met de beschikbare kredieten voor iedere jaarlijkse tranche, het maximumbedrag van de communautaire financiële bijdrage vast in nationale valuta. De financiële bijdrage van de Gemeenschap bedraagt 50% van de door de lidstaten voor het betrokken begrotingsjaar uitgevoerde betalingen, voor zover de uitgaven voor steun in aanmerking komen. Als de som van de voor steun in aanmerking komende betalingen echter de beschikbare begrotingsmiddelen overschrijdt, wordt het communautaire financieringspercentage proportioneel verlaagd.

2000 was het vierde jaar waarin de regeling is toegepast, en opnieuw is duidelijk gebleken hoeveel belang de lidstaten aan de uitvoering van nieuwe controlesystemen hechten. De meeste programma's hebben betrekking op de gegevensbank voor de identificatie en de registratie van runderen zoals op grond van Verordening (EG) nr. 820/97 vereist is. Het gaat om de volgende lidstaten: Oostenrijk, België, Spanje, Finland, Frankrijk, Ierland, Luxemburg en Portugal.

Het doel van het Duitse programma was uniforme technische standaarden op te stellen met het oog op de rationalisatie van de tenuitvoerlegging en het beheer van de steunmaatregelen door de betaalorganen op het gebied van het EOGFL-Garantie. Het programma voor Griekenland betrof de indienstneming van ambtenaren voor de uitvoering van de overeenkomstig de nieuwe marktordening van de Verordeningen (EG) nr. 2200/96, (EG) nr. 2201/96 en (EG) nr, 2202/96 te verrichten controles. Het programma voor Zweden beoogde een varkensregister op te zetten overeenkomstig Richtlijn 97/12/EG van de Raad (inzake veterinairrechtelijke vraagstukken op het gebied van het intracommunautaire handelsverkeer in runderen en varkens). Het programma van het Verenigd Koninkrijk, tot slot, had tot doel wijzigingen aan te brengen in het informaticasysteem, om aan de bij Verordening (EG) nr. 1678/98 vastgestelde nieuwe verplichtingen te voldoen.

Denemarken en Italië hadden geen programma ingediend, en de twee door Nederland ingediende programma's kwamen niet voor steun in aanmerking.

In onderstaande tabel wordt in euro's aangegeven hoeveel de Gemeenschap heeft bijgedragen voor het begrotingsjaar 2000 (overeenkomstig Beschikking C(2000) 493 def van de Commissie van 24 februari 2000, waarbij de bedragen in de respectieve nationale valuta zijn vastgesteld). Het totaal bedraagt 16 778 415 euro.

Verordening (EG) nr. 723/97 - begrotingsjaar 2000


>RUIMTE VOOR DE TABEL>

5. GOEDKEURING VAN DE REKENINGEN

5.1. Algemeen

In het begrotingsjaar 2000 heeft de Commissie zes beschikkingen tot goedkeuring van de rekeningen inzake het EOGFL Garantie vastgesteld. Het gaat om te beginnen om de Beschikkingen nr. 2000/197/EG en nr. 2000/448/EG die zijn vastgesteld op respectievelijk 1 maart 2000 en 5 juli 2000 en die betrekking hebben op de goedkeuring van de rekeningen over het begrotingsjaar 1995. Deze beschikkingen behelsden een totale financiële correctie ten bedrage van 39,7 miljoen euro.

In het kader van de goedkeuring van de rekeningen van het EOGFL-Garantie over het begrotingsjaar 1998 is op 14 februari 2000 Beschikking 2000/179/EG vastgesteld, en over die voor het begrotingsjaar 1999 op 28 april 2000 Beschikking 2000/314/EG; de daarmee gemoeide financiële correctie bedraagt 10,3 miljoen euro.

Verder zijn nog twee beschikkingen tot goedkeuring van de rekeningen vastgesteld op basis van de nieuwe procedure, namelijk Beschikking 2000/216/EG op 1 maart 2000 en Beschikking 2000/449/EG op 5 juli 2000 met een financiële correctie van in totaal 587,8 miljoen euro.

De overige werkzaamheden in 2000 hadden voornamelijk betrekking op de volgende punten:

- de voortzetting van de goedkeuring van de rekeningen over de begrotingsjaren 1997, 1998 en 1999 tot en met de opstelling van het syntheseverslag (doc VI/17758/00),

- de organisatie van het overleg met alle lidstaten in het kader van artikel 5, lid 2, onder c), van Verordening (EEG) nr. 729/70 over de resultaten van de controlebezoeken voor die begrotingsjaren,

- de deelname aan de werkzaamheden van COCOBU (de commissie begrotingscontrole van het Europees Parlement) in het kader van de kwijting voor de begroting 1998,

- het advies van de Rekenkamer over de beschikking "goedkeuring van de rekeningen" voor de begrotingsjaren 1995 (rechtmatigheidsgoedkeuring), 1996, 1997 en 1998 (boekhoudkundige goedkeuring),

- de betrouwbaarheidsverklaring van de Rekenkamer met betrekking tot de uitgaven van het EOGFL-Garantie over het begrotingsjaar 1999,

- de voorbereiding en uitvoering van controlebezoeken voor de goedkeuring van de rekeningen over de begrotingsjaren 1999 en 2000,

- de wijziging van Verordening (EEG) nr. 3508/92 tot instelling van een geïntegreerd beheers- en controlesysteem voor bepaalde communautaire steunregelingen,

- de follow-up van de invoering van het geografisch informatiesysteem (GIS) voor de olijventeelt en de wijnbouw in de lidstaten,

- bezoeken aan de kandidaat-lidstaten in het kader van SAPARD en van de aan toetreding voorafgaande screening,

- actieve medewerking aan de beantwoording van vragen van het bemiddelingsorgaan naar aanleiding van verzoeken van de lidstaten in het kader van de goedkeuring van de rekeningen over de begrotingsjaren 1995, 1996 en 1998,

- deelneming aan de werkzaamheden van het Bemiddelingsorgaan.

5.2. Goedkeuring van de rekeningen over het begrotingsjaar 1995

In titel IV van het 29e financieel verslag van het EOGFL-Garantie over het begrotingsjaar 1999, worden de redenen voor de financiële correcties naar aanleiding van de in alle lidstaten uitgevoerde controlemissies uiteengezet.

De financiële correcties die het gevolg zijn van de beschikkingen van 1 maart 2000 en 5 juli 2000 bedroegen 39,7 miljoen euro.

Deze twee beschikkingen betreffende volgende landbouwsectoren:


>RUIMTE VOOR DE TABEL>


5.3. Goedkeuring van de rekeningen in het kader van de nieuwe procedure voor de goedkeuring van de rekeningen

De financiële correcties die het gevolg zijn van de twee beschikkingen ad hoc in het kader van de nieuwe procedure voor de goedkeuring van de rekeningen zijn de volgende:

in mln euro


>RUIMTE VOOR DE TABEL>


5.4. Goedkeuring van de rekeningen over het begrotingsjaar 1999

Inleiding

Bij de hervorming van de goedkeuring van de rekeningen in 1996 is de procedure voor de goedkeuring van de rekeningen in tweeën gesplitst: een eerste beschikking over de goedkeuring van de rekeningen heeft betrekking op de volledigheid, de juistheid en de waarheidsgetrouwheid van de ontvangen jaarrekeningen (artikel 5, lid 2, onder b), van Verordening (EEG) nr. 729/70 van de Raad); een tweede beschikking is bedoeld om alle uitgaven die niet overeenkomstig de communautaire regelgeving zijn uitgevoerd, van communautaire financiering uit te sluiten (artikel 5, lid 2, onder c), van Verordening (EEG) nr. 729/70 van de Raad).

De diensten van de Commissie hebben de jaarrekeningen, de certificaten en de vóór 10 februari 2000 ingediende auditverslagen onderzocht en hebben enkele betaalorganen bezocht. Doel van deze bezoeken was de werkzaamheden van de certificeringsinstanties te evalueren, aard en omvang van gesignaleerde problemen te bepalen en na te gaan wat door het betaalorgaan was ondernomen om die problemen te verhelpen. Het gaat daarbij niet alleen om problemen in verband met de juistheid van de rekeningen, maar ook in verband met de operationele systemen van de betaalorganen. De certificeringsinstanties zijn verplicht te controleren of deze systemen robuust genoeg zijn om een redelijke garantie te kunnen geven dat de uitgaven in overeenstemming zijn met de communautaire regels.

Beschikking 2000/314/EG van 28 april 2000

Besloten is de rekeningen van de betaalorganen die op basis van de ontvangen gegevens volledig, juist en waarheidsgetrouw blijken, goed te keuren. De rekeningen van de andere betaalorganen zijn losgekoppeld van de betrokken beschikking; daarover wordt in een later stadium een beschikking gegeven. De resultaten van het onderzoek kunnen als volgt worden samengevat:

- de rekeningen van de betaalorganen van Catalonië, de Canarische Eilanden en van FEGA (Spanje), van Bremen (Duitsland), en van MMM (Finland) worden losgekoppeld van de beschikking,

- op grond van de auditverslagen van de certificeringsinstanties en de bezoeken ter plaatse door de diensten van de Commissie moet worden geconcludeerd dat sommige betaalorganen vier jaar na de hervorming nog steeds niet voldoende controles of toezicht houden ten aanzien van de taken die door de andere instanties dan het betaalorgaan zijn uitgevoerd. Dit is essentieel als men een redelijke mate van zekerheid wil hebben dat alle uitgaven ten laste van de communautaire begroting in overeenstemming zijn met de communautaire regelgeving. Als de systemen van de betaalorganen die zekerheid niet bieden, worden de lidstaten uitgenodigd snel iets aan de tekortkomingen te doen. Doen zij dat niet, dan worden tegen hen maatregelen genomen overeenkomstig de bepalingen inzake de begrotingsdiscipline. Bovendien wordt op basis van de verslagen van de certificeringsinstanties de activiteit van de auditeurs die zich bezighouden met rechtmatigheidscontroles gericht op de sectoren waar minder goed wordt gecontroleerd.

Correcties op de rekeningen

- Correcties op de aangegeven bedragen Naar aanleiding van opmerkingen van de certificeringsinstanties of van onderzoeken door de diensten van de Commissie zijn correcties aangebracht. Deze correcties bedragen in totaal: -0,2 miljoen euro (Duitsland); 1,3 miljoen euro (Spanje); 1,3 miljoen euro (Griekenland); 1,5 miljoen euro (Ierland); 2,2 miljoen euro (Verenigd Koninkrijk); 0,2 miljoen euro (Nederland); 0,5 miljoen euro (Portugal),

- Overige correcties Sommige correcties via verlaging van de maandelijkse voorschotten zijn bekrachtigd; ze hielden onder meer verband met het feit dat Griekenland en Portugal het GBCS niet hebben ingevoerd en dat Italië en Spanje de extra heffing voor melk niet hebben toegepast. Het gaat in totaal om 40,7 miljoen euro aan correcties.

5.5. Gevallen waarin bij het Hof van Justitie beroep tegen de goedkeuringsbeschikkingen is ingesteld

Arresten van het Hof

Sinds de opstelling van het syntheseverslag AGRI/17822/2000 van 22.6.2000 en van Beschikking nr. 5 heeft het Hof van Justitie drie maal arrest gewezen met betrekking tot beroepen die door de lidstaten zijn ingesteld tegen de beschikking tot goedkeuring van de rekeningen.

Het Hof heeft het beroep afgewezen in de volgende gevallen:

- arrest van 6 juli 2000 (zaak C-45/97) betreffende 11 van de 13 Spaanse bedrijven die consumptiesteun voor olijfolie hebben ontvangen. Voor de overige twee bedrijven heeft het Hof Beschikking 96/701/EG van de Commissie nietig verklaard,

- arrest van 13 juli 2000 (zaak C-46/97) betreffende de productiesteun voor olijfolie, de premies voor de definitieve stopzetting van de wijnbouw op wijnbouwareaal, de productiesteun voor katoen, de premies voor tabaksbladeren in Griekenland,

- arrest van 13 juli 2000 (zaak C-243/97) betreffende de productiesteun voor olijfolie, de overschrijding van de termijnen voor de betaling van de productiesteun voor olijfolie aan de begunstigden, de uitvoer van olijfolie uit Griekenland naar derde landen, de premies voor tabaksbladeren, de premies voor de definitieve stopzetting van de wijnbouw op wijnbouwareaal, de openbare opslag van granen en de ontbrekende hoeveelheden durumtarwe.

Nog aanhangige zaken

De situatie op 16 oktober 2000 met betrekking tot de nog aanhangige zaken en de bijbehorende bedragen wordt uiteengezet in de bijlagen 18 tot en met 23.


6. BETREKKINGEN MET HET EUROPEES PARLEMENT EN DE EUROPESE REKENKAMER

6.1. Betrekkingen met het Europees Parlement

Het Europees Parlement, dat samen met de Raad de Begrotingsautoriteit vormt, is een van de bevoorrechte gesprekspartners van de Commissie en, bijgevolg, van de diensten van het EOGFL. Het natuurlijke kader voor de relatie tussen de instellingen is het Parlement, waar tijdens de zittingen alle communautaire begrotingskwesties aan de orde komen.

Het Europees Parlement telt drie parlementaire commissies die zich, in verschillende mate, bezig houden met landbouwbegrotingskwesties, namelijk de Commissie landbouw, de Begrotingscommissie en de Commissie begrotingscontrole.

De diensten van het EOGFL hebben in 2000 deelgenomen aan de dialoog van de Commissie met het Parlement, vooral aan de discussies over de ontwerpbegroting van de Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2001 in de Begrotingscommissie en in de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling. De uitkomst van de parlementaire debatten was dat de Parlementsvoorzitter de begroting 2001 heeft vastgesteld.

6.2. Betrekkingen met de Europese Rekenkamer

6.2.1. Taak van de Europese Rekenkamer

De belangrijkste taak van de Rekenkamer is de controle van de rekeningen van de Gemeenschap. Bovendien is aan deze Instelling sinds het Verdrag van Maastricht een veel belangrijker rol toebedeeld, aangezien zij een verklaring moet afgeven over de betrouwbaarheid van de rekeningen van de Gemeenschap en over de wettigheid en de regelmatigheid van de verrichtingen waarop ze betrekking hebben. Wanneer deze verklaring wordt afgegeven, wordt daarmee officieel bevestigd dat de rekeningen een getrouw beeld geeft van het betrokken begrotingsjaar. Ook is deze verklaring doorslaggevend bij de kwijtingsprocedure voor de Begrotingsautoriteit, die er gebruik van maakt bij het debat over de kwijting.

Om zich van zijn controletaak te kwijten voert de Rekenkamer binnen de Commissie meerdere audits uit. De ambtenaren van de Rekenkamer bezoeken zeer vaak de diensten van het EOGFL om de gegevens te verzamelen die nodig zijn om advies te kunnen uitbrengen, of om sectorbrieven of speciale verslagen te kunnen schrijven; naar aanleiding van die onderzoeken doet de Rekenkamer de Commissie vaak aanbevelingen ter verbetering van het begrotingsbeheer om zodoende de communautaire controlemaatregelen doeltreffender te maken.

6.2.2. Jaarverslag 1999

De Rekenkamer stelt een algemeen jaarlijks verslag op over het voorbije begrotingsjaar waarin in verschillende hoofdstukken het beheer van de communautaire begroting wordt geanalyseerd. Een van die hoofdstukken is aan de activiteiten van het EOGFL-Garantie gewijd.

De bekendmaking van het verslag wordt voorafgegaan door vergaderingen van de Rekenkamer met de Commissie, waarbij beide instellingen de balans kunnen opmaken van de door de Rekenkamer naar voren gebrachte argumenten en conclusies, alsmede van de antwoorden en de toelichting van de Commissie. Het verslag is het resultaat van audits door de Rekenkamer bij de communautaire instellingen en van controlebezoeken in de verschillende lidstaten.

In het verslag over het begrotingsjaar 1999, dat vergezeld ging van de bijbehorende antwoorden van de Commissie, ging hoofdstuk 2 over de afdeling "Garantie" van het EOGFL. De belangrijkste opmerkingen van de Rekenkamer en de antwoorden van de Commissie hadden betrekking op de volgende punten:

- het begrotingsbeheer;

- de betrouwbaarheidsverklaring (DAS);

- de goedkeuring van de rekeningen;

- het gevolg dat is gegeven aan eerdere verslagen van de Rekenkamer over:

* wijn,

* melkquota,

* voor voederdoeleinden gebruikt mageremelkpoeder,

* preferentiële invoer van boter uit Nieuw-Zeeland en kaas uit Zwitserland.

6.2.3. Speciale verslagen van de Europese Rekenkamer

In 2000 heeft de Rekenkamer acht speciale verslagen (SV's) gepubliceerd, alsmede een brief van de voorzitter van de Rekenkamer over de zaak "Fléchard". Dit zijn de verslagen:

- SV nr. 1/00 over klassieke varkenspest,

- SV nr. 3/00 over de maatregelen ter bevordering van de werkgelegenheid voor jongeren (EOGFL-Oriëntatie),

- SV nr. 8/00 over de communautaire maatregelen voor de afzet van botervet,

- Brief van de voorzitter van de Rekenkamer over de uitvoer van voor de voormalige Sovjetunie bestemde interventieboter (zaak Fléchard),

- SV nr. 8/00 over de steunregeling voor olijfolie,

- SV nr. 14/00 over de maatregelen voor een milieuvriendelijker gemeenschappelijk landbouwbeleid ("Greening the CAP"),

- SV nr. 18/00 betreffende het programma om de Russische Federatie van landbouwproducten te voorzien,

- SV nr. 20/00 over het beheer van de gemeenschappelijke marktordening voor suiker,

- SV nr. 22/00 over de evaluatie van de gewijzigde procedure voor de goedkeuring van de rekeningen.

De volledige teksten van het jaarverslag en van de speciale verslagen met de opmerkingen van de Rekenkamer en de antwoorden van de Commissie zijn beschikbaar op de internetsite van de Rekenkamer (http://www.eca.eu.int).


7. LIJST VAN DE BASISBESLUITEN BETREFFENDE HET EOGFL, AFDELING GARANTIE, EN DE AANPASSINGEN DAARVAN- belangrijkste regels en wijzigingen in het kader van het begrotingsjaar 2000

7.1. Algemeen/ Voorschottensysteem

- Verordening (EG) nr. 1258/1999 van de Raad (17 mei) betreffende de financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (PB L 160, blz. 103).

- Verordening (EEG) nr. 1883/78 van de Raad van 2 augustus 1978 betreffende de algemene regels voor de financiering van de interventies door het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw, afdeling Garantie (PB L 216, blz. 1).

Gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1259/96 van de Raad van 25 juni 1996 (PB L 163, blz. 10).

- Verordening (EG) nr. 296/96 van de Commissie van 16 februari 1996 betreffende de door de lidstaten te verstrekken gegevens en de maandelijkse boeking van de uit de afdeling Garantie van het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL) gefinancierde uitgaven, alsmede tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 2776/88 (PB L 39, blz. 5).

Gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2761/1999 van de Commissie van 23 december 1999 (PB L 331, blz. 57).

- Verordening (EG) nr. 2040/2000 van de Raad van 26 september 2000 betreffende de begrotingsdiscipline (PB L 244, blz. 27).

- Verordening (EG) nr. 1257/1999 van de Raad van 17 mei 1999 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL) en tot wijziging en instelling van een aantal verordeningen (PB L 160, blz. 80).

- Verordening van de Commissie nr. 1750/99 van 23 juli 1999 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EG) nr. 1257/1999 van de Raad inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL) (PB L 214, blz. 31).

Gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2075/2000 van de Commissie van 29 september 2000 (PB L 246, blz. 46).

7.2. Controles

- Verordening (EEG) nr. 4045/89 van de Raad (21 december) inzake de door de lidstaten uit te voeren controles op de verrichtingen in het kader van de financieringsregeling van de afdeling Garantie van het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds van de Landbouw en houdende intrekking van Richtlijn 77/435/EEG (PB L 388, blz. 18).

- Verordening (EEG) nr. 3508/92 van de Raad (27 november) tot instelling van een geïntegreerd beheers- en controlesysteem voor bepaalde communautaire steunregelingen (PB L 355, blz. 1).

Gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1593/2000 van de Raad van 17 juli 2000 (PB L 182, blz. 4).

Deze verordening beoogt enerzijds de nieuwe wetgeving die voortvloeit uit de wijzigingen van Agenda 2000 te integreren in het GBCS, en anderzijds sommige onderdelen van het GBCS verder te verbeteren, met name het verplichte gebruik van geautomatiseerde technieken, geografische informatiesystemen (GIS), om speciale geografische identificatiesystemen (per perceel) te kunnen maken, waarbij ook orthofotografie wordt gebruikt.

- Verordening (EEG) nr. 3887/92 van de Commissie van 23 december 1992 houdende uitvoeringsbepalingen inzake het geïntegreerde beheers- en controlesysteem voor bepaalde communautaire steunregelingen (PB L 391, blz. 36).

Gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2721/2000 van de Commissie van 13 december 2000 (PB L 314, blz. 8).

Het voornaamste doel van de verschillende wijzigingen in deze verordening was om bepaalde controleverplichtingen ten aanzien van dieren en gebieden te preciseren, om gedetailleerde regels vast te stellen in het kader van de hervorming van het gemeenschappelijk landbouwbeleid, om de goedkeuring mogelijk te maken van nationale regels die de indiening van steunaanvragen in elektronische vorm in het kader van het geïntegreerde systeem toestaan, en om regels vast te stellen voor de overdracht van bedrijven.

- Verordening (EG) nr. 820/97 van de Raad van 21 april 1997 tot vaststelling van een identificatie- en registratieregeling voor runderen en inzake de etikettering van rundvlees en rundvleesproducten (PB L 117, blz. 1).

7.3. Goedkeuring van de rekeningen

- Verordening (EG) nr. 1663/95 van de Commissie van 7 juli 1995 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EEG) nr. 729/70 van de Raad aangaande de procedure inzake de goedkeuring van de rekeningen van het EOGFL, afdeling Garantie (PB L 158, blz. 6).

Gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2245/1999 van de Commissie van 22 oktober 1999 (PB L 273, blz. 5).

- Verordening (EG) nr. 2390/1999 van de Commissie van 25 oktober 1999 tot vaststelling van de uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1663/95 wat betreft de vorm en de inhoud van de boekhoudkundige informatie die de lidstaten ter beschikking van de Commissie moeten houden in het kader van de goedkeuring van de rekeningen van het EOGFL, afdeling Garantie (PB L 295, blz. 1).

Gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2644/2000 van de Commissie van 20 november 2000 (PB L 307, blz. 1).

De Commissie heeft ook een serie beschikkingen gegeven inzake de goedkeuring van de rekeningen van de lidstaten:

- voor het begrotingsjaar 1995: de Beschikkingen 2000/197/EG (1 maart) en 2000/448/EG (5 juli),

- voor het begrotingsjaar 1999: de Beschikkingen 2000/179/EG (14 februari) en 2000/314/EG (28 april),

- op grond van artikel 5, lid 2, onder c) van Verordening (EEG) nr. 729/70, Beschikking 2000/216/EG (1 maart),

- op grond van artikel 5, lid 2, onder c) van Verordening (EEG) nr. 729/70, Beschikking 2000/449/EG (5 juli).

7.4. Openbare opslag

a) Basisverordening

- Verordening (EEG) nr. 411/88 van de Commissie van 12 februari 1988 met betrekking tot de bij de berekening van de financieringskosten van de interventies in de vorm van aankoop, opslag en afzet toe te passen methode en rentevoeten (PB L 40, blz. 25). Gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2623/1999 van 10 december 1999 (PB L 318, blz. 14).

- Verordening (EEG) nr. 1643/89 van de Commissie van 12 juni 1989 tot vaststelling van de forfaitaire bedragen voor de financiering van de materiële verrichtingen in verband met de opslag van landbouwproducten (PB L 162, blz. 12).

- Verordening (EEG) nr. 3492/90 van de Raad van 27 november 1990 houdende bepaling van de elementen die in acht dienen te worden genomen in de jaarrekeningen voor de financiering van interventiemaatregelen in de vorm van openbare opslag door het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw, afdeling Garantie (PB L 337, blz. 3).

- Verordening (EEG) nr. 3597/90 van de Commissie van 12 december 1990 inzake boekingsregels voor aankoop, opslag en verkoop van landbouwproducten door de interventiebureaus (PB L 350, blz. 43).

- Verordening (EEG) nr. 147/91 van de Commissie van 22 januari 1991 tot vaststelling van tolerantiegrenzen voor de verliezen aan door de interventiebureaus opgeslagen landbouwproducten (PB L 17, blz. 9).

- Verordening (EEG) nr. 3149/92 van de Commissie van 29 oktober 1992 houdende uitvoeringsbepalingen met betrekking tot de levering van levensmiddelen uit interventievoorraden aan de meest behoeftigen in de Gemeenschap (PB L 313, blz. 50).

- Verordening (EG) nr. 2148/96 van de Commissie van 8 november 1996 tot vaststelling van de voorschriften voor de evaluatie van en de controle op de hoeveelheden landbouwproducten in de openbare interventievoorraden (PB L 288, blz. 6). Gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 808/1999 van de Commissie van 16 april 1999 (PB L 102, blz. 70).

b) Waardevermindering bij aankoop in het begrotingsjaar 2000

- Verordening (EG) nr. 1518/1999 van de Commissie van 12 juli 1999 tot vaststelling van het bedrag van het voorschot op de kosten voor de afzet van bepaalde door distillatie verkregen producten voor 2000 (PB L 177, blz. 7).

Bij deze verordening wordt voor het boekjaar 2000 het bedrag vastgesteld van het voorschot op de kosten voor de afzet van alcohol die is verkregen door de distillatie van wijn op grond van de artikelen 35 en 36 van Verordening (EEG) nr. 822/87, met inachtneming van de soortgelijke waardevermindering die wordt toegepast op alcohol verkregen door distillatie op grond van artikel 39 van laatstgenoemde verordening.

- Verordening (EG) nr. 1519/1999 van de Commissie van 12 juli 1999 tot vaststelling van de waardeverminderingspercentages die bij de interventieaankoop van landbouwproducten moeten worden toegepast voor het boekjaar 2000 (PB L 177, blz. 8).

Bij deze verordening worden, voor het boekjaar 2000, de coëfficiënten vastgesteld voor de systematische waardevermindering die moet worden toegepast wanneer een landbouwproduct wordt aangekocht voor openbare opslag, alsmede de coëfficiënten die door de interventiebureaus moeten worden toegepast op de maandelijks vast te stellen aankoopwaarde van die producten, teneinde het bedrag van de waardevermindering te kunnen bepalen.

c) Extra waardevermindering aan het einde van het begrotingsjaar 2000

- Beschikking C(2000) 2954 def. van 9 oktober 2000 (niet gepubliceerd): betreft vaststelling van de bedragen en de uitvoeringsbepalingen voor de waardevermindering van de voorraden van bepaalde in het begrotingsjaar 2000 bij interventie aangekochte landbouwproducten.

- Beschikking C(2000) 2980 def. van 11 oktober 2000 (niet gepubliceerd): betreft vaststelling van de algemene voorschotten voor het begrotingsjaar 2000 op de afzetkosten van distillatieproducten die aan het einde van het verkoopseizoen in het bezit van de interventiebureaus zijn.

Bij deze twee beschikkingen zijn de bedragen vastgesteld van de extra waardevermindering aan het einde van het begrotingsjaar 2000.

d) Vaststelling van de uniforme rentevoet voor het begrotingsjaar 2000

- Verordening (EG) nr. 52/2000 van de Commissie van 10 januari 2000 tot vaststelling van de bij de berekening van de financieringskosten van de interventies in de vorm van aankoop, opslag en afzet toe te passen rentevoeten (PB L 6, blz. 19).

Bij deze verordening zijn, voor het boekjaar 2000, de in artikel 3 en in artikel 4, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 411/88 van de Commissie bedoelde rentevoeten vastgesteld.

7.5. Agromonetaire maatregelen

Eind 1998 heeft de Raad twee verordeningen vastgesteld tot invoering, met ingang van 1 januari 1999, van een nieuw agromonetair systeem dat verenigbaar is met de invoering van de euro:

- Verordening (EG) nr. 2799/98 van de Raad van 15 december 1998 tot vaststelling van het agromonetaire stelsel voor de euro (PB L 349, blz. 1), en

- Verordening (EG) nr. 2800/98 van de Raad van 15 december 1998 houdende overgangsmaatregelen voor de invoering van de euro in het gemeenschappelijk landbouwbeleid (PB L 349, blz. 8).


OVERZICHT VAN BIJLAGEN Beschikbaar in het Frans op papier bij DG Landbouw en op de website van DG Landbouw

Algemeen

1. Wisselkoersen begrotingsjaar 2000

Begrotingsprocedure

2. De begrotingsprocedure

Kaspositie en beheer van de kredieten

3. Overzicht uitvoering begroting 2000

4. Voorschotten aan de lidstaten voor het begrotingsjaar

5. Rechtstreekse betalingen

6. Overzicht inhoudingen op de productie- of consumptiesteun voor olijfolie en besteding ervan

6 (vervolg) Overzicht inhoudingen op de productie- of consumptiesteun voor vezelvlas, druivensap en tabak, en besteding ervan.

Analyse van de uitvoering van de begroting

7. Ten laste van de begroting 2000 geboekte uitgaven

8. Uitgaven van het EOGFL-Garantie per hoofdstuk en per lidstaat ten laste van de begroting 2000

9. Ontwikkeling van de uitgaven van het EOGFL-Garantie per hoofdstuk

10. Ontwikkeling van de uitgaven van het EOGFL-Garantie per lidstaat

11. Ontwikkeling van de uitgaven van het EOGFL-Garantie per sector

12. Ontwikkeling van de uitgaven van het EOGFL-Garantie per sector en procentueel (1996-2000)

13. Ontwikkeling van de uitgaven van het EOGFL-Garantie per sector naar economische aard van de maatregelen (1996-2000)

14. Specificatie van de uitgaven van het EOGFL-Garantie per sector naar economische aard van de maatregelen - begrotingsjaar 2000

15. Verdeling van de interventieuitgaven per hoofdstuk naar economische aard van de maatregelen - begrotingsjaar 2000

16. Verdeling van de interventieuitgaven in verband met opslag - begrotingsjaar 2000

17. Hoeveelheden en waarde van de producten in de openbare interventievoorraden.

Goedkeuring van de rekeningen

18. Op 16.10.2000 nog aanhangige zaken betreffende een tegen de beschikking tot goedkeuring van de rekeningen over 1993 ingesteld beroep

19. Op 16.10.2000 nog aanhangige zaken betreffende een tegen de beschikking tot goedkeuring van de rekeningen over 1994 ingesteld beroep

20. Op 16.10.2000 nog aanhangige zaken betreffende een tegen de beschikking tot goedkeuring van de rekeningen over 1995 ingesteld beroep

21. Op 16.10.2000 nog aanhangige zaken betreffende een tegen de beschikking tot goedkeuring van de rekeningen, 1999/603/EG (derde beschikking), ingesteld beroep

22. Op 16.10.2000 nog aanhangige zaken betreffende een tegen de beschikking tot goedkeuring van de rekeningen, 2000/216/EG (vierde beschikking), ingesteld beroep

23. Op 16.10.2000 nog aanhangige zaken betreffende een tegen de beschikking tot goedkeuring van de rekeningen, 2000/449/EG (vijfde beschikking), ingesteld beroep.

Het EOGFL en zijn financiële middelen - ontvangsten in de sector suiker

24. Verevening van de opslagkosten in de communautaire suikersector

25. Ontvangsten in de suikersector - begrotingsjaar 2000

26. Zelffinanciering in de suikersector - verkoopseizoenen 1995/96 tot en met 1999/2000.