Bijlagen bij COM(2006)499 - Vangstmogelijkheden voor 2007 Beleidsverklaring van de Europese Commissie

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

bijlage IId bij Verordening (EG) nr. 51/2006), te herhalen, behoudens mogelijke verbeteringen na overleg.

Voor ansjovis in de Golf van Biskaje zal de Commissie een eerste TAC voorstellen op basis van de instandhouding van de omvang van het paaibestand op een voorzorgsniveau (Bpa) tijdens de paaitijd van 2007, terwijl de TAC binnen het jaar opnieuw wordt onderzocht op basis van de voor het voorjaar verkregen onderzoeksgegevens.

Voor ansjovis in IX zal de Commissie een TAC voorstellen op hetzelfde niveau als voor 2006 is goedgekeurd, tenzij later in 2006 een probleem met de instandhouding ontstaat.

Voor sprot in de Noordzee zal de Commissie voorstellen door te gaan met de herziening van de vangstmogelijkheden binnen het jaar, op basis van de in het voorjaar verkregen onderzoeksgegevens. Daartoe zal voor 2007 een TAC worden voorgesteld op hetzelfde niveau als dat van de voor 2006 na de herziening binnen het jaar goedgekeurde TAC, maar dan op voorwaarde dat er in 2007 weer een herziening binnen het jaar plaatsvindt.

Voor kever hangt de beoordeling van het bestand meer af van de in het najaar verkregen onderzoeksgegevens en zal de Commissie haar TAC-voorstel veeleer rechtstreeks baseren op het in de herfst ontvangen advies. In het voorstel kan ook een herziening binnen het jaar voor 2007 worden opgenomen.

4.6. Bestanden waarvan de status onbekend is, maar die geen hoog biologisch risico lopen

Beschrijving: voor vele bestanden heeft een verslechtering van de precisie van de commerciële vangstgegevens geleid tot een grote onzekerheid met betrekking tot de staat waarin de bestanden zich bevinden, zozeer zelfs dat over die bestanden geen oordeel kan worden gegeven. Sommige andere bestanden – meestal van minder economisch belang – worden weinig bestudeerd en worden wellicht gevangen als bijvangst bij andere takken van visserij of door takken van visserij die slechts plaatselijk van belang zijn. In afwachting van betere kennis van de staat waarin dergelijke bestanden verkeren, moeten interim-richtsnoeren gelden.

Waarschijnlijk betrokken communautaire bestanden: wijting in IIIa, wijting in IV en VIId, schol in IIIa, schol in VIId, alle bestanden van horsmakreel, zandspiering in IIIa, kabeljauw in VIIe-k, schelvis in VIIe-k, schol in VIIh-k, schol in VIIbc en alle bestanden van koolvis.

Vangstmogelijkheden voor 2007: De Commissie zal, geheel in lijn met de voorzorgsaanpak, maatregelen voorstellen om de uitbreiding van de visserij in zeer onzekere situaties tegen te gaan. Wanneer de recente vangstniveaus voor alle lidstaten aanzienlijk lager liggen dan de betrokken quota (en er geen aanwijzingen zijn dat uitbreiding van de visserij duurzaam zou zijn) zal de Commissie een verlaging van de TAC’s in de richting van de recente vangstniveaus voorstellen. Er wordt een verlaging met 20% per jaar voorgesteld, maar, als wetenschappelijke bureaus een andere aanpak voorstellen (zoals een recent gemiddeld historisch vangstniveau), wordt daar rekening mee gehouden.

5. BIJZONDERE GEVALLEN

5.1. Kabeljauwbestanden die onder het herstelplan voor kabeljauw vallen

Sinds december 2005 is er in de meeste gebieden geen merkbare vermindering van de kabeljauwmortaliteit opgetreden en heeft zich geen duidelijk herstel van het bestand voorgedaan. Aangezien de beheersregelingen in 2005 en 2006 niet bijzonder veel stringenter waren dan in 2004, gaat de Commissie ervan uit dat de situatie in 2006 waarschijnlijk zo blijft. De bestaande instandhoudingsmaatregelen voor kabeljauw moeten derhalve worden herzien, en moeten hangende het herzieningsproces worden verscherpt.

Voor 2007 zal de Commissie vangstmogelijkheden voor kabeljauwbestanden voorstellen die in overeenstemming zijn met de bepalingen van het herstelplan, indien het WTECV kwantitatieve ramingen kan geven van de omvang van het bestand en de visserijmortaliteit, op basis waarvan het plan rechtstreeks kan worden toegepast. Indien dergelijke ramingen niet beschikbaar zijn, zal de Commissie een verlaging met 25% voorstellen van zowel de TAC's als van alle soorten visserijinspanning waarbij kabeljauw wordt gevangen, en zal zij bij de eventuele verlening van afwijkingen van de zeedagenregeling betere waarborgen eisen ten aanzien van de instandhouding van kabeljauw.

Het herstelproces zal in 2006 beginnen met een nieuwe evaluatie door het WTECV van de ontwikkeling van de visserijinspanning, de vangsten en de teruggooi.

5.2. Kabeljauwbestanden in de Oostzee

Ten aanzien van de kabeljauwbestanden in de Oostzee zal de Commissie binnenkort haar voorstel voor het herstel en het langetermijnbeheer van deze beide bestanden presenteren. Aangezien dit voorstel momenteel wordt besproken (en om ervoor te zorgen dat met het voorstel rekening wordt gehouden) zal de Commissie voor 2007 TAC’s voorstellen die overeenkomen met het hoogste van de volgende twee cijfers: a) 10% vermindering van de visserijmortaliteit of b) wijziging van de TAC met maximaal 15%.

5.3. Diepzeesoorten

In september 2006 wordt een apart voorstel voor diepzeesoorten gedaan. De Commissie ondersteunt een geleidelijke aanpak bij het weer op peil brengen van de bestanden tot een duurzaam niveau op basis van wetenschappelijk advies. Voor diepzeebestanden zijn de mogelijkheden voor een geleidelijke aanpak echter beperkt, omdat ze gevoelig zijn voor overbevissing en omdat het herstel van die bestanden zeer langzaam verloopt.

Het wetenschappelijke advies voor deze bestanden is steeds geweest dat de huidige exploitatie aanzienlijk zou moeten worden verminderd en dat geen nieuwe visserijtakken tot ontwikkeling zouden mogen worden gebracht, tenzij dit wordt geschraagd door gegevens waaruit blijkt dat dat duurzaam kan.

De mate waarin de TAC’s en de visserijinspanning moeten worden teruggebracht, hangt af van de betrokken bestanden. Voor sommige bestanden, bijvoorbeeld blauwe leng en diepzeehaaien, zou helemaal geen gerichte visserijtak moeten bestaan, en zou de bijvangst tot een minimum moeten worden beperkt. Voor andere, zoals de grenadiersvis, hebben wetenschappers een vermindering van de visserijinspanning met ongeveer 50% geadviseerd.

Voor 2007 zal de Commissie aanzienlijke reducties van de TAC’s voor diepzeesoorten voorstellen, teneinde de visserijmortaliteit zo snel mogelijk tot duurzame niveaus terug te brengen. De vermindering van TAC’s zal niet tot 15% per jaar beperkt blijven, maar zal zo groot zijn als nodig wordt geacht om binnen drie jaar de streefcijfers te halen wat visserijmortaliteit betreft. De Commissie is van mening dat een geleidelijker vermindering van de TAC’s een onaanvaardbaar risico van langetermijnschade aan het diepzee-ecosysteem met zich mee zou brengen.

5.4. Gemengde visserij

Sommige visserijtakken richten zich weliswaar sterk op het vangen van slechts één enkele soort, maar bij vele takken wordt een mengeling van verschillende soorten gevangen. Het wetenschappelijk kwantificeren van deze interacties staat nog in de kinderschoenen, maar sommige takken van gemengde visserij worden zo goed begrepen dat het duidelijk is dat het negeren van deze interacties in het geheel niet zou stroken met verantwoord visserijbeheer.

Voorbeelden hiervan zijn de visserij op platvis in de Zuidelijke Noordzee (waarbij de meeste schol wordt gevangen als bijvangst van de boomkorvisserij op tong), de gemengde visserij op heek en Nephrops in het Iberisch-Atlantische gebied en de gemengde visserij op sprot en haring in de Noordzee, het Skagerrak en het Kattegat (beheerd door middel van een bijvangstquotum voor haring).

Ten aanzien van de visserij op platvis en die op heek en Nephrops zullen de voorstellen van de Commissie inzake TAC’s, quota en inspanning in overeenstemming zijn met de betrokken verordening van de Raad (of het voorstel van de Commissie, als de verordening nog niet is goedgekeurd). De Commissie zal voorstellen de visserij op haring en sprot te blijven beheren met een bijvangstquotum.

5.5. Nephropsbestanden

Elke twee jaar wordt advies uitgebracht over Nephropsbestanden. Behalve Nephrops in IXa die onder het herstelplan voor Zuidelijke heek en Nephrops valt, zal de Commissie voor 2007 dezelfde TAC’s voorstellen voor Nephrops als voor 2006 zijn goedgekeurd.

5.6. Blauwe wijting

De Commissie is begonnen met een gedachtewisseling met de lidstaten over de toewijzing van blauwe wijting. Het voorstel inzake de TAC voor deze soort moet een afspiegeling zijn van de toepassing van het akkoord tussen de kuststaten over dit bestand, en er zal een toewijzing van de TAC worden voorgesteld waarin rekening wordt gehouden met de besprekingen met de lidstaten.

5.7. Nieuwe TAC’s

Af en toe blijkt uit wetenschappelijk advies dat er op relatief korte termijn behoefte bestaat aan instandhoudingsmaatregelen voor nieuwe soorten. De Commissie volgt dit advies dan en raadpleegt de betrokken lidstaten en partijen, met name over de toewijzing van die TAC’s. In 2006 zal verder worden gepraat over zeebaars en haringhaai. De Commissie zal alleen nieuwe TAC’s voorstellen, als daar vooraf een bespreking over is geweest.

6. TECHNISCHE MAATREGELEN

In 2005 is begonnen met een herziening van de technische maatregelen voor de visserij in de Atlantische wateren; die herziening is begin 2007 waarschijnlijk nog niet afgerond. Daarom is de Commissie van plan de technische overgangsmaatregelen van bijlage III bij Verordening (EG) nr. 51/2006, weliswaar in herziene en bijgewerkte vorm, te verlengen.

7. INSPANNINGSBEHEER

In verschillende herstelplanverordeningen wordt geëist dat de toegestane visserijinspanning ieder jaar worden aangepast. De Commissie zal voorstellen het aantal toegestane zeedagen in bijlage II van de “vangstmogelijkheden-verordening” als volgt aan te passen:

Bijlage IIa (Herstel kabeljauw): Het aantal zeedagen moet worden aangepast overeenkomstig de aanpak die in punt 5.1 is uiteengezet, d.w.z. volgens de eisen van het herstelplan voor kabeljauw. Mocht uit wetenschappelijk advies niet duidelijk blijken dat kabeljauw zich herstelt, dan moet het aantal zeedagen met 25% worden verminderd. Voor het herstelplan voor zuidelijke heek en Nephrops (Verordening (EG) nr. 2166/2005 van de Raad) moet het aantal zeedagen voor de betrokken soorten vistuig en de betrokken gebieden met 10% worden verminderd.

Over het voorstel van de Commissie betreffende een herstelplan voor tong in het westelijk Kanaal (COM(2003) 819) lopen nog besprekingen. Tenzij bij de afronding van die besprekingen vóór eind 2006 een andere conclusie wordt getrokken, zal de Commissie ook de in dit voorstel vervatte verlaging van de visserijinspanning met 10 % voorstellen.

De resultaten van deze berekeningen voor 2007 worden hieronder uiteengezet.

Bijlage IIb (zuidelijke heek en Nephrops): 216 zeedagen voor de vistuigcategorieën 3.a.i. tot en met 3.c. (10% vermindering ten opzichte van 240 zeedagen in 2006). De Commissie zal de voorwaarden voor de werkingssfeer van de verordening herzien om ervoor te zorgen dat alle vaartuigen die het grootste deel van de visserijmortaliteit onder zuidelijke heek veroorzaken, zijn inbegrepen.

Bijlage IIc (tong in het westelijk Kanaal): 194 zeedagen voor de vistuigcategorieën 3.a. tot en met 3.b. (10% vermindering ten opzichte van 216 zeedagen in 2006). Visserij met staande netten met een maaswijdte van meer dan 120 mm, waarbij minder dan 100 kg tong wordt gevangen, blijft ongelimiteerd.

Momenteel is bij de diensten van de Commissie een rapport over de effectiviteit van de huidige inspanningsregeling voor diepzeebestanden in voorbereiding, dat aan de Raad en het Europees Parlement moet worden voorgelegd. In het licht van de conclusies van dat rapport zal een nieuwe inspanningsbeheersregeling voor diepzeebestanden worden voorgesteld.

8. CONCLUSIE

De Commissie blijft werken aan de ontwikkeling van langetermijnplannen, die het belangrijkste instrument voor de ontwikkeling van het visserijbeleid zouden moeten zijn. De goedgekeurde plannen moeten worden toegepast. Terwijl ondertussen nog meer plannen worden ontwikkeld, biedt deze mededeling beheersrichtsnoeren voor de bestanden die daar nog niet onder vallen. Het doel van de aanpak van de Commissie is de visserijsector zoveel mogelijk stabiliteit te bieden en ondertussen ervoor zorgen dat de bestanden zich herstellen of hun opbrengstpotentieel behouden.

Deze beleidsaanpak is van toepassing op de bestanden van de Gemeenschap, en de Gemeenschap zou zich bij haar activiteiten in de regionale visserijorganisaties en bij bilaterale overeenkomsten door vergelijkbare principes moeten laten leiden. Ook hier moet de ontwikkeling van beheersmaatregelen voor de lange termijn een prioriteit zijn.

[1] Artikel 2, lid 1, van Verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad van 20 december 2002 inzake de instandhouding en de duurzame exploitatie van de visbestanden in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid, PB L 358 van 31.12.2002, blz. 59.

[2] VN-wereldtop over duurzame ontwikkeling in Johannesburg, september 2002.

[3] COM(2006).

[4] De visserijmortaliteit die op de lange termijn zal leiden tot de maximale duurzame opbrengst van een bestand.

[5] De visserijmortaliteit (Fpa) en de paaibiomassa (Bpa) die de Internationale Raad voor het Onderzoek van de Zee adviseert als strokend met de voorzorgsaanpak.