Bijlagen bij COM(2007)34 - Beoordeling van de door Italië aan de Commissie en de Raad gemelde vooruitgang bij de invordering van de extra heffing die melkproducenten voor de tijdvakken 1995/1996 tot en met 2001/2002 verschuldigd zijn (uitgebracht op grond van artikel 3 van Beschikking 2003/530/EG)

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

bijlage bij een brief van 26 augustus 2003.

De nog openstaande schuld is naar behoren afgetrokken van de uitgaven die het EOGFL heeft gefinancierd voor november 2003, november 2004 en november 2005.

Op grond van artikel 3 van de beschikking moeten de bevoegde Italiaanse autoriteiten elk jaar aan de Raad en de Commissie verslag uitbrengen over de vooruitgang die zij hebben geboekt bij de invordering van het bedrag aan extra heffing dat producenten verschuldigd zijn voor de periode van 1995/1996 tot en met 2001/2002.

De Italiaanse autoriteiten hebben overeenkomstig die bepaling bij de Raad en de Commissie een verslag over de termijnbetaling van 2004 ingediend als bijlage bij een brief van de minister van Landbouw van 3 oktober 2005. De gegevens in dat verslag waren niet voldoende geactualiseerd om de Commissie in staat te stellen zich een oordeel te vormen over de controle, en vooral over de vervolgactie in de gevallen waarin de betalingstermijn niet in acht was genomen. Een verslag waarin de gevraagde geactualiseerde gegevens over de termijnbetaling van 2004 en gegevens over de termijnbetaling van 2005 waren opgenomen, is ingediend als bijlage bij een brief van de minister van Landbouw van 5 oktober 2006.

BETALING VAN DE HEFFING IN HET KADER VAN DE TERMIJNREGELING

Van de in totaal 25 000 producenten die heffing verschuldigd waren voor de zeven tijdvakken waarop de beschikking van de Raad betrekking heeft, maar die van een nationale rechtbank opschorting van betaling hadden verkregen in afwachting van een definitieve uitspraak, hebben er circa 15 200 gekozen voor betaling in het kader van de termijnregeling. Deze keuze hield in dat alle hangende rechtszaken werden ingetrokken. Voorts heeft het niet voldoen van een jaarlijkse termijn uitsluiting uit de regeling tot gevolg, zodat de producent zich in dat geval blootstelt aan opeising van het hele verschuldigde bedrag inclusief rente.

De 15.200 deelnemende producenten waren circa 345 miljoen euro verschuldigd, wat ongeveer een derde was van het totale bedrag aan openstaande heffingen op het niveau van de producenten. Blijkbaar heeft het merendeel van de producenten die slechts een kleine hoeveelheid melk te veel hadden geleverd, gekozen voor deelneming aan de regeling. Daarentegen hebben de producenten die hun individuele quotum in sterkere mate hadden overschreden (10 000 producenten aan wie voor de zeven tijdvakken circa 695 miljoen euro aan heffingen in rekening is gebracht), de voorkeur gegeven aan voortzetting van hun rechtszaak voor een Italiaanse rechter.

Uit de uitsplitsing van de in het kader van de 14 jaarlijkse termijnen verschuldigde bedragen die is opgenomen in bijlage 3 bij het verslag van de Italiaanse autoriteiten, blijkt dat van de deelnemende producenten ongeveer 2 280 ervoor hebben gekozen om hun hele openstaande heffingenschuld af te lossen in één enkele termijn, wat de verklaring vormt voor het feit dat bij de eerste termijn het in totaal verschuldigde bedrag circa 3 miljoen euro groter was dan bij de tweede termijn.

Voor de eerste termijn werd 99,6% van de verschuldigde bedragen als tijdig betaald geregistreerd en voor de tweede termijn was dat 97,9%, wat neerkomt op een daadwerkelijk geïnd bedrag van ongeveer 53,5 miljoen euro. Op basis van de ervaring met de eerste termijn mag worden verwacht dat voor de tweede termijn na de controles een hoger definitief percentage zal kunnen worden gemeld.

Deze percentages duiden beslist op een algemene bereidheid bij de deelnemende producenten om hun verplichtingen na te komen. Dit gezegd zijnde, is de Commissie van mening dat de vervolgactie die wordt ondernomen in de gevallen waarin de betaling niet binnen de gestelde termijn is geregistreerd, een uitstekende indicator is van de mate van inzet bij de autoriteiten om ervoor te zorgen dat de voorwaarden van de regeling correct worden nageleefd en dat de verschuldigde heffingen uiteindelijk volledig worden geïnd. Het betrekkelijk geringe aantal niet-geregistreerde betalingen zou er bovendien toe moeten bijdragen dat de controles snel worden afgerond en waar nodig een opeisingsprocedure wordt ingeleid.

In dit verband is de Commissie niet helemaal tevreden over het vermelde feit dat de resultaten van de onderzoeken die de bevoegde regionale autoriteiten hebben ingesteld om de stand van zaken op betalingsgebied te verifiëren voor de eerste termijn, die uiterlijk op 31 december 2004 moest zijn voldaan, in 32 van de in totaal 269 te behandelen gevallen nog niet waren meegedeeld. Er blijken geen gegevens beschikbaar te zijn over het precieze stadium van uitvoering van de onderzoeken om de stand van zaken op betalingsgebied te verifiëren in de nog openstaande gevallen wat de tweede termijn betreft.

VOOR DE TIJDVAKKEN 1995/1996 TOT EN MET 2001/2002 VERSCHULDIGDE HEFFINGEN DIE NIET IN DE TERMIJNBETALINGSREGELING ZIJN OPGENOMEN EN NOG STEEDS VOOR EEN ITALIAANSE RECHTBANK WORDEN BETWIST

In het voorgaande is reeds gezegd dat betrekkelijk weinig gebruik van de termijnbetalingsregeling is gemaakt bezien uit het oogpunt van het in die regeling opgenomen bedrag aan heffingen. Zo is de belemmering voor een onmiddellijke inning die is opgeworpen door de opschorting van betaling die Italiaanse rechtbanken hebben toegestaan in afwachting van een definitieve uitspraak, blijven bestaan voor ongeveer 10 000 producenten aan wie heffingen ten bedrage van ongeveer 695 miljoen euro in rekening zijn gebracht en die ervoor hebben gekozen hun rechtszaak voort te zetten.

Aangezien de producenten die wel voor de termijnregeling hebben gekozen, goed waren voor meer dan 37 000 in een rechtszaak betwiste heffingaanslagen voor de verschillende tijdvakken[2], is het aantal rechtszaken dat aldus is opgegeven, echter toch groot. Dit zou naar verwachting moeten bijdragen tot een snellere afhandeling van de resterende rechtszaken door de rechtbanken.

Het opgeven van de betrokken rechtszaken als eerste vereiste om tot de termijnregeling te mogen toetreden heeft plaatsgevonden in 2004. In bijlage 18 bij het tweede verslag staat dat in de loop van 2005 voor de overheid gunstige uitspraken over betwiste heffingen zijn gedaan voor een bedrag van ongeveer 191 miljoen euro. Daar staan voor producenten gunstige uitspraken of voorlopige opschortingen tegenover voor een bedrag van ongeveer 37 miljoen euro. Die uitspraken betreffen grotendeels latere heffingtijdvakken dan de zeven waarop de beschikking van de Raad betrekking heeft.

De Commissie verwacht dat in de toekomstige verslagen specifieke aandacht wordt besteed aan de rechtszaken waarbij het om de betrokken zeven tijdvakken gaat, en nadere gegevens worden verstrekt die bevestigen dat is betaald door de producenten die hun rechtszaak hebben verloren. Zonder dergelijke informatie is het voor de Commissie niet mogelijk om op correcte wijze de vooruitgang te volgen die wordt geboekt bij de inning van dat deel van de heffingen dat niet in de termijnbetalingsregeling is opgenomen.

DIVERSEN

In de verslagen worden verdere elementen ter sprake gebracht die als zodanig geen betrekking hebben op de vooruitgang die is geboekt bij de inning van de heffingen voor de onder de beschikking van de Raad vallende tijdvakken, maar die worden genoemd als indicatie voor een algemene verbetering van het systeem. Met name wordt gewezen op de enorme daling van het aantal producenten waarvoor een overproductie is geregistreerd, welk aantal is afgenomen van ongeveer 12 000 in 2002/2003 tot 920 op in totaal ongeveer 48 000 producenten in 2005/2006. Tegenover deze positieve ontwikkeling staat het feit dat geen sprake is van een op langere termijn volgehouden daling van de productie, die na een periode van enige teruggang in 2005/2006 weer met 230 000 ton is gestegen vergeleken met 2004/2005.

De Commissie wijst op het belang van de op 25 juni 2005 ingevoerde regelgeving volgens welke met ingang van die datum alleen nog de administratieve rechtbanken bevoegd zijn voor rechtszaken over de extra heffing. Volgens de door de Italiaanse autoriteiten aan de Commissie verstrekte informatie is het leeuwendeel van de in het verleden toegestane tijdelijke opschortingen van betaling afkomstig van civiele rechtbanken of vrederechters. Voortaan worden de betrokken rechtszaken, waarvan er – met name door de daling van de aantallen producenten die heffing verschuldigd zijn – veel minder zijn, dus uitsluitend via de administratieve rechtbanken afgehandeld, zodat de overheid bij elke zaak partij is.

CONCLUSIE

De Commissie is van mening dat de vooruitgang die de Italiaanse autoriteiten hebben geboekt bij de invordering van de bedragen aan extra heffing die producenten voor de tijdvakken 1995/1996 tot en met 2001/2002 verschuldigd waren, aantoont dat de termijnbetalingsregeling op adequate wijze wordt beheerd, met dien verstande dat ervoor moet worden gezorgd dat de regionale autoriteiten alle controles van de gevallen van niet-betaling met de vereiste voortvarendheid afronden. De Commissie brengt in herinnering dat in de toekomstige jaarverslagen de nodige informatie dient te worden verstrekt over de ontwikkeling van de voor de tijdvakken 1995/1996 tot en met 2001/2002 aangespannen rechtszaken die worden voortgezet, en over de uitvoering van de definitieve uitspraken waarin verschuldigde heffingen worden bevestigd.

[1] PB L 184 van 23.7.2003, blz. 15.

[2] Afzonderlijk van de Italiaanse autoriteiten verkregen informatie.