Bijlagen bij COM(2007)447 - Tweede voortgangsverslag over het gemeenschappelijke referentiekader (Common Frame of Reference)

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

bijlage bij het CFR een lijst zal worden opgenomen met definities van gehanteerde begrippen;

● Het onderscheid tussen directe en indirecte vertegenwoordiging : de onderzoekers lichtten toe dat alleen een directe vertegenwoordiger de principaal kan binden, aangezien hij handelt “uit naam van” de principaal, terwijl een indirecte vertegenwoordiger handelt “namens” de principaal. De idee achter indirecte vertegenwoordiging zou gelegen zijn in de bescherming van de principaal, bijvoorbeeld bij insolventie van de vertegenwoordiger na een transactie. Een aantal belanghebbenden trok het nut van de regel in twijfel. Geconcludeerd werd dat verder nagedacht moet worden over welke belangen bij niet-nakoming of insolventie van de vertegenwoordiger zouden moeten worden beschermd.

4. DE STRUCTUUR VAN HET CFR – UITKOMSTEN VAN DE WORKSHOPS MET BELANGHEBBENDEN EN LIDSTATEN

Tijdens een tweetal workshops, een met deskundigen van belanghebbenden en een met deskundigen van lidstaten, is verkennend gesproken over de structuur van het CFR. Tijdens de workshop met deskundigen van belanghebbenden op 29 november 2005 tekende zich de consensus af dat het CFR de onderwerpen zou moeten omvatten die rechtstreeks verband houden met het bestaande acquis van de EU inzake het verbintenissenrecht, in combinatie met algemene kwesties van verbintenissenrecht die relevant zijn voor het acquis. Tevens verlangden de deskundigen van de belanghebbenden meer definities en wezen zij op de noodzaak van andere bewoordingen voor bepaalde definities/modelbepalingen. Ten slotte waren de deskundigen van belanghebbenden van mening dat het onderscheid tussen b2b en b2c duidelijker in het ontwerp van het CFR tot uitdrukking zou moeten komen.

De deskundigen van lidstaten kwamen tijdens de workshop van 9 december 2005 tot soortgelijke conclusies, zij het met bepaalde nuanceringen. De meeste lidstaten wensten het consumentenovereenkomstenrecht te behandelen in combinatie met de onderdelen van het algemeen verbintenissenrecht die voor het consumentenacquis van belang zijn. Een aantal onder hen wenste ook andere kwesties van algemeen verbintenissenrecht op te nemen, waar anderen zich uitsluitend op het consumentenacquis wensten te richten.

5. DE INPUT BIJ DE VOORBEREIDENDE WERKZAAMHEDEN

5.1. Input van het Europees discussieforum

Het eerste Europees discussieforum, dat werd georganiseerd door het Britse voorzitterschap van de Raad en de Commissie, en dat voor het eerst de onderzoekers, het CFR-net, het netwerk van de deskundigen van lidstaten, belangrijke afgevaardigden van het bedrijfsleven en consumenten, alsmede ministers, topfunctionarissen en leden van het Europees Parlement bijeenbracht, vond op 26 september 2005 in Londen plaats. Tijdens deze conferentie werd bevestigd dat voorrang gegeven moest worden aan de werkzaamheden inzake het CFR, zodat hiermee op efficiënte en effectieve wijze input wordt geleverd voor de herziening van het consumentenacquis van de EU.

Deze conferentie kreeg een vervolg met het tweede Europees discussieforum op 26 mei 2006 in Wenen, dat werd georganiseerd door het Oostenrijkse voorzitterschap van de Raad, waar opnieuw steun werd uitgesproken voor het accent op consumentenkwesties in de EU. Tevens werd consensus bereikt over de opvatting dat het CFR eveneens onderwerpen inzake algemeen verbintenissenrecht zou moeten omvatten. Tijdens het derde Europees discussieforum, dat op 1 maart 2007 door het Duitse voorzitterschap van de Raad in Stuttgart werd georganiseerd, concludeerde het voorzitterschap dat er sprake was van een algemeen draagvlak voor een CFR dat de Europese wetgevers voorziet van een instrumentarium dat mede het acquis omvat, en dat beslissingen omtrent de inhoud van het CFR een belangrijk onderwerp voor politieke afweging vormen.

5.2. Input van andere instellingen

5.2.1. De Raad

De Raad Concurrentievermogen heeft in zijn conclusies van 29 november 2005 de in het Eerste voortgangsverslag uiteengezette benadering onderschreven, met name de prioriteit die wordt toegekend aan kwesties die verband houden met de herziening van het consumentenacquis in de EU. Hij benadrukte dat de werkzaamheden “ zich moeten toespitsen op praktische vraagstukken die de consumenten en de ondernemingen reële voordelen opleveren ” en voorts dat “ het onderscheid moet worden erkend tussen enerzijds overeenkomsten tussen ondernemingen en consumenten en anderzijds overeenkomsten tussen ondernemingen onderling ”. Ook toonde hij zich verheugd over de verzekering van de Commissie dat deze niet voornemens is voorstellen te doen voor een Europees burgerlijk wetboek.

5.2.2. Het Europees Parlement

Het Europees Parlement (EP) heeft op 23 maart 2006 een resolutie aangenomen waarin het het eerste voortgangsverslag verwelkomt en zijn steun voor het CFR-project uitspreekt. Het EP benadrukte dat [de onderzoekers] bij de CFR-werkzaamheden “ zich aan de duidelijke, binnen de wetgevende macht van de EG vastgelegde richtsnoeren moeten houden ” en overwoog dat het CFR slechts definitief kon worden aanvaard na de politieke goedkeuring door het EP en de Raad. Het EP riep de Commissie op om bij elke maatregel die met het oog op de ontwikkeling van een CFR wordt getroffen, zo nauw mogelijk met het Parlement samen te werken en om met name over de structuur van het ontwerp van het CFR, en alvorens verdere planningsmaatregelen te nemen, het Parlement te raadplegen. Evenals de Raad riep het EP de Commissie op om onderscheid te maken tussen de juridische bepalingen die op de sectoren b2b en b2c van toepassing zijn, en om deze twee systematisch van elkaar te scheiden.

Tot slot werd in de resolutie de oprichting aangekondigd van een parlementaire werkgroep bestaande uit leden van de Commissie juridische zaken en de Commissie interne markt en consumentenbescherming van het EP. Deze werkgroep biedt een forum voor de bespreking van door onderzoekers en deskundigen van belanghebbenden behandelde onderwerpen ten aanzien waarvan het EP het van belang acht om daar politieke richting aan te geven. De vergaderingen van de werkgroep worden voorbereid door een uit EP-functionarissen bestaand projectteam. De Commissie neemt deel aan deze vergaderingen. Tot dusver zijn diverse vergaderingen gehouden. Onder de besproken onderwerpen waren kwesties als “de begrippen consument en professional” en “oneerlijke contractbedingen”.

Naar aanleiding van het verzoek van het EP in zijn resolutie om een stroomschema op te stellen dat duidelijk alle verschillende bij het CFR-proces betrokken partijen weergeeft, heeft de Commissie het in de bijlage opgenomen stroomschema opgesteld.

Op 7 september 2006 heeft het EP nog een resolutie over Europees verbintenissenrecht aangenomen, waarin het zijn steun uitspreekt voor het opzetten van een breed CFR-project dat kwesties van algemeen verbintenissenrecht behandelt en niet slechts het consumentenovereenkomstenrecht, en dat de Commissie parallel aan de herziening van het acquis zou moeten voortzetten.

6. CONCLUSIES

Voor zover het het consumentenovereenkomstenrecht in de EU betreft, worden de relevante bevindingen op het gebied van het CFR waar van toepassing ingepast in de herziening van het acquis van de EU inzake die overeenkomsten, waarover de Commissie op 7 februari 2007 een groenboek heeft aangenomen. Het groenboek beschrijft de opties voor een mogelijke herziening van het acquis van de EU inzake consumentenovereenkomsten.

Volgens de oorspronkelijke opzet is het CFR bedoeld als een “gereedschapskist” of een handboek voor de Commissie en de EU-wetgever, dat kan worden gehanteerd bij het herzien van bestaande of het opstellen van nieuwe wetgeving op het gebied van het verbintenissenrecht. Volgens de huidige planning voor de opstelling zullen de onderzoekers hun ontwerp-CFR tegen het einde van 2007 presenteren. De Commissie zal uiterst zorgvuldig die onderdelen van dit ontwerp moeten selecteren die aansluiten op de gemeenschappelijke wetgevingsdoelstellingen. Dit selectieproces dient plaats te vinden onder raadpleging van de overige instellingen en belanghebbenden. De Commissie zal ervoor zorgen dat de voor het CFR geselecteerde (en mogelijk gewijzigde) onderdelen van het onderzoeksontwerp zowel onderling als met het vervolg van het groenboek samenhang vertonen. Nadat zij de uitkomsten van het raadplegingsproces heeft geanalyseerd, haar ontwerp-CFR heeft uitgewerkt en een effectbeoordeling heeft uitgevoerd, zal de Commissie haar zienswijze in de vorm van een witboek kunnen voorleggen.

Een afzonderlijke kwestie betreft echter de werkingssfeer van het CFR, waarover nu dient te worden besloten om richting te geven aan de toekomstige CFR-werkzaamheden, waarbij met name bedacht dient te worden in hoeverre toekomstige CFR-werkzaamheden naast het consumentenovereenkomstenrecht ook onderwerpen zouden moeten bestrijken op andere gebieden van het EU-acquis inzake verbintenissenrecht en rechtstreeks van belang zijnde kwesties van algemeen verbintenissenrecht.

Tijdens de CFR-werkzaamheden en het lopende raadplegingsproces zijn er diverse stemmen opgegaan (van deskundigen binnen het CFR-net en een aantal lidstaten) voor het opnemen van kwesties van algemeen verbintenissenrecht die van belang zijn voor het bestaande acquis van de EU inzake verbintenissenrecht.

In zijn resoluties van 2006 wees het EP reeds op het belang van dit project en riep het de Commissie als geheel op om aan deze werkzaamheden deel te nemen. Verder riep het de Commissie op om de lopende onderzoekswerkzaamheden te benutten om uiteindelijk de uitkomsten die niet strikt verband houden met het consumentenacquis van de EU, te gebruiken bij de ontwikkeling van een stelsel van burgerlijk recht voor de Gemeenschap. Voorts benadrukte het EP in zijn resolutie van september 2006 nogmaals zijn steun voor het opzetten van een breed CFR-project over kwesties inzake algemeen verbintenissenrecht die het terrein van de consumentenbescherming overstijgen, dat de Commissie parallel aan de herziening van het acquis zou moeten voortzetten.

De Commissie beschouwt het CFR als een instrument voor betere regelgeving. Het betreft een onderneming van lange adem met het oogmerk om op het gebied van verbintenissenrecht eenduidigheid en een goede kwaliteit van de EG-wetgeving te waarborgen. Het kan worden gebruikt om te voorzien in duidelijke definities van juridische begrippen, grondbeginselen en samenhangende moderne regels van verbintenissenrecht bij het herzien van bestaande en het opstellen van nieuwe sectorale wetgeving indien de noodzaak daartoe is vastgesteld. Het CFR beoogt niet een grootschalige harmonisatie van het privaatrecht of een Europees burgerlijk wetboek.

Gezien de belangstelling van de Raad en het Parlement en hun wens tot nauwe betrokkenheid, zou het voor de Commissie opportuun zijn het standpunt van beide instellingen te vernemen. Het EP heeft middels resoluties reeds zijn standpunt omtrent dit onderwerp kenbaar gemaakt. Door dit voortgangsverslag aan de Raad voor te leggen, verzoekt de Commissie hem een standpunt in te nemen over de resterende werkzaamheden met betrekking tot het CFR, die een aantal workshops zouden kunnen omvatten met betrekking tot het overig EU-acquis inzake verbintenissenrecht, zoals vereisten inzake informatie, marketing en distributie bij wetgeving over financiële dienstverlening of vertraging bij de betaling van gelden (waaronder de kwestie van de bedingen met betrekking tot eigendomsvoorbehoud) en kwesties van algemeen verbintenissenrecht, zoals vormvereisten en de geldigheid en uitleg van een contract bij fraude, dwaling en misleidende voorstelling.[pic]

[pic]

[1] Raad Concurrentievermogen van de Europese Unie, 28-29 november 2005, 14155/05 (Presse 287).

[2] Tijdens de door dit verslag bestreken periode zijn 11 workshops gehouden, waarvan er vijf niet specifiek met consumentenkwesties verband hielden, te weten: Inhoud en gevolgen van een contract, Problemen verband houdend met e-commerce, De bevoegdheid van agenten, Structuur van het CFR en Verzekeringen.

[3] D.w.z. tot elektriciteit, informatie en gegevens (waaronder software) en andere soorten onstoffelijke zaken.

[4] Richtlijn 85/577/EEG van de Raad van 20 december 1985, PB L 372 van 31.12.1985, blz. 31.

[5] Richtlijn 97/7/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 1997, PB L 144 van 4.6.1997, blz. 19.

[6] Richtlijn 94/47/EG van het Europees Parlement en van de Raad van 26 oktober 1994, PB L 280 van 29.10.1994, blz. 83.