Bijlagen bij COM(2007)632 - Solidariteitsfonds van de EU Jaarverslag 2006

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

dossier COM(2007)632 - Solidariteitsfonds van de EU Jaarverslag 2006.
document COM(2007)632 NLEN
datum 25 oktober 2007
Annex 1 European Union Solidarity Fund applications received or completed in 2006 13

Annex 2 Criteria to mobilise the EU Solidarity Fund 14

Annex 3 Determination of the amount of aid 15

Annex 4 Thresholds for major disasters applicable in 2006 (based on 2004 figures for Gross National Income) 16

1. INLEIDING

Het Solidariteitsfonds van de Europese Unie is opgericht op 15 november 2002[1]. Overeenkomstig artikel 12 van de verordening tot oprichting van het Solidariteitsfonds moet elk jaar bij het Europees Parlement en de Raad een verslag worden ingediend over de activiteiten van het Fonds in het voorgaande jaar. In dit verslag worden de activiteiten van het Fonds in 2006 beschreven. Zoals in vorige verslagen wordt daarbij ingegaan op drie punten: de behandeling van nieuwe in 2006 ontvangen aanvragen, het toezicht op de lopende uitvoering van de subsidies en de beoordeling van de uitvoeringsverslagen met het oog op de afsluiting ervan.

Voorts worden in het verslag de vorderingen beschreven die zijn gemaakt ten aanzien van het door de Commissie op 6 april 2005 ingediende voorstel voor een nieuwe verordening betreffende het Solidariteitsfonds voor de periode na het verstrijken van de financiële vooruitzichten voor 2000-2006.

2. IN 2006 ONTVANGEN NIEUWE AANVRAGEN

In 2006 ontving de Commissie vier nieuwe aanvragen voor steun uit het Solidariteitsfonds. Bijlage 1 biedt een gedetailleerd overzicht. Deze aanvragen zijn beoordeeld aan de hand van de criteria van de verordening en van de inlichtingen die de aanvragende staten hebben verstrekt.

Verenigd Koninkrijk

Op 17 februari 2006 heeft het Verenigd Koninkrijk een aanvraag ingediend voor steun uit het Solidariteitsfonds in verband met de explosies en de brand in de olieopslagplaats van Buncefield in Hertfordshire op 11 december 2005. De explosies hebben schade aangericht aan goederen, infrastructuur en het milieu en de bedrijfsactiviteiten verstoord. 2000 mensen moesten tijdelijk worden geëvacueerd. De totale directe schade door de ramp bedroeg 730 miljoen euro. In het getroffen gebied wonen 138 000 mensen. De autoriteiten van het Verenigd Koninkrijk schatten dat maximaal 10 000 van hen door de ramp zijn getroffen.

Artikel 2, lid 1, van de verordening bepaalt dat zij hoofdzakelijk van toepassing is op grote natuurrampen[2]. Hoewel technologische rampen dus niet worden uitgesloten, kunnen deze alleen onder uitzonderlijke omstandigheden in aanmerking komen[3].

De normale drempel voor de verlening van steun uit het Solidariteitsfonds van de Europese Unie in het Verenigd Koninkrijk bedroeg in 2006 3,203 miljard euro (3 miljard euro in prijzen van 2002). Aangezien de directe schade ten gevolge van de explosie aanmerkelijk lager was dan de normale drempel voor steunverlening uit het Solidariteitsfonds van de Europese Unie, diende het Verenigd Koninkrijk een aanvraag in op basis van de criteria voor een “buitengewone regionale ramp” in de zin van artikel 2, lid 2, van de verordening. Op grond van deze criteria kan steun uit het Solidariteitsfonds van de Europese Unie worden verleend als aan enkele zeer specifieke voorwaarden is voldaan[4]. De verordening schrijft voor dat de Commissie deze voorwaarden “met de grootste zorgvuldigheid” toepast.

In de beoordeling van de aanvraag werd aangegeven dat de explosie plaatselijk weliswaar aanmerkelijke schade had aangericht, maar dat de aanvraag niet aan de voorwaarden van de verordening voor steunverlening uit het Fonds voldeed. De schade bleef namelijk ruim onder de normale drempel voor steunverlening uit het Fonds (zij bedroeg minder dan 23 % van die drempel) en slechts een klein deel van de bevolking in de regio was door de explosie getroffen. In het licht van deze omstandigheden hebben de Britse autoriteiten hun aanvraag ingetrokken bij brief die door de Commissie op 22 maart 2006 werd ontvangen.

Griekenland

Op 22 mei 2006 hebben de Griekse autoriteiten een aanvraag ingediend naar aanleiding van een overstroming in maart 2006 in het gebied van de rivier de Evros aan de oostgrens. In juli en november 2006 werd aanvullende informatie verstrekt; de vertaling van deze informatie uit de oorspronkelijke Griekse documenten veroorzaakte een aanzienlijke vertraging bij de beoordeling van de aanvraag. Het betrof de tweede aanvraag naar aanleiding van een overstroming in het gebied van de rivier de Evros in een periode van 13 maanden. De eerste aanvraag, die in 2005 werd ingediend, werd niet subsidiabel bevonden en afgewezen[5].

De overstroming van 2006 richtte voor circa 372 miljoen euro directe schade aan, een bedrag dat bijna driemaal zo hoog is als de schade in het voorafgaande jaar, maar nog steeds onder de normale drempel voor steunverlening uit het Solidariteitsfonds ligt, namelijk 1,004 miljard euro, dat wil zeggen 0,6 % van het bruto nationaal inkomen (BNI) van Griekenland. De aanvraag werd daarom onderzocht aan de hand van de criteria voor een buitengewone regionale ramp.

Ruim 70 % van de circa 180 000 inwoners van het overstromingsgebied bleek rechtstreeks getroffen. De netwerken en infrastructuur in het gebied waren zwaar beschadigd, waardoor de economische bedrijvigheid in het gebied werd verlamd. Ongeveer 100 miljoen m² landbouwgrond langs de oevers van de rivier werd overstroomd en naar schatting 2 000 stuks vee ging verloren. De totale landbouwproductie werd door de overstroming vernietigd en de trage afwatering van de overstroomde gebieden verhinderde de aanplant van nieuwe gewassen. Als gevolg van het gebrek aan landbouwproducten kon een groot deel van de plaatselijke industrie geen landbouw-, verwerkings- of handelsactiviteiten ontplooien, aangezien 90 % van de bevolking van de regio als hoofdberoep in de landbouw werkzaam is. Door de omvangrijke schade aan het irrigatie- en waterleidingnetwerk moest in een aantal gemeenten water in flessen worden gedistribueerd. Er werd verwacht dat door de reparatie van de waterleidingen, de identificatie van alternatieve putten die niet door de verontreiniging van het stroomgebied waren aangetast en het zoeken naar nieuwe bronnen een kritieke situatie in de wijdere omgeving zou ontstaan die meer dan een jaar zou aanhouden. Daarnaast werd opgemerkt dat de negatieve gevolgen voor de economische bedrijvigheid van de overstroming, die de ernstigste in de afgelopen vijftig jaar werd genoemd, zich vooral hadden voorgedaan in een gebied dat in 2005 ook al zwaar was getroffen door overstromingen. Dit cumulatieve effect heeft de veerkracht van de plaatselijke economie zwaar op de proef gesteld.

Daarom heeft de Commissie begin 2007 besloten voor te stellen voor een bedrag van 9,3 miljoen euro steun uit het Fonds te verlenen.

Hongarije

Na de overstromingsramp die Hongarije in april/mei 2006 heeft getroffen, hebben de Hongaarse autoriteiten op 9 juni bij de Commissie een aanvraag voor steun uit het Solidariteitsfonds ingediend. De aanvraag werd in het Engels ingediend, zodat geen vertaling nodig was voordat de Commissie deze kon beoordelen. De aanvullende informatie waarom de Commissie had verzocht en die noodzakelijk was om de beoordeling af te ronden, werd op 21 september ontvangen. De overstroming voldeed aan de voorwaarden voor een grote ramp in de zin van de verordening, aangezien de directe schade van circa 560 miljoen euro de drempel voor steunverlening uit het Fonds overschreed (459,494 miljoen euro, ofwel 0,6 % van het BNI van Hongarije).

De ramp trof meer dan 1,5 miljoen inwoners in acht van de twintig Hongaarse comitaten in de stroomgebieden van de Donau en de Tisza. De Hongaarse autoriteiten meldden ernstige schade aan de infrastructuur, met name in de water-/afvalwatersector (136 miljoen euro), op het gebied van overstromingsbescherming (85 miljoen euro), in de vervoerssector (93 miljoen euro) en in de landbouw (ruim 61 miljoen euro), evenals aan het culturele erfgoed en verschillende natuurparken.

Op 1 december 2006 besloot de Commissie het Solidariteitsfonds in te zetten en voor te stellen voor een bedrag van 15 miljoen euro financiële steun te verlenen. Het overeenkomstige voorstel voor een wijziging van de begroting voor de steun aan zowel Hongarije als Griekenland werd in 2007 ingediend, zodra de beoordeling van de Griekse aanvraag was afgerond.

Spanje

Naar aanleiding van de bosbranden in Galicië in augustus 2006 hebben de Spaanse autoriteiten op 6 oktober een aanvraag voor steun uit het Solidariteitsfonds bij de Commissie ingediend. De aanvraag werd ingediend in het Spaans en de vertaling nam meer dan vier weken in beslag.

Volgens de informatie die door de Spaanse autoriteiten werd verstrekt, hebben de bosbranden voor circa 91 miljoen euro schade aangericht, dat wil zeggen minder dan 3 % van de voor Spanje geldende normale drempel voor steun uit het Solidariteitsfonds (3,203 miljard euro, ofwel 3 miljard euro in prijzen van 2002). Aangezien de totale schade onder de normale drempel voor steun uit het Solidariteitsfonds bleef, werd de aanvraag onderzocht aan de hand van de criteria voor een “buitengewone regionale ramp”.

De Spaanse aanvraag had betrekking op de gehele regio Galicië, met een totale bevolking van 2,760 miljoen inwoners. In totaal werden 1908 branden geregistreerd op het grondgebied van 128 gemeenten. De branden deden zich voornamelijk voor in het westelijke deel van Galicië, dat 1,5 miljoen inwoners telt en waar grote steden als Santiago de Compostela, Ourense en Vigo liggen. Hoewel er aanwijzingen waren voor omvangrijke schade aan bossen en het milieu, werd in de aanvraag slechts weinig bewijs aangevoerd voor schade waardoor de bevolking rechtstreeks was getroffen. Over het geheel genomen kon de Commissie op basis van de overgelegde documenten niet concluderen dat het grootste deel van de bevolking van de regio waarop de aanvraag betrekking had, rechtstreeks was getroffen.

De mogelijkheid – die in de aanvraag werd geopperd – dat een aantal branden een niet-natuurlijke oorzaak had, werd niet verder onderzocht.

In haar beoordeling concludeerde de Commissie dat het bewijsmateriaal dat de Spaanse regering had overgelegd weliswaar suggereerde dat de branden ernstige gevolgen voor het milieu hadden gehad, die ook de levensomstandigheden negatief zouden beïnvloeden, maar dat de ramp niet het grootste deel van de bevolking had getroffen en er geen aanwijzingen waren voor blijvende gevolgen voor de macro-economische stabiliteit van de regio. Het laatste werd gestaafd door het feit dat de schade slechts 0,2 % van het BBP van Galicië uitmaakt.

Daarom heeft de Commissie op 20 februari 2007 besloten de aanvraag af te wijzen. Zij heeft de Spaanse autoriteiten hiervan in kennis gesteld.

3. IN 2005 ONTVANGEN AANVRAGEN

De beoordeling – gebaseerd op het criterium “buitengewone regionale ramp” – van de Oostenrijkse aanvraag van 19 oktober 2005 in verband met de overstroming in de deelstaten Vorarlberg en Tirol in augustus 2005 werd afgerond nadat op 12 januari 2006 aanvullende inlichtingen van de Oostenrijkse autoriteiten waren ontvangen.

De totale directe schade werd op 591,94 miljoen euro geraamd, hetgeen neerkomt op ongeveer 0,27 % van het BNI van Oostenrijk ofwel 45 % van de normale drempel voor steunverlening uit het Solidariteitsfonds van de Europese Unie in Oostenrijk (0,6 % van het BNI). Ruim 60 % van de circa 98 000 inwoners van het overstromingsgebied bleek ernstig te zijn getroffen.

Uit het bewijsmateriaal bleek dat de overstroming ernstige en langdurige gevolgen voor de infrastructuur heeft gehad, met name op het gebied van vervoer, water/afvalwater en energie, met langdurige gevolgen voor alle sectoren van de economische bedrijvigheid, waaronder de landbouw. De schade in de particuliere sector werd gekenmerkt door een groot aantal vernielde woningen (meer dan 1200 alleen al in Tirol), ernstige schade aan bedrijven en met name voor het toerisme, de belangrijkste inkomstenbron van de regio. Er werd verwacht dat de gevolgen van de overstroming aanzienlijk langer dan een jaar merkbaar zouden zijn. In het licht van de uitzonderlijke schade kunnen de gevolgen van deze overstroming in een regio met bijna 100 000 inwoners niet als zuiver plaatselijk worden gezien. Daarom heeft de Commissie besloten dat het Solidariteitsfonds moest worden aangesproken en heeft zij voorgesteld voor een bedrag van 14,8 miljoen euro financiële steun te verlenen.

De beoordeling van de twee overstromingsrampen waarvoor Roemenië in 2005 steun had aangevraagd, werd begin 2006 afgerond, nadat de Roemeense autoriteiten op 29 december 2005 de inlichtingen hadden verstrekt waarom de Commissie had verzocht. Op 10 maart heeft de Commissie besloten het Solidariteitsfonds aan te spreken en voor te stellen voor een bedrag van 18,8 miljoen euro steun te verlenen in verband met de overstroming in het voorjaar en voor een bedrag van 52,4 miljoen euro in verband met de overstroming in de zomer.

Op 23 december 2005 had de Commissie al voorgesteld Bulgarije financiële steun te verlenen voor de twee overstromingsrampen die zich in het voorjaar en de zomer van 2005 hadden voorgedaan, voor bedragen van respectievelijk 9,7 miljoen euro en 10,6 miljoen euro.

Op 27 april 2006 hebben de Raad en het Parlement het voorstel voor een gewijzigde begroting van de Commissie voor één steunpakket voor de vijf steundossiers voor Oostenrijk, Roemenië en Bulgarije goedgekeurd. De steunverleningsbesluiten konden op 19 juni (Bulgarije), 29 juni (Oostenrijk) en 26 juli (Roemenië) worden goedgekeurd.

4. BIJZONDER VRAAGSTUK: HET GEBRUIK VAN WISSELKOERSEN BUITEN DE EUROZONE

Naar aanleiding van recente aanvragen voor steun uit het Solidariteitsfonds van landen buiten de eurozone is de vraag gerezen welke wisselkoers moet worden gehanteerd voor de omzetting van de steun in de nationale valuta. De verordening bevat geen specifieke bepaling over het gebruik van de euro.

Deze kwestie is met name problematisch bij wisselkoersschommelingen, bijvoorbeeld tussen de datum van aanvraag en de datum waarop het steunbedrag op de bankrekening van de begunstigde wordt bijgeschreven. Als de datum van aanvraag de relevante omzettingsdatum is en de nationale valuta in de periode tot en met de datum van betaling ten opzichte van de euro in waarde is gestegen, neemt het bedrag in de nationale valuta af. Vanzelfsprekend kunnen de mogelijke gevolgen van wisselkoersschommelingen tussen de datum van aanvraag en de datum van betaling zowel positief als negatief zijn.

Tot nu toe is de euro in alle gevallen omgerekend op basis van de wisselkoers op het ogenblik van de aanvraag. Om de financiële uitvoering van de steun te vereenvoudigen, heeft de Commissie de begunstigde staten tot nu toe verzocht deze wisselkoers aan te houden gedurende de gehele uitvoering en deze als basis te gebruiken voor het definitieve uitvoeringsverslag en de verklaring inzake de financiële uitvoering van de steun. De Commissie is voornemens de huidige praktijk te handhaven, in overeenstemming met het idee van een niet-bureaucratisch instrument dat aan het Solidariteitsfonds van de Europese Unie ten grondslag ligt.

Daarnaast is de Commissie voornemens voor te blijven schrijven dat de begunstigde staat als referentiewisselkoers de koers voor de financiële verslaglegging van de Commissie toepast. De koersen die daarvoor moeten worden gehanteerd, worden in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakt en zijn te vinden op het volgende elektronische adres:

http://europa.eu.int/comm/budget/inforeuro .

5. FINANCIERING

De vijf gevallen uit 2005 waarvoor de procedure aan het einde van het jaar nog niet was afgerond (overstromingen in Roemenië, Bulgarije en Oostenrijk) werden in één gewijzigde begroting behandeld. Het voorontwerp van gewijzigde begroting 1/2006[6] werd op 27 april 2006 door de begrotingsautoriteit goedgekeurd. De subsidies konden worden uitgekeerd na goedkeuring van het subsidiebesluit en na ondertekening van de uitvoeringsovereenkomst. In alle vijf gevallen werden de subsidies met vertraging uitgekeerd als gevolg van de late indiening door de begunstigde staten van voorstellen voor het gebruik van de subsidies, die in de uitvoeringsovereenkomst moeten worden opgenomen (zie bijlage 1 voor nadere bijzonderheden).

Voor elke aanvraag werden de steunbedragen bepaald aan de hand van de eerder door de Commissie vastgestelde standaardmethode, die uitvoerig is uiteengezet in het Jaarverslag 2002/2003 (zie ook bijlage 3 bij dit verslag). In 2006 werden de volgende steunbedragen betaald:

Begunstigde staat | Ramp | Categorie | Steun (€) |

Oostenrijk | Overstroming | Regionale ramp | 14 798 589 |

Roemenië | Overstroming voorjaar | Grote ramp | 18 797 800 |

Roemenië | Overstroming zomer | Grote ramp | 52 406 870 |

Bulgarije | Overstroming voorjaar | Grote ramp | 9 722 183 |

Bulgarije | Overstroming zomer | Grote ramp | 10 632 185 |

Totaal | 106 357 627 |

Met het oog op de aanzienlijke hoeveelheid benodigde middelen voor de vijf aanvragen in verband met overstromingen en omdat ten tijde van de begrotingsprocedure de bijbehorende betalingskredieten niet beschikbaar waren, moest in het voorontwerp van gewijzigde begroting 1/2006 een verzoek om aanvullende betalingskredieten worden opgenomen.

Voor de aanvragen van Griekenland en Hongarije die in 2006 zijn ontvangen, heeft de Commissie voorontwerp van gewijzigde begroting 2/2007 ingediend[7], dat op 7 juni 2007 door de begrotingsautoriteit werd goedgekeurd; in het volgende jaarverslag zal hiervan verslag worden uitgebracht.

6. TOEZICHT

In 2006 heeft de Commissie zeven controlebezoeken afgelegd: het eerste bezoek aan Slowakije in juni betrof de storm in de Tatra, een tweede reeks bezoeken betrof de vier landen die waren getroffen door de grote storm van januari 2005 (Zweden, Estland, Letland en Litouwen). In oktober en november werden bezoeken aan respectievelijk Roemenië en Bulgarije gebracht, die beide betrekking hadden op de uitvoering van de subsidies die het Solidariteitsfonds naar aanleiding van de dubbele overstromingsramp in 2005 had uitgekeerd.

Evenals bij vorige gelegenheden werden deze bezoeken zeer gunstig onthaald door de betrokken autoriteiten en boden zij de gelegenheid in te gaan op technische kwesties zoals de subsidiabiliteit van de uitgaven en de uitvoering van de controle. De Slowaakse autoriteiten sneden het punt aan welke wisselkoersen de begunstigde staten buiten de eurozone dienen te hanteren. De overeengekomen oplossing (zie punt 4 hierboven) was relevant voor alle andere begunstigde staten die in 2005 en 2006 subsidies hebben ontvangen en is daarom algemeen toegepast. De Commissie heeft zich dankzij de bezoeken ook een beeld kunnen vormen van de toegevoegde waarde van het Solidariteitsfonds en informatie kunnen inwinnen over de systemen voor de uitvoering ervan. Er werd geconstateerd dat de uitvoeringssystemen van land tot land verschilden, maar in het algemeen doeltreffend en transparant waren en dat de meeste landen de structuren en procedures gebruikten die al voor de structuurfondsen werden toegepast. De uitvoering bleek in een bevredigend tempo te verlopen en in de meeste landen waren de nodige stappen genomen om te garanderen dat de toezichts- en controleverplichtingen werden nagekomen. Waar dit niet helemaal het geval bleek, wees de Commissie er nogmaals op dat toezicht en controle vanaf het begin een integraal onderdeel van de uitvoeringssystemen dienen te zijn.

7. AFSLUITINGEN

Artikel 8, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2012/2002 bepaalt dat de begunstigde staat uiterlijk zes maanden na afloop van de termijn van één jaar na de datum van uitbetaling van de subsidie een verslag over de financiële uitvoering van de subsidie (hierna “uitvoeringsverslag” genoemd) met een verantwoordingsstaat van de uitgaven (hierna “validiteitsverklaring” genoemd) moet overleggen. Aan het einde van deze procedure gaat de Commissie over tot de afsluiting van de steun uit het Fonds.

Wat betreft de afsluiting van de steun voor de twee Italiaanse aanvragen waarvoor het uitvoeringsverslag op 18 november 2005 werd ontvangen (aardbeving in Molise/Apulia en uitbarsting Etna), heeft de Commissie opgemerkt dat de Italiaanse autoriteiten het volledige bedrag aan subsidies van het Solidariteitsfonds van de Europese Unie (16 798 000 euro voor de uitbarsting van de Etna en 30 826 000 euro voor de aardbevingen in Molise/Apulia) hebben uitgegeven. De Commissie heeft de Italiaanse autoriteiten om een aantal verduidelijkingen verzocht over de validiteitsverklaring met betrekking tot de financiële uitvoering van de subsidie (uit hoofde van artikel 9 van de uitvoeringsovereenkomst), die op 22 november 2006 zijn ontvangen. Na een grondige analyse van de aanvullende inlichtingen heeft de Commissie de steun op 30 april 2007 afgesloten.

Wat betreft de steun die aan Portugal werd verleend (bosbranden in 2003), waarvoor het uitvoeringsverslag in juni 2005 werd ontvangen, heeft de Commissie op 8 mei 2006 en 25 augustus 2006 aanvullende inlichtingen van de Portugese autoriteiten ontvangen. De Portugese autoriteiten deelden mee dat een bedrag van 42 359 112,21 euro (van een totale subsidie van 48 539 000 euro) daadwerkelijk is uitgegeven. Dientengevolge moet een saldo van 6 179 887,79 euro worden teruggevorderd. Daarnaast deelden de Portugese autoriteiten in de verklaring over de afsluiting van de steun mee dat na controle niet kon worden bevestigd dat een bedrag van 211 613,80 euro in aanmerking kwam voor steun uit het Solidariteitsfonds. Dientengevolge zal dit bedrag eveneens worden teruggevorderd. Aan het einde van de periode die door dit jaarverslag wordt bestreken, kon de steun nog niet worden afgesloten, aangezien bevestiging van de schaderamingen in de aanvraag nog hangende was. Artikel 10, lid 2, van de verordening bepaalt dat wanneer uit nieuwe elementen blijkt dat de opgelopen schade aanzienlijk kleiner is, de Commissie van de begunstigde staat eist dat de overeenkomstige subsidie wordt terugbetaald. Daarom werd de Portugese autoriteiten verzocht het bedrag aan directe schade te bevestigen. Bij brief ontvangen op 16 april 2007 hebben de Portugese autoriteiten het bedrag aan daadwerkelijk vastgestelde directe schade bevestigd (1,301 miljard euro in plaats van de 1,228 miljard euro die in de aanvraag werd geraamd). Het totale terug te vorderen bedrag bedraagt dus 6 391 501,59 euro. De procedure voor de terugvordering van dit bedrag is gestart.

In 2006 heeft de Commissie de definitieve uitvoeringsverslagen ontvangen voor de subsidies die in 2004 zijn toegekend aan Spanje (bosbranden aan de Portugese grens) en Malta (overstroming). Daarnaast zijn aanvullende inlichtingen ontvangen over het uitvoeringsverslag betreffende de steun die werd verleend na de olieramp met de Prestige in Spanje. Aan het eind van de periode waarop dit verslag betrekking heeft, was de beoordeling van deze uitvoeringsverslagen nog niet afgerond. De steun van 19,625 miljoen euro die aan Frankrijk werd verleend voor de overstromingen in de Rhônedelta in 2004, waarvoor het uitvoeringsverslag eveneens in 2006 is ontvangen, werd op 29 november 2006 afgesloten. Aangezien een bedrag van 135 492,09 euro niet is uitgegeven, heeft de Commissie een procedure tot terugvordering gestart.

8. VOORSTEL VOOR EEN NIEUWE VERORDENING BETREFFENDE HET SOLIDARITEITSFONDS

Nadat de werkgroep financiële adviseurs van de Raad tijdens het voorzitterschap van het Verenigd Koninkrijk een begin had gemaakt met haar onderzoek van het voorstel van de Commissie voor een nieuwe verordening betreffende het Solidariteitsfonds, werden de werkzaamheden tijdens de eerste maanden van het Oostenrijkse voorzitterschap in 2006 geïntensiveerd. De verbreding van het toepassingsgebied van het instrument werd door enkele lidstaten afgewezen en een grote meerderheid van de delegaties uitte bedenkingen over bijna alle andere nieuwe elementen in het voorstel. De Commissie heeft een reeks werkdocumenten ingediend om aan te tonen dat deze bedenkingen – met name in verband met de financiering van het vernieuwde Fonds – ongegrond waren, maar er werden geen vorderingen gemaakt. Tijdens de vergadering van 15 maart heeft het Oostenrijkse voorzitterschap geconcludeerd dat het voorstel voorlopig niet verder zal worden behandeld.

Het Europees Parlement daarentegen heeft op 18 mei het zeer positieve verslag-Berend aangenomen, dat door de Commissie regionale ontwikkeling was opgesteld. Hoewel in het verslag een reeks amendementen werd voorgesteld, werden alle elementen in het verslag van de Commissie in grote lijnen gesteund. Nadat het verslag-Berend was aangenomen, werd het onderwerp voor 30 mei opnieuw op de agenda van de werkgroep van de Raad gezet, maar dit nieuwe element deed de lidstaten niet van standpunt veranderen.

De Commissie heeft (onder meer op het niveau van de voorzitter van de Commissie) een aantal pogingen gedaan om de lidstaten, en met name het Finse en tegen het einde van 2006 het Duitse voorzitterschap, te overtuigen en het debat over het voorstel weer op gang te brengen. Eind 2006 was echter geen vooruitgang geboekt.

9. CONCLUSIES

In 2006 heeft de Commissie in totaal vier nieuwe aanvragen om steunverlening uit het Solidariteitsfonds ontvangen, een beperkt aantal vergeleken met de drie voorafgaande jaren. De Hongaarse aanvraag was de enige die betrekking had op een grote natuurramp – het belangrijkste toepassingsgebied van het Solidariteitsfonds – waarvoor de Commissie kon voorstellen het Fonds aan te spreken. Deze aanvraag werd vervolgens bekrachtigd door de begrotingsautoriteit.

Drie andere aanvragen zijn ingediend in het kader van het criterium “buitengewone regionale ramp”, waarvan één aanvraag – met betrekking tot de explosie in de olieopslagplaats van Buncefield – door de regering van het Verenigd Koninkrijk werd ingetrokken vanwege de twijfels of de ramp wel binnen de werkingssfeer van de verordening viel. Ondersteuning in geval van technologische rampen wordt namelijk door de criteria in het algemeen uitgesloten (opmerking: het voorstel voor een nieuwe verordening betreffende het Solidariteitsfonds verwijst uitdrukkelijk naar technologische rampen). Op grond van de inlichtingen ter ondersteuning van de Griekse aanvraag naar aanleiding van de overstroming van de rivier de Evros, de tweede aanvraag ten behoeve van regionale rampen in 2006, werd geoordeeld dat deze aanvraag aan de criteria voldeed en werd voorgesteld het Fonds aan te spreken. De aanvraag met betrekking tot de bosbranden in Galicië werd afgewezen omdat niet aan de criteria van de verordening was voldaan.

Voor de aanvragen in 2006 heeft de Commissie voorgesteld een totaal bedrag van 24,4 miljoen euro aan steun uit het Fonds uit te keren. Dit is het op een na laagste jaarbedrag (na 2004) sinds de oprichting van het Fonds in 2002.

Hoewel op beperktere schaal dan in de voorafgaande jaren, hebben de ervaringen in 2006 de algemene trend bevestigd dat de meeste aanvragen om steun uit het Solidariteitsfonds niet worden ingediend voor grote rampen die het belangrijkste toepassingsgebied van het Fonds vormen, maar op grond van de uitzonderingscriteria voor regionale rampen. Aan deze criteria – die de Commissie uit hoofde van de verordening “met de grootste zorgvuldigheid” moet onderzoeken – is relatief moeilijk te voldoen. Het aandeel afgewezen aanvragen is bij de regionale (buitengewone) criteria met ongeveer 60 % nog steeds hoog. Daarentegen zijn de aanvragen in verband met grote rampen, waarvoor enkel een kwantitatief criterium geldt, alle positief beoordeeld.

De Commissie is nog steeds van mening dat het Solidariteitsfonds doeltreffender kan worden ingezet door enerzijds een enkel criterium toe te passen met lagere kwantitatieve drempels dan nu het geval is, en anderzijds de huidige (niet-kwantitatieve) criteria voor ‘buitengewone’ regionale rampen af te schaffen. Hierdoor kan tevens teleurstelling als gevolg van afgewezen aanvragen worden voorkomen, aangezien het uiterst moeilijk is om aan de buitengewone criteria te voldoen.

Op basis van gegevens uit het verleden zouden deze wijzigingen overwegend neutraal zijn, in die zin dat aan de hand van de nieuwe criteria dezelfde besluiten over de verlening van steun zouden worden genomen. Door echter de criteria te verduidelijken en de minder gemakkelijk toe te passen regionale criteria van de huidige verordening in te trekken, zouden aanvragende staten een duidelijker beeld krijgen of het de moeite waard is aanzienlijke middelen te investeren in de indiening van een aanvraag om steun uit het Fonds. De nieuwe criteria zouden daarmee een concrete bijdrage leveren aan “betere regelgeving”.

Daarom hoopt de Commissie dat de Raad bereid is het voorstel van de Commissie van 6 april 2005 voor een nieuwe verordening betreffende het Solidariteitsfonds, dat de relevante bepalingen bevat, opnieuw in overweging te nemen. Bovendien biedt het verbreden van het toepassingsgebied van het Fonds naar rampen van niet-natuurlijke oorsprong de Gemeenschap de kans haar solidariteit te betonen in geval van crises die geen natuurlijke oorsprong hebben.

Annex 1 European Union Solidarity Fund applications received or completed in 2006

Country | GNI 2004 | 0.6% of GNI | Major disaster threshold 2006 |

AT | ÖSTERREICH | 234 184 | 1 405.103 | 1 405.103 |

BE | BELGIQUE-BELGIË | 290 703 | 1 744.220 | 1 744.220 |

BG | BALGARIJA | 18 927 | 113.563 | 113.563 |

CY | KYPROS | 12 297 | 73.784 | 73.784 |

CZ | ČESKA REPUBLIKA | 82 560 | 495.358 | 495.358 |

DE | DEUTSCHLAND | 2 216 000 | 13 296.000 | 3 202.578* |

DK | DANMARK | 195 471 | 1 172.825 | 1 172.825 |

EE | EESTI | 8 456 | 50.733 | 50.733 |

EL | ELLADA | 167 356 | 1 004.137 | 1 004.137 |

ES | ESPAÑA | 827 642 | 4 965.852 | 3 202.578* |

FI | SUOMI/FINLAND | 149 197 | 895.182 | 895.182 |

FR | FRANCE | 1 657 132 | 9 942.792 | 3 202.578* |

HR | HRVATSKA | 27 623** | 165.739 | 165.739 |

HU | MAGYARORSZÁG | 76 582 | 459.494 | 459.494 |

IE | IRELAND | 125 714 | 754.285 | 754.285 |

IT | ITALIA | 1 343 620 | 8 061.718 | 3 202.578* |

LT | LIETUVA | 17 591 | 105.543 | 105.543 |

LU | LUXEMBOURG (G-D) | 22 643 | 135.855 | 135.855 |

LV | LATVIJA | 10 945 | 65.667 | 65.667 |

MT | MALTA | 4 203 | 25.220 | 25.220 |

NL | NEDERLAND | 489 791 | 2 938.746 | 2 938.746 |

PL | POLSKA | 186 029 | 1 116.176 | 1 116.176 |

PT | PORTUGAL | 140 465 | 842.788 | 842.788 |

RO | ROMÂNIA | 58 947** | 353.681 | 353.681 |

SE | SVERIGE | 281 444 | 1 688.665 | 1 688.665 |

SI | SLOVENIJA | 25 905 | 155.429 | 155.429 |

SK | SLOVENSKÁ REPUBLIKA | 32 790 | 196.738 | 196.738 |

TR | TÜRKIYE | 24 1373 | 1 448.237 | 1 448.237 |

UK | UNITED KINGDOM | 1 754 367 | 10 526.204 | 3 202.578* |

* ~ EUR 3 billion in 2002 prices

** GDP (GNI not available)

[1] Verordening (EG) nr. 2012/2002 van de Raad van 11 november 2002 tot oprichting van het Solidariteitsfonds van de Europese Unie, PB L 311 van 14.11.2002, blz. 3 (hierna “de verordening” genoemd).

[2] Artikel 2, lid 1, bepaalt: “Op verzoek van een lidstaat of van een staat waarmee over toetreding tot de Europese Unie wordt onderhandeld, hierna "begunstigde staat" genoemd, kan hoofdzakelijk steun uit het Fonds worden verleend wanneer zich op het grondgebied van die staat een grote natuurramp voordoet die ernstige gevolgen heeft voor de levensomstandigheden van de burgers, het natuurlijke milieu of de economie van een of meer regio's of een of meer staten.”

[3] Tot nu toe is het zinken van de olietanker Prestige voor de Spaanse kust het enige geval waarin het Solidariteitsfonds van de Europese Unie steun ter beschikking stelde voor een niet-natuurramp.

[4] “[…] een buitengewone ramp, vooral een natuurramp, welke het grootste deel van de bevolking treft en ernstige en langdurige gevolgen voor de levensomstandigheden en de macro-economische stabiliteit van de regio heeft”.

[5] Zie voor bijzonderheden het Jaarverslag 2005 COM(2006) 444 def.

[6] SEC(2006) 325 definitief van 10.3.2006.

[7] COM(2007) 148 definitief van 28.3.2007.