Bijlagen bij COM(2008)570 - Sector gedroogde voedergewassen

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

dossier COM(2008)570 - Sector gedroogde voedergewassen.
document COM(2008)570 NLEN
datum 19 september 2008
bijlage).

In 2006/2007 en 2007/2008 stabiliseerde de productie van gedroogde voedergewassen op een niveau van ca. 4,45 miljoen ton (3,9 miljoen ton kunstmatig gedroogd en 0,55 miljoen ton in de zon gedroogd).

De hervorming van 2003 heeft niet geleid tot een significante omschakeling van de kunstmatig gedroogde naar de zongedroogde productie.

Impact op de landbouwers

Het inkomen van de landbouwers blijkt als gevolg van de hervorming van 2003 te zijn gestegen omdat de vroegere verwerkingssteun deels werd omgezet in een ontkoppelde betaling aan de landbouwers. Wat de rendabiliteit betreft, is de brutomarge voor groenvoedergewassen echter afgenomen als gevolg van de lagere verkoopprijs voor producenten in het verkoopseizoen 2005/2006 ten opzichte van het verkoopseizoen 2004/2005.

De vaststelling van gemiddelden die de rendabiliteit van groenvoedergewassen accuraat weergegeven, blijft evenwel een probleem omdat tal van productie- en afzetsystemen in omloop zijn.

Met betrekking tot het beheer van de landbouwbedrijven blijkt uit de evaluatie dat de landbouwers de inzaai, de oogst en andere productieactiviteiten steeds vaker uitbesteden aan de verwerkingssector. Opvallend resultaat van de AND International -evaluatie is toch wel dat gewassen die in de vruchtwisseling na luzerne worden aangeplant, profiteren van de positieve agronomische kenmerken van dit gewas en hoger scoren in de opbrengstcijfers.

Impact op de verwerkers

Voor een vlotte belevering met grondstoffen moeten de verwerkers in staat zijn de producenten van die grondstoffen een prijs te bieden met een concurrerende brutomarge ten opzichte van andere gewassen (granen en oliehoudende zaden). Gezien de marktprijzen en de verwerkingskosten voor het eindproduct, is de Gemeenschapssteun van groot belang voor het halen van concurrerende prijzen voor de grondstoffen (luzerne, gras).

De concurrentiepositie van gedroogde voedergewassen ten opzichte van andere eiwitbronnen hangt voor een groot deel samen met de energiekosten. Vandaar het grote verschil tussen de noordelijke regio's van Europa, waar verwerkers zwaar in de buidel moeten tasten voor het drogen van de gewassen, en hun zuidelijke tegenhangers, die hun droogkosten kunnen drukken door de luzerne vooraf in de zon te laten drogen.

Gezien het belang van de steun in de totale inkomsten van de sector zouden de meeste verwerkers, vooral in de noordelijke gebieden, hun poorten moeten sluiten en hun werknemers op straat moeten zetten als de regeling zou worden afgeschaft.

Impact op het milieu

Bodem en water

Luzerne komt vooral tot zijn recht in het kader van vruchtwisseling ter voorkoming van de monocultuur van graan en wordt als milieuvriendelijker dan andere gewassen (vooral maïs en, in mindere mate, tarwe) beschouwd vanwege zijn positieve uitwerking op de bodem, het water, de biodiversiteit en het landschap.

Luzerne verbetert de bodemstructuur, ontwikkelt een diep reikend wortelsysteem, is een meerjarige bodembedekker, verstikt onkruid, beperkt uitspoeling en heeft minder pesticiden nodig. Bovendien kan de stikstofgist worden verminderd omdat peulgewassen in staat zijn de stikstof uit de lucht vast te houden. Voorts is er veel minder bodemverlies als gevolg van erosie dan bij de maïsteelt.

Groenvoedergewassen houden het water veel efficiënter vast dan alternatieve gewassen; minder regenwater stroomt weg en de bodem heeft een betere waterretentiecapaciteit. Als een gewas dat weinig input vereist en de bodem permanent bedekt, heeft luzerne een positief effect op de waterkwaliteit. Bij bevloeiing heeft luzerne 17 % meer water per jaar nodig dan maïs, maar de behoefte aan water is gelijkmatiger verdeeld over het jaar, zonder pieken in de zomer.

Meerjarige aanplant, beperking van de monocultuur en diversifiëring van habitats worden één voor één als positief voor de biodiversiteit en het landschap beschouwd.

Verbruik van fossiele brandstoffen

Bij het drogen van voedergewassen wordt een aanzienlijke hoeveelheid fossiele brandstoffen verbruikt. De GMO staat een hoog energieverbruik toe, voornamelijk via de verbranding van fossiele brandstoffen, die per definitie gepaard gaat met een hoge broeikasgasuitstoot.

In het verkoopseizoen 2004/2005 (het laatste vóór de toepassing van de hervorming van 2003) bedroeg het energieverbruik van de verwerkers in de acht belangrijkste producerende lidstaten ca. 526 000 ton petroleumequivalent (tpe), waarvan 90 % afkomstig was uit fossiele brandstoffen.

Sinds het verkoopseizoen 2005/2006 is de productie van kunstmatig gedroogde voedergewassen, en dus ook het energieverbruik, gedaald. Deze daling wordt voor de verkoopseizoenen 2004/2005 tot 2006/2007 geraamd op meer dan 127 000 tpe, waarvan 114 500 tpe voor de fossiele brandstoffen.

Energieverbruik (8 belangrijkste producerende landen) |

Lidstaat | 2004/2005(1) | 2005/2006(1) | 2006/2007(2) |

Gedroogde voeder-gewassen (miljoen t) | tpe | Gedroogde voeder-gewassen (miljoen t) | tpe | Gedroogde voeder-gewassen (miljoen t) | tpe |

Duitsland | 0,327 | 84 086 | 0,272 | 68 648 | 0,239 | 54 186 |

Denemarken | 0,143 | 31 324 | 0,097 | 21 248 | 0,077 | 11 928 |

Spanje | 2,166 | 90 766 | 1,793 | 62 755 | 1,793 | 60 440 |

Frankrijk | 1,175 | 195 833 | 1,163 | 193 833 | 1,004 | 205 669 |

Italië | 0,779 | 64 175 | 0,500 | 41 310 | 0,418 | 21 985 |

Nederland | 0,194 | 45 267 | 0,182 | 42 467 | 0,138 | 33 591 |

Verenigd Koninkrijk | 0,047 | 9 182 | 0,048 | 9 383 | 0,041 | 7 655 |

Tsjechië | 0,033 | 5 186 | 0,021 | 5 250 | 0,027 | 3 139 |

Totaal | 4,864 | 525 819 | 4,076 | 444 894 | 3,737 | 398 593 |

tpe/t gedroogde voedergewassen | 0,1081 | 0,1091 | 0,1067 |

Bron: (1) AND International, (2) DG AGRI. |

De verhouding “tpe/t gedroogde voedergewassen” blijkt in de periode 2004/2005 tot 2006/2007 constant te zijn gebleven. Dit betekent dat per ton gedroogde voedergewassen geen noemenswaardige hoeveelheden energie zijn bespaard als gevolg van het gebruik van betere technologieën. De verlaging van de minimale droogtemperatuur lijkt evenmin een effect te hebben gehad op het energieverbruik voor de productie van een ton gedroogde voedergewassen. De daling van het totale energieverbruik is rechtstreeks terug te voeren op de gedaalde productie van kunstmatig gedroogde voedergewassen. In Spanje en Italië is de verhouding het beste, maar zij profiteren dan ook van gunstige weersomstandigheden. Nederland, Duitsland en Frankrijk hebben vanwege minder gunstige weersomstandigheden meer brandstof nodig om een ton gedroogde voedergewassen te produceren. Het Verenigd Koninkrijk en Denemarken, tot slot, lijken bij de productie van gedroogde voedergewassen meer gebruik te maken van duurzame technologieën.

Broeikasgasuitstoot

Het energieverbruik van de drogerijen weegt zwaar door op het verbruik van fossiele brandstoffen en de broeikasgasuitstoot. Naast de milieu-impact van het gebruik van niet-hernieuwbare energiebronnen, is er bovendien de uitstoot van verontreinigende gassen en stof die gepaard gaat met de verbranding van deze brandstoffen. In het verkoopseizoen 2004/2005 bedroeg de totale broeikasgasuitstoot als gevolg van de verbranding van fossiele brandstoffen door drogerijen in de EU 1 622 000 ton CO2-equivalent.

Als gevolg van de lagere productie van gedroogde voedergewassen na de hervorming van 2003 is meer dan 80 000 ton brandstof bespaard. In het verkoopseizoen 2005/2006 kwam deze besparing overeen met een vermindering van de broeikasgasuitstoot van 250 000 ton CO2-equivalent, wat neerkomt op een vermindering van 15 % ten opzichte van de totale emissies in het vorige verkoopseizoen.

Impact op de markt voor diervoeders

De steunverlening voor gedroogde voedergewassen heeft slechts een beperkte invloed op de communautaire productie van eiwit voor diervoeders. In het verkoopseizoen 2005/2006 vertegenwoordigden de gedroogde voedergewassen ca. 1 % van de hoeveelheid totaal ruw eiwit die door de landbouwhuisdieren in de EU werd verbruikt. Gedroogde voedergewassen zijn in feite veeleer een middel om het eiwitgehalte te behouden.

Aangezien slechts 25 % van de luzerneproductie onder contracten voor de productie van gedroogde voedergewassen valt, is het onwaarschijnlijk dat de afschaffing van de regeling de doodsteek voor deze teelt zou betekenen.

Sojameel, met meer dan 60 % plantaardig eiwit, is nog steeds de belangrijkste bron van eiwit voor de communautaire diervoedermarkt. Het eiwitgehalte van sojameel (tussen 40 % en 45 %) is hoger dan bij de alternatieve gewassen. De EU hangt voor de belevering met sojameel voornamelijk af van invoer. Met de interne productie van sojabonen kan namelijk niet meer dan 2 % van het EU-verbruik worden gedekt.

De tweede belangrijkste bron van eiwit is raapzaadmeel, dat een iets lager eiwitgehalte heeft dan sojameel (tussen 30 % en 35 %) en voornamelijk in Europa wordt geproduceerd.

Aangezien 80 % van de vraag naar gedroogde voedergewassen door andere, voornamelijk ingevoerde, eiwitbronnen kan worden vervangen, wordt de communautaire steunregeling als inefficiënt beschouwd.

SLOTOPMERKINGEN

Voordelen van de huidige regeling | Nadelen van de huidige regeling |

Producent | Concurrerende prijzen voor de grondstoffen | Prijs voor de grondstoffen hangt af van de communautaire steun. |

Industrie | Behoud van banen (ca. 4 500) Steun = 22 % van de totale inkomsten | De rendabiliteit van het grootste deel van de industrie is afhankelijk van de EU-steun. |

Consumenten (veehouder) | Concurrerende prijzen van gedroogde voedergewassen | 80 % van de vraag naar gedroogde voedergewassen kan worden vervangen dor andere eiwitbronnen. |

Milieu | In het landbouwbedrijf: positieve gevolgen voor – de bodem – de waterkwaliteit – de biodiversiteit. | Op mondiaal niveau: negatieve gevolgen voor – de nettobalans van fossiele brandstoffen (526 000 tpe/jaar in 2004/2005) – nettobalans van de broeikasgasuitstoot (1 622 000 ton C02-equivalent in 2004/2005). |

Op de diervoedermarkt spelen de gedroogde voedergewassen nauwelijks een rol van betekenis als bron van plantaardig eiwit. Ontwikkelingen op de diervoedermarkt, onder meer op het gebied van betere voederefficiëntie, een tragere toename van de vleesproductie en de beschikbaarheid van goedkope eiwitrijke bijproducten van de productie van biobrandstoffen, dringen de gedroogde voedergewassen verder in de hoek.

De rendabiliteit van de sector is in hoge mate afhankelijk van steun. De toegevoegde waarde van de sector gedroogde voedergewassen bedraagt 22 % van de totale ontvangsten, wat ruwweg overeenkomt met de steunbegroting van de EU.

Op het gebied van milieu moet worden vastgesteld dat het verbruik van fossiele brandstoffen voor de productie van gedroogde voedergewassen hoog oploopt en een hoge broeikasgasuitstoot in de hand werkt.

Op 20 mei 2008 heeft de Commissie wetsvoorstellen ingediend in het kader van de gezondheidscontrole van het GLB [COM(2008) 306 definitief], onder meer met als doel de steun voor de sector gedroogde voedergewassen met ingang van 1 april 2011 volledig te ontkoppelen [artikel 8, onder c), van het voorstel voor een Verordening van de Raad tot wijziging van het gemeenschappelijk landbouwbeleid aan de hand van wijzigingen van de Verordeningen (EG) nr. 320/2006, (EG) nr. 1234/2007, (EG) nr. 3/2008 en (EG) nr. […]/2008]. Zoals wordt toegelicht in overweging 15 van dat voorstel “moet tot ontkoppeling van de steun worden overgegaan, weliswaar met inachtneming van een korte overgangsperiode van twee jaar om de sector de kans te geven zich aan te passen”.

Derhalve is het niet noodzakelijk om bij dit verslag aparte voorstellen te voegen.

BIJLAGE

ONTWIKKELING VAN DE SUBSIDIABELE PRODUCTIE VAN GEDROOGDE VOEDERGEWASSEN |

Kunstmatig gedroogd | GNH | 1995/96 |1996/97 |1997/98 |1998/99 |1999/00 |2000/01 |2001/02 |2002/03 |2003/04 |2004/05 |2005/06 |2006/07 | | BLEU |8 000 |4 043 |4 329 |4252 |2786 |1 941 |1 740 |1 088 |1 596 |2 743 |3 551 |0 |0 | |Denemarken |334 000 |270 695 |206 784 |224 637 |266 204 |186 339 |168 062 |147 136 |147 337 |124 316 |142 690 |91 580 |76 862 | |Duitsland |421 000 |342 663 |300 088 |307 729 |320 637 |333 899 |356 535 |334 324 |348 011 |250 821 |327 449 |274 287 |239 365 | |Griekenland |32 000 |46 288 |30 026 |38 345 |46 195 |51 550 |43 637 |51 160 |57 833 |48 823 |49 611 |49 475 |34 668 | |Spanje |1 224 000 |1 261 548 |1 413 616 |1 571 256 |1 667 746 |1 769 309 |1 954 585 |1 812 214 |1 882 314 |2 058 269 |2 165 614 |1 793 801 |1 792 986 | |Frankrijk |1 455 000 |1 307 201 |1 090 997 |1 263 874 |1 346 364 |1 303 912 |1 224 880 |1 166 802 |1 093 974 |1 193 269 |1 175 125 |1 156 929 |1 003 591 | |Ierland |5 000 |4 677 |5 859 |6 288 |5 458 |4 941 |4 737 |4 908 |4 338 |4 953 |4 546 |3 974 |4 002 | |Italië |523 000 |526 344 |498 540 |561 078 |637 826 |674 152 |676 847 |658 562 |715 757 |661 845 |778 513 |474 112 |418 327 | |Nederland |285 000 |220 783 |176 387 |209 514 |223 312 |193 883 |214 347 |181 067 |203 311 |169 889 |194 215 |177 697 |137 576 | |Oostenrijk |4 400 |2 221 |1 959 |2 132 |1 847 |1 978 |2 057 |1 997 |2 688 |1 292 |1 794 |2 087 |1 783 | |Portugal |5 000 |800 |1 936 |3 555 |2 507 |935 |2 209 |3 691 |104 |43 |263 |0 |0 | |Finland |3 000 |1 785 |1 325 |1 056 |1 209 |495 |572 |518 |635 |964 |527 |463 |124 | |Zweden |11 000 |9 493 |7 146 |5 286 |6 615 |6 476 |6 004 |7 506 |8 659 |8 075 |6 196 |4 440 |6 443 | |Verenigd Koninkrijk |102 000 |71 810 |78 902 |83 572 |81 378 |69 527 |63 309 |50 035 |48 377 |45 262 |47 232 |48 936 |40 616 | | TOTAAL EU-15 | 4 412 400 |4 070 351 |3 817 894 |4 282 574 |4 610 084 |4 599 337 |4 719 521 |4 421 008 |4 514 934 |4 570 564 |4 897 326 |4 077 782 |3 756 342 | | Tsjechië |27 942 | | | | | | | | | |27 |32 522 |27 264 | |Litouwen |650 | | | | | | | | | |1 |509 |856 | |Hongarije |49 593 | | | | | | | | | |57 |49 724 |36 405 | |Polen |13 538 | | | | | | | | | |5 |4 715 |4 168 | |Slowakije |13 100 | | | | | | | | | |3 |3 026 |2 512 | | TOTAAL EU-12 | 104 823 | | | | | | | | | | 92 |90 495 |71 204 | |TOTAAL EU-27 | 4 517 223 | | | | | | | | | | 4 897 418 |4 168 277 |3 827 547 | | | | | | | | | | | | | | | | | In de zon gedroogd | GNH | 1995/96 |1996/97 |1997/98 |1998/99 |1999/00 |2000/01 |2001/02 |2002/03 |2003/04 |2004/05 |2005/06 |2006/07 | | Griekenland |5 500 |2 550 |1 630 |114 |0 |0 |0 |0 |0 |0 |0 |0 |205 | |Spanje |101 000 |40 716 |36 628 |52 582 |92 814 |84 726 |108 250 |226 792 |104 955 |117 837 |95 197 |119 465 |119 256 | |Frankrijk |150 000 |165 830 |86 048 |14 478 |3 725 |2 513 |2 742 |4 368 |2 585 |2 212 |2 675 |3 157 |3 087 | |Italië |162 000 |190 146 |124 520 |86 724 |53 462 |72 920 |90 018 |74 187 |107 352 |91 733 |66 787 |325 130 |395 741 | |Portugal |25 000 |3 144 |3 996 |2 526 |1 365 |1 622 |1 555 |565 |934 |1 784 |1 742 |2 441 |1 717 | | TOTAAL EU-27 | 443 500 |402 386 |252 823 |156 424 |151 366 |161 781 |202 565 |305 912 |215 826 |213 566 |166 401 |450 193 |520 006 | |

[1] "Etude d’évaluation des mesures communautaires dans le secteur des fourrages séchés", ANDI, COGEA, Univ. Lleida, DACS, september 2007http://ec.europa.eu/agriculture/eval/reports/fourrage/index_fr.htm

[2] Spanje, Frankrijk, Italië, Duitsland, Nederland, Denemarken, het Verenigd Koninkrijk en Tsjechië.