Bijlagen bij COM(2008)657 - Commission working document - Evaluation and monitoring of the implementation of the EU Plan on best practices, standards and procedures for combating and preventing trafficking in human beings

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

bijlage toegevoegd. Op enkele uitzonderingen na, namelijk Zweden en België, zijn de cijfers niet gendergevoelig. Veel landen beschikken niet over afzonderlijke cijfers voor kinderen. Het is niet altijd duidelijk of de gevraagde cijfers niet beschikbaar zijn dan wel of

2

bewustmakingscampagnes en opleiding voor rechtshandhavingsinstanties. TV en radio lijken in beperktere mate te zijn gebruikt. In de landen van herkomst van de slachtoffers werd veel minder gedaan. De preventiemaatregelen op lange termijn zijn nog ontoereikend, vooral maatregelen die gericht zijn op de bevordering van gendergelijkheid.

1.3. Onderzoek en vervolging

In 2006 werden de hoogste cijfers betreffende onderzoek en vervolging van mensenhandel met het oog op seksuele uitbuiting geregistreerd in AT (128), BE (291), BG (291), DE (353), IT (214), PT (65), en UK (54). Het totaal aantal in de EU onderzochte zaken bedroeg 195 in 2001, 453 in 2003, 1 060 in 2005, en 1 569 in 20063. Ondanks de stijgende trend is het aantal strafprocedures nog niet hoog genoeg om de vermoedelijke omvang van dit soort misdrijf weer te geven, vooral gelet op het feit dat volgens schattingen van de IOM elk jaar ongeveer 500 000 mensen het slachtoffer worden van menshandel naar Europa. In 2006 werden 180 zaken geregistreerd waarin kinderen het slachtoffer werden van dit misdrijf4. Wat mensenhandel met het oog op arbeidsexploitatie betreft, werd het wetgevend kader recentelijk voltooid, en derhalve is de uitvoering ervan nog minder vergevorderd. De conclusie moet zijn dat mensenhandel nog steeds een laag-risico-misdrijf is, zowel die met het oog op seksuele uitbuiting en als die met het oog op arbeidsuitbuiting.

Veel landen hebben bilaterale overeenkomsten voor de uitwisseling van onderzoeksgegevens en politiële samenwerking in het algemeen. Gezamenlijke onderzoeksteams zijn zeldzaam. Recentelijk zijn in een aantal landen echter andere vormen van politiële samenwerking opgezet (CY, HU, IT, LV, LT, NL, SI, SE, UK), ook via Europol en Interpol.

De informatie over politiële slachtofferbescherming is ontoereikend. De lidstaten merken in het algemeen op dat er programma's voor de bescherming van slachtoffers bestaan en dat slachtoffers van mensenhandel toegang hebben tot dergelijke programma's. Zeer weinig landen zijn echter in staat aan te geven hoeveel slachtoffers bescherming hebben gekregen en dat aantal is zeer laag (FI 5, LV 1, PL 11). In het bijzonder in Italië is de situatie positief: alle slachtoffers die in programma's voor sociale integratie zijn geplaatst (2 039 in 2005 en 2 143 in 2006), hebben ook politiële bescherming gekregen.

Antwoorden betreffende schadeloosstelling tonen aan dat er op dit gebied ook een kloof bestaat tussen wetgeving en uitvoering. Hoewel het recht op schadeloosstelling door wetgevende maatregelen wordt gewaarborgd, en veel landen zelfs een openbaar fonds voor schadeloosstelling hebben (AT, BE, BG, CZ, DK, FI, FR, HU, LV, LU, MT, NL, PT, SK, SE, UK), blijkt uit de enige beschikbare cijfers dat zeer weinig slachtoffers van mensenhandel schadeloosstelling hebben gekregen (DK 1, FR 5, NL 18, UK 4, NO 2).

In sommige landen hebben de cijfers ook betrekking op mensenhandel met het oog op exploitatie op arbeidsgebied. Het is mogelijk dat een aantal zaken van mensenhandel met het oog op seksuele uitbuiting nog wordt vervolgd als zaken van exploitatie van prostitutie omdat het moeilijk is om bewijsmateriaal te verzamelen. Deze cijfers zijn zeker een onderschatting aangezien veel landen niet over afzonderlijke gegevens over

3

4

1.4.        Slachtofferhulp

De meerderheid van de landen heeft wetgeving vastgesteld op het gebied van slachtofferhulp. Met name hebben alle lidstaten (behalve ES en LU) meegedeeld dat zij Richtlijn 2004/81/EG betreffende de verblijfstitel die aan slachtoffers van mensenhandel wordt verleend5 volledig hebben uitgevoerd. De nationale wetgeving voorziet nu in bedenktijd overeenkomstig de richtlijn. Italië heeft een systeem waardoor slachtoffers rechtstreekse toegang tot een verblijfstitel krijgen. De bedenktijd bedraagt 30 dagen tot 6 maanden. Slechts vijf landen beschikken echter over relevante cijfers. In 2006-2007 bedroeg het totale aantal 56, waarvan 30 gevallen in Noorwegen. Zelfs wanneer rekening wordt gehouden met het grote aantal cijfers van slachtoffers die in Italië rechtstreeks een verblijfstitel hebben gekregen en het geschatte aantal mensen aan wie in het UK tussen 2003 en 2006 bedenktijd werd verleend (155), moet de regeling in verband met bedenktijd in de meeste landen blijkbaar nog worden uitgevoerd6. Dit kan wel tot gevolg hebben dat de meerderheid van de opgespoorde slachtoffers onmiddellijk van het grondgebied wordt verwijderd, hetgeen in strijd is met normen op het gebied van de mensenrechten en impliceert dat een belangrijke bron van bewijs verloren gaat, hetgeen een duidelijke inbreuk op de richtlijn vormt.

Wat het verlenen van verblijfstitels betreft, voorzien alle landen behalve DK, LU, PL en UK in een dergelijke titel voor slachtoffers van mensenhandel. De duur varieert van 40 dagen (SK) tot 1 jaar (NL, SI, ES, PT, NO). In de meeste landen bedraagt de duur 6 maanden (AT, CY, CZ, FI, FR, PL, SE, IT) en kan deze meerdere keren worden verlengd, doorgaans afhankelijk van de persoonlijke situatie van het slachtoffer. In alle landen behalve PL hebben slachtoffers, conform de richtlijn, toegang tot de arbeidsmarkt zolang de verblijfstitel geldig is.

Cijfers over geholpen slachtoffers zijn nog ontoereikend. De grote meerderheid van landen beschikt zelfs niet over cijfers. De exacte aantallen slachtoffers die in de afgelopen jaren hulp hebben gekregen, werden alleen door AT (162), BE (121), BG (81), CZ (14), FI (9) IT (2.143), LT (96), PL (10), SL (40), en NO (37) verstrekt. Enkele landen hebben effectieve maatregelen genomen; op EU-niveau is de situatie echter verre van bevredigend. Van de andere kant zijn, in landen als AT, BE, IT, BG, en UK, waar een aanzienlijk aantal slachtoffers is geholpen, de cijfers over strafprocedures ook hoger (zie punt 1.3). Daarom kan meer regelgeving noodzakelijk zijn om effectievere mechanismen voor slachtofferhulp te garanderen.

1.5.        Veilige en geassisteerde terugkeer

Slechts enkele landen zijn in staat cijfers te geven over geassisteerde terugkeer van slachtoffers. Sommige landen (BE, CZ, DK, FR, IT, NL, SI, SE, UK, NO) hebben verschillende soorten programma's gefinancierd, die gericht zijn op de bevordering van de sociale integratie van slachtoffers in hun landen van herkomst. In veel landen

PB L 261 van 6.8.2004. DK, IE en UK zijn er niet door gebonden.

Het ontbreken van een effectieve uitvoering lijkt niet alleen betrekking te hebben op landen waar de betrokken wetgeving slechts recentelijk is vastgesteld (CY, FR, DK, DE, HU, LV, MT, PT), maar ook op landen waar de wetgeving al een aantal jaren van kracht is. Er zij aan herinnerd dat dit punt slechts een eerste, voorlopig onderzoek is, gebaseerd op door de lidstaten ingevulde vragenlijsten. Een studie over de uitvoering van tien richtlijnen, waaronder Richtlijn 2004/81/EG, zal binnenkort worden

5

6

is risicobeoordeling door rechtshandhavingsinstanties vóór terugkeer niet geregeld, of wordt deze zeer beperkt uitgevoerd (BE 3, CZ 6, SI 2).

1.6.        Nationale coördinatiemechanismen

De nationale coördinatie wordt in elk land anders beheerd. In de meeste landen is een orgaan aangewezen voor de coördinatie tussen instanties, en daarom is normaal gezien een multidisciplinaire aanpak op regeringsniveau gewaarborgd. De nationale instrumenten lijken echter nog niet toereikend te zijn wat de toezichtsmechanismen betreft. Twee landen (NL en SE) hebben nationale rapporteurs aangesteld en acht landen melden dat zij vergelijkbare mechanismen hebben vastgesteld (BE, BG, CY, CZ, DK, FI, PT, UK). Deze situatie kan een negatieve invloed hebben op de kwaliteit van de verzamelde gegevens.

1.7.        Conclusies

De laatste jaren is de wetgeving op het gebied van strafrecht en slachtofferhulp op dynamische wijze geharmoniseerd. De beschikbare cijfers wijzen echter op een aanzienlijke kloof tussen de geldende wetgeving en de daadwerkelijke uitvoering. Er worden nog te weinig strafprocedures ingesteld. Op het gebied van slachtofferhulp en -bescherming moet met name worden gewezen op een ernstig gebrek aan effectieve uitvoering.

Aan de andere kant blijkt uit de cijfers dat er meer strafprocedures worden ingesteld in landen waar er een aanzienlijk aantal slachtoffers is geholpen. Dit impliceert dat er behoefte is aan een aanpak met de mensenrechten als richtsnoer, niet alleen om de rechten van slachtoffers te beschermen, maar ook in het belang van een goede rechtsbedeling. De Commissie overweegt het kaderbesluit over mensenhandel te herzien, mede om te zorgen voor effectievere mechanismen inzake slachtofferhulp.

De trend naar meer internationale rechtshandhaving en justitiële samenwerking is positief, hoewel er nog een aanzienlijke verbetering nodig is. De zwakke punten blijven politiële bescherming van slachtoffers, schadeloosstelling en politiële risicobeoordeling vóór terugkeer.

De lidstaten beschikken nu over coördinatiemechanismen op regeringsniveau, terwijl de toezichtsystemen nog moeten worden vastgesteld of verbeterd.


2.

De uitvoering van het EU-actieplan

Dit punt volgt de structuur van het EU-actieplan, en analyseert voor elke doelstelling de uitvoering van maatregelen door EU-organen.

2.1.

Coördinatie van het EU-optreden

2.1.1. Gemeenschappelijke prioriteiten vaststellen en de effectiviteit van het EU-optreden verbeteren

Wat de uitwisseling van informatie over de meest voorkomende landen van herkomst of doorvoer betreft, zond Europol in oktober 2006 een plan voor de inzameling van informatie toe en stelde het vervolgens een strategisch verslag op.

Europese financiering is een belangrijk instrument ter bevordering van de effectiviteit van het EU-optreden. Mensenhandel was een prioriteit in het programma "Preventie en bestrijding van criminaliteit" voor 2007 en 2008. In 2007 werden negen voorstellen die rechtstreeks verband hielden met mensenhandel voor financiering geselecteerd, en drie andere voorstellen hadden betrekking op daarmee verband houdende kwesties. De toegekende financiering bedroeg in totaal 3 102 484,78 euro.

Daarnaast werden twee studies gefinancierd, die in 2009 beschikbaar zullen zijn. De eerste heeft als doel het verband tussen wetgeving inzake prostitutie en mensenhandel te onderzoeken. De tweede heeft betrekking op het bepalen van de omvang van verschillende soorten mensenhandel, waaronder arbeidsuitbuiting, bedelarij en orgaanwegneming. In aansluiting op een aanbeveling van het Europees Parlement7 werd ook de opdracht gegeven tot een studie naar de haalbaarheid van een Europese hulplijn. Het Europees Parlement heeft in het ISEC-programma 2 miljoen euro gereserveerd om de kosten van een dergelijke hotline te dekken. De beoordelingshandleiding "Measuring Responses to Trafficking in Human Beings in the European Union" is het resultaat van een studie die in 2007 ook door de Commissie is gefinancierd.

2.1.2.     Zorgen voor een doorlopend debat over dit onderwerp, ook over de mensenrechtenaspecten

De jaarlijkse EU-dag tegen mensenhandel valt op 18 oktober. Die dag biedt alle organisaties die op het gebied van voorkoming en bestrijding van mensenhandel actief zijn, de gelegenheid aan bewustmaking te doen en netwerken op te zetten. Op de eerste dag tegen de mensenhandel in 2007 lag de klemtoon op een aanpak van het beleid inzake mensenhandel die gericht is op de mensenrechten.

2.1.3.     Zorgen voor gemeenschappelijke normen in de hele EU

Op 24 juli 2006 nam de Raad een besluit aan betreffende de sluiting, namens de

Europese Gemeenschap, van het Protocol ter voorkoming, bestrijding en bestraffing

van mensenhandel, inzonderheid handel in vrouwen en kinderen, gehecht aan het

Verdrag van de Verenigde Naties tegen de grensoverschrijdende georganiseerde criminaliteit8.

Wat de ondertekening en ratificatie van het Verdrag van de Raad van Europa inzake de bestrijding van mensenhandel9 betreft, hebben tot dusver tien EU-lidstaten (AT, BG, CY, DK, FR, LV, MT, PT, RO, SK) het Verdrag geratificeerd. Vijftien EU-lidstaten (BE, FI, DE, GR, HU, IE, IT, LT, LU, NL, PL, SI, SE, ES, UK) hebben het Verdrag ondertekend.

2.2. Het probleem

2.2.1. De kennis van de omvang en van de kenmerken van mensenhandel verbeteren

Er zijn verschillende initiatieven gefinancierd om de voorwaarden vast te stellen voor het opstellen van richtsnoeren voor gegevensverzameling. Er is met name een

16 november 2006, P6-TA(2006)0498. PB L 262 van 22.9.2006.

subgroep van de deskundigengroep voor statistieken over criminaliteit en strafrecht10 opgericht om misdrijven tegen personen te behandelen. De Commissie heeft haar krachten gebundeld met die van de IAO om de Delphi-methode te hanteren waarbij voor elke soort mensenhandel overeengekomen indicatoren worden vastgesteld. EUROSTAT zal in een latere fase bij de werkzaamheden worden betrokken.

Momenteel wordt Europol bij twee initiatieven betrokken: een door het ICMPD gestuurd project dat gericht is op gegevensverzameling in Zuidoost-Europa en een door de Oostenrijkse regering geleid project in partnerschap met de IOM dat gericht is op de ontwikkeling van richtsnoeren voor gegevensverzameling11.

Het Europees Migratienetwerk (EMN) heeft onder de lidstaten een ad-hoc query opgestart en een gemeenschappelijk onderzoeksmodel ontwikkeld12.

2.3. Voorkomen van mensenhandel

2.3.1.     Dieperliggende oorzaken van mensenhandel aanpakken

De Commissie heeft een groot aantal initiatieven ontwikkeld die gericht zijn op de aanpak van de dieperliggende oorzaken van mensenhandel, zoals armoede, uitsluiting, sociale ongelijkheden en ongelijke behandeling van mannen en vrouwen. Zij financiert ook projecten die rechtstreeks gericht zijn op de voorkoming van mensenhandel in een groot aantal derde landen, die dikwijls worden uitgevoerd door maatschappelijke organisaties. Voorts heeft de Commissie een aantal initiatieven gefinancierd, die zijn genomen om de economische, juridische en politieke situatie van de meest kwetsbare groepen, zoals kinderen, vrouwen, migranten en autochtonen, te verbeteren en hun rechten te bevorderen.

2.3.2.     Voorkomen van mensenhandel in landen van herkomst, doorvoer en bestemming Zie vorige alinea.

2.3.3.     Spoedige opsporing van slachtoffers mogelijk maken om uitbuiting te voorkomen

Wat het Visuminformatiesysteem (VIS) betreft, dat zal volgens plan eind mei 2009 beschikbaar zijn. Wat de opsporing van slachtoffers betreft, werd tijdens het Oostenrijkse voorzitterschap in Brussel een seminarie gehouden met deskundigen van regeringen en NGO's die slachtoffers diensten aanbieden, waarop beste praktijken op het gebied van opsporing van en hulp aan slachtoffers werden besproken. Het Finse voorzitterschap heeft een seminarie georganiseerd over de identificatie van kinderen13. Het Britse voorzitterschap heeft een strategische vergadering met Eurojust georganiseerd over de uitvoering van het EU-actieplan door aanklagers. Het Sloveense voorzitterschap heeft samen met Eurojust nog een strategische vergadering georganiseerd over de bescherming van slachtoffers.

Besluit 2006/581/EG van de Commissie van 7 augustus 2006 tot oprichting van een deskundigengroep

inzake de beleidsbehoeften op het gebied van criminaliteits- en strafrechtelijke gegevens (PB L 234 van

29.8.2006).

De Commissie zal bij het vaststellen van richtsnoeren voor gegevensverzameling rekening houden met

het resultaat van het DELPHI-initiatief en het AT-project.

MIGRAPOL – Europees Migratienetwerk – Doc 142.

De conclusies van het Finse seminarie over het in kaart brengen van risicokinderen zijn beschikbaar in

10

11

12

13

2.4.        Vermindering van de vraag

2.4.1.     Deskundigheid ontwikkelen om op het gebied van arbeidsuitbuiting de vraag terug te dringen

Na vier jaar productieve activiteit van de Deskundigengroep mensenhandel, werd in 2008 een nieuwe Deskundigengroep aangesteld14, met specifieke deskundigheid op het gebied van arbeidsuitbuiting.

2.4.2.     Terugdringing van de vraag naar mensenhandel in landen van bestemming

De Raad heeft de lidstaten gevraagd om beste praktijken te melden voor het engagement van de Gemeenschap om mensenhandel af te schrikken15.

2.5.        Onderzoek en vervolging

2.5.1.     Verbetering van de strategische en tactische informatie inzake mensenhandel

Europol werkt op regelmatige basis samen met Interpol. Wat het voorleggen door de lidstaten van informatie en gegevens aan Europol betreft, waren er naast de bijdragen aan het betrokken analytische werkbestand16, 127 bijdragen van lidstaten aan het Europol-informatiesysteem (EIS) over zaken van mensenhandel sinds het Informatiesysteem in april 2006 operationeel werd.

De dreigingsevaluatie voor georganiseerde criminaliteit (OCTA) is gepubliceerd en twee keer (in 2006 en in 2007) onder alle lidstaten verspreid. Mensenhandel wordt beschouwd als een criminele markt waaraan prioriteit moet worden verleend en waaraan op EU-niveau gerichte aandacht moet worden gegeven.

De samenwerking Europol/Frontex was gericht op de bestrijding van hulp bij illegale immigratie, maar geen van de daarmee verbonden initiatieven houdt rechtstreeks verband met mensenhandel.

2.5.2.     De lidstaten beter in staat stellen effectief onderzoek naar mensenhandel te voeren.

Na het voorstel van het comité voor het jaarprogramma van de EPA, stelde de raad van bestuur in 2006 een werkgroep van deskundigen aan, die in juni 2007 de definitieve versie van de beschrijving van de module voor de opleiding van leidinggevende ambtenaren uitbracht.

2.5.3.     De operationele samenwerking inzake mensenhandel tussen lidstaten verbeteren Zie punt 1.

2.5.4.     Effectievere samenwerking bij onderzoek en vervolging van mensenhandel mogelijk maken

Wat Europol betreft, zijn de doelstellingen voor 2008 en 2009 van de bevoegde Europol-eenheid Misdrijven tegen personen specifiek verbonden met het EU-plan.

Wat de rol van Eurojust betreft, zijn in 2007 71 nieuwe gevallen van mensenhandel geregistreerd. Dit is een aanzienlijke toename in vergelijking met de 32 nieuwe

Besluit van de Commissie van 17 oktober 2007 tot oprichting van de Deskundigengroep mensenhandel,

PB L 277 van 19.10.2007; Beschikking van de Commissie van 22 juli 2008 betreffende de benoeming

van de leden van de Deskundigengroep mensenhandel, PB L 194 van 23.7.2008, blz. 12.

Informatie is beschikbaar in document 6282/1/07.

Het analytische werkbestand (AWF) Phoenix werd in juni 2007 geopend en was gericht op

mensenhandel. Twee lidstaten hebben aangegeven dat zij dit werkbestand steunen en momenteel

14

15

16

gevallen in 2006. Eurojust heeft in 2007 ook 10 coördinatievergaderingen gehouden, specifiek voor gevallen van mensenhandel en mensensmokkel, hetgeen meer dan 10% bedraagt van de coördinatievergaderingen van Eurojust.

Essentiële aspecten van de ontwikkelingen in het juridisch kader voor mensenhandel in de lidstaten zijn onderzocht in punt 1. De Commissie van haar kant overweegt de herziening van het kaderbesluit inzake bestrijding van mensenhandel17.

2.6.        Bescherming en ondersteuning van slachtoffers van mensenhandel

2.6.1.     Ervoor zorgen dat het personeel in het veld over de juiste instrumenten en de juiste ervaring beschikt om slachtoffers op te sporen

Zie punt 2.3.3.

2.6.2.     Doeltreffende contacten tot stand brengen en intensiveren tussen steunverlenende organisaties, reïntegratiediensten en de lidstaten

Het Finse voorzitterschap heeft een vragenlijst verspreid om de voor slachtoffers beschikbare diensten te pogen in kaart te brengen. Een lijst van coördinerende organen in de regeringen en een lijst van dienstverleners met de relevante contactpunten zijn nu beschikbaar18. Tijdens het Duitse voorzitterschap werd overeengekomen om de relevante links op de JLS-website te publiceren.

Het opsporen en ondersteunen van slachtoffers was een prioriteit voor de Commissie in 2007 en voor de eerste Dag tegen de mensenhandel. De Commissie heeft met name "Aanbevelingen over de opsporing en verwijzing naar diensten van slachtoffers van mensenhandel"19 voorgesteld waarin wordt opgeroepen nationale mechanismen vast te stellen, die zijn gebaseerd op samenwerking tussen de regeringen en maatschappelijke organisaties.

2.7.        Terugkeer en reïntegratie

2.7.1. Uitwisselen van kennis en ervaring betreffende reïntegratieregelingen in de landen van herkomst en de procedure voor risicobeoordeling die worden uitgevoerd vóór terugkeer.

Zie punt 1.

2.8.        Buitenlandse betrekkingen

2.8.1. Aanscherpen van maatregelen ter bestrijding van mensenhandel in het kader van de betrekkingen met derde landen

Een aantal Strategiedocumenten per land en Regionale en Nationale indicatieve programma's bevatten rechtstreekse verwijzingen naar mensenhandel en naar het versterken van strategieën om factoren aan te pakken die bijdragen tot mensenhandel. De bestrijding van mensenhandel en mensensmokkel is een van de prioriteiten van verscheidene bilaterale EU-actieplannen "Europees Nabuurschapsbeleid", bijvoorbeeld met Egypte, Oekraïne en Moldavië.

De EU bespreekt de kwestie mensenhandel regelmatig met derde landen tijdens haar bilaterale politieke dialoog. De Commissie heeft lokale initiatieven gesteund zoals de

17 18 19

PB L 203 van 1.8.2002.

18 december 2007, 13124/07 REV 1– CRIMORG 139.

De aanbevelingen zijn beschikbaar op de JLS-website op het volgende adres:

Coordination Mekong Ministerial Initiative against Trafficking process (COMMIT) in Zuid-Azië, de uitvoering van het Nationale actieplan tegen mensenhandel in de westelijke Balkan, alsook de inspanningen van de Zuid-Afrikaanse regering tegen mensenhandel. Op het niveau van de Afrikaanse Unie heeft de Commissie het in november 2006 aangenomen Actieplan van Ouagadougou gesteund.

In het kader van het TAIEX-instrument heeft een aantal maatregelen betrekking op samenwerking met derde landen. Over dit onderwerp heeft TAIEX in 2006 en 2007 tien evenementen georganiseerd.

In het "Action Plan on Children's Rights in EU External Action" wordt de kwestie van de handel in kinderen als een prioriteit naar voren geschoven. In het kader van het thematisch programma "Investeren in mensen" is een oproep tot het indienen van voorstellen gedaan over kinderhandel en kinderen in gewapende conflicten.

2.9. Conclusies

Alle belanghebbenden die betrokken waren bij de uitvoering van het EU-actieplan hebben maatregelen getroffen en een aantal resultaten bereikt. Bepaalde maatregelen zijn echter nog niet uitgevoerd. Bovendien is het nog moeilijk om na te gaan welke de werkelijke gevolgen zijn van de uitgevoerde maatregelen op de feitelijke ontwikkeling van het beleid tegen mensenhandel.

Hoewel de Commissie en de Raad bijzonder actief zijn geweest op het gebied van slachtofferhulp en -bescherming, vertoont de feitelijke situatie belangrijke tekortkomingen.

De uitvoering op nationaal niveau speelt derhalve een cruciale rol bij de bespreking van nieuwe strategieën voor toekomstige maatregelen.

3. Voortzetting van het EU-beleid tegen mensenhandel

In het licht van de hierboven gemaakte analyse stelt de Commissie voor om de inspanningen op korte termijn te concentreren op enkele kernmaatregelen, die zijn vastgesteld rekening houdend met de in dit document vermelde zwakke punten. Eind 2009 zal op basis van de resultaten een nieuwe strategie worden vastgesteld.

3.1.        Nationale rapporteurs aanstellen of gelijkwaardige mechanismen vaststellen om trends in mensenhandel en de resultaten van het beleid tegen mensenhandel te monitoren op basis van overeengekomen criteria en indicatoren (Commissie, lidstaten)

3.2.        Nationale mechanismen vaststellen of versterken om slachtoffers van mensenhandel op te sporen en naar diensten te verwijzen, op basis van overeenkomsten tussen rechtshandhavingsinstanties en actoren van de civiele samenleving, waarbij aandacht wordt besteed aan de gendergelijkheid en een aanpak wordt gevolgd met de mensenrechten als richtsnoer (Commissie, voorzitterschap, lidstaten)

3.3.        Vaststellen of versterken van kinderbeschermingssystemen die erop gericht zijn effectief na te gaan of er redenen zijn om te vermoeden dat er in een bepaald geval sprake is van mensenhandel waarbij een kind wordt uitgebuit in prostitutie, seksindustrie, arbeid, bedelarij, illegale activiteiten of elke andere vorm van uitbuiting (Commissie, lidstaten)

3.4.        Steun en voldoende financiering verlenen aan NGO's die slachtoffers van mensenhandel bijstaan; de inspanningen van NGO's om een meer gestructureerd netwerk uit te bouwen, steunen en een dergelijk netwerk erkennen als een belangrijke gesprekspartner (Commissie, lidstaten)

3.5.        Systematische opleiding van de belangrijkste betrokkenen bij de opsporing van gevallen van mensenhandel, met bijzondere aandacht voor mensenhandel met het oog op arbeidsexploitatie (Europol, Cepol, lidstaten)

3.6.        De coördinatie van onderzoek en vervolging verbeteren, door onder meer het gebruik van bronnen bij Europol en Eurojust te bevorderen (voorzitterschap, Europol, Eurojust)

3.7.        De huidige maatregelen inzake buitenlandse betrekkingen versterken, met name in de westelijke Balkan en met de oostelijke buren van de EU, alsook met landen in Noord-Afrika, met inbegrip van het opheffen van belemmeringen voor justitiële samenwerking in strafzaken. Bevorderen dat de bestrijding van mensenhandel wordt opgenomen in de politieke en samenwerkingsdialoog, in Strategiedocumenten per land en in de strategieën voor armoedebestrijding en samenwerking met partnerlanden (Commissie, voorzitterschap)