Bijlagen bij COM(2009)472 - Werkzaamheden van het Gezamenlijk EU-forum over verrekenprijzen van maart 2007 tot maart 2009 met voorstel tot herziening van de gedragscode voor een efficiënte toepassing van het arbitrageverdrag

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

bijlage bij het arbitrageverdrag te preciseren of te herzien, teneinde te verduidelijken dat er slechts sprake is van ernstige strafbaarheid in uitzonderlijke gevallen zoals fraude.

4. De aanvangsdatum van de termijn van drie jaar (uiterste termijn om een zaak voor te leggen overeenkomstig artikel 6, lid 1, van het arbitrageverdrag)

De datum van "de eerste aanslag of soortgelijke maatregel waarvan dubbele belasting in de zin van artikel 1 het gevolg is of kan zijn, bijvoorbeeld door een verrekenprijscorrectie" wordt beschouwd als de aanvangsdatum van de termijn van drie jaar.

In geschillen over verrekenprijzen wordt de lidstaten aanbevolen deze definitie eveneens te hanteren voor de bepaling van de termijn van drie jaar die in artikel 25, lid 1, van het Oeso-modelverdrag inzake belasting naar inkomen en vermogen is voorgeschreven en in de dubbelbelastingverdragen tussen EU-lidstaten ten uitvoer is gelegd.

5. De aanvangsdatum van de termijn van twee jaar (artikel 7, lid 1, van het arbitrageverdrag)

i) Met het oog op de toepassing van artikel 7, lid 1, van het arbitrageverdrag wordt een zaak als voorgelegd beschouwd, zoals bedoeld in artikel 6, lid 1, wanneer de belastingplichtige volgende inlichtingen en stukken heeft verstrekt:

a) gegevens (zoals naam, adres, fiscaal identificatienummer) van de onderneming van de verdragsluitende staat die de zaak voorlegt, en van de andere partijen bij de relevante transacties;

b) informatie over de relevante feiten en omstandigheden van de zaak (waaronder informatie over de verhouding tussen de onderneming en de andere partijen bij de relevante transacties);

c) gegevens over de betrokken belastingtijdvakken;

d) afschriften van de aanslagen, het verslag van de belastingcontrole of soortgelijke maatregelen waarvan dubbele belasting beweerdelijk het gevolg is;

e) informatie over de beroeps- en geschillenprocedures die de onderneming of de andere partijen bij de relevante transacties hebben ingeleid, alsmede over de beslissingen van rechterlijke instanties in verband met de zaak;

f) een toelichting van de onderneming waarom zij meent dat de beginselen van artikel 4 van het arbitrageverdrag niet in acht zijn genomen;

g) een verbintenis van de onderneming dat zij zo spoedig mogelijk aan alle redelijke en passende verzoeken van een bevoegde autoriteit zal voldoen en alle stukken ter beschikking van de bevoegde autoriteiten zal houden; en

h) alle specifieke aanvullende informatie waarom de bevoegde autoriteit verzoekt binnen twee maanden nadat de belastingplichtige de zaak heeft voorgelegd.

ii) De termijn van twee jaar vangt aan op de laatste van de volgende data:

a) de datum van de aanslag, dat wil zeggen een definitieve beslissing van de belastingdienst over de aanvullende inkomsten of een soortgelijke maatregel;

b) de datum waarop het verzoek en de minimuminformatie als bedoeld in punt 5, onder i), aan de bevoegde autoriteit is voorgelegd.

6. Procedures van onderling overleg in het kader van het arbitrageverdrag

6.1 Algemene bepalingen

a) Het door de Oeso bepleite zakelijkheidsbeginsel ("arm's length") wordt toegepast zonder rekening te houden met de rechtstreekse fiscale gevolgen voor een verdragsluitende staat.

b) Geschillen worden zo spoedig mogelijk geregeld rekening houdende met de ingewikkeldheid van de problemen bij het geschil in kwestie.

c) Alle passende middelen om zo spoedig mogelijk tot een regeling in onderling overleg te komen, waaronder persoonlijke vergaderingen, komen in aanmerking. In voorkomend geval wordt de onderneming uitgenodigd om bij de bevoegde autoriteit een toelichting te geven.

d) Gelet op de bepalingen van deze gedragscode moet in onderling overleg een regeling worden getroffen binnen twee jaar na de datum waarop de zaak voor het eerst aan een van de bevoegde autoriteiten is voorgelegd overeenkomstig punt 5, onder ii), van deze gedragscode. Er wordt evenwel erkend dat het in sommige situaties (zoals wanneer een oplossing in het verschiet ligt, bij uiterst ingewikkelde transacties of in driehoekssituaties) passend kan zijn artikel 7, lid 4, toe te passen (verlenging van termijnen) om een korte verlenging overeen te komen.

e) De onderlingoverlegprocedure mag niet leiden tot onredelijke of buitensporige nalevingskosten voor de persoon die hierom heeft gevraagd, of voor andere personen die bij de zaak betrokken zijn.

6.2 Verrekenprijskwesties bij driehoekssituaties binnen de EU

a) Zodra de bevoegde autoriteiten van de verdragsluitende staten het erover eens zijn dat de zaak in kwestie als een driehoekssituatie binnen de EU moet worden aangemerkt, dienen zij de andere bevoegde autoriteit(en) in de EU onmiddellijk te verzoeken als waarnemer of actieve stakeholder aan de procedure en de besprekingen deel te nemen, en gezamenlijk over de geprefereerde aanpak te beslissen. Evenzo dient alle informatie met de andere bevoegde autoriteit(en) in de EU te worden gedeeld door middel van bijvoorbeeld de uitwisseling van informatie. De andere bevoegde autoriteit(en) moet(en) worden verzocht de werkelijke of mogelijke betrokkenheid van "haar" ("hun") belastingplichtige te bevestigen.

b) De betrokken bevoegde autoriteiten kunnen een van de volgende benaderingen toepassen om dubbele belastingheffing in driehoekssituaties binnen de EU in het kader van het arbitrageverdrag weg te nemen.

1. De bevoegde autoriteiten kiezen voor een multilaterale aanpak (onmiddellijke en volledige deelname van alle betrokken bevoegde autoriteiten); of

2. De bevoegde autoriteiten leiden een bilaterale procedure in - waarbij de twee partijen bij de bilaterale procedure de bevoegde autoriteiten zijn die (op basis van een vergelijkbaarheidsanalyse inclusief een functionele analyse en andere gerelateerde feitelijke elementen) de verbonden onderneming die in een andere lidstaat is gelegen en in de keten van relevante transacties of handels-/financiële betrekkingen een aanzienlijke rol heeft gespeeld bij de totstandkoming van een niet-zakelijk resultaat, hebben geïdentificeerd - en verzoeken de andere bevoegde autoriteit(en) in de EU als waarnemer deel te nemen aan de besprekingen in het kader van de onderlingoverlegprocedure; of

3. De bevoegde autoriteiten leiden tegelijkertijd meer dan een bilaterale procedure in en verzoeken de andere bevoegde autoriteit(en) in de EU als waarnemer deel te nemen aan de besprekingen in de respectieve onderlingoverlegprocedure.

De lidstaten wordt aanbevolen een multilaterale procedure toe te passen om zulke gevallen van dubbele belastingheffing op te lossen. Dit moet evenwel geschieden in overeenstemming met alle bevoegde autoriteiten, op basis van de specifieke feiten en omstandigheden van het geval. Indien een multilaterale benadering niet mogelijk is en er tegelijkertijd twee (of meer) bilaterale procedures worden ingesteld, dienen alle desbetreffende bevoegde autoriteiten bij de eerste fase van de procedure van het arbitrageverdrag te worden betrokken, hetzij als verdragsluitende staat in het kader van het oorspronkelijke beroep op het arbitrageverdrag hetzij als waarnemer.

c) De status van waarnemer kan wijzigen in die van stakeholder afhankelijk van het verloop van de besprekingen en de voorgelegde bescheiden. Indien de andere bevoegde autoriteit(en) aan de tweede fase (arbitrage) wil(len) deelnemen, moet(en) zij ook stakeholder worden.

Indien de andere bevoegde autoriteit(en) in de EU tijdens de volledige duur van de besprekingen slechts als waarnemer optreedt (optreden), heeft dit geen gevolgen voor de toepassing van de bepalingen van het arbitrageverdrag (bijvoorbeeld wat termijnen en procedures betreft).

Deelname als waarnemer bindt de andere bevoegde autoriteit(en) niet aan het eindresultaat van de procedure van het arbitrageverdrag.

Iedere uitwisseling van informatie in het kader van de procedure moet in overeenstemming zijn met de gebruikelijke wettelijke en bestuursrechtelijke voorschriften en procedures.

d) De belastingplichtige(n) dient (dienen) de betrokken belastingdienst(en) zo spoedig mogelijk in kennis te stellen van de eventuele betrokkenheid van (een) andere partij(en) in (een) andere lidstaat (lidstaten). Deze kennisgeving moet te gepasten tijde worden gevolgd door een presentatie van alle relevante feiten en bescheiden. Een dergelijke aanpak zal niet alleen tot een snellere oplossing van problemen van dubbele belastingheffing leiden, maar ook helpen te voorkomen dat een oplossing als gevolg van verschillen in de proceduretermijnen in de lidstaten uitblijft.

6.3 Praktisch verloop en transparantie

a) Om kosten en vertragingen als gevolg van vertaling zoveel mogelijk te beperken, dient de onderlingoverlegprocedure, en met name de uitwisseling van standpuntnota's, in een gemeenschappelijke werktaal te verlopen, of op een manier die hetzelfde effect heeft, indien de bevoegde autoriteiten op bilaterale (of multilaterale) basis tot een regeling kunnen komen.

b) De onderneming die om een onderlingoverlegprocedure heeft verzocht, wordt door de bevoegde autoriteit waaraan zij het verzoek heeft voorgelegd, op de hoogte gehouden van alle ontwikkelingen in de procedure die voor haar relevant zijn.

c) De vertrouwelijkheid van persoonsgegevens die uit hoofde van een bilateraal belastingverdrag of het recht van een verdragsluitende staat beschermd zijn, wordt gewaarborgd.

d) Binnen een maand nadat de belastingplichtige om een onderlingoverlegprocedure heeft verzocht, bevestigt de bevoegde autoriteit ontvangst van dit verzoek. Tezelfdertijd licht zij de bevoegde autoriteiten van de andere verdragsluitende staten die bij de zaak betrokken zijn, in en doet zij hun een afschrift van het verzoek van de belastingplichtige toekomen.

e) Indien de bevoegde autoriteit van mening is dat de onderneming de in punt 5, onder i), bedoelde minimuminformatie voor het inleiden van een onderlingoverlegprocedure niet heeft verstrekt, nodigt zij de onderneming binnen twee maanden na ontvangst van het verzoek uit haar de specifieke aanvullende informatie te verstrekken die zij nodig heeft.

f) De verdragsluitende staten zien erop toe dat de bevoegde autoriteit op een van de volgende wijzen gehoor geeft aan de onderneming die het verzoek indient:

i) indien de bevoegde autoriteit niet van mening is dat de winst van de onderneming in de winst van een onderneming van een andere verdragsluitende staat is of kan worden opgenomen, stelt zij de onderneming in kennis van haar twijfels, waarbij zij om nadere opmerkingen verzoekt;

ii) indien het verzoek volgens de bevoegde autoriteit gegrond is en zij zelf tot een bevredigende oplossing kan komen, stelt zij de onderneming hiervan in kennis en verricht zij zo spoedig mogelijk de correctie of verleent zij zo spoedig mogelijk de tegemoetkoming waarvan de juistheid is aangetoond;

iii) indien het verzoek volgens de bevoegde autoriteit gegrond is maar zij zelf niet tot een bevredigende oplossing kan komen, deelt zij de onderneming mee dat zij zal trachten de zaak te regelen in onderling overleg met de bevoegde autoriteit van de andere betrokken verdragsluitende staten.

g) Indien een zaak volgens een bevoegde autoriteit gegrond is, dient zij een onderlingoverlegprocedure in te leiden door de bevoegde autoriteit van de andere verslagsluitende staat (staten) over haar besluit in te lichten en een afschrift van de in punt 5, onder i), van deze gedragscode bedoelde informatie te doen toekomen. Tegelijkertijd deelt zij de persoon die een beroep op het arbitrageverdrag heeft gedaan, mee dat zij de onderlingoverlegprocedure heeft ingeleid. Tevens stelt de bevoegde autoriteit die de onderlingoverlegprocedure inleidt, de bevoegde autoriteit van de andere verdragsluitende staat (staten) en de persoon die het verzoek heeft voorgelegd, op basis van de informatie waarover zij beschikt, ervan in kennis of de zaak binnen de in artikel 6, lid 1, van het arbitrageverdrag bedoelde termijn is voorgelegd, en welke de aanvangsdatum van de in artikel 7, lid 1, van het arbitrageverdrag bedoelde termijn van twee jaar is.

6.4. Uitwisseling van standpuntnota's

a) De verdragsluitende staten verbinden zich ertoe dat, na de inleiding van de onderlingoverlegprocedure, de bevoegde autoriteit van het land waarin een aanslag — dat wil zeggen een definitieve beslissing van de belastingdienst over de inkomsten of een soortgelijke maatregel, waarin een correctie is aangebracht waarvan dubbele belasting in de zin van artikel 1 van het arbitrageverdrag het gevolg is of kan zijn — is of zal worden opgelegd, de bevoegde autoriteiten van de andere betrokken verdragsluitende staten een standpuntnota doet toekomen met de volgende inlichtingen:

i) de argumenten van de persoon die het verzoek indient;

ii) de mening van de bevoegde autoriteit over de zaak, bijvoorbeeld waarom zij meent dat er sprake is of kan zijn van dubbele belasting;

iii) de manier waarop de zaak kan worden opgelost teneinde dubbele belasting te elimineren, met een volledige toelichting van het voorstel.

b) In de standpuntnota wordt een volledige motivering van de aanslag of de correctie opgenomen. Voorts gaat de nota vergezeld van de basisdocumentatie ter ondersteuning van het standpunt van de bevoegde autoriteit en een lijst van alle andere stukken waarop de correctie gebaseerd is.

c) De standpuntnota wordt zo spoedig mogelijk toegezonden aan de bevoegde autoriteiten van de andere verdragsluitende staten die bij de zaak betrokken zijn, rekening houdende met de complexiteit van de specifieke zaak, doch uiterlijk binnen vier maanden na de laatste van de volgende data:

i) de datum van de aanslag, dat wil zeggen een definitieve beslissing van de belastingdienst over de aanvullende inkomsten of een soortgelijke maatregel;

ii) de datum waarop het verzoek en de minimuminformatie als bedoeld in punt 5, onder i), aan de bevoegde autoriteit is voorgelegd.

d) De verdragsluitende staten verbinden zich ertoe dat wanneer een bevoegde autoriteit van een land waarin geen aanslag of soortgelijke maatregel is of zal worden opgelegd waarvan dubbele belasting in de zin van artikel 1 van het arbitrageverdrag het gevolg is of kan zijn, bijvoorbeeld door een verrekenprijscorrectie, een standpuntnota van een andere bevoegde autoriteit ontvangt, zij zo spoedig mogelijk antwoordt, rekening houdende met de complexiteit van de specifieke zaak, doch uiterlijk binnen zes maanden na ontvangst van de standpuntnota.

e) Het antwoord kan een van de twee volgende vormen aannemen:

i) indien de bevoegde autoriteit van mening is dat er sprake is of kan zijn van dubbele belasting en zij met de in de standpuntnota voorgestelde oplossing instemt, stelt zij de andere bevoegde autoriteit(en) hiervan in kennis en verricht zij zo spoedig mogelijk de correctie of verleent zij zo spoedig mogelijk de tegemoetkoming;

ii) indien de bevoegde autoriteit niet van mening is dat er sprake is of kan zijn van dubbele belasting, of indien zij niet met de in de standpuntnota voorgestelde oplossing instemt, zendt zij de andere bevoegde autoriteit(en) een standpuntnota van antwoord toe waarin zij haar argumenten uiteenzet en een indicatief tijdschema voor de behandeling van de zaak voorstelt, rekening houdende met de complexiteit ervan. In voorkomend geval wordt een datum voor een persoonlijke vergadering voorgesteld, uiterlijk achttien maanden na de laatste van de volgende data:

aa) de datum van de aanslag, dat wil zeggen een definitieve beslissing van de belastingdienst over de aanvullende inkomsten of een soortgelijke maatregel;

bb) de datum waarop het verzoek en de minimuminformatie als bedoeld in punt 5, onder i), aan de bevoegde autoriteit is voorgelegd.

f) De verdragsluitende staten ondernemen de nodige stappen om de procedures, waar mogelijk, te bespoedigen. In dit verband dienen de verdragsluitende staten te overwegen om op regelmatige basis, en ten minste eenmaal per jaar, persoonlijke vergaderingen tussen hun bevoegde autoriteiten te organiseren om lopende onderlingoverlegprocedures te bespreken (mits het aantal zaken zulke regelmatige vergaderingen rechtvaardigt).

6.5 Dubbelbelastingverdragen tussen lidstaten

In geschillen over verrekenprijzen wordt de lidstaten aanbevolen de bepalingen van de punten 1 tot en met 3 eveneens toe te passen op onderlingoverlegprocedures die zijn ingeleid overeenkomstig artikel 25, lid 1, van het Oeso-modelverdrag inzake belasting naar inkomen en vermogen, dat ten uitvoer is gelegd in de dubbelbelastingverdragen tussen lidstaten.

7. Procedure tijdens de tweede fase van het arbitrageverdrag

7.1 Lijst van onafhankelijke personen

a) De verdragsluitende staten verbinden zich ertoe de secretaris-generaal van de Raad van de Europese Unie onverwijld in kennis te stellen van de namen van de vijf vooraanstaande onafhankelijke personen die aangewezen kunnen worden als lid van de in artikel 7, lid 1, van het arbitrageverdrag bedoelde raadgevende commissie, en van alle wijzigingen van de lijst.

b) Wanneer de verdragsluitende staten de secretaris-generaal van de Raad van de Europese Unie in kennis stellen van de namen van hun vooraanstaande onafhankelijke personen, verstrekken zij een curriculum vitae van deze personen, waarin onder andere hun ervaring op juridisch en fiscaal gebied en met name op het gebied van verrekenprijzen wordt vermeld.

c) De verdragsluitende staten kunnen op hun lijst eveneens vermelden welke vooraanstaande onafhankelijke personen voldoen aan de eisen om als voorzitter te worden aangewezen.

d) De secretaris-generaal van de Raad verzoekt de verdragsluitende staten jaarlijks de namen van hun vooraanstaande onafhankelijke personen te bevestigen en/of de namen van hun vervangers mee te delen.

e) De volledige lijst van alle vooraanstaande onafhankelijke personen wordt bekendgemaakt op de website van de Raad.

f) De vooraanstaande onafhankelijke personen hoeven geen onderdaan of inwoner te zijn van de staat die hen aanwijst, maar moeten wel onderdaan van een verdragsluitende staat zijn en hun woonplaats hebben binnen het grondgebied waarop het arbitrageverdrag van toepassing is.

g) De bevoegde autoriteiten wordt aanbevolen een overeengekomen verklaring van aanvaarding evenals een verklaring van onafhankelijkheid met betrekking tot het specifieke geval op te stellen, die door de geselecteerde vooraanstaande onafhankelijke personen dienen te worden ondertekend.

7.2 Oprichting van de raadgevende commissie

a) Tenzij de betrokken verdragsluitende staten anders overeenkomen, neemt de verdragsluitende staat die de eerste aanslag heeft opgelegd, dat wil zeggen de definitieve beslissing van de belastingdienst over de aanvullende inkomsten of een soortgelijke maatregel waarvan dubbele belasting in de zin van artikel 1 van het arbitrageverdrag het gevolg is of kan zijn, het initiatief voor de oprichting van de raadgevende commissie en regelt hij in overleg met de andere verdragsluitende staat (staten) de bijeenkomsten van deze commissie.

b) De bevoegde autoriteiten dienen de raadgevende commissie uiterlijk zes maanden na het verstrijken van de in artikel 7 van het arbitrageverdrag bedoelde termijn op te richten. Wanneer een bevoegde autoriteit dit niet doet, heeft een andere betrokken bevoegde autoriteit het recht om dit initiatief te nemen.

c) De raadgevende commissie bestaat normaal uit de voorzitter en de vertegenwoordigers van de bevoegde autoriteiten, tezamen met twee vooraanstaande onafhankelijke personen. In het geval van driehoekssituaties, waarbij een raadgevende commissie volgens de multilaterale aanpak moet worden opgericht, dienen de verdragsluitende staten de bepalingen van artikel 11, lid 2, van het arbitrageverdrag in acht te nemen en zo nodig aanvullende procedureregels vast te stellen, opdat de raadgevende commissie, inclusief haar voorzitter, haar advies bij gewone meerderheid van leden kan vaststellen.

d) De raadgevende commissie wordt bijgestaan door een secretariaat waarvan de faciliteiten worden verstrekt door de verdragsluitende staat die het initiatief voor de oprichting van de raadgevende commissie heeft genomen, tenzij de betrokken verdragsluitende staten anders overeenkomen. Om zijn onafhankelijkheid te waarborgen, staat het secretariaat onder toezicht van de voorzitter van de raadgevende commissie. De leden van het secretariaat zijn verplicht tot geheimhouding, zoals bepaald in artikel 9, lid 6, van het arbitrageverdrag.

e) De plaats waar de raadgevende commissie bijeenkomt en de plaats waar zij haar advies uitbrengt, kunnen tevoren worden bepaald door de bevoegde autoriteiten van de betrokken verdragsluitende staten.

f) De verdragsluitende staten verschaffen de raadgevende commissie vóór haar eerste bijeenkomst alle relevante documentatie en informatie, met name alle documenten, verslagen, briefwisseling en conclusies waarvan tijdens de onderlingoverlegprocedure gebruik is gemaakt.

7.3 Werking van de raadgevende commissie

a) Een zaak wordt geacht aan de raadgevende commissie te zijn voorgelegd op de datum waarop de voorzitter bevestigt dat de leden alle in punt 7.2, onder f), bedoelde relevante documentatie en informatie hebben ontvangen.

b) De procedure voor de raadgevende commissie vindt plaats in de officiële taal of talen van de betrokken verdragsluitende staten, tenzij de bevoegde autoriteiten in onderlinge overeenstemming anders besluiten, waarbij de wensen van de raadgevende commissie in aanmerking worden genomen.

c) De raadgevende commissie kan verlangen dat de partij waarvan een verklaring of document afkomstig is, zorg draagt voor een vertaling in de taal of talen van de procedure.

d) Onverminderd de bepalingen van artikel 10 van het arbitrageverdrag kan de raadgevende commissie verlangen dat de verdragsluitende staten en met name de verdragsluitende staat die de eerste aanslag heeft opgelegd, dat wil zeggen de definitieve beslissing van de belastingdienst over de aanvullende inkomsten of een soortgelijke maatregel waarvan dubbele belasting in de zin van artikel 1 van het arbitrageverdrag het gevolg is of kan zijn, voor haar verschijnen.

e) De kosten van de procedure voor de raadgevende commissie, die gelijkelijk over de betrokken verdragsluitende staten worden verdeeld, bestaan uit de administratieve kosten van de raadgevende commissie en de vergoedingen en kosten van de vooraanstaande onafhankelijke personen.

f) Tenzij de bevoegde autoriteiten van de betrokken verdragsluitende staten anders overeenkomen:

i) is de terugbetaling van de kosten van de vooraanstaande onafhankelijke personen beperkt tot de gebruikelijke terugbetaling voor hoge ambtenaren van de verdragsluitende staat die het initiatief voor de oprichting van de raadgevende commissie heeft genomen;

ii) is de vergoeding van de vooraanstaande onafhankelijke personen vastgesteld op 1 000 euro per persoon en per dag dat de raadgevende commissie bijeenkomt, en is de vergoeding van de voorzitter 10 % hoger dan die van de andere vooraanstaande onafhankelijke personen.

g) Tenzij de bevoegde autoriteiten van de betrokken verdragsluitende staten anders overeenkomen, betaalt de verdragsluitende staat die het initiatief voor de oprichting van de raadgevende commissie heeft genomen, de kosten van de procedure voor de raadgevende commissie.

7.4 Advies van de raadgevende commissie

De verdragsluitende staten verwachten dat het advies de volgende inlichtingen bevat:

a) de naam van de leden van de raadgevende commissie;

b) het verzoek, waarin de volgende inlichtingen zijn opgenomen:

- de naam en het adres van de betrokken ondernemingen;

- de betrokken bevoegde autoriteiten;

- een beschrijving van de feiten en omstandigheden van het geschil;

- een duidelijke beschrijving van de eisen;

c) een korte samenvatting van de procedure;

d) de argumenten en methoden waarop het advies is gebaseerd;

e) het advies;

f) de plaats waar het advies is uitgebracht;

g) de datum waarop het advies is uitgebracht;

h) de handtekening van de leden van de raadgevende commissie.

Het besluit van de bevoegde autoriteiten en het advies van de raadgevende commissie worden als volgt ter kennis gebracht:

i) Nadat het besluit is genomen, zendt de bevoegde autoriteit waaraan de zaak was voorgelegd, een afschrift van het besluit van de bevoegde autoriteiten en het advies van de raadgevende commissie toe aan alle betrokken ondernemingen.

ii) De bevoegde autoriteiten van de betrokken verdragsluitende staten kunnen overeenkomen dat het besluit en het advies volledig mogen worden gepubliceerd. Zij kunnen ook overeenkomen om het besluit en het advies te publiceren zonder vermelding van de namen van de betrokken ondernemingen en met weglating van alle gegevens waaruit de identiteit van de betrokken ondernemingen zou kunnen blijken. In beide gevallen is de toestemming van de ondernemingen vereist, en vóór publicatie moeten de betrokken ondernemingen aan de bevoegde autoriteit waaraan de zaak was voorgelegd, schriftelijk hebben meegedeeld dat zij geen bezwaar hebben tegen publicatie van het besluit en het advies.

iii) Van het advies van de raadgevende commissie worden drie originelen (of meer in het geval van driehoekssituaties) opgemaakt, waarvan er een aan elke bevoegde autoriteit van de betrokken verdragsluitende staten wordt toegezonden en een ter archivering aan het secretariaat-generaal van de Raad wordt overgemaakt. Indien er overeenstemming bestaat over de publicatie van het advies, wordt dit in de oorspronkelijke taal of talen openbaar gemaakt op de website van de Commissie.

8. Inning van belasting en berekening van rente bij grensoverschrijdende geschillenregeling

a) De lidstaten wordt aanbevolen alle nodige maatregelen te nemen opdat ondernemingen die een grensoverschrijdende geschillenregelingsprocedure in het kader van het arbitrageverdrag hebben ingesteld, voor de duur van die procedure uitstel van inning van belasting kunnen verkrijgen onder dezelfde voorwaarden als die welke gelden voor ondernemingen die nationale beroeps- of geschillenprocedures hebben ingesteld, ook al kunnen deze maatregelen in sommige lidstaten wetswijzigingen vereisen. Het is passend dat de lidstaten deze maatregelen ook van toepassing verklaren op grensoverschrijdende geschillenregelingsprocedures in het kader van hun onderlinge dubbelbelastingverdragen.

b) Aangezien een belastingplichtige tijdens de onderhandelingen in het kader van een onderlingoverlegprocedure geen nadeel mag ondervinden van het bestaan van verschillende benaderingen ter zake van de berekening en de vergoeding van rente zolang de procedure niet is afgerond, wordt de lidstaten aanbevolen een van de volgende benaderingen toe te passen:

- inning en teruggaaf van belasting zonder dat dit aanleiding geeft tot rente, of

- inning en teruggaaf van belasting mét rente, of

- aparte behandeling van ieder geval wat de berekening of vergoeding van rente betreft (eventueel in de loop van de onderlingoverlegprocedure).

9. Toetreding van nieuwe EU-lidstaten tot het arbitrageverdrag

De lidstaten streven ernaar het verdrag van toetreding van nieuwe EU-lidstaten tot het arbitrageverdrag ten spoedigste, doch uiterlijk twee jaar na hun toetreding tot de EU, te ondertekenen en te ratificeren.

10. Slotbepalingen

Om een gelijke en doeltreffende toepassing van de gedragscode te waarborgen, worden de lidstaten verzocht om de twee jaar bij de Commissie een verslag over de praktische werking van de gedragscode in te dienen. Op basis van deze verslagen brengt de Commissie verslag uit aan de Raad en kan zij een voorstel tot herziening van de bepalingen van de gedragscode indienen.

[1] ‘Transfer pricing guidelines for multinational enterprises and tax administrations’.

[2] PB L 225 van 20.8.1990 – Verdrag 90/436/EEG.

[3] Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement en het Economisch en Sociaal Comité "Naar een interne markt zonder belastingbelemmeringen - Een strategie voor het verschaffen van een geconsolideerde heffingsgrondslag aan ondernemingen voor de vennootschapsbelasting op hun activiteiten in de gehele EU " (COM(2001) 582 definitief van 23.10.2001).

[4] PB C 122 van 30.4.2004, blz. 45.

[5] PB C 176 van 28.7.2006, blz. 8.

[6] PB C 49 van 28.2.2006, blz. 23.

[7] PB C 176 van 28.7.2006, blz. 1.

[8] COM(2007) 71 definitief van 28.2.2007.

[9] Zie met name punt 81 van Thin Cap GL, zaak C-524/04 van 13.3.2007.

[10] PB C 106 van 26.4.2008, blz. 13.

[11] Zie werkdocument van de diensten van de Commissie.

[12] PB C 160 van 30.6.2005, blz. 1-22.

[13] PB L 174 van 3.7.2008, blz. 1-5.

[14] http://www.consilium.europa.eu/cms3_Applications/applications/Accords/details.asp?cmsid=297&id=2004119&lang=en&doclang=en.