Bijlagen bij COM(2010)480 - Verslag over de ontwikkeling, de validering en de wettelijke erkenning van alternatieve methoden ter vervanging van dierproeven op het gebied van cosmetica (2008)

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

bijlage IX bij de cosmeticarichtlijn

Bijlage IX bij de cosmeticarichtlijn bevat de lijst van de alternatieve methoden die door het Europees Centrum voor de validatie van alternatieve methoden (ECVAM) van het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek zijn gevalideerd, beschikbaar zijn om aan de eisen van die richtlijn te voldoen en niet zijn vermeld in bijlage V bij Richtlijn 67/548/EEG van de Raad betreffende de aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen inzake de indeling, de verpakking en het kenmerken van gevaarlijke stoffen.

Bijlage IX bij de cosmeticarichtlijn is bedoeld als aanvulling op bijlage V bij Richtlijn 67/548/EEG van de Raad. Bijlage IX moet ervoor zorgen dat alternatieve methoden die niet in de hele chemische sector maar alleen in de cosmeticasector toepasbaar zijn, snel wettelijk erkend kunnen worden. Aangezien het ECVAM geen alternatieve methoden voor dierproeven heeft gevalideerd die niet in de hele chemische sector toepasbaar zijn, is bijlage IX in 2008 en 2009 niet gewijzigd en staat daar nog steeds niets in.

3.1.2. Verordening (EG) nr. 440/2008 van de Commissie van 30 mei 2008 houdende vaststelling van testmethoden uit hoofde van Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (REACH)

Overeenkomstig Richtlijn 2006/121/EG[7] van het Europees Parlement en de Raad is bijlage V bij Richtlijn 67/548/EEG per 1 juni 2008 geschrapt. De Commissie heeft daarom een uitvoeringsverordening krachtens Verordening 1907/2006 inzake REACH vastgesteld die alle testmethoden van bijlage V bij Richtlijn 67/548/EEG omvat. Dit is Verordening (EG) nr. 440/2008[8], die nu ook de volgende testmethoden omvat:

- B. 10. Mutageniteit: in-vitrotest op chromosoomafwijkingen in zoogdiercellen;

- B. 13/14. Mutageniteit: terugmutatietest met bacteriën;

- B. 17. Mutageniteit: in-vitrogenmutatietest met zoogdiercellen;

- B. 40. In vitro: huidcorrosie: test op basis van de transcutane elektrische weerstand (TEW), komt overeen met OESO TG 430 (2004);

- B. 40 bis. In vitro: huidcorrosie: test met humaan huidmiddel, komt overeen met OESO TG 431 (2004);

- B. 41. In vitro 3T3 NRU fototoxiciteitstest, komt overeen met OESO TG 432 (2004);

- B. 42. Huidsensibilisatie: lokale lymfkliertest, komt overeen met OESO TG 429 (2002) (N.B.: dit is geen vervangende test);

- B. 45. Absorptie door de huid (penetratie via de huid): in-vitromethode, komt overeen met OESO TG 428 (2004);

- B. 46[9] . In vitro: huidirritatie: test met gereconstrueerd humaan epidermismodel.

3.2. Vooruitgang bij de ontwikkeling en validering van alternatieve methoden

3.2.1. Technisch verslag van het ECVAM

Het ECVAM heeft een “Cosmetics Technical Report” opgesteld dat betrekking heeft op de periode 2008-2009[10]. Hierin wordt nagegaan of het mogelijk is dierproeven vóór de in artikel 4 bis van de cosmeticarichtlijn vastgestelde einddata volledig te vervangen en wordt gedetailleerde informatie gegeven, met inbegrip van een overzichtstabel, over de activiteiten en programma’s van het ECVAM met betrekking tot de respectieve eindpunten.

3.2.1.1. Eindpunten met termijn 2009

Eindpunten die onder de termijn 2009 van het verkoopverbod vallen zijn huidcorrosie, huidirritatie, absorptie door de huid, mutageniteit/genotoxiciteit, fototoxiciteit, acute toxiciteit en oogirritatie. Er bestaan momenteel alternatieve methoden voor al deze tests (zie 3.1.2), met uitzondering van de laatste twee: oogirritatie en acute toxiciteit. Vergeleken bij mutageniteit/genotoxiciteit zijn deze tests echter gevoelig voor een onaanvaardbaar aantal fout-positieve resultaten. Het ECVAM werkt aan de verbetering van de in-vitrotestbatterij om dit probleem aan te pakken.

Voor oogirritatie en acute toxiciteit werden verschillende tests door het ECVAM gevalideerd, maar geen van deze tests kan dierproeven bij risicobeoordeling volledig vervangen. Er worden op dit moment teststrategieën ontwikkeld en beoordeeld die de gevalideerde tests combineren, met het doel de dierproeven voor oogirritatie volledig te vervangen. Uiterlijk in 2011 worden de nieuwe resultaten verwacht.

3.2.1.2. Eindpunten met termijn 2013

Eindpunten die onder de termijn 2013 van het verkoopverbod vallen, zijn toxiciteit bij herhaalde toediening (met inbegrip van huidsensibilisatie en kankerverwekkendheid), toxicokinetiek en toxiciteit met betrekking tot de voortplanting. Voor deze tests zijn nog geen vervangende tests beschikbaar en ligt de situatie veel moeilijker.

In-vitro- en in-silicotestsystemen voor toxicokinetiek en metabolisme zijn van cruciaal belang om artefactuele bevindingen die een bijkomend resultaat zijn van de in-vitro-omgeving, terzijde te kunnen schuiven. Er werd derhalve een samenwerkingsverband opgezet tussen het bedrijfsleven, de academische wereld, de Europese Commissie en de drie validatie-instanties (ECVAM[11], ICCVAM[12] en JACVAM[13]) om een metabolisch bekwaam in-vitrotestsysteem te valideren als een belangrijke bouwsteen bij geïntegreerde teststrategieën voor de complexe eindpunten.

Voor de eindpunten met betrekking tot kankerverwekkendheid, werden er drie varianten van de celtransformatietest in vitro gevalideerd volgens de modules 1 tot en met 4 van de modulaire benadering van het ECVAM. Deze worden binnenkort ingediend voor peer review door het ESAC. Op het gebied van huidsensibilisatie werden er drie veelbelovende in-vitromethoden [de Direct Peptide Reactivity Assay (DPRA), de human Cell Line Activation Test (h-CLAT) en de Myeloid U939 Skin Sensitisation Test (MUSST)] door het bedrijfsleven voldoende geoptimaliseerd en deze werden in 2009 door het ECVAM aanvaard voor prevalidatie.

Op het gebied van toxiciteit met betrekking tot de voortplanting worden er mogelijk enkele veelbelovende methoden ingediend voor (pre)validatie die ontwikkeld zijn in het kader van Reprotect, een door de EU gefinancierd onderzoeksproject in samenwerking met o.a. het ECVAM, en er worden momenteel enkele in-vitromethoden voor het identificeren van endocriene disruptoren gevalideerd. Met de lopende werkzaamheden die een modulaire benadering voorstaan voor de reproductiestudie met één generatie (Moore e.a., 2009) wordt een afname beoogd in het aantal dieren dat gebruikt wordt voor proeven op het gebied van toxiciteit met betrekking tot de voortplanting.

Voor de eindpunten die onder de termijn van 2013 vallen blijft het gebrek aan relevante methoden om de dierproeven volledig te vervangen een probleem.

3.2.2. Verklaringen van het Wetenschappelijk Comité voor consumentenveiligheid (WCCV)

In december 2009 heeft het WCCV het memorandum "Alternative Test Methods in Human Health Safety Assessment of Cosmetic Ingredients in the European Union"[14] gepubliceerd, waarin het advies geeft over de algemene stand van zaken met betrekking tot alternatieve methoden en het mogelijk gebruik ervan bij het beoordelingsproces van de gezondheidsrisico’s voor de mens van cosmetische ingrediënten en eindproducten.

In januari 2009 heeft het WCC (Wetenschappelijke Comité voor consumentenproducten, nu het WCCV) een standpunt gepubliceerd over de tests op genotoxiciteit/mutageniteit van cosmetische ingrediënten zonder dierproeven[15]. In dit standpunt benadrukt het WCC met name het hoge aantal fout-positieven (zie 3.2.1.1.).

De bezorgdheid die het WCC in december 2007 heeft uitgesproken[16] met betrekking tot de in-vitrotest EPISKIN™ op huidirritatie is ter hand genomen en de tests zijn opgenomen in deel B van Verordening (EG) nr. 440/2008 van de Commissie als testmethode B. 46. Het WCCV is echter nog steeds bezorgd over het gebruik van deze methode voor gekleurde stoffen.

3.2.3. Ondersteuning van onderzoeksactiviteiten door de Commissie

Het ontwikkelen van doeltreffende en nieuwe alternatieve methoden is al meer dan twintig jaar een prioriteit in de kaderprogramma’s voor onderzoek van de Europese Unie. De resultaten van het lopende onderzoek met betrekking tot alternatieve teststrategieën zijn onlangs gepubliceerd[17]. Om het gebrek aan methoden die dierenproeven vervangen bij de beoordeling van toxische effecten van chronische blootstelling aan te pakken, heeft de Commissie een aanbesteding getiteld “Towards the replacement of repeated dose systemic toxicity testing in human safety assessment”[18] uitgeschreven met een begroting van 25 miljoen euro. De cosmetica-industrie heeft toegezegd het bedrag van de door de Europese Commissie gegeven financiering te verdubbelen, waardoor er een totaalbedrag van 50 miljoen euro voor dit onderzoek beschikbaar is.

De ethische toetsing van alle voorstellen voor onderzoeksprojecten die dierproeven inhouden heeft bijgedragen aan de handhaving van EU-normen op het gebied van dierenwelzijn en dierproeven. Daarnaast heeft zij de toepasbaarheid van het beginsel van de drie v’s (vervangen, vermijden en verfijnen) vergroot bij de toetsing van testvoorstellen in het kader van de beoordelingsprocedure ten behoeve van het zevende kaderprogramma voor onderzoek van de Europese Unie.

3.2.4. Colipa (The European Cosmetic Toiletry and Perfumery Association)

Colipa heeft een onderzoeksprogramma naar alternatieven voor dierproeven en speelt een belangrijke rol in de ondersteuning van de ontwikkeling, validering en erkenning van alternatieve methoden ter vervanging van dierproeven. Wat oogirritatie betreft, heeft Colipa begin 2008 aan het ECVAM resultaten voorgelegd van de optimalisering van de twee verst gevorderde modellen met gereconstrueerde menselijke weefsels[19]. Voor genotoxiciteit en mutageniteit werkt Colipa aan methoden ter vermindering van het aantal fout-positieven bij in-vitrogenotoxiciteitstests met zoogdiercellen en aan de ontwikkeling van genotoxiciteitstests in 3D-modellen van de menselijke huid. Voor huidallergie streeft Colipa ernaar meer inzicht te krijgen in hoe chemische stoffen met de huid en cellen van het immuunsysteem reageren en huidallergie veroorzaken. Colipa heeft drie methoden aan het ECVAM voorgesteld, die momenteel geprevalideerd worden[20].

Een belangrijke bijdrage vormt de financiering van 25 miljoen EUR van Colipa, die is toegezegd in het kader van de aanbesteding met betrekking tot tests op systemische toxiciteit bij herhaalde toediening (zie 3.2.3.)

3.2.5. Overige

De in het verslag van 2007 genoemde lopende activiteiten, zoals het "European Partnership on Alternative Approaches to Animal Testing" (EPAA)[21], het communautair actieplan inzake de bescherming en het welzijn van dieren[22] en de herziening van Richtlijn 86/609/EEG betreffende de bescherming van dieren die voor experimentele en andere wetenschappelijke doeleinden worden gebruikt[23], werden voortgezet.

4. INTERNATIONALE AANVAARDING EN ERKENNING VAN ALTERNATIEVE METHODEN

De Commissie heeft de validering en wettelijke erkenning van alternatieve methoden bovenaan haar agenda van het sectoraal overleg over regelgeving op multilateraal en bilateraal niveau geplaatst.

4.1. Multilateraal niveau

De Commissie blijft actief samenwerken met haar tegenhangers uit de Verenigde Staten, Japan en Canada in het kader van de "International Cooperation on Cosmetic Regulation" (“ICCR”). Een van de aandachtspunten van de ICCR is het onderzoeken van de hinderpalen voor de internationale wettelijke erkenning van alternatieve testmethoden.

Er is belangrijke vooruitgang geboekt in de internationale samenwerking op het gebied van alternatieve testmethoden doordat er in september 2008 overeenstemming is bereikt over een "Framework for International Cooperation on Alternative Test Methods" (“ICATM”). In april 2009 hebben vertegenwoordigers van de validatie-instanties een memorandum voor samenwerking ondertekend ter bevordering van een sterkere internationale samenwerking en coördinatie met betrekking tot de wetenschappelijke validatie van testmethoden voor toxiciteit zonder en met minder aantal dieren.

Daarnaast werkt de Commissie samen met de OESO door regelmatig deel te nemen aan de bijeenkomsten en werkgroepen van deze organisatie, zoals de OESO-werkgroep van nationale coördinatoren van het Test Guidelines Programme, de taskforce Endocrine Disrupters Testing and Assessment en de subgroepen daarvan, die zich met alternatieven voor dierproeven bezighouden (bv. de Validation Management Group – Non-Animal) en andere ad-hocgroepen van deskundigen voor diverse alternatieve methoden.

4.2. Bilateraal niveau

De validering en wettelijke erkenning van alternatieve methoden krijgen ook de nodige aandacht in het bilateraal overleg over regelgeving met de voornaamste handelspartners. Met name:

4.2.1. V.S.

Vooruitgang op het gebied van de validatie en wettelijke erkenning van alternatieve methoden is een van de voornaamste streefdoelen van het trans-Atlantische economische kader en dit wordt nauwlettend gevolgd door de Trans-Atlantische Economische Raad (TEC). Het onderwerp alternatieve methoden voor dierproeven is opgenomen in het werkprogramma van de TEC voor 2009-2010 en de uitvoering van het ICATM en de voortdurende dialoog met het oog op alternatieve methoden (mogelijke prioriteiten) blijft hoog op de agenda staan.

4.2.2. Japan

Het onderwerp alternatieven voor dierproeven is herhaaldelijk ter sprake gekomen, met name in het kader van het overleg over de hervorming van de regelgeving in 2006, 2007 en 2008. Japan onderstreept dat het de activiteiten van het Japans Centrum voor de validatie van alternatieve methoden (JACVAM) ondersteunt.

4.2.3. China

Vervanging van dierproeven voor cosmetica blijft onderwerp van gesprek in verschillende fora, en met name op een vergadering van de werkgroep van DG Ondernemingen en AQSIQ[24] over cosmetica, die op 17 november 2008 werd gehouden en op vergaderingen met de SFDA[25] en de AQSIQ in januari 2009. Er is een basisovereenkomst dat China meer betrokken moet worden bij de ontwikkeling van alternatieve methoden.

5. CONCLUSIE

De lidstaten hebben hun interne structuur verbeterd om nauwkeurige gegevens over dierproeven te kunnen verstrekken en doeltreffend toe te zien op de toepassing van het verbod op dierproeven en het verkoopverbod, zoals was gevraagd in de richtsnoeren die bij het verzoek aan de lidstaten om nauwkeurige gegevens gevoegd waren[26]. Niettemin blijft de handhaving van het verbod op dierproeven en het verkoopverbod een belangrijke uitdaging vormen als het gaat om stoffen voor meerdere doeleinden.

Wat de termijn van 2009 betreft, bestaan er momenteel vervangende alternatieve methoden voor vijf van de zeven eindpunten die betrekking hebben op de veiligheid van cosmetische producten. Voor de overige twee eindpunten, “oogirritatie” en “acute toxiciteit”, wordt vooruitgang geboekt, maar konden de termijnen voor volledige vervanging niet worden gehaald. Er zijn goede vorderingen gemaakt en de Commissie verwacht dat er in de loop van 2010 ook voor de laatste twee effecten op de menselijke gezondheid vervangende methoden zullen zijn. In de tussentijd kan de cosmetica-industrie gebruikmaken van gegevens uit tests die voor maart 2009 zijn uitgevoerd.

Wat de termijn van 2013 betreft, ligt de situatie veel moeilijker. Het vervangen van dierproeven door alternatieve methoden is, als het om complexe toxicologische eindpunten gaat, geen eenvoudige wetenschappelijke opgave, ondanks alle nieuwe initiatieven die hiervoor op verschillende niveaus zijn genomen. Tijdens de voorbereiding op het onderzoek dat krachtens de cosmeticarichtlijn voor 2011 is vereist, zal de situatie grondig worden geanalyseerd.

[1] Richtlijn van de Raad van 27 juli 1976 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten inzake cosmetische producten (76/768/EEG). PB L 262 van 27.9.1976, blz. 169.

[2] Verordening (EG) nr. 1223/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 30 november 2009 betreffende cosmetische producten; PB L 342 van 22.12.2009, blz. 59.

[3] Zie het voorbehoud over de nauwkeurigheid van de gegevens onder 2.3 "Evaluatie van de verstrekte gegevens".

[4] Bij de totalen zijn veertig proefdieren inbegrepen die voor andere, niet nader gespecificeerde testen zijn gebruikt.

[5] COM(2007) 250 definitief van 15 november 2007.

[6] Verordening (EG) nr. 1223/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 30 november 2009 betreffende cosmetische producten; PB L 342 van 22.12.2009, blz. 59.

[7] Richtlijn 2006/121/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 tot wijziging van Richtlijn 67/548/EEG van de Raad betreffende de aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen inzake de indeling, de verpakking en het kenmerken van gevaarlijke stoffen teneinde deze aan te passen aan Verordening (EG) nr. 1907/2006 inzake de registratie en beoordeling van en de vergunningverlening en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (REACH), PB L 396 van 30.12.2006.

[8] Verordening (EG) nr. 440/2008 van de Commissie van 30 mei 2008 houdende vaststelling van testmethoden uit hoofde van Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (REACH), PB L 142 van 31.5.2008.

[9] Opgenomen bij Verordening (EG) nr. 761/2009 van de Commissie van 23 juli 2009 tot wijziging, in verband met de aanpassing ervan aan technische vooruitgang, van Verordening (EG) nr. 440/2008 van de Commissie houdende vaststelling van testmethoden uit hoofde van Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (REACH).

[10] Het technisch verslag is beschikbaar op de website van het ECVAM: http://ecvam.jrc.ec.europa.eu/

[11] Europees Centrum voor de validatie van alternatieve methoden.

[12] Interagency Coordinating Committee on the Validation of Alternative Methods, Verenigde Staten.

[13] Japans Centrum voor de validatie van alternatieve methoden.

[14] SCCS/1294/10 http://ec.europa.eu/health/scientific_committees/consumer_safety/docs/sccs_s_001.pdf

[15] SCCP/1212/09 http://ec.europa.eu/health/ph_risk/committees/04_sccp/docs/sccp_s_08.pdf

[16] SCCP/1145/07 http://ec.europa.eu/health/ph_risk/committees/04_sccp/docs/sccp_s_07.pdf

[17] EUR 23886 – Alternative Testing Strategies – Progress Report 2009, Replacing, Reducing and refining use of animals in research, Genomics & Biotechnology for Health.

[18] FP7-Health-2010-Alternative Testing.

[19] SkinEthic Human Corneal Epithelium (HCE) model en MatTek Epiocular model.

[20] De Human Cell Line Activation Test (h-CLAT), de Myeloid U937 Skin Sensitisation Test (MUSST) en de direct peptide reactivity assay (DPRA).

[21] Voor nadere informatie zie: http://www.ec.europa.eu/enterprise/epaa/index_en.htm.

[22] COM(2006) 13 definitief van 23.1.2006.

[23] Voor nadere informatie zie: http://ec.europa.eu/environment/chemicals/lab_animals/revision_en.htm.

[24] General Administration of Quality Supervision, Inspection and Quarantine, Volksrepubliek China.

[25] State Food and Drug Administration van China.

[26] Zie paragraaf 2.3.