Bijlagen bij SEC(2000)1439 - Verzoek van Ierland deel te nemen aan enkele van de bepalingen van het Schengen-acquis

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

bijlage aan het Verdrag van Amsterdam is gehecht (hierna "Schengen-Protocol" genoemd), worden de lidstaten die de Schengen-overeenkomsten hebben ondertekend, gemachtigd onderling een nauwere samenwerking binnen de werkingssfeer van die overeenkomsten en de darmee samenhangende bepalingen aan te gaan. Deze samenwerking vindt plaats binnen het institutionele en juridische kader van de Europese Unie en met inachtneming van de toepasselijke bepalingen van het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap.

Ingevolge artikel 4, eerste alinea, van het Schengen-Protocol kunnen de twee lidstaten die niet door het acquis van Schengen gebonden zijn, te allen tijde verzoeken om aan alle of aan enkele van de bepalingen van dit acquis deel te nemen.

Op 29 mei 2000 heeft de Raad besloten het verzoek van het Verenigd Koninkrijk om deel te nemen aan enkele van de bepalingen van het Schengen-acquis, in te willigen (Besluit 2000/365/EG) [1].

[1] PB L 131 van 1.6.2000.

In haar schrijven van 16 juni 2000 aan de voorzitter van de Raad heeft de regering van Ierland een verzoek gedaan deel te nemen aan enkele van de bepalingen van het Schengen-acquis betreffende de politiële en justitiële samenwerking in strafzaken, de drugsbestrijding en het SIS.

Dit verzoek heeft grotendeels betrekking op dezelfde bepalingen als die waaraan de Raad het Verenigd Koninkrijk heeft toegestaan deel te nemen.

2. Ingevolge artikel 4, tweede alinea, van het Schengen-Protocol neemt de Raad met eenparigheid van stemmen van de lidstaten die de Schengen-overeenkomsten hebben ondertekend en van de vertegenwoordiger van de regering van de betrokken staat een besluit over een dergelijk verzoek.

Ingevolge verklaring nr. 45 gehecht aan het Verdrag van Amsterdam verzoeken de Hoge Verdragsluitende Partijen de Raad het advies van de Commissie te vragen voordat hij een besluit neemt over een verzoek krachtens artikel 4 van het Schengen-Protocol.

Tijdens de vergadering van 5 juli 2000 heeft het Coreper de Commissie formeel om dit advies verzocht.

Met het onderhavige advies denkt de Commissie aan dit verzoek te voldoen.

II. Algemeen

3. In haar advies betreffende het verzoek van het Verenigd Koninkrijk heeft de Commissie enerzijds de "richtsnoeren ... met betrekking tot verzoeken op basis van artikel 4 van het Schengen-protocol" [2] (zie bijlage) ontwikkeld; anderzijds heeft zij deze richtsnoeren toegepast op het verzoek van het verenigd Koninkrijk.

[2] SEC(1999)1198 def.

Het besluit van de Raad betreffende het verzoek van het Verenigd Koninkrijk weerspiegelt in zeer hoge mate deze richtsnoeren. In beginsel blijven deze dus geldig.

Onderhavig advies is gebaseerd op deze richtsnoeren, maar er is tevens rekening gehouden met de inhoud van het besluit van de Raad betreffende het verzoek van het Verenigd Koninkrijk.

III. Toepassing van de richtsnoeren op het verzoek van Ierland deel te nemen aan enkele van de bepalingen van het Schengen-acquis

4. In toepassing van deze richtsnoeren en gelet op het besluit van de Raad betreffende het verzoek van het Verenigd Koninkrijk:

* neemt de Commissie nota van het verzoek van Ierland om deel te nemen aan enkele bepalingen van het Schengen-acquis, maar is zij ervan overtuigd dat deze samenwerking uiteindelijk zal moeten worden uitgebreid tot de vrijeverkeersaspecten van het Schengen-acquis, zodat Ierland dan aan alle aspecten van deze ruimte deelneemt;

* is de Commissie van mening dat dit verzoek een belangrijke etappe op weg naar de verwezenlijking van een ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid is.

Daarom doet de Commissie de Raad de volgende aanbeveling:

* zijn instemming te betuigen met het verzoek van Ierland;

* een positief besluit te nemen over alle elementen van het verzoek van Ierland; in haar advies betreffende het verzoek van het Verenigd Koninkrijk had de Commissie erop gewezen dat een gedeeltelijke deelneming aan het Schengen-acquis geen implicaties mag hebben voor de goede werking van het gehele acquis in de lidstaten die de Schengen-overeenkomsten hebben getekend; zij had er tevens op gewezen dat de gedeeltelijke deelneming betrekking moet hebben op elementen die coherent kunnen worden toegepast, zonder implicaties voor andere aspecten van het Schengen-acquis waarop dit besluit geen betrekking heeft; gelet op het feit dat de in het verzoek van Ierland opgesomde lijst van bepalingen van het Schengen-acquis overeenstemt met de lijst van bepalingen die worden vermeld in Besluit nr. 2000/365/EG, waarbij de deelneming van het Verenigd Koninkrijk werd toegestaan, is de Commissie van mening dat deze beide criteria vervuld zijn;

* een besluit goed te keuren waarin mutatis mutandis alle relevante bepalingen van besluit nr. 2000/365/EG worden overgenomen, met name deze met betrekking tot de nationale overheidsdiensten die bevoegd zijn op het gebied van uitwijzingen (art. 3), de deelneming aan de gemeenschappelijke controleautoriteit (art. 4), de procedure voor de inwerkingtreding van het Schengen-acquis (art. 6, leden 1, 2 en 4), de financiële reglementen (art. 7, lid 1) en de kosten van de technische realisatie van de gedeeltelijke deelneming van Ierland aan het SIS (art. 7, lid 2), evenals tot het vermoeden dat Ierland de voorzitter van de Raad onherroepelijk in kennis heeft gesteld van het feit dat het wenst deel te nemen aan alle voorstellen en initiatieven die voortbouwen op de bepalingen van het Schengen-acquis waaraan Ierland bij dit besluit van de Raad mag deelnemen (art. 8, lid 2).

5. Bovendien wenst de Commissie nog de volgende opmerkingen te maken:

- De Commissie heeft er nota van genomen dat dit verzoek van Ierland, in tegenstelling tot het verzoek van Groot-Brittannië en het Besluit nr. 2000/365/EG, geen betrekking heeft op de Schengen-regeling inzake grensoverschrijdende observatie (artikel 40 van de Overeenkomst van Schengen en de volgende artikel, voor zover zij hierop betrekking hebben). In dit verband moet worden vastgesteld dat de Schengen-regeling waaraan het Verenigd Koninkrijk en Ierland zullen mogen deelnemen, tevens dient te worden toegepast op de betrekkingen tussen deze landen. De Commissie aanvaardt dat er speciale redenen die rechtvaardigen dat in dit stadium (de toepassing van) de grensoverschrijdende observatie wordt uitgesloten van deze betrekkingen.

- Zoals reeds het geval was in Besluit nr. 2000/365/EG, zal in het besluit van de Raad betreffende de aanvraag van Ierland deel te nemen aan enkele bepalingen van het Schengen-acquis een onderscheid worden gemaakt tussen de principiële instemming met een dergelijke deelneming en de effectieve tenuitvoerlegging van de bepalingen van het Schengen-acquis. De Commissie is van oordeel dat, wanneer de Raad krachtens artikel 6, lid 1, van besluit nr. 2000/365/EG en/of het overeenkomstig artikel in het nu te nemen besluit betreffende het verzoek van Ierland de data voor de inwerkingstelling van de verschillende bepalingen van het Schengen-acquis moet vaststellen, overwogen moet worden of een element van het Schengen-acquis gelijktijdig door het Verenigd Koninkrijk en Ierland moet worden in werking gesteld, met name gelet op het bestaan van de onderlinge "Common Travel Area" en om te zorgen voor regionale samenhang bij de ontwikkeling van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid.

6. Dit advies is gericht aan de Raad met het oog op het door de Raad te nemen besluit over het verzoek van Ierland overeenkomstig artikel 4, lid 2, van het Schengen-Protocol; het wordt ter informatie naar het Europees Parlement gestuurd.


BIJLAGE

De richtsnoeren van de Commissie met betrekking tot verzoeken op basis van artikel 4 van het Schengen-Protocol

[uittreksels uit het advies van de Commissie over het verzoek van het Verenigd Koninkrijk deel te nemen aan enkele van de bepalingen van het Schengen-acquis, SEC(1999)1198 def.]

"5. Deze verzoeken moeten eerst worden geëvalueerd in het licht van de algemene doelstelling de Europese Unie te handhaven en verder te ontwikkelen als een ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid, waarbij een juist evenwicht tussen deze drie componenten in acht wordt genomen [3]. Instemming met verzoeken om in volle omvang of gedeeltelijk deel te nemen aan het Schengen-acquis is niet strijdig met de verplichting die de Europese Gemeenschap heeft om binnen vijf jaar na de inwerkingtreding van het Verdrag van Amsterdam instrumenten in te voeren om deze doelstelling te bereiken.

[3] Zie in dit verband de mededeling van de Commissie "Naar een ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid", COM(1998)459 def., blz. 10.

6. Door het Schengen-Protocol is het Schengen-acquis in het kader van de Europese Unie opgenomen. Behoudens enige aanpassingen van het institutionele kader van de Unie, behoefde niet opnieuw te worden onderhandeld over dit acquis dat voordien in intergouvernementeel verband was uitgewerkt. De Commissie is van oordeel dat een verzoek om deelneming krachtens artikel 4 van het protocol in geen geval tot nieuwe onderhandelingen mag leiden.

7. Gezien het Protocol betreffende de toepassing van bepaalde aspecten van artikel 7 A van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap op het Verenigd Koninkrijk en Ierland, dat is gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, opent artikel 4 van het Schengen-Protocol voor Ierland en het Verenigd Koninkrijk de mogelijkheid een verzoek in te dienen om deel te nemen aan alle of aan enkele van de bepalingen van het Schengen-acquis. Hierbij mag evenwel niet uit het oog worden verloren dat het om een heel bijzondere situatie gaat: krachtens artikel 8 van het Protocol moeten alle kandidaat-lidstaten van de Europese Unie het Schengen-acquis namelijk volledig aanvaarden.

8. Wanneer een verzoek om deelneming aan het Schengen-acquis overeenkomstig artikel 4 van het Schengen-Protocol niet alle bepalingen van dit acquis betreft, maar slechts een deel ervan, mag deze gedeeltelijke deelneming geen invloed hebben op de goede werking van de samenwerking tussen de lidstaten die de Schengen-overeenkomsten hebben ondertekend. Een dergelijk verzoek moet dus betrekking hebben op een afgerond geheel van het acquis, dat kan worden toegepast zonder dat er een juridische of technische band met andere, niet door het verzoek bestreken aspecten is.

9. Ten slotte moeten bij de toepassing van artikel 4 van het Schengen-Protocol de mechanismen in acht worden genomen, die tot nu toe hebben bijgedragen aan het noodzakelijke wederzijdse vertrouwen tussen de partners bij deze samenwerking. In het onderhavige geval zou het wenselijk zijn een onderscheid te blijven maken tussen het principebesluit waarbij de Raad gevolg geeft aan een verzoek om deelneming in alle onderdelen, en de uitvoering van dit besluit in de praktijk. Deze zou in etappes kunnen plaatsvinden, waarbij met name rekening wordt gehouden met de overgangsperiodes die [Ierland] wellicht nodig heeft voor aanpassingen op wetgevend en technisch niveau.

10. Bij de vaststelling van de territoriale werkingssfeer voor de delen van het Schengen-acquis waaraan het Verenigd Koninkrijk wil deelnemen, moet rekening worden gehouden met de volgende punten: artikel 299 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap; de mogelijkheid van deze bepalingen af te wijken voor zover hiervoor objectieve redenen bestaan; de protocollen die aan het Verdrag van Amsterdam zijn gehecht en met name het Protocol betreffende de toepassing van bepaalde aspecten van artikel 7 A van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap op het Verenigd Koninkrijk en Ierland; de territoriale werkingssfeer die voor soortgelijke onder titel VI van het Verdrag betreffende de Europese Unie vallende instrumenten is vastgesteld."